Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hattem

Verordening nadeelcompensatie gemeente Hattem

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHattem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Hattem
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie gemeente Hattem
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van ‘Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht’ en de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

30-05-2022

gmb-2022-263273

26

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Hattem

De raad van de gemeente Hattem;

 

Gelezen het voorstel van het College, no. 48908, d.d. 19 april 2022;

 

Gelet op;

artikel 4:128 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening nadeelcompensatie gemeente Hattem

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om compensatie van nadeel als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat dit wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding of nadeelcompensatie waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 2 Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om nadeelcompensatie wordt een recht van € 0,- geheven.

  • 2.

    Het recht moet worden betaald binnen 6 weken na dagtekening van de schriftelijke mededeling waarmee het recht in rekening wordt gebracht.

  • 3.

    Wordt het recht niet of niet tijdig voldaan, dan wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

  • 4.

    De behandeltermijn van de aanvraag wordt opgeschort met ingang van de dag na dagtekening van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke mededeling.

  • 5.

    De opschorting van de behandeltermijn komt te vervallen met ingang van de dag na ontvangst van betaling van het recht.

  • 6.

    In geval de aanvraag deels of geheel wordt toegekend, wordt het in rekening gebrachte recht volledig vergoed.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van nadeelcompensatie maakt gebruik van het daartoe door de gemeente vastgestelde aanvraagformulier op www.Hattem.nl. Een aanvraag kan ook schriftelijk of per e-mail (gemeente@Hattem.nl) worden ingediend.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      Als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting, of

    • b.

      Als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

Artikel 4 Adviescommissie

  • 1.

    De adviescommissie is geen vaste commissie, maar wordt voor elke kwalificerende aanvraag afzonderlijk aangewezen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om nadeelcompensatie te kunnen beslissen.

  • 3.

    Advies als bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      De aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      De schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      De aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      Het nadeel kennelijk minder bedraagt dan € 500, of

    • e.

      Naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 4.

    Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 5.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      Degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • i.

        de compensatie redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • ii.

        de compensatie voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 5 Uitbetaling

  • 1.

    Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om nadeelcompensatie, wordt het toegewezen bedrag uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding, een voorschot verlenen. Een voorschot wordt slechts verleend wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld en het voor aanvrager in het concrete geval, naar oordeel van het bestuursorgaan, onevenredig bezwarend is om de beslissing op diens aanvraag af te wachten.

Artikel 6 Kwijtschelding

Bij de invordering van het ingevolge artikel 2 in rekening gebrachte recht wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 7 Intrekking oude regeling

  • 1.

    De ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Hattem 2008’ wordt ingetrokken met ingang van de dag genoemd in artikel 8, eerste lid, van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op een verzoek om schadevergoeding dat wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, als vóór inwerkingtreding van die wet de schade is veroorzaakt door een onherroepelijk besluit omtrent een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of het van kracht worden van een bestemmingsplan, beheersverordening, wijzigingsplan of uitwerkingsplan.

  • 2.

    In uitzondering op het gestelde in het eerste lid geldt dat als vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet is gevraagd om een schadeveroorzakend besluit of een ontwerp van een ambtshalve te nemen schadeveroorzakend besluit ter inzage is gelegd, de planschaderegeling op grond van de Wet ruimtelijke ordening en de in het eerste lid genoemde verordening blijft gelden als binnen vijf jaar nadat het besluit van kracht is geworden wordt verzocht om een schadevergoeding.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van ‘Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht’ en de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet).

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Hattem.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 30 mei 2022.

De raad van de gemeente Hattem,

griffier,

voorzitter,

TOELICHTING

VERORDENING NADEELCOMPENSATIE GEMEENTE HATTEM

 

Algemeen

 

Nadeelcompensatieregeling Algemene wet bestuursrecht en Omgevingswet

Naar verwachting treedt in 2023 de nadeelcompensatieregeling, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in werking. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd.

 

Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

 

Waarschijnlijk treedt per die datum ook de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking. In de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb (hoofdstuk 15 van de Ow).

 

Normaal maatschappelijk risico

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd (normaal maatschappelijk risico (hierna: nmr)). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het nmr en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van

de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

 

Verordening

De voorliggende verordening is gebaseerd op het model hiervoor van de VNG (ledenbrief Lbr. 21/041, 26 mei 2021). Op een aantal punten is deze aangepast cq. aangevuld

 

Er is ervoor gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een verordening en niet in een modelbeleidsregel. Reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet (zie artikel 4:128, eerste lid, van de Awb) en dat de adviescommissie zo een solide basis krijgt. In deze verordening zijn beide onderwerpen dan ook geregeld, zodat de regels over nadeelcompensatie zoveel mogelijk bij elkaar worden geregeld. Zo is het ook kenbaar voor de burgers in welke gevallen en welke vorm de adviescommissie wordt betrokken bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding. Een andere reden om de adviescommissie in de verordening te regelen (en niet per afzonderlijke beleidsregel) is dat daarmee afdeling 3.3 van de Awb wordt binnengehaald. Die afdeling gaat immers over adviseurs die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met adviseren.

