Organisatie | Gulpen-Wittem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader voor uitvoering van de VTH-taken in de fysieke leefomgeving |
Citeertitel | Beleidskader voor uitvoering van de VTH-taken in de fysieke leefomgeving |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-06-2022 | nieuwe regeling | 31-05-2022 |
1.1 Aanleiding voor een beleidskader VTH-taken
Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn instrumenten om de veiligheid, gezondheid en leefbaarheid in onze gemeente te borgen en duurzaamheid te stimuleren.
Bij de uitvoering van VTH-taken moeten we keuzes maken: waar liggen onze prioriteiten? wat willen we bereiken? hoe strikt willen we activiteiten regelen en controleren?
We hebben risico’s, prioriteiten, doelen, werkwijze en prestaties vastgelegd in ons beleidskader, in onze uitvoeringsstrategie en in ons jaarlijks uitvoeringsprogramma.
Het beleidskader uit 2016 is niet meer actueel en wordt met dit document herzien.
Er komen grote wetswijzingen (Omgevingswet, Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) die invloed hebben op de rol en werkwijze van onze gemeente en meer specifiek op de inzet van VTH-instrumenten.
Dit beleidsplan geeft een actueel beeld van risico’s en prioriteiten en de doelen die we nastreven. Onze prioriteitstellingen en doelen zijn gebaseerd op de volgende afwegingen:
1.2 Beleidskader voor uitvoering van de VTH-taken in de fysieke leefomgeving
Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving is een beleidsplan wettelijk verplicht. Het VTH-beleid wordt vastgesteld door het college van B&W en ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden. Het VTH-beleid is een richtinggevend document voor het college van B&W bij de uitvoering van de wettelijke taken. Het plan wordt tenminste één keer in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Dit beleidskader gaat in op het ‘wat’: wat is de situatie, wat zijn ontwikkelingen en risico’s en wat willen we de komende jaren bereiken? Het beleidskader schetst de visie en uitgangspunten voor het beleid de komende jaren, de inhoudelijke prioriteiten die daarin worden gesteld én de wijze waarop het beleid wordt verankerd.
Bij dit beleidskader horen drie documenten die gezamenlijk ons VTH-beleid vormen:
de uitvoeringsstrategie met onze werkwijze voor de VTH-taken. De strategie bevat de instrumenten die we inzetten om onze doelstellingen te realiseren. We beschrijven onder meer hoe diepgaand de toetsing van aanvragen en het toezicht plaatsvindt, wanneer we overgaan tot sanctioneren en hoe we samenwerken met interne en externe partners;
De reikwijdte van het beleidsplan betreft de VTH-taken in de fysieke omgeving waarvoor de gemeente bevoegd is. Uitzondering zijn taken die zijn ondergebracht bij verbonden partijen zoals de RUD Zuid-Limburg of de Veiligheidsregio en die zelf uitvoeringsbeleid vaststellen. De reikwijdte van ons beleidsplan wordt gevormd door landelijke wetten (zoals Omgevingswet) en lokale verordeningen die op termijn worden overgezet naar ons Omgevingsplan (zoals de Algemene Plaatselijke Verordening).
1.3 Status Beleidskader VTH-taken
Met dit beleidsplan - en daarbij horende uitvoerings- strategie, uitvoeringsprogramma en jaarverslag -geven we invulling aan eisen die voor de beleidscyclus zijn vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en wet VTH.
Deze gaan op in de Omgevingswet (afdeling 18.3) en Omgevingsbesluit (afdeling 13.2).
De VTH-beleidscyclus (BIG8) gaat over het opstellen van een beleidsplan voor een periode van doorgaans vier jaar (omgevingsanalyse, prioriteiten, doelen), een jaarlijks uitvoeringsprogramma met een planning van instrumenten en in te zetten capaciteit, de feitelijke uitvoering en tenslotte monitoren (verslaglegging en evalueren).
In het volgende hoofdstuk beschrijven we onze visie op de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. Daarmee plaatsen we deze gemeentelijke taken in breder perspectief. De beleidsmatige prioriteiten zijn uitgewerkt in hoofdstuk 3, gebaseerd op de risico’s en ontwikkelingen die we hebben geconstateerd in de omgevingsanalyse. De wijze waarop dit Beleidskader VTH-taken doorwerkt in de jaarcyclus en wordt ingebed in de uitvoeringsorganisatie, is opgenomen in hoofdstuk 4.
De Omgevingswet kent nieuwe instrumenten zoals de omgevingsvisie, omgevingsplan en het programma. In de Omgevingswet staat de kwaliteit van de leefomgeving centraal, waarbij initiatieven uit de samenleving bepalend zijn voor die kwaliteit. De zorg van de overheid is erop gericht de leefomgeving te verbeteren waar deze tekort schiet en kwaliteiten te behouden waar deze goed zijn.
Nieuwe instrumenten zoals de omgevingsvisie en het omgevingsplan worden sterk leidend. De vervlechting van de beleidscyclus voor de VTH taken en de instrumenten en werkwijze van de Omgevingswet gaat de komende jaren verder vorm krijgen.
Naast een nieuwe wet en regels is een van de andere belangrijke pijlers van de Omgevingswet het ‘anders werken’. Dit ‘anders werken’ staat niet letterlijk in de wet, maar is de ‘geest’ van de wet. Hieronder een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van de huidige wet- en regelgeving:
Een andere belangrijke pijler van de Omgevingswet is het Digitaal Stelsel. Via dit nieuwe digitale platform kunnen initiatiefnemers een vergunningencheck doen, een aanvraag indienen bij het bevoegd gezag en checken welke regels op een bepaalde locatie gelden. Dit wordt het startpunt voor de initiatiefnemer waar hij alle informatie en regels kan vinden over zijn activiteit. Om dit goed te kunnen laten functioneren is nu ook een rol voor de gemeente weggelegd. Door het instellen van toepasbare regels kunnen gemeenten aanvraagformulieren en vergunningenchecks toevoegen, makkelijker maken of verduidelijken. Zodoende heeft de gemeente straks invloed op het niveau van dienstverlening aan burgers en bedrijven.
2.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (voorzien per 1/1/23) vervalt de toetsing en het toezicht op het Bouwbesluit voor bouwwerken in gevolgklasse 1 (minder complexe bouwwerken zoals woningen, eenvoudige bedrijfsgebouwen en risicodragende verbouwingen). Belangrijkste wijziging is dat de bouwtechnische voorschriften (zoals veiligheid, bruikbaarheid, energie) niet door de gemeente maar door private kwaliteitsborgers wordt getoetst. Pas na minimaal drie jaar en na een landelijke evaluatie is voorzien dat ook de overige bouwwerken qua toetsing en toezicht Bouwbesluit overgaan naar de private kwaliteitsborgers.
Onder de Omgevingswet wordt een aanvraag omgevingsplanactiviteit ingediend als het een activiteit betreft waarvoor een beoordelingsregel geldt of die niet past binnen de regels van het omgevingsplan.
De gemeente toetst de aanvraag aan het omgevingsplan, welstand, omgevingsveiligheid en overige aspecten. De bouwtechnische toetsing en bouwtechnisch toezicht ligt bij een private kwaliteitsborger (voor bouwwerken in gevolgklasse I).
Deze doet twee meldingen en twee kennisgevingen aan het bevoegd gezag:
De gemeente geeft goedkeuring voor ingebruikname van het bouwwerk en is in de gebruiksfase verantwoordelijk voor handhaving.
De kwaliteitsborger levert aan de gemeente gegevens door de melding bouwactiviteit en de gereed melding bouw. Hiervoor dienen we vast te leggen hoe we omgaan met de melding en de daarbij behorende gegevens.
Het benoemen van risico’s, het stellen van prioriteiten en het gericht en doeltreffend inzetten van VTH-instrumenten is gemakkelijker als we goed inzicht hebben in activiteiten en ongewenst gedrag. Vooral door gebruik te maken van bestaande informatie, signalering, inzet van nieuwe technologie én de bereidheid van burgers en bedrijven om te melden.
Ook zijn er ontwikkelingen die ons inzicht gaan verbeteren en die de gegevensregistratie en data-analyses vereenvoudigen: Digitaal Opkoop Register (DOR), Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) en (op termijn) de Samenhangende Object Registratie (SOR).
2.4 Eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen initiatief
Een uitdaging ligt in een ‘kanteling’ bij de inzet van VTH-instrumenten zoals de Omgevingswet beoogd. Dit betekent dat corrigerend optreden om naleefgedrag te bevorderen meer plaatsmaakt door burgers en ondernemers op hun eigen verantwoordelijkheid aan te spreken en om met eigen oplossingen te komen.
Onze rol is meer faciliterend. Dit kan door sterkere participatie, bijvoorbeeld door bij ruimtelijke initiatieven de interactie met de omgeving te ondersteunen. Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het gewenste effect, zullen we onze regulerende en corrigerende rol nemen. Daarbij zien we bij onze toezichthouders en BOA’s in de openbare ruimte en op de openbare orde dat er een grotere rol van de gemeente wordt gevraagd. Naast maatschappelijke ontwikkelingen - toenemende polarisatie in de samenleving, waarbij hulpverleners en toezichthouders vijandig worden bejegend en zelfs worden bedreigd – zien we dat de politie minder inzet pleegt op lokale overlast in de openbare ruimte.
2.5 Van handhaving naar preventie
Een andere uitdaging is het bijsturen in ontwikkelingen die problematisch kunnen worden.
Door alert te zijn op belangen kunnen we inzet vanuit handhaving voorkomen. Dit kan door meer aandacht te geven aan participatie van belanghebbenden, omgevingsoverleg bij ontwikkelingen, voorlichting en waar nodig bemiddeling tussen belanghebbenden.
We kunnen onnodige overtredingen en klachten voorkomen als onze inwoners en ondernemers inzicht hebben in de regels en risico’s. Het landelijk digitaal stelsel omgevingswet (DSO) is behulpzaam om regels inzichtelijk te maken, ons omgevingsplan kent straks een bundeling van gemeentelijke regels in de fysieke omgeving en onze omgevingsvisie is makkelijk toegankelijk en letterlijk ‘beeldend’.
Bij de uitvoering van VTH-taken werken we samen met collega’s van buurgemeenten, RUD Zuid-Limburg, provincie en instanties als politie, RIEC, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, douane, Inspectie Leefomgeving en Transport, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Openbaar Ministerie. Door bundeling van kennis en capaciteit zorgen we voor betrouwbare dienstverlening.
We hebben de prioriteiten benoemd aan de hand van vier doelgroepen: burgers, bedrijven in de kernen, bedrijven in het landelijk gebied en recreatie en toerisme. Los van de doelgroepen hanteren we onderstaande doelstellingen voor onze dienstverlening.
Voor de doelgroep ‘burgers’ die een hoge of gemiddelde risicoscore kennen:
3.3 Doelgroep bedrijven in kernen
Voor de doelgroep ‘bedrijven in de kernen’ die een hoge of gemiddelde risicoscore kennen:
3.4 Doelgroep bedrijven in het landelijk gebied
Bedrijven in het landelijk gebied:
3.5 Doelgroep recreatie en toerisme
Op basis van de omgevingsanalyse benoemen we de volgende prioriteiten:
4.1 Uitwerking in uitvoeringsstrategie
In het vorige hoofdstuk hebben we onze prioriteiten en doelen bepaald. Deze trachten we te realiseren door de inzet van een breed instrumentenpallet. Dit pallet beschrijft de wijze waarop (het ‘hoe’) we de doelstellingen wensen te realiseren. De hoofdlijnen van de wijze waarop we werken, noemen we de strategie. Deze strategie wordt in een apart document vastgesteld.
De uitvoeringsstrategie gaat over gemeentelijke VTH-taken die onder de Omgevingswet vallen en bestaat uit de volgende onderdelen:
Zonder formele borging van de kwaliteit is er een sterke mate van afhankelijkheid van de individuele medewerker. In de uitvoeringsstrategieën beschrijven we (1) wat we met kwaliteitsborging willen realiseren (kwaliteitsdoelstelling), (2) wat we doen om de kwaliteit te borgen en (3) op welke wijze we periodiek meten dat onze werkzaamheden tot het gewenste resultaat leiden.
4.3 Jaarlijks uitvoeringsprogramma
Een gedetailleerde uitwerking van de omvang / intensiteit van de in te zetten instrumenten om onze doelstellingen te realiseren wordt gemaakt in het jaarlijks uitvoeringsprogramma.
De beschikbare formatie en het budget vormen een belangrijk deel van de input voor het uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we:
Middels het uitvoeringsprogramma maken we inzichtelijk welke zaken we dat betreffende jaar kunnen uitvoeren met de aanwezige capaciteit. Wanneer extra taken op ons afkomen zal steeds bekeken moeten worden of we dan andere zaken niet of met een mindere frequentie/ambitie uitvoeren óf dat hiervoor extra wordt ingehuurd.
De uitvoering leidt tot resultaten. In hoeverre deze resultaten bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen is object voor monitoring, evaluatie en verantwoording. De doelstellingen in voorliggend document zijn voorzien van indicatoren. Door het meten van deze indicatoren krijgen we periodiek inzicht in de mate waarin we onze doelstellingen realiseren. De resultaten van de monitoring nemen we op in ons jaarverslag. Met dit jaarverslag voldoen we aan de wettelijke plicht om een jaarverslag op te stellen en om de raad jaarlijks te informeren over de realisatie. Het jaarverslag wordt vastgesteld door het college van B&W.
