Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Beleidsregels aanwijzen belastingplichtigen HHNK 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsregels aanwijzen belastingplichtigen HHNK 2020
CiteertitelBeleidsregels aanwijzen belastingplichtigen HHNK 2020
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels aanwijzing belastingplichtigen HHNK 2018.

Dit besluit vindt toepassing op aanslagen die zijn opgelegd op of na 1 april 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-03-2020nieuwe regeling

10-03-2020

Waterschapsblad 2020, 3018

19.2888399

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels aanwijzen belastingplichtigen HHNK 2020

Artikel 1 Aanwijzing genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht

Indien met betrekking tot de watersysteemheffing en/of de wegenheffing gebouwd, ongebouwd en natuurterreinen meerdere belastingplichtigen zijn aan wie de aanslag kan worden opgelegd ten aanzien van een bepaalde onroerende zaak, wordt de aanslag in de hierna volgende volgorde opgelegd ten name van:

  • a.

    degene met het grootste aandeel in eigendom, bezit of beperkt recht;

  • b.

    een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

  • c.

    de oudste persoon in leeftijd;

  • d.

    degene met het laagste kadastrale volgnummer.

In afwijking van het overige gestelde in dit artikel kan op basis van een verklaring van erfrecht de erfgenaam van de genothebbende als belastingplichtige worden aangewezen.

Artikel 2 Aanwijzing lid van gezamenlijke huishouding

Indien met betrekking tot de watersysteemheffing en/of de wegenheffing ingezetenen, de zuiveringsheffing en/of de verontreinigingsheffing voor woonruimten meerdere belastingplichtigen zijn aan wie de aanslag kan worden opgelegd ten aanzien van een bepaalde woonruimte, wordt de aanslag in de hierna volgende volgorde opgelegd ten name van:

  • a.

    degene die bij het begin van het belastingjaar het langst in de basisregistratie personen staat vermeld;

  • b.

    de oudste in leeftijd.

Artikel 3 Aanwijzing ten behoeve van gecombineerd aanslagbiljet

  • 1.

    Indien voor hetzelfde belastingobject met toepassing van de voorgaande artikelen twee verschillende personen als belastingplichtigen worden aangewezen wordt de aanslag opgelegd ten name van degene die voor alle heffingen als belastingplichtige aangewezen kan worden.

  • 2.

    Indien de in het vorige lid bedoelde personen beiden voor alle heffingen als belastingplichtige aangewezen kunnen worden, wordt de aanslag opgelegd ten name van degene die conform artikel 1 wordt aangewezen.

  • 3.

    Als de aanslagen voor hetzelfde belastingobject in afwijking van dit artikel conform artikelen 1 en 2 worden opgelegd, doet dit niets af aan de rechtsgeldigheid van die aanslagen.

Artikel 4 Aanwijzing overeenkomstig uitgangspunt voorkeursvolgorde

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 5 Aanwijzing op verzoek

  • 1.

    In afwijking van het hierboven gestelde kan op schriftelijk verzoek van de aangewezen belastingplichtige een ander lid van een gezamenlijke huishouding respectievelijk een andere mede-genothebbende worden aangewezen.

  • 2.

    Als er sprake is van een gecombineerde aanslag worden de aanslagen niet gesplitst. Alleen als de nieuw voorgestelde belastingplichtige belastingplichtig is voor alle op de gecombineerde aanslag vermelde heffingen wordt het verzoek ingewilligd.

  • 3.

    Het verzoek dient de instemming te hebben van de nieuw voorgestelde belastingplichtige.

  • 4.

    Een verzoek als bedoeld in het eerste lid mag er niet toe leiden dat de aanslag niet kan worden ingevorderd, bijvoorbeeld omdat de voorgestelde belastingplichtige in aanmerking komt voor kwijtschelding of omdat verhaalsmogelijkheden ontbreken.

  • 5.

    Een verzoek als bedoeld in het eerste lid geldt alleen voor nog niet opgelegde aanslagen.

Artikel 6 Aanwijzing niet mogelijk

Indien op basis van de voorgaande regels geen belastingplichtige kan worden bepaald, vindt aanwijzing van de belastingplichtige, in afwijking van de voorgaande regels, plaats door de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking en vindt toepassing op aanslagen die zijn opgelegd op of na 1 april 2020.

  • 2.

    Het besluit 'Beleidsregels aanwijzing belastingplichtigen HHNK 2018', registratienummer 17.84063, wordt ingetrokken met dien verstande dat ze van kracht blijft voor de aanslagen die zijn opgelegd voor de in het eerste lid genoemde datum.

  • 3.

    Dit besluit kan worden aangehaald als 'Beleidsregels aanwijzen belastingplichtigen HHNK 2020'.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier van 10 maart 2020.

