Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Beleidsregels watervergunningen Strandbebouwing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsregels watervergunningen Strandbebouwing
CiteertitelBeleidsregels watervergunningen Strandbebouwing
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-09-2014nieuwe regeling

10-09-2014

Waterschapsblad 2014, 6402

13.52560

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels watervergunningen Strandbebouwing

1 Verklaring van afkortingen begrippen en terminologie

In deze beleidsregels wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

 

Beheer

Al het handelen dat erop gericht is te zorgen dat een waterstaatswerk aan de toegekende functies voldoet of gaat voldoen.

 

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van steen, hout, metaal e.d. vervaardigde aard- en nagelvast met de grond verbonden bouwwerken en installaties, zoals huizen, schuurtjes, steigers, beschoeiingen enzovoort. Ook (dijk)wegen vallen onder bouwwerken. Voor bepaalde aspecten wordt onderscheid gemaakt in nieuwbouw en vernieuwbouw.

 

Keur HHNK 2009

Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009.

 

Kustfundament

Het gebied dat van belang is voor de bescherming van het laaggelegen deel van Nederland tegen overstroming. Dit omvat landwaarts zowel duinen als zeedijken en begint zeewaarts vanaf de NAP–20 meter lijn. De plaatsbepaling van het kustfundament is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, artikel 2.3.1. en bijbehorende kaart.

Rooilijn zeezijde

Denkbeeldige lijn op het strand waarachter vanwege de belangen van Rijkswaterstaat geen bebouwing mag plaatsvinden.

 

Rooilijn duinzijde

Denkbeeldige lijn op het strand waarvoor ter bescherming van de kustveiligheid geen bebouwing mag plaatsvinden.

 

Strandbouwwerk

Een bouwwerk met aanhorigheden op het Noordzeestrand dat bestemd is voor recreatieve doeleinden of dat deze doeleinden ondersteunt.

Hieronder wordt verstaan:

  • -

    jaarrondstrandbouwwerk: een strandbouwwerk dat het gehele jaar op het Noordzeestrand staat;

  • -

    seizoenstrandbouwwerk: een strandbouwwerk dat alleen gedurende het zomerseizoen (15 maart tot 15 oktober) op het Noordzeestrand staat;

  • -

    klein strandbouwwerk: strandbouwwerk kleiner dan 15 m2 dat alleen gedurende het zomerseizoen (15 maart tot 15 oktober) op het strand staat.

Strandslag

Gereguleerde overgang over het duin.

 

Werken

Alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren.

 

2 Inleiding

De ‘Beleidsregels watervergunningen Strandbebouwing’ zijn geschreven als onderdeel van de algemene ‘Beleidsregels watervergunningen 2013’, waarover begin 2013 een consultatie heeft plaatsgevonden. Vaststelling van de algemene regels is echter uitgesteld totdat de nieuwe keur in 2014 wordt vastgesteld. De beleidsregels sluiten dan direct aan op de Keur 2014.

 

Voor het onderdeel strandbebouwing is echter in een eerder stadium duidelijkheid gewenst. In 2014 zal er namelijk een nieuwe vergunningenronde plaatsvinden met mogelijke verplaatsingen. De noodzaak tot verplaatsing dient het hoogheemraadschap tijdig in vergunningen aan te geven en wel voor oktober 2014.

 

Derhalve lopen de beleidsregels voor strandbebouwing vooruit op de ontwerpbeleidsregels watervergunningen, die in 2014 nader worden uitgewerkt. Dit document bevat de relevante passages uit deze ontwerpbeleidsregels. Zodra de ontwerpregels watervergunningen worden herzien, zullen de beleidsregels voor strandbebouwing hierin worden opgenomen.

Met de inwerkingtreding van de Beleidsregels watervergunningen Strandbebouwing zijn de ‘Beleidsregels strandpaviljoens en vergelijkbare objecten 2009’ niet langer van kracht.

 

2.1 Keur

De Beleidsregels watervergunningen Strandbebouwing zijn een uitwerking van artikel 4.1 uit de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009.

 

Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009

 

Artikel 4.1 Watervergunning waterstaatswerken en beschermingszone

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

    • a.

      werkzaamheden te verrichten;

    • b.

      werken of te plaatsen of te (be)houden, dan wel te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen of te behouden.

 

Het doel van bovenstaand artikel uit de Keur is het beschermen van de functie van de waterkering als onderdeel van het totale waterstaatkundige systeem. Tijdens het gebruik van of als gevolg van het aanbrengen van werken in de waterkering of in het profiel van vrije ruimte is het van belang dat de waterkerende functie en het beheer van de waterkering is gegarandeerd.