Bijlage 1 Omgevingsanalyse met de risico’s en doelen per doelgroep
Bijlage bij het beleidskader VTH-taken fysieke leefomgeving
Dit document bevat onze omgevingsanalyse en is de onderlegger voor het beleidskader VTH-taken fysieke omgeving. Het uitgangspunt is dat bij uitvoering van VTH-taken de prioriteit ligt bij de grootste risico’s en opgaven. Om daarop zicht te hebben is een omgevingsanalyse nodig van het grondgebied en de activiteiten die plaatsvinden.
Het beleidskader VTH-taken is gebieds- en doelgroepgericht ingedeeld naar:
Om inzicht te krijgen in de risico’s en ontwikkelingen zijn de volgende bronnen gebruikt:
Per doelgroep is in de volgende hoofdstukken het volgende aangegeven:
De risicoanalyse die in de volgende hoofdstukken terugkomt is hieronder toegelicht:
In onze gemeente wonen circa 14.197 inwoners in de 10 dorpen, 12 gehuchten en zo’n 30 buurtschappen. Onze gemeente ligt middenin het Zuid-Limburgse Heuvelland, omringd door plateaus en het unieke, glooiende landschap en door de riviertjes de Gulp, Eyserbeek, Selzerbeek en de Geul die de beekdalen hebben uitgeslepen.
Het grootste deel van de ingediende aanvragen voor omgevingsvergunningen worden ontvangen van burgers (of in opdracht van burgers) voor de bouw- en verbouw van woningen. In onderstaande tabel is een beeld gegeven van het type vergunningen en meldingen over de afgelopen jaren. Er is geen verdeling aangebracht naar doelgroepen. Een deel van de onderstaande vergunningen is ingediend door bedrijven.
Volgens het jaarverslag van de intergemeentelijke bezwarencommissie werden er 16 bezwaarschriften ingediend in 2020 die betrekking hadden op VROM. Het aantal hoorzittingen is in onderstaand overzicht over de afgelopen jaren opgenomen met de VROM zaken die vooral betrekking hebben op bezwaren tegen een omgevingsvergunning of handhaving.
Volgens het jaarverslag van de intergemeentelijke bezwarencommissie werden er 14 bezwaarschriften ingediend in 2021 die betrekking hadden op VROM. Dit het 9 keer betrekking op omgevingsvergunningen en 5 keer op handhavingsbesluiten.
De omgevingsanalyse leidt tot de volgende inzichten met het gemiddelde effect, de kans en de totaalscore. Bijlage 1 bevat een gedetailleerd overzicht waarin het gemiddelde effect is verbijzonderd naar de vijf effectgebieden.
1) Bewoning of gebruik in strijd met omgevingsplan
Ons beleid richt zich op het voorkomen van leegstand en herbestemmen van bestaande panden. Er zijn op dit moment vrijwel geen grotere nieuwbouwplannen. Uitbreiding van het woningaanbod is alleen aan de orde als voldaan wordt aan de beleidsregel ‘Ruim baan voor goede woningbouwplannen’, hierbij wordt gekeken of voor de juiste doelgroep wordt gebouwd en moeten de plannen bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid in centra en kernen, door middel van herstructurering en vervangingsbouw, hergebruik van winkels en ander waardevol vastgoed met passende woningbouw.
Het komt voor dat bouwwerken worden gebruikt in strijd met het omgevingsplan. Denk aan illegale bewoning of het splitsen van woningen in meerdere wooneenheden. Vaak leidt het strijdig gebruik van gronden of bouwwerken tot overlast voor de woonomgeving. Ook vanuit adresonderzoeken (in het kader van de BRP) wordt illegale bewoning gesignaleerd.
2) Bedrijfsactiviteiten aan huis
In ons tijdelijk omgevingsplan staan regels waarbinnen het is toegestaan om bedrijfsmatige en ondergeschikte nevenactiviteiten vanuit woningen te verrichten (zoals: kapper, webshop, administratiekantoor, klusbedrijf). Het effect van nevenactiviteiten die niet zijn toegestaan is niet hoog. Vaak is de oorzaak onwetendheid over de geldende regels of doordat activiteiten groeien en niet meer passen binnen de regels. Bovendien is het kostbaar voor de ondernemer om activiteiten ‘over te hevelen’ naar een geschikt (bedrijfs)pand.
3) Brandveilig gebruik van gebouwen
Risico’s voor brandveilig gebruik worden beoordeeld op basis van een methode die uitgaat van type gebouw/gebruiksfunctie, risico-effecten en naleefgedrag. De risico’s liggen bij gebouwen met niet-zelf redzame personen of waar grotere groepen mensen verblijven (kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, verpleeghuis, bejaardentehuis). We houden (samen met de brandweer) toezicht.
Een sloopmelding is verplicht als er meer dan 10m3 sloopafval ontstaat of als asbest wordt verwijderd. Dan is het ook noodzakelijk om een asbestinventarisatie te doen. Een particulier mag tot 35m2 per perceel verwijderen. Als dat meer is dan dient een gecertificeerd bedrijf de verwijdering en afvoer te doen. De RUD Zuid-Limburg beoordeelt de melding en houdt toezicht op asbestverwijdering. Het effect van het slopen zonder of in afwijking van de melding is - met name bij asbest - hoog. De kans is niet zo groot. Er zijn relatief veel sloopwerkzaamheden, maar de aard van het slopen is vrij kleinschalig. We kennen geen echte hoogbouw of andere bouwwerken met grote veiligheidsrisico’s voor de omgeving.
6) Bouwen in afwijking of zonder vergunning
Bij (ver)bouwen zien we dat dit soms in afwijking van de vergunning of zonder vergunning gebeurt. Het gaat bij burgers om kleinschalige bouw en we constateren afwijkingen die vaak alsnog te legaliseren zijn. Constructieve veiligheid en brandveiligheid hebben hier bij onze aandacht. De realisatie van kleinere bouwwerken zoals erfafscheidingen, reclame-aanduidingen, balkonafscheidingen of dakramen leidt tot zeer beperkte risico’s. Doordat een toenemend deel van de bouwactiviteiten niet meer vergunning plichtig is, hebben we geen compleet beeld van bouwwerken via de vergunningaanvraag. Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (gepland 1 januari 2023) komt voor een deel van de bouwwerken de toetsing aan het toezicht op het Bouwbesluit ook nog eens bij private kwaliteitsborgers te liggen. We houden vanaf dan voornamelijk toezicht op ruimtelijke en/of esthetische aspecten.
7) Leegstaande of verwaarloosde panden
Het komt een enkele keer voor dat een gebouw leegstaat en zodanig verwaarloosd is dat er gevaar dreigt voor de directe omgeving. Wij proberen met de eigenaar danwel (voormalig) gebruiker in contact te komen om de noodzaak onder de aandacht te brengen van de onveilige situatie end at er maatregelen getroffen dienen te worden.
8) Wijzigen van monumenten of karakteristieke panden
Onze gemeente is rijk aan erfgoed met 359 rijksmonumenten, 836 karakteristieke panden en 4 rijksbeschermde dorpsgezichten: Helle, Plaat-Diependal, Kuttingen-Terziet en Schweiberg-'t Höfke. De beschermde dorpsgezichten zijn kleinschalige bebouwingslinten en clusters langs het Geuldal. Ze hebben een karakteristiek verloop van het historische wegpatroon met meanders en markante hoogteverschillen. Veel kleine ensembles van vakwerk en streekeigen natuursteen boerderijen in een kleinschalig landschap van hagen, boomgaarden, graften, holle wegen en grubben.
Het verbouwen van monumenten zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning kan tot onherstelbare schade leiden. Om die reden worden vergunningaanvragen zorgvuldig getoetst, voorgelegd aan de gemeentelijke adviescommissie en houden we toezicht.
We ontvangen klachten over huisdieren. Het gaat om individuele dieren zoals loslopende honden, blaffen, hondenpoep of concentraties van dieren. Het is een ergernis voor inwoners en soms speelt de diergezondheid of veiligheid. Loslopende honden kunnen leiden tot bijtincidenten of het opschrikken van aanwezig vee en wild (fazanten, hazen, reeën).
Hondenpoep op niet daarvoor aangewezen plekken leidt tot stankoverlast en vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving. In weilanden leidt hondenpoep tot gezondheidsrisico’s voor het vee; de bacteriën zijn voor koeien extra schadelijk. De risico’s zijn gering en de kans is niet hoog. Ook is de pakkans klein om overtreders op heterdaad te betrappen. Voor controles zal in de toekomst de samenwerking gezocht worden met de groene boa’s.
In onze gemeente komt zwerfafval voor zoals weggegooid verpakkingsmateriaal (blikjes, bakjes). Voor de kwaliteit van ons 5-sterren landschap is het zaak om zwerfafval tot een minimum te beperken. Het is een risico waar we vanuit de VTH-instrumenten niet veel invloed op hebben om het te voorkomen. Landelijk is recent het statiegeld op plasticverpakking ingevoerd. Ook verstrekken we (via de supermarkten) gratis pmd-zakken zodat inwoners en recreanten hun plastic afval kunnen scheiden.
11) Hinderlijk of gevaarlijk parkeren
In de kernen, winkelgebieden en bij toeristische attracties komt ongewenst, hinderlijk en soms gevaarlijk parkeren voor:
Het is een ergernis die hinder geeft, de verkeersveiligheid vermindert en de toegang van hulpdiensten kan belemmeren.
Het aantal meldingen van overlast van rook en geur door het stoken van haarden is stabiel en beperkt. Het stoken van haarden is niet verboden. Er is toenemende aandacht voor de negatieve effecten op de gezondheid (fijn stof, roet). Ook komen er in het kader van de energietransitie nieuwe verwarmingsvormen zoals het gebruik van pellet kachels met afvoerkanalen die we op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving en welstandsaspecten moeten beoordelen. Optreden tegen overlast is niet gemakkelijk en handhaving kan alleen op basis van technische eisen van het Bouwbesluit of een meting naar de luchtkwaliteit. Zowel het onderzoek als de meting kunnen niet door onszelf uitgevoerd worden. Hiervoor dient een deskundig bedrijf ingehuurd te worden.
Het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen (i.v.m. onderhoud van groenpercelen) en het stoken van vuur is gereguleerd in de APV. Er is een ontheffing voor nodig. Jaarlijks ontvangen wij veel stookmeldingen. In het kader van de klimaatverandering is de kans op natuurbranden in droge periodes echter toegenomen. Daarnaast is in het kader van de luchtverontreiniging en overlast de laatste jaren steeds vaker de vraag gerezen of dit nog stand kan houden.
Het verkeerd aanbieden van afval gaat over het te vroeg op straat zetten van afvalcontainers, aanbieden op verkeerde plekken tot het dumpen van afval. Het geeft overlast en kan het milieu aantasten. Zeker als het gaat over drugsafval. Dit is de afgelopen jaren enkele keren per jaar voorgekomen. De impact voor het milieu en gevaarzetting voor de omgeving of voorbijgangers is bij drugsafval aanzienlijk.
De klachten die binnenkomen over de overlast van ongedierte hebben betrekking op een beperkt aantal bronnen. Bijvoorbeeld overlast van aanwezig ratten, wespennesten of de processierups. Het is hinderlijk en er is ook kans op het verspreiden van ziekten.
Dit gaat om vechtpartijen, demonstraties, manifestaties, verwarde personen en verstoring door dronken personen. We hebben geen demonstraties gehad. Het aantal meldingen over verwarde personen is gelijk gebleven.
Het komt regelmatig voor dat een in/uitrit wordt gecreëerd zonder melding aan de gemeente en zonder dat hiervoor de benodigde voorziening (verlaging stoep) wordt aangevraagd.
18) Illegaal gebruik van gronden
Het illegaal gebruik van gemeentegrond betreft het gebruik als eigen tuin (‘bijtrekken gemeentegrond’) of voor opslag van goederen. Dit komt regelmatig voor. De gemeente kijkt of het mogelijk is om de gemeentegrond te verkopen aan de eigenaar. Als dat niet wenselijk of mogelijk is, dan wordt het illegaal gebruik tegengegaan. Veelal is dit illegale gebruik niet direct inzichtelijk en komt het pas aan het licht als rondom de locatie werkzaamheden plaatsvinden. Regelmatig is het illegale gebruik dan inmiddels verjaart.
19) Afsteken van (illegaal)vuurwerk
Rond de jaarwisseling leidt het afsteken van vuurwerk tot geluidsklachten en ontstaat schade aan (gemeentelijke) eigendommen. Er is een landelijk verbod op het afsteken van knalvuurwerk en vuurpijlen ingevoerd. De overlast meldingen zijn mede hierdoor de afgelopen jaren minder geworden. We ontvangen geen klachten over afsteken van vuurwerk buiten de jaarwisseling. Het effect is hoog in termen van veiligheid, hinder en schade. De kans is laag.
Het innemen van standplaatsen zoals markten, kramen, kermissen is geregeld in de marktverordening. De kans op overtredingen is laag, soms zien we dat er teveel ruimte wordt ingenomen en dat beperkt de doorgang van hulpdiensten.
