Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 7 juni 2022 tot vaststelling van de "Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout” |
Citeertitel | Beleidsregels terug- en invordering bedrijfskapitaal Tozo, gemeente Oosterhout |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2022 | Nieuwe regeling | 07-06-2022 | 347397 |
Artikel 2 Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het bedrijfskapitaal op grond van de artikel 58, lid 2, artikel 59 en artikel 60 van de wet.
Hoofdstuk 2 Invordering en betalingsverplichting
Artikel 5 Aflossingscapaciteit en betalingsregeling
Het college biedt de zelfstandige wanneer de vordering, bestaande uit de rentedragende geldlening plus achterstallige rente, direct opeisbaar is geworden, een termijn van 6 weken om het volledige openstaande bedrag te voldoen. Ook biedt het college de zelfstandige de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Dit wordt in de beschikking vermeld.
Wanneer een betalingsregeling zoals genoemd in het tweede lid niet tot stand kan komen, wordt de aflossing vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 50% van het inkomen boven deze norm, maar maximaal het bedrag dat berekend met de rekenmodule beslagvrije voet is in te vorderen.
Het college kan, onverminderd artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in bijzondere gevallen ten gunste van de zelfstandige afwijken van deze beleidsregels, als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.
In maart 2020 kreeg Nederland als gevolg van de coronapandemie te maken met een lockdown. Veel ondernemers moesten hierdoor hun activiteiten staken en kregen te maken met een verlies van inkomsten. Om deze ondernemers te ondersteunen kwam het kabinet in maart 2020 met een omvangrijk steunpakket. Een van de onderdelen van dit steunpakket was de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De uitvoering van de Tozo werd neergelegd bij de gemeenten.
De Tozo kende twee onderdelen. In de eerste plaats een periodieke uitkering voor levensonderhoud op niveau van de bijstandsnorm, in afwijking van de reguliere bijstand was hierbij geen vermogenstoets van toepassing. Het tweede onderdeel van de Tozo was bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal bij liquiditeitsproblemen tot een maximumbedrag van € 10.157,--. Dit bedrijfskapitaal is verstrekt in de vorm van een lening met hierbij een aflossings- en renteverplichting.
Gedurende de coronacrisis is de Tozo enkele malen verlengd. Voor het onderdeel bedrijfskapitaal geldt dat het moment waarop gestart moet worden met de aflossing enkele malen verschoven is. Ook de looptijd van het bedrijfskapitaal is verlengd en verder is het in rekening brengen van rente enige tijd gestopt.
Vanaf 1 juli 2022 dient gestart te worden met de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal. Verder zal vanaf 1 juli 2022 weer rente in rekening gebracht moeten worden, deze rente bedraagt 2% op jaarbasis.
De looptijd van de lening is inmiddels vastgesteld op 6 jaar. Deze looptijd vangt aan op het moment van de verstrekking van het bedrijfskapitaal.
In deze beleidsregels Terug- en invordering bedrijfskapitaal Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers zijn de bepalingen opgenomen die gelden bij de terugbetaling van het bedrijfskapitaal. Deze bepalingen zijn vooral van belang in situaties waarin de zelfstandige niet in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, het Bbz 2004 en de Tozo hoeven hier niet verder beschreven worden. In het eerste lid wordt verwezen naar de begripsbepalingen in deze regelingen. In het tweede lid wordt een beperkt aantal begrippen omschreven, deze omschrijvingen spreken voor zich.
Artikel 2 Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal
In dit artikel wordt expliciet benoemd dat gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot terugvordering. Dit heeft niet direct betrekking op de ‘reguliere’ aflossing van het bedrijfskapitaal, maar om situaties waarin niet aan deze aflossingsverplichting wordt voldaan (artikel 58, Participatiewet). Artikel 59 Participatiewet biedt de mogelijkheid om dan ook terug te vorderen van gezinsleden, het zal dan vooral gaan om terugvordering van de partner.
Artikel 3 Opeisbaar stellen bedrijfskapitaal
Dit artikel bepaalt in welke gevallen de openstaande vordering direct opeisbaar wordt. Het gaat hierbij om situaties waarin de zelfstandige niet meer voldoet aan de reguliere betalingsverplichting.
Artikel 4 Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal
De wetgever heeft bepaald dat de maximale looptijd van het Tozo-bedrijfskapitaal 6 jaar bedraagt. Deze looptijd start op het moment van de verstrekking. De hoogte van de maandelijks te betalen aflossing zal bepaald worden op basis van het openstaande bedrag en de looptijd die vanaf 1 juli 2022 nog resteert.