 

Werken vormen vanuit waterkeringtechnisch oogpunt een veiligheidsrisico waardoor de normveiligheid van de waterkering in het geding kan komen. Het gebruik, beheer, onderhoud en de inspectiemogelijkheden van de waterkering kan door het gebruik, het oprichten van werken, waaronder bouwwerken, objecten en dergelijke worden bemoeilijkt of zelfs onmogelijk worden. Daarnaast hebben werken effect op de stabiliteit en de sterkte van de waterkering. Het gaat hierbij niet alleen om grote bouwwerken, ook constructies als steigers, taludtrappen, voorzieningen voor de geleiding van het verkeer en afrasteringen horen hiertoe. Niet alleen door hun gewicht vormen zij een risico voor de stabiliteit en sterkte; ook de verstoring van grond- en regenwaterstromen als gevolg van een werk kan leiden tot afschuiving van het talud. Eventuele schades aan de waterkerende constructies onder het (bouw)werk kunnen tijdens de schouw en de inspectie niet meer of alleen met meer inspanning worden waargenomen. Hierdoor neemt niet alleen de veiligheid af, ook de kosten voor beheer nemen in het algemeen toe. Toekomstige dijkverbeteringsmaatregelen worden door werken en door medegebruik van het waterstaatswerk en de beschermingszones fysiek belemmerd, zodat alternatieve kostenverhogende verbeteringsmaatregelen nodig kunnen zijn.

3 Zandige kust

Het strand maakt deel uit van het waterstaatswerk zandige kust. De wijze waarop de kustveiligheid wordt gewaarborgd, ligt in lijn met het landelijk beleid, zoals dat is vastgelegd in de 3e Kustnota en de Beleidslijn kust. Het principe van dynamisch kustbeheer is daarbij leidend. Daarnaast is en blijft het beleid van het hoogheemraadschap hier gericht op het faciliteren van strandrecreatie en het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap. Hierbij hanteert het hoogheemraadschap de volgende gedragslijn: soepel waar het duin een grotere belasting aan kan en streng waar het duin kwetsbaar is.

 

Op het strand vindt een aantal specifieke en vooral seizoensrecreatie-gerelateerde bouwactiviteiten plaats. Voor het oprichten van bouwwerken op het strand kan het hoogheemraadschap onder voorwaarden een watervergunning verlenen. Vanwege de dynamiek van de duinkust worden uitsluitend tijdelijke vergunningen afgegeven. Het hoogheemraadschap hanteert hierbij drie categorieën: seizoenstrandbouwwerken, jaarrondstrandbouwwerken en kleine strandbouwwerken.

 

3.1 Samenloop

Bij kustbebouwing is in het kader van de in 2010 in werking getreden Waterwet sprake van samenloop. RWS is bij samenloop het hoogste bevoegd gezag. Afgesproken is dat HHNK in principe de procedure afhandelt nadat de delegatie van RWS ontvangen is. Reden daarvoor is dat het hoogheemraadschap het grootste belang heeft bij regulering. De delegatie wordt per geval verstrekt en RWS-adviezen worden overgenomen in de te verlenen vergunning. Het hoogheemraadschap neemt in geval van delegatie tevens de verantwoordelijkheid voor handhaving over.

Naast de keuraspecten kunnen de bestuurlijke belangen van de gemeente, provincie en van Rijkswaterstaat een rol spelen bij het al dan niet verlenen van een watervergunning. Wanneer strikte toepassing van een of meer toetsingscriteria leidt tot een lokaal ongewenste situatie, treedt het Hoofd Vergunningen in overleg met de vergunningverlener van RWS. Hierbij blijft het waterveiligheidsbelang voorop staan (het in stand houden van een robuuste zandige kust).

 

3.2 Kustkaart

Een kustkaart dient als basis voor de plaatsbepaling van de strandbebouwing. Op deze kaart wordt zonering aangeven van meer en minder kwetsbare gebieden. Dit met het oog op waterveiligheid, natuurwetgeving en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Zonering voor de meer en minder kwetsbare gebieden vanuit waterveiligheid is gebaseerd op de zonering uit de Legger Zandige Kust. De kustkaart heeft geen juridische status, maar dient primair een communicatief doel: het inzichtelijk maken van de consequenties van beleid voor strandbebouwing.