21) Duurzame opwekking energie
We zien steeds meer zonnepanelen op daken, warmtepompen, zonnepanelen op andere locaties dan daken en de aanleg van bodemenergiesystemen. Een goede zaak om de energietransitie te realiseren. Tegelijk ontstaat hinder zoals lichthinder van zonnepanelen of geluidproductie van warmtepompen. Bodemenergiesystemen kunnen elkaar negatief beïnvloeden als deze te dicht bij elkaar zijn geplaatst. Een verkeerde installatie geeft risico’s voor het diepere grondwater. Grootschalige zonneweides zijn door onze raad verboden in onze gemeente.
22) Vellen van houtopstand/bomenkap
In onze APV is vastgelegd in welke gevallen een omgevingsvergunning is vereist en is er een verbod op het vellen van een monumentale boom (in uitzondering wordt een vergunning verstrekt). Ten behoeve van groenbehoud kennen we een stevige plicht tot herplant. In de Wet natuurbescherming (opgaand in de Omgevingswet) is vastgelegd voor welke grotere percelen of bomenrijen een melding moet worden gedaan. Het illegaal kappen van een boom is onomkeerbaar en leidt tot verlies van groen en natuur en aantasting van ons 5-sterrenlandschap.
23) Aantasting van natuur en natuurlandschappelijke waarden
In ons omgevingsplan zijn gebieden vastgelegd met een agrarische functie en natuur en landschapswaarden. Rondom dorpskernen en gehuchten speelt de overgang tussen bebouwing en open gebied, waarbij de natuur en landschappelijke waarden beschermd zijn en behouden dienen te blijven. Er worden echter toch activiteiten verricht zonder dat hiervoor de benodigde vergunningen zijn aangevraagd die de waarden aantasten zoals het plaatsen van een schuur, zwembad, tuinkas, verharding of paardenbak. Dit tast het karakter van het gebied sluipenderwijs aan. Vergunningverlening is meestal niet mogelijk op grond van deze bestemmingen cq vanwege de aanwezige waarden.
Op basis van de uitkomsten van de omgevingsanalyse benoemen we de volgende prioriteiten voor de doelgroep ‘burgers’ die een hoge of gemiddelde risicoscore kennen:
3Doelgroep bedrijven in de kernen
Onze gemeente huisvest enkele bedrijven met een bovenlokale uitstraling die de centrale ligging waarderen tussen steden als Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen, Luik en Aken. Bij de vestiging van bedrijven werken we samen binnen de Euregio, waarbij nieuwe bedrijven moeten passen in ons landschap en de principes van Cittaslow.
In onze gemeente bevindt zich één bedrijfsterrein (Wijlre) met diverse bedrijven die er al lang zijn gevestigd: milieustation (zonder inzameling gevaarlijk afval), staalconstructie, installatie drankenhandel, houtconstructie. We ontvangen een enkele klacht over bedrijven op het industrieterrein. In de kernen zijn de grootste branches de detailhandel en horeca en een enkel productiebedrijf zoals de bierbrouwerijen.
De basistaken zijn opgedragen aan de RUD Zuid-Limburg. Deze voeren het toezicht, handhaving en vergunningverlening uit voor enkele tientallen bedrijven. In regionaal verband is er uitvoeringsbeleid geformuleerd voor de basistaken om de risico’s op het gebeid van de meest risicovolle milieu inrichtingen te borgen. Enkele voorbeelden van risicovolle bedrijven zijn de bierbrouwerijen, tankstations en de grotere veehouderijen.
De gemeente is voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving verantwoordelijk voor de zogenaamde thuistaken (de niet basistaken). Dit betreft nog enkele honderden (veelal de minder risicovolle) bedrijven uiteenlopend van een kantoor of supermarkt tot een agrarisch bedrijf.
Op brandveiligheid gaat de meeste aandacht uit naar hotels en locaties met minder zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijven of bejaardenhuis. De veiligheidsregio formuleert zelf uitvoeringsbeleid om de risico’s op het gebied van brandveiligheid te borgen.
De omgevingsanalyse is als volgt:
Dit gaat om gebruik van een bedrijfspand zonder of in strijd met een vergunning of melding brandveiligheid. We houden toezicht op de bedrijven (gemeente, RUD Zuid-Limburg en Veiligheidsregio) en constateren met enige regelmaat overtredingen.
Bij onze bedrijven zijn er verbouwingen waarbij wordt gesloopt of worden (bij)gebouwen verwijderd. Over het algemeen dienen de eigenaren van de panden een melding in als dit nodig is voor het slopen. Het effect van slopen zonder melding en zonder inachtneming van voorschriften is gemiddeld en hoog indien het om asbesthoudend materiaal gaat.
4) Illegale bewoning bedrijfspand
Op ons bedrijventerrein en in bedrijfspanden gaat het bij illegale bewoning om de verhuur van bedrijfspanden of bedrijfswoningen aan arbeidsmigranten waar dat niet is toegestaan. Het effect is hoog. Er is een kans door de druk op de woningmarkt en de vraag in de regio naar arbeidsmigranten in landbouw en bij productiebedrijven. Toch treffen vooralsnog we niet veel illegale bewoning aan in bedrijfspanden.
Een tweede aspect is particuliere bewoning van bedrijfswoningen. Ons omgevingsplan maakt onderscheid in de woning en bedrijfswoning. Een bedrijfswoning heeft een functionele binding met het bedrijf, mag niet door derden worden bewoond en kan een lager beschermingsniveau hebben dan een gewone woning. Bij verkoop van het bedrijf kan het voorkomen dat de bedrijfswoning niet als zodanig wordt aangemerkt en als woning overgaat naar een nieuwe eigenaar. Dit veroorzaakt strijdigheid met het bestemmingsplan, maar vooral met de milieu eisen ten aanzien van een goed woon-en leefklimaat in de ‘gewone’ woning.
5) Bouwen in afwijking van de vergunning
Het realiseren van een nieuw bedrijfspand zonder vergunning komt niet voor. We zien wel afwijkingen van de vergunning bij verbouwingen of het realiseren van een uitbouw of opslagruimte. Het gaat om het splitsen van ruimtes, constructieve doorbraken, plaatsen van tussenwanden of -vloeren. Dit heeft een risico voor de constructieve veiligheid en brandveiligheid. Het is bij ondernemers ook bekend dat hierop toezicht vanuit de gemeente, brandweer en RUD is.
6) Illegaal gebruik van gronden
Het komt voor dat bedrijven onze gemeentegrond (bermen, groenstroken, openbare weg) gebruiken voor opslag van goederen, uitstallingen, reclame of plaatsen van containers.
7) Bouwen in strijd met ruimtelijke regels
Dit gaat om het realiseren van bouwwerken (bijgebouw, loods, opslagruimte) op een bedrijfsperceel waar dat niet is toegestaan en komt nauwelijks voor.
Ondernemers krijgen vaak een vergoeding voor het plaatsen van reclame en we constateren regelmatig dat er reclames worden aangebracht op bedrijfspanden of op percelen van bedrijfsgebouwen die niet zijn toegestaan. Het effect zit op de uitstraling en dit komt vaak voor in onze gemeente.
9) Ondermijnende activiteiten in bedrijfspanden
Bedrijfspanden uit het zicht, leegstaand, loodsen en bergingen zijn potentieel geschikt voor ondermijnende activiteiten. Bijvoorbeeld productie en opslag van drugs of hennep en heling van goederen. Hier is de afgelopen periode een toename te zien van constateringen. Onze gemeente heeft een uitstekende ligging door de grensliggingen een uitgestrekt buitengebied. De opsporing van ondermijnende activiteiten is een taak van politie en andere partners. De gemeente ziet toe op strijdig gebruik, brandveiligheid en de openbare orde. Het effect van ondermijnende activiteiten is hoog, maar we treffen zeer beperkt dergelijke activiteiten aan. Er is frequent toezicht op bedrijven vanuit milieu, bouwen, ruimtelijke ordening en brandveiligheid en we delen signalen met de politie.
10) Laden, lossen en parkeren vrachtwagens
Op het bedrijventerrein en bedrijfslocaties gaat het om langdurig parkeren van vrachtwagens / trailers of het laden / lossen van goederen op de openbare weg. Dit speelt vooral bij enkele bedrijven die in de winkelgebieden liggen en bij detailhandel zoals supermarkten.
11) Bedrijfsontwikkeling binnen de kernen
Bij de bedrijven in de kernen is de functiemenging een aandachtspunt. De bedrijven liggen vaak in een woonomgeving of een gebied met toeristisch-recreatieve functies. Dit betekent dat een gewenste aanpassing of uitbreiding van een bedrijf zorgvuldig moet worden afgewogen en afgestemd met functies in de omgeving en bepalingen op het gebied van onder meer geluid, geur, veiligheid. Dit speelt bij enkele bedrijven in de woonomgeving (Gulpener, Brand) en bij vrijkomende agrarische gebouwen (behoefte aan andere functies zoals wonen, zorg, recreatie).
We zien leegstaande winkels of kantoorruimtes die niet meer in gebruik zijn. Meestal worden deze lege panden of ruimtes netjes achtergelaten en afgeplakt (zoals bij winkels). De leegstand wordt meestal veroorzaakt door de tijd die gemoeid is met het zoeken naar een nieuwe gebruiker. Het risico wat dit oplevert voor de omgeving is echter gering.
Bij de milieuaspecten gaat het om zaken als geur, geluid, externe veiligheid, energiegebruik. Er komen een redelijk aantal klachten bij de gemeente binnen en er is ook toenemende (landelijke) aandacht voor duurzaamheid en (externe) veiligheid.
Op basis van de uitkomsten van de omgevingsanalyse benoemen we de volgende prioriteiten voor de doelgroep ‘bedrijven in de kernen’ die een hoge of gemiddelde risicoscore kennen:
4.Doelgroep bedrijven in het landelijk gebied
De agrarische bedrijven in onze gemeente onderhouden ons mooie landschap, bieden werkgelegenheid, zorgen voor een gezonde voedselproductie en economische spin-off.
De agrarische bedrijvigheid bestaat uit kleinschalige melkveehouderijen, akkerbouwbedrijven en enkele fruitteeltbedrijven en overige dierhouderijen. Ook is er in het landelijke gebied kleinschalige bedrijvigheid zoals productie en aannemers.
Veel bedrijven bieden verbrede activiteiten aan: toerisme, recreatie, zorg, streekproducten, huisverkoop. Verder zien we in het landelijk gebied bedrijven die zich richten op de toeristisch-recreatieve activiteiten; deze komen in het volgende hoofdstuk aan bod.
We constateren dat er een toenemend aantal toeristen in onze gemeente verblijft die een eigen vakantiehuis bezitten of die gebruikmaken van onze voorzieningen tot overnachten. We krijgen een toenemend aantal klachten over bedrijfsactiviteiten in ons landelijk gebied die we vinden passen bij die bedrijvigheid, maar die door toeristen als overlast gevend worden ervaren. Denk aan rijdende landbouwvoertuigen, modderige wegen in de oogsttijd, geuroverlast of geluidoverlast van melkvee.
1) Strijdig gebruik bedrijfspanden
Agrarische bedrijven kunnen hun economische positie versterken met verbrede landbouw en zij zijn van waarde voor het beheer van ons landschap en dragen bij aan het toeristisch aanbod. Ons tijdelijk omgevingsplan benoemt locaties waar nevenfuncties zijn toegestaan (zoals kamperen met maximum aantal). Hierbij leveren we maatwerk waarbij de balans zoeken in waar en hoeveel we toestaan, wat we toestaan (welke functies) en binnen welke voorwaarden.
Bij de bedrijven in ons landelijk gebied vinden regelmatig sloopwerkzaamheden plaats van panden, bijgebouwen, opstallen of bij verbouw. Het gaat om sloopwerkzaamheden met een beperkt veiligheidsrisico voor de omgeving. Over het algemeen dienen eigenaren een melding in voor slopen en is er opvolging van verplichtingen bij het slopen van asbesthoudend materiaal. Het effect van slopen zonder melding en zonder inachtneming van voorschriften is gemiddeld en hoog indien het om asbesthoudend materiaal gaat. Er zijn veel asbesthoudende daken en opstallen gesaneerd toen nog sprake was van een verplichte verwijdering van asbesthoudende daken.
Dit gaat om illegale bewoning door onder andere arbeidsmigranten (zie ook § 3.2). Net zoals bij de bedrijfspanden treffen we vooralsnog niet veel illegale bewoning aan in het landelijke gebied.
5) Bouwen in afwijking van de vergunning
Het realiseren van een nieuw pand zonder vergunning komt niet voor. We zien wel afwijkingen van de vergunning bij verbouwingen. Dit heeft een risico voor de constructieve veiligheid en brandveiligheid. Illegale nieuwbouw van panden komt inderdaad niet voor, maar toch wel illegale bouw/verbouw van bouwdelen, bouwwerken zoals erfafscheidingen en dergelijke en niet geheel bouwen conform de vergunning.
6) Illegaal gebruik van gronden
Het komt voor dat bedrijven onze gemeentegrond (bermen, groenstroken, openbare weg) gebruiken voor opslag van goederen. Ook komt het voor dat grond wordt gebruikt die buiten de eigen akker ligt.
7) Bouwen in strijd met ruimtelijke regels
Dit gaat om het realiseren van bouwwerken (bijgebouw, loods, opslagruimte) op een bedrijfsperceel waar dat niet is toegestaan en komt enkele keren voor.
In ons buitengebied liggen panden uit het zicht, loodsen en opstallen die aantrekkelijk kunnen zijn voor ondermijnende activiteiten zoals productie/opslag van drugs of hennep en heling. Het effect van ondermijnende activiteiten is hoog, we treffen beperkt activiteiten aan.
