Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oosterhout

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 7 juni 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOosterhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 7 juni 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout”
CiteertitelBeleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet
  2. artikel 58, tweede lid, van de Participatiewet
  3. artikel 59 van de Participatiewet
  4. artikel 60 van de Participatiewet
  5. artikel 62f van de Wet werk en bijstand
  6. artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
  7. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  8. artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2022Nieuwe regeling

07-06-2022

gmb-2022-264198

347397

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 7 juni 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout”

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout,

 

gelet op:

  • -

    artikel 17, lid 2, artikel 58, lid 2, artikel 59, artikel 60 en artikel 62f, onderdeel b van de Participatiewet;

  • -

    artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo);

  • -

    titel 4.3 en artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • -

    de Tozo een bijzondere, tijdelijke regeling is ten behoeve van zelfstandig ondernemers die financieel getroffen zijn door de coronacrisis;

  • -

    het bedrijfskapitaal Tozo in de vorm van een geldlening wordt verstrekt en daaraan voorwaarden zijn verbonden;

  • -

    het belangrijk is om:

    • -

      de zelfstandige te ondersteunen als dit nodig is;

    • -

      de betalingsverplichtingen te laten nakomen zodra dit vereist en mogelijk is;

    • -

      een betalingsregeling te treffen als dit grotere problemen dan wel faillissement kan voorkomen; en

    • -

      het bedrijfskapitaal Tozo terug te vorderen als niet aan de verplichtingen wordt voldaan;

  • -

    het wenselijk is om in aanvulling op de Beleidsregels terugvordering en verhaal Sociale Zekerheid 2018, gemeente Oosterhout uniforme regelgeving voor de terugvordering en invordering van het bedrijfskapitaal Tozo vast te leggen;

besluit

 

vast te stellen de “Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers, gemeente Oosterhout”.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    a.

    bedrijfskapitaal:

    bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening op grond van de Tozo van in totaal maximaal € 10.157,--;

    b.

    Bbz:

    Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    c.

    college:

    college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout;

    d.

    Tozo:

    Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

    e.

    wet:

    Participatiewet;

    f.

    zelfstandige:

    de rechthebbende volgens artikel 1 van de Tozo.

Artikel 2 Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het bedrijfskapitaal op grond van de artikel 58, lid 2, artikel 59 en artikel 60 van de wet.

Artikel 3 Opeisbaar stellen bedrijfskapitaal

  • 1.

    Het college merkt de lening bedrijfskapitaal als direct opeisbaar aan wanneer:

    • a.

      de zelfstandige de terugbetalingsverplichtingen niet nakomt;

    • b.

      de zelfstandige zijn bedrijf of beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt of beëindigt;

    • c.

      er sprake is van surseance van betaling of faillissement van de zelfstandige, van één van de vennoten of leden waarmee het bedrijf of zelfstandig beroep in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend, of van de rechtspersoon;

    • d.

      er sprake is van curatele van de zelfstandige, of bij onderbewindstelling van het vermogen van de zelfstandige en/of het bedrijf;

    • e.

      de zelfstandige het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming;

    • f.

      de zelfstandige komt te overlijden.

  • 2.

    Terug- en invordering vindt plaats bij de zelfstandige en/of diens partner, als deze partner bij de bijstand is inbegrepen.

Artikel 4 Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal

  • 1.

    Het college stelt de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal vast op basis van de looptijd van de geldlening en kan hierbij rekening houden met de aflossingscapaciteit van de zelfstandige.

  • 2.

    Wanneer de zelfstandige niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, zal het college contact opnemen met de zelfstandige. Daarna volgen, als dit nodig is, een eerste en een tweede aanmaning.

  • 3.

    Als de zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, gaat het college direct over tot terugvordering van de openstaande vordering plus achterstallige rente.

  • 4.

    Als sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de rente- en aflossingsverplichtingen, betaalt de zelfstandige over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente.

Hoofdstuk 2 Invordering en betalingsverplichting

Artikel 5 Aflossingscapaciteit en betalingsregeling

  • 1.