Om de belangen van zowel het hoogheemraadschap als van Rijkswaterstaat te dienen wordt bij de plaatsbepaling van bouwwerken een rooilijn in acht genomen aan zowel de zee- als landzijde. Bebouwing dient zich tussen deze rooilijnen te bevinden. Omdat deze rooilijnen niet statisch zijn kan verplaatsing van bouwwerken als gevolg van een wijziging van de rooilijn noodzakelijk zijn. De plaatsbepaling is onderdeel van de watervergunning. Voor de zekerheid van de vergunninghouder dient verplaatsing, indien nodig, uitsluitend voor aanvang van een nieuwe vergunningperiode plaats te vinden. Als de noodzakelijke verplaatsing minder is dan 3 meter zal in de vergunning geen verplichting tot verplaatsen worden opgenomen. Als een verplaatsing over een grote afstand moet plaatsvinden wordt per vergunningperiode een verplaatsing van ten hoogste 20 meter in acht genomen.

De vergunninghouder zal erop geattendeerd worden dat de algemene regels met betrekking tot het gebruik uit artikel 6.8 van de Waterregeling van toepassing zijn.

 

De rooilijnen komen als volgt tot stand:

  • De rooilijn aan de zeezijde is gebaseerd op de gemiddelde hoogwaterlijn en verwachte ontwikkelingen voor de komende vijf jaar.

  • De rooilijn aan de landzijde wordt bepaald op basis van de verwachte kustontwikkeling. Bij een zeewaartse verplaatsing van de duinvoet ligt de rooilijn daar waar de duinvoet zich naar verwachting volgens berekeningen over vijf jaar zal bevinden (+4 NAP-lijn geëxtrapoleerd uit Jarkusmetingen van de voorbije 10 jaar). Bij een verwachte landwaartse verplaatsing, zal de bestaande duinvoet als rooilijn worden gehanteerd.

De Kustkaart wordt telkens in het jaar voorafgaand aan een nieuwe vergunningsperiode aangepast aan de actuele ontwikkelingen en vastgesteld door het hoofd van de afdeling Waterkeringen & Wegen.

 

Het is mogelijk de Kustkaart samen met gemeenten uit te werken tot een Lokale Kustkaart, waarop o.a. in detail staat aangegeven waar welke strandbebouwing is toegestaan. De lokale kustkaart is resultaat van een belangenafweging van gemeenten, hoogheemraadschap, Rijkswaterstaat en provincie Noord-Holland en wordt bestuurlijk vastgesteld.

4 Toetsingscriteria watervergunning

Bouwwerken op het strand algemeen

 

  • 1.

    Het hoogheemraadschap beoordeelt de vergunningaanvraag voor het werk op de gevolgen voor het beheer en het onderhoud van het waterstaatswerk op:

    • a.

      de gevolgen voor de natuurlijke sterktevermindering, zoals verzakkingen, zettingen en erosie;

    • b.

      de toenemende belastingen als gevolg van hogere waterstanden;

    • c.

      de veiligheidsnormen ten tijde van het moment van indienen van een vergunningaanvraag;

    • d.

      de gevolgen voor de natuurlijke uitwisseling van zand van vooroever naar strand en van strand naar zeeduin;

    • e.

      de bereikbaarheid van de waterkering;

    • f.

      de mogelijkheden voor inspectie en monitoring op de waterstaatkundige toestand;

    • g.

      de mogelijkheid tot onderhoud van de waterkering. Hiervoor dient zo nodig een onderhoudspad met een breedte van tenminste 5 meter beschikbaar te blijven. De noodzaak en de plaatsbepaling van dit pad is ter beoordeling aan het hoogheemraadschap.

  • 2.

    Het effect van dat werk wordt getoetst aan de beheersbaarheid van de veiligheid van het waterstaatswerk op lange termijn. Voor primaire waterkeringen van de Noordzeekust hanteert het hoogheemraadschap een tijdshorizon voor toekomstige ontwikkelingen in de benodigde ruimtelijke reservering voor 200 jaar, voor de overige primaire waterkeringen 100 jaar, en voor de regionale waterkeringen 50 jaar.

  • 3.

    Na de aanleg c.q. uitvoering van het werk moet het waterstaatswerk voldoen aan de veiligheidseisen voor de waterkerende functie, met inbegrip van de aanwezige bebouwing en het gebruik van de waterkering. De aanvrager toont dit bij de aanvraag aan.

Seizoenstrandbouwwerken

 

  • 4.