9) Particuliere bewoning bedrijfspand
Particuliere bewoning van een bedrijfswoning komt voor als het bedrijf stopt (bijvoorbeeld als er geen opvolging is) en betreft vooral bedrijfswoningen bij boerderijen of loonwerkers.
Door het toenemend aantal stoppende ondernemers kan illegale particuliere bewoning toenemen.
In het buitengebied gaat het om afgraven, egaliseren, frezen of ophogen van grond, de aanleg van een inrit of perceelverharding. In het tijdelijk omgevingsplan staat voor welke activiteiten een aanlegvergunning nodig is. Wat betreft de activiteiten met betrekking tot sloten (aanleg of dempen) heeft zowel de gemeente (aanlegvergunning) als het waterschap hierin een bevoegdheid. Een aanlegactiviteit zonder of in afwijking van de vergunning heeft een nadelig effect op de natuur of archeologische waarden.
Verrommeling heeft te maken met diverse geplaatste reclameobjecten (karren, losse borden, uitingen in weilanden), opslag van goederen, opslag van te grote hoeveelheden hooibalen, aantasting van grubben of graften. Het verzwakt de kwaliteit en uitstraling van ons vijf sterrenlandschap.
12) Leegstaande of verwaarloosde panden
Het komt een enkele keer voor dat een gebouw leegstaat en zodanig verwaarloosd is dat er gevaar dreigt voor de directe omgeving. Wij proberen met de eigenaar danwel (voormalig) gebruiker in contact te komen om de noodzaak onder de aandacht te brengen van de onveilige situatie en dat er maatregelen getroffen dienen te worden.
Bij milieuaspecten gaat het om zaken als geur, geluid, opslag en uitrijden van mest, gebruik bestrijdingsmiddelen, opslag van vloeistoffen, lozingen op riolering of oppervlaktewater.
Er komen redelijk veel klachten binnen (met name rondom geur) en onze ondernemers in het landelijk gebied hebben te maken met een grote diversiteit aan milieuregels.
14) Achterlaten modder of toebrengen schade aan weg/bermen door landbouwmachines
Het gebruik van landbouwvoertuigen kan leiden tot modder op de weg en daardoor tot gevaarlijke verkeersituaties. Indien de ondernemer de modder niet opruimt dan dienen we als wegbeheerder de modder op te ruimen. Dit om klachten of schademeldingen naar aanleiding van een ongeval te voorkomen. Verder constateren we dat door de steeds breder wordende landbouwvoertuigen de zijkanten van de smalle landwegen/holle wegen en de bermen beschadigd raken.
15) Landschappelijke inpassing
Bij het realiseren van een grootschalig pand of het uitbreiden van een bestaand pand kunnen we eisen stellen aan de landschappelijke inpassing als voorwaarde in het omgevingsplan en in vergunningen. De realisatie van een door de initiatiefnemer ingediend inpassingsplan of beplantingsplan is een versterking van de ruimtelijke uitstraling. We zien dat de realisatie niet altijd conform het plan is. Bijvoorbeeld dat geen, andere of minder beplanting is aangebracht.
16) Bescherming archeologische waarden
De bescherming van onze archeologische waarden is vastgelegd in een waardekaart en onderdeel van ons tijdelijk omgevingsplan. Indien er activiteiten worden verricht in een archeologisch waardevol gebied dan moet de initiatiefnemer een melding doen en aangeven dat er vooronderzoek is uitgevoerd. Indien er een archeologische vondst wordt gedaan dan dient de vinder deze te documenteren.
Op basis van de omgevingsanalyse benoemen we de volgende prioriteiten voor de doelgroep ‘bedrijven in het landelijk gebied’:
5Doelgroep recreatie en toerisme
Gulpen-Wittem heeft met haar vijf sterrenlandschap veel te bieden voor recreatie en toerisme. De natuurgebieden in onze gemeente zijn veelal in eigendom van Staatsbosbeheer, natuurmonumenten en Stichting Limburgs Landschap.
De typische bouwstijl van boerderijen, kerken, kapellen en andere landgoederen en de liefelijke dorpen en enkele kastelen, maken onze gemeente aantrekkelijk. Toerisme en recreatie is in onze gemeente een bron van werkgelegenheid. We kennen een groot aantal hotels, vakantiewoningen, B&B’s, dagattracties, recreatieterreinen en restaurants.
Met een sterke toeristisch-recreatieve sector wordt werkgelegenheid behouden, blijft wonen aantrekkelijk, kunnen winkels in de kernen behouden blijven wat ook van belang is voor de leefbaarheid. Hiervan kunnen al onze burgers profiteren.
De aantrekkelijkheid van onze gemeente brengt intensief toeristisch en recreatief verkeer met zich mee. Grote groepen fietsers, toertochten, scooters, rijdende en geparkeerde auto’s en motorrijders eisen hun plek op. Dit onderwerp is niet opgenomen in de omgevingsanalyse vanwege de geringe relatie met de VTH-taken. Onze toezichthouders en BOA’s spreken wel aan op onverantwoord gedrag en hebben nauw contact met onze partners (zoals politie) en de afdeling verkeer ten aanzien van verkeersdrukte en verkeersveiligheid.
De omgevingsanalyse is als volgt:
1) Strijdige bebouwing recreatieterreinen
Dit betreft het realiseren of uitbreiden van bijgebouwen zonder vergunning. Het leidt tot verrommeling, brandveiligheidsrisico’s en belemmert bij calamiteiten de toegang van hulpdiensten. De kans is aanwezig; op de vaak beperkt toegankelijke recreatieterreinen leidt dit tot een risico.
2) Permanente bewoning recreatiewoningen
Er spelen drie zaken rondom bewoning
Het betreft zaken die niet zijn toegestaan in het tijdelijk omgevingsplan. Het veroorzaakt scheefgroei en aan recreatiewoningen worden over het algemeen lagere eisen gesteld dan aan de reguliere woningvoorraad ten aanzien van brandveiligheid en gezondheid. Ook treft het onze inkomsten zoals OZB en toeristenbelasting.
De horecagelegenheden worden gecontroleerd op brandveiligheid en de Alcoholwet en door de RUD op milieu. Para-commercieel gebruik (schenken van alcohol door kantines van verenigingen, buurthuizen e.d.) heeft een beperkte invloed op de concurrentiewerking van de horeca. De kans op overtredingen of ongewenst gedrag is gemiddeld. Bij de horeca spelen veel aspecten (brandveiligheid, milieu, alcoholverstrekking jongeren, naleving Alcoholwet, sluitingstijden), zodat de kans op een overtreding relatief groot is. Vrijkomende horeca panden worden steeds meer gebruikt ten behoeve van huisvesting arbeidsmigranten. Dit is toegestaan volgens het tijdelijk omgevingsplan maar levert toch regelmatig klachten op inzake geluidsoverlast en verrommeling.
4) Terrassen en uitstallingen (in de openbare ruimte)
De terrassen verhogen de levendigheid in kernen. Er komen overtredingen voor zoals het negeren van sluitingstijden, plaatsen van reclameborden of windschermen waar dat niet is toegestaan, plaatsen van uitstallingen of het innemen van meer ruimte dan is toegestaan. De kans is hoog in de kernen met veel bezoekers.
Er is evenementenbeleid en in de APV is vastgelegd in welke gevallen een vergunning of melding is vereist. Er zijn gebieden in het tijdelijk omgevingsplan waar, mits voldaan aan de regels, evenementen zijn toegestaan. Onze grootste evenementen: Gulpener bierfeesten, afsluiting carnaval, de Hubertusmarkt, Limburgs Mooiste en de Poorten van Reijmerstok. De organisatie is in professionele handen; zij zijn bewust van de regels die van toepassing zijn. Bij deze evenementen zijn de locaties maar beperkt toegerust om grote hoeveelheden auto’s te parkeren. In de directe omgeving leiden ze tot parkeerhinder.
Verder zien we dat er steeds meer (soms bijna spontane) kleine evenementen plaatsvinden. Van een buurtfeest tot kleinschalige en lokale carnavalsoptocht naar lampentochten en groepen die met hoog geluidvolume door de kern trekken. Dat betekent dat we vrij plotseling te maken krijgen met geluidoverlast, parkeerproblemen en verzoeken voor verkeersregelaars. Vaak in de avonden en weekenden, terwijl onze capaciteit daar te beperkt voor is c.q. ook op andere tijdstippen nodig is.
Bij het realiseren van recreatievoorzieningen of de uitbreiding van bestaande voorzieningen is de landschappelijke inpassing als voorwaarde opgenomen in ons tijdelijk omgevingsplan en in vergunningen. De realisatie van een inpassingsplan of beplantingsplan is een versterking van de ruimtelijke uitstraling. Vanuit toezicht beoordelen we of de realisatie conform het plan is. We zien dat de realisatie regelmatig niet conform is. Bijvoorbeeld dat andere of minder beplanting is aangebracht.
7) Illegale bewoning / arbeidsmigranten
Het gaat om het verblijf van arbeidsmigranten in hotels of recreatieterreinen waar dat niet is toegestaan in die omvang. We ontvangen klachten over de daardoor veroorzaakte overlast. Vanuit VTH kunnen we de bewoning beoordelen op ruimtelijke, bouwtechnische en brandveiligheidsaspecten.
8) Bereikbaarheid hulpdiensten en bluswatervoorzieningen
Vanuit de brandveiligheid is de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen een speerpunt, maar op de recreatieterreinen is dit niet altijd op orde. Het gaat om de doorgangen voor hulpdiensten, de afstanden tot bluswaterpunten en de aanwezigheid van gasflessen met extra gevaar indien er brand uitbreekt.
Op basis van de omgevingsanalyse benoemen we de volgende prioriteiten:
Bijlage 1. Detailuitwerking omgevingsanalyse
Bijlage 2. Overzicht meldingen en klachten
De in de jaren 2019-2021 ontvangen klachten zijn gescreend op relevante onderwerpen en aantallen en zijn als volgt:
In de lijst zijn alle binnengekomen klachten meegeteld. het komt voor dat er een (notoire) klager meerdere klachten indient over hetzelfde onderwerp.
Bijlage 2 Uitvoeringsstrategie VTH-taken
Zo voeren we vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke omgeving uit.
In het ‘Beleidskader voor uitvoering van de VTH-taken fysieke omgeving’ hebben we op basis van onze omgevingsanalyse vastgelegd welke doelen we willen bereiken. In deze uitvoeringsstrategie voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) bepalen we hoe we dit gaan doen. Deze uitvoeringsstrategie is door het college vastgesteld.
Deze uitvoeringsstrategie is een actualisatie van het document dat in 2015 is vastgesteld.
Onze gemeentelijke strategie is mede gebaseerd op de landelijke strategieën voor gedogen en sanctioneren aangevuld met de gemeentelijke werkwijze.
Het vaststellen van een uitvoeringsstrategie is verplicht voor vergunningtaken en voor handhaving.
Onder de Omgevingswet is in de artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit opgenomen dat het bevoegd gezag een uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststelt met:
Deze uitvoeringsstrategie gaat over gemeentelijke VTH-taken die onder de Omgevingswet vallen, inclusief onderdelen van verordeningen die deel gaan uitmaken van het omgevingsplan.
Dit betekent dat aandacht wordt besteed aan preventie, vergunningverlening, toezicht en handhaving van: het omgevingsplan, evenementen, milieu, bouw-, sloop- en brandveiligheid, monumenten, reclame, kappen van bomen, natuurbescherming en in- en uitritten.
Deze strategie heeft twee functies. Ten eerste kan deze als motivering dienen voor besluiten. Ten tweede wordt vastgelegd hoe er met bevoegdheden wordt omgegaan. Met deze strategie legt de gemeente zichzelf verplichtingen op. De gemeente is in beginsel verplicht te handelen volgens haar eigen beleidsregels.
Deze uitvoeringsstrategie en het ‘Beleidskader voor uitvoering van de VTH-taken fysieke omgeving’, vertalen we door in ons jaarlijks uitvoeringsprogramma. Daarin leggen we elk jaar vast welke instrumenten we inzetten, in welke intensiteit en wat we binnen de aanwezige bezetting aan taken kunnen oppakken.
De samenhang tussen de strategieën in voorliggend document is in onderstaand figuur gevisualiseerd.
Figuur: samenhang in strategieën
In hoofdstuk 2 wordt de preventiestrategie uitgewerkt en in hoofdstuk 3 de vergunningstrategie.
De toezichtstrategie, sanctiestrategie en gedoogstrategie staan in de hoofdstukken 4, 5 en 6.
We bieden inzicht en duidelijkheid in de regels aan onze inwoners en bedrijven. Daarmee kunnen we overtredingen voorkomen die goedwillende en onbewuste overtreders kunnen maken. Het doel is om burgers en bedrijven van de juiste informatie en kennis te voorzien, zodat zij bij hun activiteiten op de hoogte zijn van de regels die gelden.
De gemeente Gulpen-Wittem informeert burgers en bedrijven over (verandering van) wet- en regelgeving, indieningsvereisten, mogelijkheden voor aanvragen en de regels die gelden door:
Voorlichting is een (gratis) dienstverlening van onze gemeente. We toetsen ook principeverzoeken, c.q. schetsplannen. Het resultaat van een principeverzoek is een indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op bepaalde maatgevende facetten, zoals ruimtelijke inpassing, milieu, welstand, monumenten, flora en fauna. De aanvrager kan zijn initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken. Bij meer ingrijpende of bestuurlijk gevoelige plannen vindt bij een vooroverleg terugkoppeling plaats naar de portefeuillehouder en/of het college.