Indien op 1 juli 2020 een lening is verstrekt aan de zelfstandige betekent dit dus dat er nog een looptijd van 4 jaar resteert. In de situatie waarin het maximale bedrag van € 10.157 is verstrekt betekent dit dus gedurende 48 maanden een aflossing van € 211,60 per maand. Daarnaast dient rente (2%) betaald te worden door de zelfstandige.
Hoofdstuk 2 Invordering en betalingsverplichting
Artikel 5 Aflossingscapaciteit en betalingsregeling
Indien de zelfstandige niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, wordt het totale openstaande bedrag op grond van artikel 3 van deze beleidsregels direct opeisbaar. Als deze situatie zich voordoet dan kan op grond van artikel 5 een betalingsregeling getroffen worden. Als deze betalingsregeling niet tot stand komt zal invordering plaatsvinden met toepassing van de regels beslagvrije voet. Hierbij zal de rekenmodule beslagvrije voet worden toegepast.
https://www.kbvg.nl/wetten-en-regels/vbvv/bereken-uw-beslagvrije-voet-1.
Artikel 6 Mogelijkheden tot wijziging van een betalingsverplichting
In de loop van de tijd kan de financiële situatie van de zelfstandige wijzigen, waardoor de vastgestelde betalingsverplichting niet meer goed aansluit bij de financiële situatie. Het kan dan wenselijk zijn om de betalingsverplichting te wijzigen. De beoordeling of de betalingsverplichting gewijzigd moet worden, kan zowel op verzoek van de zelfstandige als op basis van een periodiek onderzoek van de gemeente zijn. Voor wat betreft de termijn waarop dit periodiek onderzoek plaatsvindt, wordt aangesloten bij de bepalingen van het heronderzoeksplan.
Artikel 7 Uitstel van betaling
Er kunnen zich situaties voordoen waarin de zelfstandige tijdelijk niet in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. In artikel 7 is geregeld dat in een dergelijke situatie gedurende maximaal 6 maanden uitstel van betaling verleend kan worden. De zelfstandige dient zijn verzoek om uitstel wel te onderbouwen, waarbij onder andere duidelijk wordt dat er sprake is van een tijdelijke situatie en de zelfstandige na de uitstelperiode weer in staat is om aan de verplichtingen te voldoen.
Artikel 8 Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting
Dit artikel bepaalt dat overgegaan kan worden tot dwanginvordering indien de zelfstandige niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen en niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling. In het tweede lid is bepaald dat eventuele deurwaarderskosten bij dwanginvordering voor rekening komen van de zelfstandige.
Hoofdstuk 3 Afzien van invordering
Artikel 9 Afzien van (verdere) invordering na het voldoen aan de betalingsverplichting
De situatie kan zich voordoen dat een zelfstandige gedurende lange tijd slechts een beperkte betaalcapaciteit heeft. Het is wenselijk dat ook in een dergelijke situatie uitzicht bestaat op een einde aan de betalingsverplichting. In dit artikel zijn daarom bepalingen opgenomen dat afgezien kan worden van verdere invordering. Bij deze bepalingen is aangesloten bij artikel 7 van de ‘Beleidsregels terugvordering en verhaal Sociale Zekerheid 2018, gemeente Oosterhout’.
Artikel 10 Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling
Met de verstrekking van een Tozo-bedrijfskapitaal hebben wij een vordering op de zelfstandige. Deze vordering zal niet de enige schuld zijn die de zelfstandige heeft. Er kunnen zich situaties voordoen dat de totale schuldenlast van de zelfstandige zodanig is dat dit problematisch wordt. De zelfstandige kan hierbij genoodzaakt zijn om een beroep te doen op schuldhulpverlening voor het treffen van een schuldregeling.
Uitgangspunt is dat de Tozo-vordering wordt meegenomen in de schuldregeling. Als het hierdoor problematisch is om tot een schuldregeling te komen biedt artikel 10 van deze beleidsregels de mogelijkheid en de voorwaarden om kwijtschelding van de vordering te verlenen.
Het is onmogelijk om alle individuele situaties in beleidsregels te vangen. Er kan zich altijd een situatie voordoen waarin de uitvoering van de beleidsregels als onredelijk bestempeld kan worden. In dergelijke situaties biedt artikel 11 de mogelijkheid om ten gunste van betrokkene af te wijken van deze beleidsregels.
Artikel 12 Inwerkingtreding en duur beleidsregels
De inwerkingtreding van de beleidsregels wordt gesteld op 1 juli 2022 omdat vanaf deze datum de betalingsverplichting van de lening Tozo-bedrijfskapitaal gaat gelden.