    Het college biedt de zelfstandige wanneer de vordering, bestaande uit de rentedragende geldlening plus achterstallige rente, direct opeisbaar is geworden, een termijn van 6 weken om het volledige openstaande bedrag te voldoen. Ook biedt het college de zelfstandige de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Dit wordt in de beschikking vermeld.

  • 2.

    De zelfstandige kan zelf een betalingsregeling voorstellen. Hiermee stemt het college in als:

    • a.

      daarmee de vordering binnen een periode van 60 maanden in zijn geheel kan worden afgelost; en

    • b.

      de voorgestelde aflossing ten minste € 175,-- per maand bedraagt.

  • 3.

    Wanneer een betalingsregeling zoals genoemd in het tweede lid niet tot stand kan komen, wordt de aflossing vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 50% van het inkomen boven deze norm, maar maximaal het bedrag dat berekend met de rekenmodule beslagvrije voet is in te vorderen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede en het derde lid kan het college met een betalingsvoorstel van de zelfstandige instemmen als daarmee wordt bereikt dat de zelfstandige de vordering via minnelijke weg blijft betalen.

Artikel 6 Mogelijkheden tot wijziging van een betalingsverplichting

  • 1.

    Het college kan op verzoek van de zelfstandige de eerder vastgestelde betalingsverplichting wijzigen als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met wijzigingen in de (financiële) situatie van de zelfstandige.

  • 2.

    Het college kan de betalingsverplichting wijzigen wanneer uit een draagkrachtonderzoek blijkt dat de zelfstandige over onvoldoende draagkracht beschikt, of als daarmee wordt bereikt dat de zelfstandige de vordering via minnelijke weg blijft betalen.

  • 3.

    Het college voert periodiek of op basis van signalen onderzoek uit naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden.

Artikel 7 Uitstel van betaling

  • 1.

    Het college kan op schriftelijk verzoek van de zelfstandige uitstel van de betalingsverplichting verlenen voor de duur van telkens maximaal zes maanden. Dit kan alleen als de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven en de zelfstandige dit onderbouwt met bewijsstukken.

  • 2.

    Het college stemt zonder onderzoek in met een verzoek tot uitstel van betaling als:

    • a.

      aan de zelfstandige in de periode van twaalf maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend; en

    • b.

      het uitstel van betaling niet langer duurt dan zes maanden.

  • 3.

    Het college trekt het besluit tot uitstel van betaling in wanneer:

    • a.

      op een later tijdstip blijkt dat de zelfstandige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen; en/of

    • b.

      de gronden voor verlening van het uitstel als bedoeld in het eerste lid zijn komen te vervallen.

Artikel 8 Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Als de zelfstandige na terugvordering van het bedrijfskapitaal niet bereid is een betalingsregeling te treffen of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, kan het college invorderen bij dwangbevel. De invordering kan dan worden overgedragen aan de deurwaarder.

  • 2.

    Bij inschakeling van een deurwaarder betaalt de zelfstandige de in rekening gebrachte kosten.

Hoofdstuk 3 Afzien van invordering

Artikel 9 Afzien van (verdere) invordering na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Het college kan ambtshalve van (verdere) invordering afzien als de zelfstandige:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, mits die betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald, mits de betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat de zelfstandige deze binnen afzienbare tijd zal gaan verrichten;

    • d.

      gedurende vijf jaar volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan of in totaal 25% of meer van de hoofdsom heeft afgelost, en een bedrag van ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college, in afwijking van het eerste lid, besluiten geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien.

Artikel 10 Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling

  • 1.

    Op grond van artikel 58, lid 2, onderdeel b van de wet en artikel 3, lid 1, onderdeel a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening kan het college de vordering kwijtschelden als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de zelfstandige de schuld niet binnen afzienbare tijd zal kunnen afbetalen; en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder kwijtschelding van de Tozo-vordering niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van het college ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Het college trekt het besluit om mee te werken aan een schuldregeling in als:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      de zelfstandige de aan de schuldregeling verbonden verplichtingen ondanks waarschuwing blijft schenden; of

    • c.

      op een later tijdstip blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan, onverminderd artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in bijzondere gevallen ten gunste van de zelfstandige afwijken van deze beleidsregels, als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en duur beleidsregels

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2022.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout”.