De gemeente is op het gebied van VTH zelf geen actieve subsidieverstrekker. Onze rol is om te verwijzen naar andere subsidieverstrekkers en te wijzen op subsidiemogelijkheden. Dit kan bijvoorbeeld gaan om asbestverwijdering of duurzame energie.
Bij vergunningverlening of handhavingszaken waarbij een conflict ontstaat tussen betrokkenen kunnen we mediation toepassen. Mediation is een vorm van conflictbemiddeling vanuit de gemeente. De gemeente kiest geen andere positie in het ‘conflict’ dan om de partijen bij elkaar te brengen en om het proces van mediation te starten en tot een uitkomst te laten leiden. De inzet van mediation is echter alleen zinvol als beide partijen de insteek hebben hun standpunten bij te stellen en tot geven en nemen bereid zijn.
Bij voorlichting en informatieverstrekking werken we samen met onze ketenpartners zoals de RUD, brandweer, politie en waterschap. Rondom specifieke onderwerpen betrekken we organisaties zoals brancheverenigingen.
Onze burgers en bedrijven zijn verantwoordelijk voor het indienen van juiste en volledige aanvragen. De aanvraag vormt de basis voor de te verlenen/weigeren vergunning en registratie en eventuele beoordeling van een melding. Bij vergunningverlening volgen we de algemene beginselen van behoorlijk bestuur: zorgvuldigheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.
De gemeente heeft de taak om belangen en afwegingen vanuit verschillende disciplines te coördineren en te integreren. De komst van de Omgevingswet versterkt deze integratie.
Dit betekent dat de rol van de casemanager wordt versterkt. De casemanager is verantwoordelijk voor het dienstverleningsproces op basis van de vergunningaanvraag. Dit betekent: aanspreekpunt voor aanvrager, belanghebbenden en adviseur(s), sturen op proces en communicatie, coördineren van behandelproces, adviezen en besluitvorming en bewaken doorlooptijden. De casemanager wordt via de werkverdeling bepaald. In deze vergunningstrategie hebben we de verschillende beoordelingen sectoraal benoemd. Vaak zal sprake zijn van een integratie van deze beoordelingen voor een initiatief waarvoor we onze basiswerkwijze doorlopen.
De Omgevingswet leidt tot veranderingen in het vergunningenproces. Zo is de reguliere procedure met een termijn van 8 weken de standaard. Ook vervalt de vergunning van rechtswege als de termijn is verstreken. De gemeente dient dus altijd een besluit te nemen op de vergunningaanvraag; bij het overschrijden van de termijn kan de initiatiefnemer een beroep doen op de Wet dwangsom. Door het regelmatig maken van (controle)rapportage uit Squit2020 wordt getracht te voorkomen dat dit zich voordoet.
In voorbereiding op de Omgevingswet is aan de hand van werksessies met betrokken disciplines een procesontwerp gemaakt van ‘oriëntatie door initiatiefnemer’ tot ‘realisatie en het toezicht’.
Het procesontwerp is vastgelegd in de rapportages “Pilot snelserviceformules Omgevingswet” en “Nadere uitwerking ontwerpformule”. Het ontwerp is vertaald en ingericht in de VTH-applicatie Squit2020. In de applicatie zijn zaaktypen ingericht: Aanvraag beschikking behandelen, melding activiteit behandelen en vooroverleg voeren. Daarbij zijn vaste stappen benoemd (intake, werkverdeling, behandelen, besluitvorming, dossier afronden). Checklisten, brieven, beschikkingen, adviezen en vergunningvoorschriften zijn gestandaardiseerd.
Op hoofdlijnen is de basiswerkwijze:
organiseren van een intake- en/of omgevingstafel bij complexe of meervoudige aanvragen. Deze tafels kennen een interdisciplinaire bezetting, waardoor initiatieven en aanvragen op integrale wijze worden afgewogen. De bezetting bestaat uit een vaste kern en een flexibele schil die afhankelijk is van de inhoud van initiatieven en aanvragen. De casemanager is hiervoor in de lead;
Het proces kent de volgende hoofdstappen:
Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is mogelijk als de vereiste documenten aanwezig zijn. De indieningsvereisten voor aanvragen zijn grotendeels landelijk geüniformeerd en toegeschreven op de verschillende activiteiten. In het DSO bieden we toepasbare regels aan voor onze lokale regels. Initiatiefnemers kunnen op basis van de toepasbare regels een vergunningcheck en een aanvraag doen. We verrichten een ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen voor een omgevingsvergunning.
Indien met de verlening van een vergunning het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden, wordt door onze gemeente in het voortraject of na ontvangst van de aanvraag een Bibob-toets uitgevoerd conform het gemeentelijk Bibob-beleid bij een bouwsom boven de € 500.000,-. Voor bepaalde categorieën van bedrijven vind altijd een quickscan plaats. Overigens is het zo dat wanneer er andere factoren zijn waardoor we een onderbuikgevoel krijgen, dan kunnen we altijd toetsen.
Het opleggen van maatwerkvoorschriften gebeurt vooral op basis van constateringen van toezichthouders. Er worden dan aanvullende voorschriften of concretere uitwerking van voorschriften opgelegd om voldoende bescherming te bieden van een goed woon- en leefklimaat.
Het beleid is dat bij vergunde werken die twee jaar na het onherroepelijk worden van het besluit niet zijn gestart, een traject tot intrekking te starten. Daarmee wordt voorkomen dat activiteiten gerealiseerd worden volgens verouderde normen in wetgeving.
Met de komst van de Omgevingswet verandert er het nodige op het gebied van vergunningverlening. Bovenstaand plaatje geeft de zogenaamde ‘knip’ weer. De bouwactiviteit zoals we deze nu kennen wordt gesplitst in een technisch deel en een ruimtelijk deel. Het technische deel betreft de bouwactiviteit waarbij getoetst wordt aan de technische regels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (voorheen Bouwbesluit). Deels komt deze preventieve toetsing (voor bouwwerken in gevolgklasse 1) bij een private kwaliteitsborger te liggen en niet meer bij de gemeente. Het ruimtelijk deel valt straks onder de omgevingsplanctiviteit. De ruimtelijke toetsing betreft de toetsing aan het tijdelijke omgevingsplan, welstand, lokale verordeningen en omgevingsveiligheid.
Voor bouwen is de gemeentelijke toets (de preventieve toets) een ‘aannemelijkheidstoets’. Een vergunning voor de activiteit bouwen en/of de omgevingsplanactiviteit wordt verleend als voldoende aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de (technische) voorschriften. Hiermee stelt de wetgever dat de gemeente bij het toetsen van de bouwaanvraag niet de verantwoordelijkheid overneemt van de vergunninghouder of bouwer.
De toetsingsstrategie voor (bouw)aanvragen heeft tot doel te komen tot een uniforme manier van toetsen door een kwaliteitsniveau vast te leggen. Ongeacht de behandelend medewerker vindt een eenduidige toetsing plaats. Tevens wordt aan de hand van de toetsingsstrategie gekomen tot een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van de beschikbare middelen.
Aanvragen voor vergunningsplichtige bouwwerken toetsen we aan de volgende onderdelen:
In het omgevingsplan zijn ruimtelijke beleidskeuzes vertaald naar praktisch toepasbare regels. In de Welstandsnota zijn de ruimtelijke uitstraling en kwaliteit van de gemeente waar nodig gewaarborgd.
Wet kwaliteitsborging bouwen (Wkb)
Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging bouwen (voorzien per 1 januari 2023) vervalt de toetsing en het toezicht op een groot deel van het Bouwbesluit voor bouwwerken in gevolgklasse 1 (minder complexe bouwwerken zoals woningen, eenvoudige bedrijfsgebouwen en risicodragende verbouwingen). Pas na minimaal drie jaar en na een landelijke evaluatie is voorzien dat ook de overige bouwwerken qua toetsing en toezicht Bouwbesluit overgaan naar de private kwaliteitsborgers. Het proces is in de afbeelding aangegeven zoals dat onder de Wkb geldt.
Onder de Omgevingswet wordt een aanvraag omgevingsplanactiviteit ingediend als het een activiteit betreft waarvoor een beoordelingsregel geldt of die niet past binnen de regels van het omgevingsplan. De gemeente toetst de aanvraag aan het omgevingsplan, welstand, omgevingsveiligheid en eventuele overige aspecten. De bouwtechnische toetsing en het bouwtechnisch toezicht wordt uitgevoerd door een private kwaliteitsborger in plaats van de gemeente. De kwaliteitsborger doet twee meldingen en twee kennisgevingen aan de gemeente:
De gemeente geeft goedkeuring voor ingebruikname van het bouwwerk en is in de gebruiksfase verantwoordelijk voor handhaving.
De kwaliteitsborger levert aan de gemeente gegevens aan door middel van de melding bouwactiviteit en de gereed melding bouw. De gemeente heeft de keuze om de meldingen en bijgevoegde dossiers alleen te registreren en administratief te checken, steekproefsgewijs inhoudelijk te beoordelen of in alle gevallen volledig te beoordelen. Gelet op het niveau van de huidige toetsing aan en toezicht op het Bouwbesluit zullen we in de eerste periode na inwerkingtreding starten met een beoordeling van de gegevens die kwaliteitsborgers aanleveren. Het stelsel van kwaliteitsborging is nieuw en we staan voor een goede bouwveiligheid en omgevingsveiligheid.
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning activiteit bouwen aan het omgevingsplan voldoet, of duidelijk is dat de omgevingsvergunning voor strijdig gebruik kan worden verleend, wordt het plan getoetst aan redelijke eisen van welstand. Welstand is ook een belang dat al wordt meegenomen in de ruimtelijke afweging. Concreet houdt dit in dat het bouwplan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota.
In de Welstandsnota worden drie niveaus onderscheiden: integrale welstandstoets, globale welstandstoets (voorkantbenadering) en welstandsvrij. Voor al deze gebieden geldt een excessenregeling.
Bij monumenten, karakteristieke panden, beschermde dorpsgezichten en reclame geldt altijd een integrale welstandstoets, ook als het object in een welstandsvrij gebied ligt. De toetsing aan welstand gebeurt door de gemeentelijke adviescommissie.
De landelijke bouwtechnische regels zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) (voorheen Bouwbesluit). De bouwtechnische toetsing die de gemeente uitvoert is voor bouwwerken die niet onder gevolgklasse 1 van de Wkb vallen. De toetsing daarvoor gaat (grotendeels) over naar private kwaliteitsborgers. Het is praktisch onmogelijk om alle voorschriften uitputtend te toetsen. Hiervoor ontbreken de (financiële) middelen en capaciteit. Bovendien vraagt niet elk bouwwerk om deze toetsing. Voor de technische toetsing van aanvragen voor de omgevingsvergunning bouwen is het noodzakelijk tot een lokaal beleidskader te komen waarin de gemeente Gulpen-Wittem aannemelijk maakt of aan de regelgeving wordt voldaan.
Aan de hand van de vier thema’s zijn 14 aspecten benoemd waarop toetsing door de gemeente Gulpen-Wittem plaatsvindt:
De toetsing van een aanvraag met een bouwactiviteit baseren we op de landelijke toetsingsmatrix. Deze werkt met vier niveaus van toetsing. Per type bouwwerk is afhankelijk van het risico bepaald op welk niveau ieder van de (14) aspecten getoetst wordt. De toetsingsniveaus beschrijven de diepgang van de beoordeling. Bij de keuze en omschrijving van de toetsingsniveaus is aangesloten bij de definities zoals die in het landelijk project Collectieve Kwaliteitsnorming Bouwvergunningen (CKB) zijn omschreven. Doelstelling is om de toetsingskwaliteit van aanvragen te waarborgen. Onder toetsingskwaliteit wordt verstaan: het afspreken van een minimaal toetsingsniveau waaraan wordt getoetst en waardoor inzicht wordt verschaft in hetgeen is getoetst. Het hierbij afgesproken collectieve minimum toetsingsniveau wordt gezien als een verantwoord niveau van toetsing.
Er zijn vier toetsingsniveaus waarbij de diepgang oploopt van niveau 0 naar niveau 3, te weten: geen toets, globaal (visueel), gemiddeld (representatief) en grondig (integraal). Er is voor gekozen om de toetsingsniveaus algemeen te beschrijven en niet voor elk individueel voorschrift te definiëren wat onder het toetsingsniveau moet worden verstaan. In de werkprocessen wordt bevorderd dat de hantering van de toetsingsniveaus op uniforme wijze wordt toegepast.
- compleetheid technische informatie | ||
- toetsen of uitgangspunten van berekeningen correct zijn weergegeven | ||
Het toetsingsprotocol is een matrix (zie bijlage 1). In de toetsingsmatrix is het Gulpen-Wittemse beleid voor de vergunningverlening bouwen weergegeven per gebruiksfunctie. Horizontaal, in de rijen, zijn de thema’s/aspecten aangegeven, verticaal de gebruiksfuncties. Alhoewel bepaalde processen met dit toetsingsniveau worden geüniformeerd, kunnen specifieke (doorgaans risicovolle) bouwwerken om intensievere toetsing en toezicht vragen.