 

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

 

Artikel 1. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld

het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

 

Tweede lid

Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente.

 

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding kan een recht worden geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag. Als het recht niet wordt voldaan binnen de betalingstermijn, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (en dus terugbetaald) (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).

 

In Hattem is er voor gekozen om geen recht te heffen bij aanvragen om schadevergoeding. Hiertoe is overwogen dat inwoners recht moet worden gedaan in situaties van nadeel bij rechtmatig handelen van de gemeente en (financiële) drempels voor de rechtsgang zo laag mogelijk dienen te zijn. Uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van deze verordening vindt een evaluatie plaats en wordt onder andere in nagegaan of het niet heffen van een recht het aantal aanvragen om schadevergoeding heeft doen toenemen. Indien dan – of eventueel eerder al – blijkt dat er sprake is van een grote toename van het aantal aanvragen, dan kan de raad besluiten om deze bepaling in de verordening aan te passen waardoor wel een recht wordt geheven.

 

Artikel 3. Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld aanvraagformulier op de gemeentelijke website; of een aanvraag schriftelijk of per mail kan indienen.

 

Tweede lid

Hier zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen.

 

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens

gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Artikel 4. Adviescommissie

Eerste en tweede lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen. De adviescommissie is geen vaste commissie, maar wordt voor elke kwalificerende aanvraag afzonderlijk aangewezen. Uitgangspunt is dat in de gemeente voldoende deskundigheid aanwezig is om aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie.

 

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties.

Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

 

Derde lid

In het derde lid is aangegeven in welke situaties in ieder geval geen advies bij een

adviescommissie wordt ingewonnen. Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren.

 

De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldoen aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Vierde lid

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd

 

Vijfde lid

Op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van

toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb). Dat betekent onder andere dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn op grond waarvan de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. In het tweede lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn voor zover van toepassing degenen met wie een schadeovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

 

Artikel 5. Uitbetaling

Eerste lid

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Tweede lid

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld maar het onevenredig bezwarend is om beslissing op de aanvraag af te wachten. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

 

Artikel 6. Kwijtschelding

In dit artikel is vastgelegd dat voor het te heffen recht geen kwijtschelding wordt verleend. Deze bepaling wordt uit voorzorg opgenomen, omdat het karakter van het te heffen recht niet voldoende duidelijk volgt uit de wet. Voor andere gemeentelijke rechten, zoals leges of begrafenisrechten, is in beginsel kwijtschelding mogelijk, tenzij dit bij verordening is uitgesloten. Mocht het karakter van het te heffen recht ook als gemeentelijke belasting kwalificeren, dan zou dit recht ook voor kwijtschelding in aanmerking komen, zolang daarover niets in de verordening is opgenomen. Om die reden wordt zekerheidshalve bepaald dat dit niet mogelijk is.

 

Artikel 7. Intrekking oude regeling

De Verordening nadeelcompensatie treedt in de plaats van de ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Hattem 2008’ (de planschadeverordening). Deze verordening wordt ingetrokken. De verordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken.

 

Overgangsrecht bij planschade

In artikel 22.12 van de Omgevingswet (Ow) is vastgelegd dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet als schadeveroorzakend besluit geldt. Onder het huidig recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Uiteraard kunnen bestemmingsplannen tot vlak voor de inwerkingtreding van de Ow worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond. Daarna kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van dat vaststellingsbesluit nog een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing.

 

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie

De overgangsbepalingen voor de toepassing van titel 4.5 van de Awb zijn opgenomen in artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Daar is vastgelegd dat het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing blijft:

  • op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden;

  • op schade, veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden, en

  • op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit, als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden.

De overgangsbepalingen voor nadeelcompensatie in het omgevingsrecht zijn vastgelegd in paragraaf 4.2.7 van de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw). In artikel 4.17 van de Iw is vastgelegd op welke schadeveroorzakende besluiten of handelingen het oude recht van toepassing blijft bij een aanvraag om schadevergoeding die wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Ow. Voor aanvragen om schadevergoeding als gevolg van specifiek genoemde schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro (bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, nadere eis, provinciale verordening, algemene maatregel van bestuur (onder voorwaarden), of een exploitatieplan (onder voorwaarden)) is in artikel 4.19 van de Iw een specifieke regeling opgenomen. In die gevallen geldt dat de termijn van vijf jaar start bij het van kracht worden van het besluit als de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding, en is afgerond na inwerkingtreding van de Ow. Het oude recht blijft in die gevallen van toepassing op aanvraag om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald (artikel 4.19 van de Iw)