Aldus vastgesteld op 7 juni 2022

de burgemeester

de secretaris

Algemene toelichting

In maart 2020 kreeg Nederland als gevolg van de coronapandemie te maken met een lockdown. Veel ondernemers moesten hierdoor hun activiteiten staken en kregen te maken met een verlies van inkomsten. Om deze ondernemers te ondersteunen kwam het kabinet in maart 2020 met een omvangrijk steunpakket. Een van de onderdelen van dit steunpakket was de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De uitvoering van de Tozo werd neergelegd bij de gemeenten.

 

De Tozo kende twee onderdelen. In de eerste plaats een periodieke uitkering voor levensonderhoud op niveau van de bijstandsnorm, in afwijking van de reguliere bijstand was hierbij geen vermogenstoets van toepassing. Het tweede onderdeel van de Tozo was bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal bij liquiditeitsproblemen tot een maximumbedrag van € 10.157,--. Dit bedrijfskapitaal is verstrekt in de vorm van een lening met hierbij een aflossings- en renteverplichting.

 

Gedurende de coronacrisis is de Tozo enkele malen verlengd. Voor het onderdeel bedrijfskapitaal geldt dat het moment waarop gestart moet worden met de aflossing enkele malen verschoven is. Ook de looptijd van het bedrijfskapitaal is verlengd en verder is het in rekening brengen van rente enige tijd gestopt.

 

Vanaf 1 juli 2022 dient gestart te worden met de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal. Verder zal vanaf 1 juli 2022 weer rente in rekening gebracht moeten worden, deze rente bedraagt 2% op jaarbasis.

De looptijd van de lening is inmiddels vastgesteld op 6 jaar. Deze looptijd vangt aan op het moment van de verstrekking van het bedrijfskapitaal.

 

In deze beleidsregels Terug- en invordering bedrijfskapitaal Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers zijn de bepalingen opgenomen die gelden bij de terugbetaling van het bedrijfskapitaal. Deze bepalingen zijn vooral van belang in situaties waarin de zelfstandige niet in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, het Bbz 2004 en de Tozo hoeven hier niet verder beschreven worden. In het eerste lid wordt verwezen naar de begripsbepalingen in deze regelingen. In het tweede lid wordt een beperkt aantal begrippen omschreven, deze omschrijvingen spreken voor zich.

Artikel 2 Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal

In dit artikel wordt expliciet benoemd dat gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot terugvordering. Dit heeft niet direct betrekking op de ‘reguliere’ aflossing van het bedrijfskapitaal, maar om situaties waarin niet aan deze aflossingsverplichting wordt voldaan (artikel 58, Participatiewet). Artikel 59 Participatiewet biedt de mogelijkheid om dan ook terug te vorderen van gezinsleden, het zal dan vooral gaan om terugvordering van de partner.

Artikel 3 Opeisbaar stellen bedrijfskapitaal

Dit artikel bepaalt in welke gevallen de openstaande vordering direct opeisbaar wordt. Het gaat hierbij om situaties waarin de zelfstandige niet meer voldoet aan de reguliere betalingsverplichting.

Artikel 4 Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal

De wetgever heeft bepaald dat de maximale looptijd van het Tozo-bedrijfskapitaal 6 jaar bedraagt. Deze looptijd start op het moment van de verstrekking. De hoogte van de maandelijks te betalen aflossing zal bepaald worden op basis van het openstaande bedrag en de looptijd die vanaf 1 juli 2022 nog resteert.

Indien op 1 juli 2020 een lening is verstrekt aan de zelfstandige betekent dit dus dat er nog een looptijd van 4 jaar resteert. In de situatie waarin het maximale bedrag van € 10.157 is verstrekt betekent dit dus gedurende 48 maanden een aflossing van € 211,60 per maand. Daarnaast dient rente (2%) betaald te worden door de zelfstandige.