Voor slopen geldt bij karakteristieke panden (vastgelegd in tijdelijk omgevingsplan), monumenten en panden gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht een vergunningplicht. Voor overige panden een meldingsplicht. De sloopvergunning (gemeente) en sloopmelding (RUD ZL) wordt beoordeeld op ontvankelijkheid en inhoudelijk beoordeeld met bijzondere aandacht voor monumentale waarden en asbest.
3.4Beoordelingskader brandveiligheid
Het toetsen van meldingen en aanvragen omgevingsvergunning op brandveiligheid gebeurt op basis van de toetsingsmatrix (zie bijlage 2). De gemeente beoordeelt de kleine bouwplannen (tot en met één woonhuis) en de overige plannen worden inhoudelijk beoordeeld door de Brandweer Zuid-Limburg. De afhandeling/het casemanagement gebeurt door de gemeente.
3.5Beoordelingskader monumenten, beschermde dorpsgezichten en karakteristieke bouwwerken
De omgevingsvergunning (wijziging) voor monumenten, karakteristieke bouwwerken en bouwwerken in beschermde stads- en dorpsgezichten vergt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Het gemeentelijk erfgoedbeleid en/of het omgevingsplan legt de beschermingsgraad vast van ons bebouwd en onbebouwd erfgoed. Een vergunningaanvraag wordt beoordeeld door de gemeentelijke adviescommissie (voorheen Monumentencommissie) en beoordeeld conform de toetsingsstrategie voor omgevingsvergunningen activiteit bouwen (zie 3.2). Door de intensiteit van toetsing en toezicht te vergroten als het een monument betreft, bieden we afdoende waarborg om monumentale waarden te behouden.
De basistaken zijn opgedragen aan de RUD Zuid-Limburg. De RUD draagt zorg voor behandeling van vergunningaanvragen, meldingen en toezicht voor bedrijfsactiviteiten onder het basistakenpakket. De RUD stelt uitvoeringsbeleid op voor taken die zijn opgedragen; daar gaan we in deze strategie niet op in. De gemeente Gulpen-Wittem zorgt voor de ontvangst van meldingen en het toezicht voor de lichtere bedrijfsactiviteiten die niet onder de basistaken vallen.
Voor de activiteit milieu is het bedrijf verantwoordelijk voor een milieuverantwoorde bedrijfsvoering, binnen de kaders die hiervoor door de overheid zijn gesteld. De gemeentelijke werkzaamheden bestaan uit het registreren en beoordelen van meldingen ingevolge het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) (voorheen Activiteitenbesluit milieubeheer). Het beoordelingskader voor meldingsplichtige activiteiten bestaat uit het Bal en de lokale regelgeving vastgelegd in het Omgevingplan welke door de gemeente wordt beoordeeld en indien noodzakelijk worden er maatwerkvoorschriften opgelegd.
Een bedrijf dient zelf te beoordelen of een melding dient te worden gedaan voor milieubelastende activiteiten. Om de indiening te bevorderen wordt contact opgenomen met een bedrijf dat zich vestigt in de gemeente om te wijzig op van toepassing zijnde milieuregelgeving. Onze bedrijvencontactfunctionaris speelt hier een actieve rol en wordt door de vakspecialisten regelmatig bijgepraat over actuele wet- en regelgeving.
Bij een omgevingsvergunning Bouw en RO komen ook milieu aspecten aanbod. Bij een groot gedeelte van de aanvragen wordt een advies vanuit milieu gevraagd. Dit is bij formele aanvragen en bij principe verzoeken. De vergunningverlener milieu kijkt vervolgens naar verschillende aspecten die van toepassing kunnen zijn op de casus. De meest voorkomende aspecten zijn:
Na het advies over de milieuaspecten die op de betreffende casus van toepassing zijn volgt het beoordelen van de aangeleverde onderzoeken en rapporten. Mocht blijken dat het niet correct is zal het nogmaals aangepast en herbeoordeeld worden door de vergunningverlener milieu.
Bodem, geluid, geur, externe veiligheid
Naast de adviezen voor bouw en RO komen er ook vragen binnen van burgers, bedrijven en andere organisaties. Deze vragen hebben veelal betrekking op bodem, geluid, geur, externe veiligheid en andere aspecten die vallen onder het milieubeleid. Dit varieert van vragen over het bestaande beleid, advies vragen hoe ze zaken het beste kunnen aanpakken/oplossen tot informatie vanuit ons archief.
Op 23 mei 2003 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Artikel 10.2 bevat thans een verbod voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Artikel 10.63 van de Wet Milieubeheer geeft het college van Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid een ontheffing te verlenen van dit verbod.
Hierdoor is het binnen de gemeente Gulpen-Witten onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een ontheffing van het verbod aan te vragen. Een aanvraag van een stookontheffing moet beoordeeld worden en vervolgens verleend of geweigerd worden.
Informatie websites update houden
Er staan voor burgers en bedrijven een aantal middelen ter beschikking om achter informatie te komen met betrekking tot milieu aspecten. Zo is er een bodeminformatiesysteem waarin geschiedenis van de bodem is terug te vinden. Het bodeminformatiesysteem dient iedere keer aangevuld te worden met de bodemonderzoeken die binnen komen bij de gemeente
Daarnaast is er het Web BVB waarin de laatste vergunningen, dieraantallen en uitstoot is terug te vinden van veehouderijen. Als er een melding of vergunning voor een veehouderij wordt afgegeven moet het veehouderij bestand van Web BVB aangevuld worden. Met de omgevingswet wordt ook het Register Externe Veiligheid geïntroduceerd (REV). Hierin staan de locaties met de grootste risico’s op het gebeid van externe veiligheid. De trend is dat er steeds meer informatie via een landelijk systeem beschikbaar moet worden gesteld. Het is de taak van het bevoegd gezag om de informatie actueel te houden.
Veel landelijke regels worden bij de invoering van de Omgevingswet overgedragen aan de lokale overheden via de zogenaamde Bruidsschat. De Bruidsschatregels maken deel uit van het tijdelijk omgevingsplan van de gemeente. Het betreffen voornamelijk milieu gerelateerde regels, maar ook regels over vergunningvrij bouwen. Bij het definitief maken van het omgevingsplan van onze gemeente zullen deze regels tezamen met overige lokale regels over de fysieke leefomgeving overgezet worden.
De Bruidsschatregels bieden de mogelijkheid om lokale regels vast te stellen in het nieuwe omgevingsplan welke betrekking hebben op geluid, lucht en trillingen. Het gaat om milieubelastende activiteiten die niet terugkeren in het Bal en milieu aspecten die beter lokaal kunnen worden geregeld.
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bevat de bepalingen en regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving en is de grondslag voor onze toetsing en beoordeling. Naast een publiekrechtelijke toetsing, worden ook privaatrechtelijke afspraken gemaakt als activiteiten plaatsvinden op publieke gronden (bijvoorbeeld bij aanleg van inritten). Afstemming vindt plaats met de wegbeheerders. Binnen onze gemeente zijn dit de gemeente zelf of de provincie.
In de APV is opgenomen in welke gevallen voor het kappen/vellen van bomen een vergunning nodig is. In aanvulling hierop zijn ook karakteristieke landschapselementen (waaronder graften) in enkele bestemmingsplannen aangewezen.
Verzoeken tot het plaatsen van reclames in de openbare ruimte worden getoetst aan de bepalingen in de nieuwe Omgevingsverordening. Verzoeken die niet passend zijn, worden voorgelegd aan ons college. Indien sprake is van een bouwwerk, wordt getoetst aan de Welstandsnota.
Overige aanvragen in het kader van de APV worden getoetst aan de bepalingen van de APV en eventueel vastgesteld beleid omtrent het specifieke onderwerp.
Bij het vormen van ons definitieve omgevingsplan gaan de artikelen over de fysieke omgeving de komende jaren over van de APV naar ons omgevingsplan.
3.8Beoordelingskader evenementen
De evenementenassistent is een digitale portal met een vergunningcheck en aanvraagformulieren om een vergunning aan te vragen of een melding te doen. Via de assistent zetten we de toetsingen uit binnen onze gemeente en naar onze ketenpartners. Er vinden jaarlijks enkele grote evenementen plaats en talrijke kleinere. De aanvragen toetsen we aan APV, evenementenbeleid en bespreken we in het evenementenoverleg (gemeente, politie, brandweer, etc). De jaarlijks terugkerende evenementen toetsen we aan de regels in het omgevingsplan. Evenementen met tijdelijke bouwwerken toetsen we op brandveiligheid en constructieve veiligheid. Een aanvraag dient 4 weken voor aanvang van het evenement te worden gedaan. Soms wordt dit pas enkele dagen voorafgaand aan een evenement gedaan. De toetsing en het eventueel inzetten van politie of BOA op of rondom het terrein komt dan in het geding.
Het komt voor dat (horeca) ondernemers de regelingen stapelen om hun activiteiten mogelijk te maken. Zo kan gebruik worden gemaakt van de regeling voor collectieve feestdagen, de “12 dagen regeling uit de APV” en aanmelding als evenement. Dit stapelen van regels wordt als onwenselijk gezien.
3.9Beoordelingskader bodem, bouwstoffen en grondstromen
De RUD Zuid-Limburg voert taken uit omtrent het toezicht van werkzaamheden op of in de bodem, de toepassing van bouwstoffen en grond en heeft hiervoor uitvoeringsbeleid bepaald. Het beoordelen van bodemonderzoeken ten behoeve van bouwactiviteiten gebeurt binnen onze gemeente. Met de komst van de nieuwe Omgevingswet vervalt de oude Wet bodembescherming en wordt de gemeente het bevoegde gezag voor het graven in verontreinigde grond. Momenteel is men op rijksniveau nog aan het uitzoeken of deze taken basistaken worden en de uitvoering bij de RUD komt te liggen. Indien er geen sprake is van basistaken dan kan de gemeente altijd een keuze maken om de RUD daarvoor te consulteren. De gemeente blijft echter het bevoegd gezag en zal hoe dan ook moeten zorgdragen voor voorlichting en coördinatie van de uitvoering van deze taken.
3.10Beoordelingskader natuurbescherming en flora en fauna
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied bevat, of de activiteit kan nadelige gevolgen veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna, dan wordt door onze gemeente een quickscan opgevraagd om negatieve invloeden voor flora en fauna uit te sluiten. Wanneer hieruit blijkt dat er negatieve gevolgen plaatsvinden wordt instemming gevraagd aan het betreffende bevoegd gezag (ministerie of provincie). De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door deze overheden.
3.11Beoordelingskader ruimtelijk
Aanvragen worden getoetst aan het omgevingsplan waar onder meer de ruimtelijke kaders en regels zijn vastgelegd. Als blijkt dat een aanvraag niet voldoet dan beoordelen we of een buitenplanse vergunning of wijziging omgevingsplan voor dat initiatief mogelijk is. Pas nadat een procedure geheel doorlopen is (en ook eventuele ingediende zienswijzen zijn beoordeeld en hierover besluiten zijn genomen) kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Met de komst van de Omgevingswet en het instrument van het omgevingsplan wijzigen de kaders.
Op de datum van inwerkingtreding beschikken we over een omgevingsplan van rechtswege. Vervolgens is er een transitieperiode tot uiterlijk 2030 om ons omgevingsplan voor het grondgebied vast te stellen waarin alle regels zijn opgenomen voor de fysieke omgeving. De Omgevingswet kent geen actualisatieplicht. Wel is er de verplichting om de gemeentelijke omgevingsvisie, landelijk en provinciale instructieregels, beleid voor de fysieke omgeving en verleende vergunningen te vertalen naar en op te nemen in het omgevingsplan.
Onder de Omgevingswet kan (net als op grond van de Wro) de gemeenteraad verklaren dat een omgevingsplan wordt voorbereid voor een gebied (voorbereidingsbesluit). Een voorbereidingsbesluit is nodig om een bepaald gebied te beschermen tegen (bouw)activiteiten die een gewenste ontwikkeling in dat gebied onomkeerbaar in de weg staan. Daarnaast kan, op basis van een voorbereidingsbesluit, medewerking worden verleend aan (bouw)activiteiten die geen invloed hebben op de gewenste ontwikkeling van een gebied, of daar mee in overeenstemming zijn.
Initiatieven die afwijken van de regels in het omgevingsplan kunnen gebruik maken van de reguliere vergunningprocedure voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Voor sommige ontwikkelingen is de procedure tot het wijzigen van het omgevingsplan beter passend of noodzakelijk. Hiervoor neemt de gemeenteraad een besluit (tenzij de raad delegeert aan college). Voor de vergunningprocedure is het college bevoegd. De gemeenteraad heeft gevallen aanwezen waarvoor zij adviesrecht heeft en advies geeft aan het college voordat een besluit op de vergunningaanvraag wordt genomen.
Elk plan wordt getoetst aan de regels van het omgevingsplan om na te gaan of er sprake is van strijdigheden met de voorschriften. Dit gebeurt op een grondige manier. Voor bouwactiviteiten wordt beoordeeld op de ruimtelijke onderbouwing, welstandseisen en technische aspecten waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Voor activiteiten zonder bouwen ligt de prioriteit op de landschappelijke voorwaarden of milieubelastende activiteiten.
Bij de beoordeling van aanvragen voor de activiteit ‘aanleg’ zoals afgraven of ophogen ligt de prioriteit op archeologie, bodem, natuurwaarden, cultuurhistorie en landschappelijke waarden. Ons omgevingsplan bevat de gebiedswaarden waarop we beoordelen.