Toelichting op de Beleidsregels aanwijzen belastingplichtigen HHNK 2020

Algemeen

 

Inleiding

De belastingplicht voor de waterschapsbelastingen is geregeld in de belastingverordening(en) van het hoogheemraadschap. De desbetreffende bepalingen zijn veelal letterlijk overgenomen uit de formele belastingwetten. In een aantal gevallen is de belastingplicht daarmee niet geheel uitputtend geregeld. Het hoogheemraadschap heeft dan de vrijheid om, binnen de grenzen van de geldende bepalingen, een belastingplichtige aan te wijzen. Deze belastingplichtige is dan degene op wiens naam de aanslag wordt gesteld. Het hoogheemraadschap heeft dus in bepaalde gevallen enige beleidsvrijheid bij het aanwijzen van belastingplichtigen.

 

Op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (in het bijzonder het verbod op willekeur) mag het aanwijzen van belastingplichtigen niet willekeurig geschieden, maar dient hieraan een consistent beleid ten grondslag te liggen. Uit jurisprudentie blijkt dat een aanslag die willekeurig aan een van de belastingplichtigen is opgelegd vernietigbaar is. Bovendien wordt in de jurisprudentie de eis gesteld dat het beleid op grond waarvan belastingplichtigen worden aangewezen tijdig kenbaar is voor belastingplichtigen. Zie hiervoor onder meer Hof 's-Hertogenbosch 29 november 1989, BNB 1992, 73 en Hof 's-Gravenhage 21 mei 1992, Belastingblad 1992, 682.

 

Een van de uitgangspunten bij het vaststellen van de beleidsregels aanwijzen belastingplichtige is dat de aanslag wordt opgelegd aan degene die geacht kan worden de aanslag te betalen. In de praktijk blijkt dit niet altijd dezelfde belastingplichtige te zijn als de belastingplichtige die op grond van de huidige beleidsregels wordt aangewezen. Andere waterschappen en gemeenten hebben daarom reeds in hun beleid een uitzonderingsbepaling opgenomen waarmee recht kan worden gedaan aan het eerdergenoemde uitgangspunt. Aangezien de nieuwe bepaling slechts een mogelijkheid biedt om in bijzondere gevallen de aanslag op een andere naam te stellen, leidt het niet tot grote veranderingen in de tenaamstelling van aanslagen waterschapsbelasting.

 

Bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen

Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Bij de beleidsregels voor het aanwijzen van belastingplichtigen gaat het om regels ten aanzien van de uitvoering van de heffingsbevoegdheid van waterschapsbelastingen. Aangezien deze bevoegdheden bij waterschappen zijn geconcentreerd bij het college, is het college het aangewezen orgaan om deze beleidsregels vast te stellen. Dit sluit ook aan bij de bepaling in de belastingverordeningen van het hoogheemraadschap waarin is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de waterschapsbelastingen.

 

Bevoegdheid om de belastingplichtige aan te wijzen

Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, kan de ambtenaar belast met de heffing de aanslag ten name van een van hen stellen. Deze bevoegdheid is vastgelegd in artikel 142, eerste lid, van de Waterschapswet en met betrekking tot de verontreinigingsheffing in artikel 7.11, eerste lid, van de Waterwet.

 

Uitgangspunten

Bij de keuze van criteria op grond waarvan belastingplichtigen worden aangewezen, staat in de regel een doelmatige uitvoeringspraktijk voorop. Gezien het massale karakter van de aanslagregeling berust het beleid voor het aanwijzen van belastingplichtigen daarom op eenvoudige, algemeen geldende regels. Bij het bevorderen van een doelmatige uitvoeringspraktijk wordt ook gestreefd de aanslag op te leggen aan degene die geacht kan worden de aanslag te betalen. Daarnaast is gezocht naar een mogelijkheid om tegemoet te komen aan het verzoek van belastingplichtigen om wijziging van de tenaamstelling van de aanslag.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In dit artikel is de voorkeursvolgorde op grond waarvan een belastingplichtige ter zake van gebouwde en/of ongebouwde zaken (inclusief natuurterreinen) wordt aangewezen tot uitdrukking gekomen.

Artikel 119 van de Waterschapswet biedt reeds een uitputtende regeling voor de gevallen waarin de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten, zodat in deze gevallen geen sprake is van beleidsvrijheid. Indien de onroerende zaak is onderworpen aan verschillende beperkte rechten geeft het derde lid van artikel 119 van de Waterschapswet de volgorde aan.

 

Onderdeel a vindt toepassing indien ten aanzien van een onroerende zaak meerdere personen gelijkwaardige rechten krachtens eigendom, bezit of beperkt recht hebben, maar met ongelijke aandelen van het recht. In dat geval wordt de aanslag opgelegd aan degene met het grootste aandeel in het recht. Het kan daarbij gaan om een gedeeld recht krachtens eigendom, maar ook om een gedeeld beperkt recht. De situatie dat het eigendomsrecht of een beperkt recht door vererving bij meerdere personen berust, komt geregeld voor.

Bijvoorbeeld: een situatie met drie mede-eigenaren waarvan de eerste eigenaar 5/8 bezit, de tweede 1/8 en de derde 2/8. Degene die het grootste aandeel in het recht heeft, dus in dit geval de eerstgenoemde eigenaar met 5/8 aandeel, dient als belastingplichtige aangewezen te worden.