    De vergunning voor het plaatsen van seizoenstrandbouwwerken wordt verleend voor de periode 15 maart tot 15 oktober. Deze periode kan na schriftelijke toestemming van de beheerder worden verruimd van 1 maart tot 1 november.

  • 5.

    Een vergunning voor het hebben van een seizoenstrandbouwwerk is 10 jaar geldig. Dit laat onverlet dat rekening moet worden gehouden met de vijfjaarlijkse verplaatsingssystematiek en de mogelijkheid om een gewijzigde locatie aan te wijzen.

  • 6.

    Strandbouwwerken worden alleen toegestaan op locaties waar dat in het kader van het waterveiligheidsbelang verantwoord is, aangegeven op de Kustkaart.

  • 7.

    Strandbouwwerken bevinden zich binnen het in de vergunning aangegeven bouwvlak en overschrijden de aangegeven maatgeving (breedte, diepte of hoogte) niet.

  • 8.

    Strandbouwwerken worden geplaatst op palen op ten minste NAP+4.50 meter die minimaal 3 meter uit elkaar staan. De funderingspalen hoeven in het winterseizoen niet verwijderd te worden. Bebouwing onder de bodemplaat is verboden.

  • 9.

    Het aanbrengen van een afzetting onder de bodemplaat is alleen toegestaan wanneer deze voldoende doorstuifbaar is. In praktijk betekent dit dat maximaal 50 % van het oppervlak is afgesloten. Ten tijde van zandsuppleties door het Rijk wordt de afzetting volledig verwijderd.

  • 10.

    Het aanbrengen van een afzetting achter een bouwwerk is alleen toegestaan als deze volledig doorstuifbaar is.

  • 11.

    De constructie van een bouwwerk is zodanig dat deze door een storm of een vloed niet in zijn geheel, maar in delen van de fundering wordt geslagen.

  • 12.

    De strandbebouwing moet demontabel en verplaatsbaar zijn en op aanschrijven van het bevoegd gezag worden verplaatst.

  • 13.

    Kabels en leidingen liggen minimaal 1,00 m onder het gemiddelde doorgaande strandprofiel ter plaatse.

  • 14.

    Wanneer een strandbouwwerk zand-, wind- of waterschade aan het kustfundament aanbrengt, dient dit direct door de vergunninghouder te worden hersteld.

  • 15.

    Voorafgaand aan de vergunningverlening voert HHNK overleg met de kustgemeenten over het synchroon lopen van de gemeentelijke strandverpachtingen met het verlenen van watervergunningen voor het opbouwen van strandbouwwerken. Doel is de beperkte capaciteit op het strand voor dit type bebouwing rechtvaardig en doelmatig te verdelen over de bij HHNK binnenkomende vergunningaanvragen.

  • 16.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 15 verleent HHNK de opvolgende watervergunning in beginsel aan die exploitant die gedurende de aflopende vergunningperiode op dezelfde plaats op het strand een strandbouwwerk exploiteerde.

Jaarrondstrandbouwwerken

 

  • 17.

    Voor bouwwerken op het strand die gedurende het gehele jaar aanwezig zijn, zijn naast de algemene toetsingscriteria 1 tot en met 3 tevens de hierboven weergegeven criteria 4 tot en met 16 van toepassing.

  • 18.

    De minimale afstand tussen de kopse kanten van twee opvolgende jaarrondstrandbouwwerken bedraagt 150 meter. Bij een strandopgang is een kleinere afstand mogelijk wanneer dat in de Kustkaart staat aangegeven.

  • 19.

    Het jaarrondstrandbouwwerk heeft een maximale breedte van 50 meter gemeten in de richting van de kustlijn.

  • 20.

    Bij een jaarrondstrandbouwwerk mag ten behoeve van de energievoorziening maximaal één zeecontainer met een aggregaat worden geplaatst.

Kleine strandbouwwerken

 

  • 21.

    Een vergunning is geldig voor de termijn die genoemd staat in de Beleidslijn kust. Op het moment van vaststelling is dat vijf jaar.

  • 22.

    Kleine strandbouwwerken worden alleen toegestaan op locaties waar dat in het kader van het waterveiligheidsbelang verantwoord is. Plaatsing van een klein strandbouwwerk gebeurt in overleg met de strandbeheerder van het hoogheemraadschap.

  • 23.

    De vergunning voor het plaatsen van kleine strandbouwwerken wordt verleend voor de periode 15 maart tot 15 oktober.