Een van de beoordelingskaders voor ruimtelijke ontheffingen / plannen is de toetsing aan het gemeentelijk parkeerbeleid. In dit beleid zijn, per functie, normen voor parkeren opgenomen.
3.12Beoordelingskader Alcoholwet
Aanvragen in het kader van de drank- en horecavergunning worden getoetst aan de Alcoholwet, Wet- op de kansspelen en APV. Voor de terrassen toetsen we aan de APV en het Terrassenbeleid.
3.13Samenwerking bij vergunningverlening
De behandelend medewerker beoordeelt of collegiaal overleg nodig is, o.a. om andere benodigde disciplines te laten beoordelen of een toetsing noodzakelijk is. In het werkproces zijn ook de contactmomenten met externe en interne adviseurs benoemd. Afhankelijk van de aangevraagde activiteit vindt samenwerking plaats met diverse interne en externe adviseurs.
De samenwerking bij vergunningverlening (en veelal ook voor toezicht en handhaving) is met:
Toezicht in Gulpen-Wittem vindt plaats op basis van:
Het uitvoeren van toezicht leidt tot een aantal effecten voor bescherming van de leefomgeving veiligheid, gezondheid en leefbaarheid. Daarnaast leidt het toezicht ook tot een verbetering van de bedrijfsvoering door adequate registratie in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de Waardering van onroerende zaken (WOZ).
Het houden van toezicht kent verschillende vormen. Per beleidsterrein of aanleiding wordt de meest passende vorm ingezet. Vormen van toezicht in Gulpen-Wittem zijn:
Voor ieder van deze vormen is in Squit 2020 een hoofdproces ingericht.
Net als bij het toetsen van bouwplannen in de vergunningfase geldt ook dat tijdens de bouw- of realisatiefase keuzes moeten worden gemaakt wat en hoe dit wordt gecontroleerd. Voor deze fase hebben we het toezichtprotocol uitgewerkt. Het landelijke toezichtprotocol© van de Vereniging BWT Nederland heeft als basis gediend voor het gemeentelijk protocol.
Het toezichtprotocol is een matrix waarin per bouwfase en categorie van bouwwerken de voorschriften zijn aangegeven waarop we controleren. Bij het vaststellen van het minimumniveau is per controlepunt vastgesteld of dit relevant is voor brandveiligheid, constructieve veiligheid en/of volksgezondheid, omdat hierbij de risico’s het grootst zijn. Is dit niet het geval, dan is controle niet 'verplicht'. Voor die controlepunten die wel relevant zijn, is een inschatting gemaakt van het risico. Afhankelijk van de risico-inschatting is per controlepunt een minimum toezichtniveau vastgesteld.
1Integrale controle van alle onderdelen
Uiteraard wordt op die onderdelen waaraan een bouwplan intensiever wordt getoetst ook intensiever toezicht gehouden. De categorieën van bouwwerken zijn onderverdeeld aan de hand van de bouwsommen. De bouwsommen hangen samen met de omvang van een bouwwerk. Het toezichtprotocol bouwen (bijlage 2) koppelt de voorschriften aan de fase van bouwwerkzaamheden. Op die manier kunnen per fase de relevante voorschriften worden gecontroleerd.
Bij het toezicht op bouwwerken ondervinden we in toenemende mate dat we aandacht moeten geven aan het inspecteren van bestaande panden op landelijke aandachtspunten. De afgelopen jaren zagen we onder meer de landelijke eisen om te inspecteren op het energielabel, breedplaatvloeren en de brandveiligheid van gevels.
Het toezicht op de correcte verwijdering en afvoer van asbest ligt bij de RUD ZL. Bij de overige sloopwerkzaamheden liggen de aandachtspunten op:
Afhankelijk van de aard van het bouwwerk en het gebruik maken we met Brandweer Zuid-Limburg afspraken op welke toezichtsmomenten de Brandweer met ons bouwtoezicht controleert. Bij grote projecten wordt de Brandweer vroeg in het proces betrokken. De Brandweer Zuid-Limburg hanteert een prioriteitstelling op basis van het verwachte brandrisico van gebruiksfuncties in het regionaal brandveiligheidsbeleid.
4.6Toezicht monumenten, beschermde dorpsgezichten en karakteristieke bouwwerken
Nadat een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en monumenten is afgegeven, zullen de monument specifieke aspecten worden meegenomen in de reguliere bouwinspecties, tenzij in een specifieke zaak extra toezicht nodig is. Hierdoor blijft dit toezicht beperkt van omvang.
De eigenaar is zelf verantwoordelijk om te voldoen aan de onderhoudsverplichtingen voor monumenten of beschermde panden. We reageren op meldingen of signalen uit ons algemene vrije veld toezicht als dat aan de orde is.
Toezicht op milieubelastende activiteiten ligt bij RUD ZL voor vergunningplichtigevergunningen en een groot deel van de meldingsplichtige activiteiten (type B). Voor deze basistaken heeft de RUD uitvoeringsbeleid vastgesteld. Voor meldingsplichtige activiteiten met een geringe milieubelasting (de niet basistaak bedrijven) ligt het toezicht bij de gemeente. Op deze activiteiten houdt de gemeente periodiek toezicht. Dit betreft toezicht op de algemene regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving en van toepassing zijnde regels in ons omgevingsplan. De taken hebben betrekking op het toezicht op en handhaving van voorschriften en regels gesteld in de geldende vergunningen en besluiten.
De circa 400 bedrijven die meldingsplichtig zijn en waarop we als gemeente toezicht houden, worden afhankelijk van de milieubelasting frequent gecontroleerd en indien er klachten over binnenkomen wordt er een bedrijfsbezoek uitgevoerd. Bij een goed naleefgedrag controleren we minder vaak en bij slecht naleefgedrag vaker.
Verder controleren we thematisch op bijvoorbeeld energiebesparing of opslagtanks.
Voor de activiteiten in de APV baseren we het toezicht vooral op klachten en meldingen. In dit kader gaan wij uit van de eigen verantwoordelijkheid van de uitvoerder van de werkzaamheden. Verder kunnen we projectmatig toezicht houden op bepaalde thema’s op gebieden op basis va de prioriteiten in ons beleidsplan, indien hiervoor capaciteit voorhanden is.
Voor de (grotere) evenementen maken we een risicoanalyse per evenement en op basis van het risico zetten we de passende vorm en intensiteit van toezicht ingezet. Bij kleinschalige, reguliere en weinig risicovolle evenementen vindt toezicht in eerste instantie plaats op basis van klachten en meldingen. Bij grotere evenementen vindt afhankelijk van de risico’s en duur van het evenement een of meerdere fysieke controlemomenten plaats. De intensiteit en diepgang van de controles wordt in overleg met politie en brandweer voorafgaand aan het evenement bepaald.
4.10Toezicht bodem, bouwstoffen en grondstromen
Het toezicht is ondergebracht bij de RUD Zuid-Limburg. Wel is het van belang dat de gemeentelijke milieumedewerker op de hoogte is van de projecten waarbij bodemwerkzaamheden plaatsvinden binnen de gemeente. Hij fungeert namelijk als 1e aanspreekpunt voor de directie en het college en zal dus altijd op de hoogte moeten zijn van bv saneringslocaties en grondstromen.
4.11Toezicht natuurbescherming en flora en fauna
Het toezicht op de bescherming van natuur, flora en fauna vindt plaats naar aanleiding van klachten en meldingen. Voor herplantplicht vindt intensiever toezicht plaats: bij herplant wordt gecontroleerd of de herplant feitelijk heeft plaatsgevonden.
Het toezicht op de ruimtelijke aspecten vindt met name plaats naar aanleiding van een verleende vergunning en tevens op basis van klachten en meldingen. Daarnaast wordt tijdens het bouwtoezicht bekeken of activiteiten plaatsvinden conform de ruimtelijke regels. Bijzondere aandacht ligt bij het toezicht op de voorwaarden bij de vergunning, zoals landschappelijke inpassing en parkeernormen.
De vereiste integrale aanpak van de Omgevingswet gaan we ook doorvoeren bij het toezicht. Op de grotere ontwikkelingen met meerdere disciplines maken we een beknopt toezichtplan na het verlenen van een vergunning of het wijzigen van het omgevingsplan. In dit toezichtplan benoemen we een toezichtcoördinator voor de ontwikkeling en beschrijven we de rol en inzet van de benodigde disciplines. Daarbij kijken we naar de mogelijk om kosten te dekken uit de legesinkomsten, voor zover het om verhaalbare toezichtkosten gaat. Het doel is dat de integraliteit die we aan de ‘voorkant’ borgen onder de Omgevingswet doorloopt naar het toezicht op de realisatie van ontwikkelingen.
Een deel van de gronden in ons buitengebied heeft een AWNL functie (agrarische waarden, natuur en landschap) met eisen ter bescherming en instandhouding van de waarden. Er kan aantasting plaatsvinden door diverse activiteiten. We beoordelen periodiek of er sprake is van aantasting van de beschermde waarden (bijvoorbeeld door luchtfoto’s te analyseren en de situatie te vergelijken met de beschermde status) en zullen dan gericht toezicht houden.
Het toezicht op de Alcoholwet gebeurt op drie aspecten: toezicht op de regels van afgegeven vergunningen, toezicht op het verstrekken van alcohol (NIX18) en toezicht op de terrassen.
Op het gebied van alcoholgebruik wordt er regionaal afstemming gezocht over preventie en handhaving. De boa’s controleren op de Alcoholwet.
4.14Toezicht op basis van klachten, meldingen en handhavingsverzoeken
Klachten en meldingen kunnen per telefoon, schriftelijk, per e-mail of via de website van de gemeente binnenkomen. Allereerst wordt beoordeeld of er sprake is van een publiekrechtelijk grondslag en of de gemeente bevoegd is. Indien het privaatrechtelijk is dan zal er in principe geen behandeling plaatsvinden en krijgt de klager een brief waarin dit wordt uitgelegd.
Bij een klacht van een burger wordt contact opgenomen met de klager. Vervolgens wordt besproken wat de aanleiding en het doel van de klacht is en wat verwacht wordt van de gemeente. In overleg wordt gezocht naar een snelle oplossing. Als dit niet mogelijk blijkt, dan wordt bij herhaalde constatering een definitieve afweging gemaakt.
Bij klachten van derden of bedrijven wordt schriftelijk gecommuniceerd. Door in een vroeg stadium in overleg te gaan worden ieders verwachtingen duidelijk voor behandeling.
Bij anonieme klachten wordt de impact ingeschat. Afhankelijk van deze inschatting wordt eventueel verdere actie ondernomen.
Het streven is om de klager binnen twee werkdagen op de hoogte te stellen dat de klacht is ontvangen en te informeren over het vervolg.
Een verzoek om handhaving heeft een wettelijke beslistermijn conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Bij een verzoek om handhaving wordt feitelijk dezelfde werkwijze als bij een klacht gevolgd. Aanvullend hieraan wordt de behandeling schriftelijk bevestigd en schriftelijk afgehandeld in de vorm van een besluit.
Anonieme verzoeken om handhaving of verzoeken om handhaving die zijn ingediend door iemand die geen belanghebbende is, worden niet als zodanig in behandeling genomen. Afhankelijk van het verzoek wordt deze al dan niet toch (ambtshalve) opgepakt en wordt handhavend opgetreden.
Milieuklachten en verzoeken om handhaving op het gebied van milieu worden behandeld door de RUD ZL, ook in spoedeisende gevallen. De gemeente heeft een 24-uurs bereikbaarheidsregeling voor klachten over bedrijven en op milieu, maar heeft zelf geen dekkende bereikbaarheid en belegt dit bij de RUD ZL en een extern bureau. Bij grote incidenten volgt de gemeente het draaiboek en de afspraken van het regionaal crisisbeheersingsplan.
Bij een calamiteit of incident kan door bemiddeling van de toezichthouders milieu geprobeerd worden de veroorzaker/eigenaar zelf de noodzakelijke actie te laten ondernemen, zodat er geen kostenverhaal (bestuursdwang) hoeft plaats te vinden. Als dit niet lukt, kunnen bestuursrechtelijke middelen worden ingezet.
De gebiedscontrole (of vrije veld toezicht) vindt plaats op specifieke thema’s of gebieden als de capaciteit van onze toezichthouders en boa’s dat toelaat. Het zijn observerende controles om een beeld te vormen of wordt voldaan aan de regels en voorwaarden vanuit ruimtelijk gebruik, bouwen, (brand)veiligheid, APV en bijzondere wetten.
4.16Samenwerking bij het toezicht
Er zijn diverse partners waarmee we samenwerken zoals politie, Brandweer Zuid-Limburg, RUD ZL, OM (Openbaar Ministerie), Belastingdienst, douane, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, AID (Algemene Inspectiedienst) en waterschap. Toezichtcontroles worden zoveel mogelijk afgestemd om te voorkomen dat bedrijven in een beperkte periode voor zowel milieu als brandveiligheid bezocht worden.
Indien een overtreding geconstateerd wordt, volgt de gemeente Gulpen-Wittem onderstaande sanctiestrategie. Daarbij onderschrijven we de landelijk handhavingsstrategie (LHS). De relevante onderdelen zijn uitgewerkt en aangevuld met eigen overwegingen.