Hoofdstuk 2 Invordering en betalingsverplichting

Artikel 5 Aflossingscapaciteit en betalingsregeling

Indien de zelfstandige niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, wordt het totale openstaande bedrag op grond van artikel 3 van deze beleidsregels direct opeisbaar. Als deze situatie zich voordoet dan kan op grond van artikel 5 een betalingsregeling getroffen worden. Als deze betalingsregeling niet tot stand komt zal invordering plaatsvinden met toepassing van de regels beslagvrije voet. Hierbij zal de rekenmodule beslagvrije voet worden toegepast.

https://www.kbvg.nl/wetten-en-regels/vbvv/bereken-uw-beslagvrije-voet-1.

Artikel 6 Mogelijkheden tot wijziging van een betalingsverplichting

In de loop van de tijd kan de financiële situatie van de zelfstandige wijzigen, waardoor de vastgestelde betalingsverplichting niet meer goed aansluit bij de financiële situatie. Het kan dan wenselijk zijn om de betalingsverplichting te wijzigen. De beoordeling of de betalingsverplichting gewijzigd moet worden, kan zowel op verzoek van de zelfstandige als op basis van een periodiek onderzoek van de gemeente zijn. Voor wat betreft de termijn waarop dit periodiek onderzoek plaatsvindt, wordt aangesloten bij de bepalingen van het heronderzoeksplan.

Artikel 7 Uitstel van betaling

Er kunnen zich situaties voordoen waarin de zelfstandige tijdelijk niet in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. In artikel 7 is geregeld dat in een dergelijke situatie gedurende maximaal 6 maanden uitstel van betaling verleend kan worden. De zelfstandige dient zijn verzoek om uitstel wel te onderbouwen, waarbij onder andere duidelijk wordt dat er sprake is van een tijdelijke situatie en de zelfstandige na de uitstelperiode weer in staat is om aan de verplichtingen te voldoen.

Artikel 8 Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

Dit artikel bepaalt dat overgegaan kan worden tot dwanginvordering indien de zelfstandige niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen en niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling. In het tweede lid is bepaald dat eventuele deurwaarderskosten bij dwanginvordering voor rekening komen van de zelfstandige.

Hoofdstuk 3 Afzien van invordering

Artikel 9 Afzien van (verdere) invordering na het voldoen aan de betalingsverplichting

De situatie kan zich voordoen dat een zelfstandige gedurende lange tijd slechts een beperkte betaalcapaciteit heeft. Het is wenselijk dat ook in een dergelijke situatie uitzicht bestaat op een einde aan de betalingsverplichting. In dit artikel zijn daarom bepalingen opgenomen dat afgezien kan worden van verdere invordering. Bij deze bepalingen is aangesloten bij artikel 7 van de ‘Beleidsregels terugvordering en verhaal Sociale Zekerheid 2018, gemeente Oosterhout’.

Artikel 10 Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling

Met de verstrekking van een Tozo-bedrijfskapitaal hebben wij een vordering op de zelfstandige. Deze vordering zal niet de enige schuld zijn die de zelfstandige heeft. Er kunnen zich situaties voordoen dat de totale schuldenlast van de zelfstandige zodanig is dat dit problematisch wordt. De zelfstandige kan hierbij genoodzaakt zijn om een beroep te doen op schuldhulpverlening voor het treffen van een schuldregeling.

Uitgangspunt is dat de Tozo-vordering wordt meegenomen in de schuldregeling. Als het hierdoor problematisch is om tot een schuldregeling te komen biedt artikel 10 van deze beleidsregels de mogelijkheid en de voorwaarden om kwijtschelding van de vordering te verlenen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het is onmogelijk om alle individuele situaties in beleidsregels te vangen. Er kan zich altijd een situatie voordoen waarin de uitvoering van de beleidsregels als onredelijk bestempeld kan worden. In dergelijke situaties biedt artikel 11 de mogelijkheid om ten gunste van betrokkene af te wijken van deze beleidsregels.

Artikel 12 Inwerkingtreding en duur beleidsregels

De inwerkingtreding van de beleidsregels wordt gesteld op 1 juli 2022 omdat vanaf deze datum de betalingsverplichting van de lening Tozo-bedrijfskapitaal gaat gelden.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.