5.1Formele overtreding, gelijkwaardige oplossingen
Er kan sprake zijn van een formele afwijking van voorschriften en dat maatregelen zijn getroffen die het door de rechtsregel beschermde belang in dezelfde mate of beter waarborgen. Indien op een andere wijze dezelfde veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu wordt gerealiseerd, kan deze oplossing voldoen en is geen vervolgactie noodzakelijk.
5.2Formele, legaliseerbare overtreding
Is sprake van een formele overtreding en is geen sprake van een gelijkwaardige oplossing, dan is een eerste afweging of het een vergunbare situatie betreft. Als dit het geval is, wordt in beginsel een vergunningprocedure gestart. Afhankelijk van de ernst van de overtreding (risico? schade) en het profiel van de overtreder zijn er de volgende aanvullende opties:
Vergunnen met sanctionerende tik
Indien de illegale situatie is ontstaan uit calculerend/malafide gedrag en/of sprake is van recidive, wordt tevens proces-verbaal opgemaakt.
Indien bij een vergunbare situatie geen sprake is van calculerend/malafide gedrag en geen sprake van recidive, wordt afgezien van een sanctionerende tik. In sommige situaties is het denkbaar dat ondersteuning wordt geboden om de situatie te verbeteren. Bijvoorbeeld door het geven van voorlichting als wordt vastgesteld dat bepaalde (onnodige) overtreding systematisch voorkomt.
Vergunnen met bestuursrechtelijke handhaving
Als een situatie legaliseerbaar is, kunnen we bestuursrechtelijk toch handhavend optreden, zolang de illegale situatie voortduurt of de vergunningaanvraag niet is ingediend. Als een vergunningaanvraag is ingediend, kan (verder) handhavend optreden toch geboden zijn, bijvoorbeeld als de belangen van derden dat vergen.
In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de wijze waarop wordt opgetreden bij geconstateerde overtredingen. Hiervoor zijn bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten in te zetten. Bestuursrechtelijk zijn dat:
Bij een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking (last onder dwangsom of last onder bestuursdwang) krijgt de overtreder een hersteltermijn aangeboden, waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Als de overtreding na deze termijn niet is beëindigd dan wordt de sanctie geëffectueerd. In samenhang met de sanctiebeschikking of los daarvan kan de strafrechtelijke sanctie worden toegepast. Strafrechtelijke instrumenten zijn:
In de gemeente zijn geen toezichthouders aangewezen om strafrechtelijk op te treden in domein II. Wij signaleren richting onze partners, waarna zij strafrechtelijk kunnen optreden. Bij strafrechtelijke handhaving is naast het bereiken van de gewenste situatie tevens het bestraffende element van belang.
De toe te passen sanctie moet proportioneel zijn en dient zoveel mogelijk transparantie te bieden over de lengtes van begunstigingstermijnen en de hoogten van dwangsommen:
Gulpen-Wittem kiest qua begunstigingstermijn voor een zo kort mogelijke termijn waarbinnen aan de last kan worden voldaan. De termijn moet echter wel zodanig zijn, dat het praktisch haalbaar is om aan de last te kunnen voldoen. Verder is de te stellen termijn afhankelijk van de aard van de overtreding en mag de termijn niet zodanig lang zijn, dat sprake is van (impliciet) gedogen. In toezicht komt het voor dat geconstateerde afwijkingen direct of binnen een afzienbaar tijdsbestek kunnen worden hersteld. In deze gevallen wordt volstaan met een mededeling van de toezichthouder dat de geconstateerde afwijking bij de volgende controle hersteld moet zijn. Hiervan wordt melding gemaakt in het controlerapport;
de hoogte van een dwangsom moet op grond van de Algemene wet bestuursrecht in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. Gulpen-Wittem relateert de hoogte van de dwangsom aan de aard en ernst van de overtreding, de potentiële schade en de kosten om de overtreding ongedaan te maken. In ieder geval moet het bedrag belangrijk hoger zijn, dan het economisch voordeel dat met de overtreding wordt behaald. Het moet aantrekkelijker zijn de overtreding ongedaan te maken dan de dwangsom te betalen;
de handhaving van voor een andere overheid of een onderdeel van de eigen organisatie geldende voorschriften is voor de gemeente Gulpen-Wittem niet anders dan voor haar burgers. Belangrijk hierbij is de democratische controle en transparantie, ook indien er bestuurlijke en/of juridische complicaties ontstaan.
5.5Afstemming tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke spoor
De keuze voor het instrumentarium bij constatering van een overtreding is gebaseerd op:
professionaliteit en vakmanschap: training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling. Toezichthouders wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Zij bepalen vervolgens welke interventie in het specifieke geval passend is. Dit vereist professionaliteit, vakmanschap en uitwisseling van kennis en leerervaringen;
betrouwbaarheid: beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen. Handhavend optreden is zowel eerlijk tegenover normadressaten uit het oogpunt van een ‘level playing field’, als tegenover de maatschappij die ervan uit mag gaan dat toezichthouders zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft;
Op basis van twee variabelen bepaalt de toezichthouder met welk instrumentarium gehandhaafd wordt bij een geconstateerde overtreding:
Als de toezichthouder niet in staat is om het gedrag van de overtreder te typeren, dan is typering a) (goedwillend) het uitgangspunt.
Beide variabelen bepalen of alleen bestuursrechtelijk of ook strafrechtelijk (donkere segmenten) wordt opgetreden. Onderstaande interventiematrix visualiseert dit.
Door verzwarende of verzachtende argumenten kan een verschuiving van het instrumentarium plaatsvinden. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst en andersom bij verzwarende argumenten. Stapeling van argumenten levert slechts één verschuiving horizontaal, verticaal of diagonaal op.
In lijn met de landelijke handhavingsstrategie kunnen de volgende argumenten verzwarend werken:
In aanvulling op de landelijke handhavingsstrategie kunnen de volgende argumenten verzachtend zijn:
Overleg met het OM vindt in ieder geval plaats, indien een overtreding wordt geconstateerd in de middensegmenten donkere segmenten of een verzwarend argumenten is van toepassing.
Na positionering van de overtreding in de interventiematrix kan de bijbehorende interventie worden bepaald. In de interventiematrix in bijlage 3 is per situatie de insteek voor sanctioneren opgenomen. De toezichthouder kiest voor de minst zware interventie, tenzij de toezichthouder motiveert dat een andere interventie binnen het segment in de betreffende situatie passender is.
De toezichthouder zet de betreffende interventie in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de bepaalde termijn uitblijft, pakt de toezichthouder door.
5.6Samenwerking bij het sanctioneren
In de interventiematrix is opgenomen bij welke type overtredingen afstemming plaatsvindt met partners die strafrechtelijke sancties kunnen opleggen.
Situaties, waarin gelijktijdige handhavingsbevoegdheid een rol speelt, zijn opgenomen in de bestuursovereenkomst. Tevens staan daarin de afspraken daaromtrent opgenomen. Nadat een overtreding wordt geconstateerd, wordt aan de hand van de bestuursovereenkomst beoordeeld welke instantie als eerste de bestuurlijke handhavingsbevoegdheid moet toepassen. Indien de bestuursovereenkomst geen duidelijkheid ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling biedt, wordt de volgende stap in het protocol uitgevoerd.
In situaties, waarbij een andere overheid ná of vóór ons college handhavingsbevoegd is, vindt afstemming plaats met de betreffende overheidsorganisatie.
Gedogen is het afzien van sancties in geval van geconstateerde overtredingen. Bij actief gedogen ligt er een besluit van het college (gedoogbeschikking) aan ten grondslag. Ten aanzien van het gedogen onderschrijft de gemeente Gulpen-Wittem het landelijk beleidskader ‘Grenzen aan Gedogen. De relevante onderdelen zijn uitgewerkt en aangevuld met eigen overwegingen.
6.1Situaties die mogelijk voor gedogen in aanmerking komen
In het gedoogbeleid is het niet mogelijk is om specifieke en concrete situaties te omschrijven waarop het gedoogbeleid van toepassing kan zijn. Het belang is om vast te leggen langs welke lijn, naar het oordeel van het bestuur, gedogen kan plaatsvinden.
Uitgangspunt bij het gedogen is het uitzonderlijke karakter. Slechts in bepaalde gevallen mag er worden overgegaan tot gedogen. Gedogen is mogelijk als wordt voldaan aan één of (bij voorkeur) meerdere van de volgende voorwaarden:
Of de hiervoor omschreven situaties gedoogwaardig zijn, hangt af van de omstandigheden en de belangenafweging in het specifieke geval. In beginsel worden geconstateerde en voortdurende overtredingen via toezicht en handhaving aangepakt en als dat niet mogelijk is, wordt een gedoogbesluit genomen. In voorkomende gevallen wordt een schriftelijke gedoogbeschikking afgegeven, waaraan nadere voorwaarden kunnen zijn verbonden. De gedoogbeschikking is aan een termijn gebonden die niet langer is dan strikt genomen noodzakelijk.
6.2Situaties die van gedogen worden uitgesloten
Er wordt niet tot gedogen overgegaan:
indien blijkt dat de te gedogen activiteit strijdig is met enige andere bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel en het voor de handhaving van die regel bevoegde gezag kenbaar heeft gemaakt dat het met bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten tegen deze overtreding optreedt, dan wel zal optreden.
6.3 Voorkomen van onnodige (passieve) gedoogsituaties).
Teneinde het actieve gedogen tot een minimum te beperken, wordt het volgende in acht genomen:
6.4Samenwerking bij het gedogen
Actief gedogen komt sporadisch voor. Afhankelijk van de situatie wordt dan samengewerkt met overige bestuursrechtelijke en strafrechtelijke partners, zoals de provincie, het Openbaar Ministerie en buurgemeenten.
Zonder formele borging van de kwaliteit is er een sterke mate van afhankelijkheid van de individuele medewerker. In onderstaande uitwerking beschrijven wij (1) wat wij met kwaliteitsborging willen realiseren (kwaliteitsdoelstelling), (2) wat we doen om de kwaliteit te borgen en (3) op welke wijze we periodiek meten dat onze werkzaamheden tot het gewenste resultaat leiden.
Door onze raad is de ‘Verordening kwaliteit VTH-taken’ vastgesteld. Daarin is een kwaliteitsniveau benoemd. Met voorliggende paragraaf geven we verder invulling aan de kaders die onze raad heeft gesteld met de verordening. Onderstaande uitwerking is gebaseerd op een uitwerking die door de gemeenten in Zuid-Limburg gezamenlijk is gemaakt.
Kwaliteit is voor ons het realiseren van de doelstellingen die we met elkaar hebben afgesproken in het ‘Beleidskader VTH-taken fysieke omgeving’. Deze doelstellingen zijn door het bestuur vastgesteld en geven aan wat we willen realiseren vanuit vergunningverlening, het toezicht en de handhaving.
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de VTH-taken is belegd bij de teamleider en kwaliteitsmedewerker vergunningverlening. In het jaarverslag voor de VTH-taken wordt gerapporteerd over de kwaliteit van de VTH-taken en de wijze waarop met verbeterpunten uit voorgaande verslagen is omgegaan.
Gerelateerd aan onze kwaliteitsdoelstelling, constateren we dat de kwaliteit afhankelijk is van de wijze waarop onze organisatie is ingericht en hoe dit gewaardeerd wordt door ons bestuur, onze klanten en de partners waarmee we samen werken.
Om dit te visualiseren maken we gebruik van het overheidsontwikkelmodel (OOM). Deze systematiek voor kwaliteitsborging is specifiek op maat gemaakt voor overheidsorganisaties.
De systematiek maakt onderscheid tussen zes organisatiegebieden (inrichten van de organisatie) en vier resultaatsgebieden (verrichten).
Het model is cyclisch: door continue te leren kunnen organisatiegebieden verbeterd worden en daarmee de waardering en de kwaliteit van de eindresultaten worden verhoogd.
Om de kwaliteit te borgen nemen we de volgende activiteiten ten aanzien van de zes organisatiegebieden:
borging van voldoende kritieke massa (continuïteit en deskundigheid) voor uitvoering van de taken. Voor basistaken zijn de landelijk geformuleerde kwaliteitscriteria conform de verordening de norm. Voor de niet-basistaken vormen de kwaliteitscriteria een referentiekader, waarvan we beargumenteerd kunnen afwijken.
Periodiek meten we de kwaliteit. Bij voorkeur doen we dit in de vier resultaatsgebieden (output).
In ons uitvoeringsprogramma wordt benoemd op welke wijze kwaliteitsmeting plaatsvindt.
steekproefsgewijze toets (audit) vanuit de praktijk van de resultaten van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving: de wijze waarop gegevens uit zaken/processen zijn geregistreerd, documenten zijn opgebouwd en gearchiveerd en toetsingen en toezicht hebben plaatsgevonden volgens de afgesproken checklisten;
Standaardniveaus: uitzonderingen zijn onderbouwd mogelijk bij specifieke dossiers.
Witte cellen: conform landelijk niveau
Rode cellen: lager dan landelijk niveau
Groene cellen: hoger dan landelijk niveau
- compleetheid technische informatie | ||
- toetsen of uitgangspunten van berekeningen correct zijn weergegeven | ||
Standaardniveaus: uitzonderingen zijn onderbouwd mogelijk bij specifieke dossiers.
Bijlage 3. Interventiematrix voor sanctioneren
Figuur: interventiematrix met, per situatie, de insteek voor sanctioneren