 

Onderdeel b regelt dat in alle gevallen waar de mede-eigendom tussen een natuurlijk persoon en een niet-natuurlijke persoon gelijk is verdeeld, de aanslag op naam van de natuurlijke persoon wordt gesteld.

 

Onderdelen c tot en met e voorzien in de situatie waarbij meerdere personen ten aanzien van een onroerende zaak gelijkwaardige rechten krachtens eigendom, bezit of beperkt recht hebben en tevens een gelijkwaardig aandeel in het recht hebben.

Voorbeeldsituatie: twee mede-eigenaren, waarvan ieder de helft bezit.

Als belastingplichtige wordt dan aangewezen degene die de oudste is in leeftijd. In het geval twee eigenaren dezelfde leeftijd hebben, wordt gekozen voor de eerstgenoemde in de notariële akte.

 

Voorts geeft dit artikel de mogelijkheid om bij overlijden van de genothebbende de erfgenaam op verzoek aan te wijzen als belastingplichtige voor nog op te leggen aanslagen. Hiervoor dient wel een kopie van de verklaring van erfrecht te worden ingediend waaruit blijkt dat de nieuwe belastingplichtige daadwerkelijk de erfgenaam is.

 

Artikel 2

Dit artikel regelt de voorkeursvolgorde op grond waarvan een belastingplichtige ter zake van het gebruik van een woonruimte wordt aangewezen.

 

Onderdeel a voorziet in de situatie dat meerdere leden van een gezamenlijke huishouding niet gelijktijdig op het adres zijn komen te wonen.

Bijvoorbeeld: een vrijgezel woont een aantal jaren op een adres waarna zijn vriendin bij hem intrekt.

Als belastingplichtige wordt aangewezen degene die het langst het gebruik van de woonruimte heeft.

 

Onderdeel b is van toepassing indien meerdere leden van een gezamenlijke huishouding gelijktijdig een woonruimte hebben betrokken. Degene die de oudste in leeftijd is, wordt dan aangewezen als belastingplichtige.

 

Artikel 3

Het hoogheemraadschap streeft ernaar om zoveel mogelijk aanslagen te combineren op een aanslagbiljet. De vastgestelde voorkeursvolgorde in de artikelen 1 en 2 is de hoofdregel. Er wordt echter van deze hoofdregel afgeweken met het oog op de ongewenste situatie die zou kunnen ontstaan indien voor hetzelfde belastingobject het toepassen van de volgorde vermeld in de artikelen 1 en 2 ertoe leidt dat twee belastingplichtigen worden aangewezen voor verschillende heffingen.

 

In een dergelijk geval wordt zoveel als mogelijk de aanslag opgelegd aan degene die voor alle heffingen van het belastingobject belastingplichtig is. Wanneer meerdere personen zowel eigenaar als gebruiker zijn, wordt de vastgestelde voorkeursvolgorde in artikel 1 aangehouden voor alle heffingen.

 

Deze bepaling voorziet bijvoorbeeld in de situatie van twee mede-eigenaren waarbij degene die op basis van de voorkeursvolgorde als belastingplichtige wordt aangewezen niet (meer) woonachtig is op het adres. De ambtenaar belast met de heffing kan in dat geval de andere mede-eigenaar die nog wel woonachtig is op het adres als belastingplichtige aanwijzen voor alle aanslagen voor dat adres.

 

Het kan voorkomen dat door bijvoorbeeld een late levering van gegevens toch geen gecombineerde aanslag wordt opgelegd terwijl dit anders wel had gekund. Dit leidt er niet toe dat de aanslagen niet rechtsgeldig zijn opgelegd. De aanslag is immers opgelegd ten name van een van de belastingplichtigen.

 

Artikel 4

Dit artikel regelt de situatie dat op grond van de voorkeursvolgorde in de artikelen 1 en 2 een belastingplichtige wordt aangewezen die de aanslag niet kan betalen.

Bijvoorbeeld: twee mede-eigenaren, waarvan ieder de helft bezit en de oudste persoon in leeftijd onvoldoende betalingscapaciteit heeft, in de basisregistratie personen staat geregistreerd als 'vertrokken onbekend waarheen' of is overleden.

In dat geval kan de ambtenaar belast met de heffing de andere genothebbende als belastingplichtige aanwijzen voor nog niet opgelegde aanslagen.

 

Artikel 5

Dit artikel is in het leven geroepen om aan verzoeken van belastingplichtigen tegemoet te komen, om de tenaamstelling van een aanslag te wijzigen. Het gevolg hiervan is dat in plaats van de op basis van de volgorde in de artikelen 1 en 2 aangewezen belastingplichtige een andere mede-genothebbende wordt aangewezen, respectievelijk een ander lid van de gezamenlijke huishouding.

 

Als er sprake is van een gecombineerde aanslag wordt een verzoek tot splitsing van aanslagen niet ingewilligd. Als de gehele gecombineerde aanslag rechtsgeldig kan worden opgelegd aan de nieuw voorgestelde belastingplichtige, kan het verzoek wel worden ingewilligd.

 

Aan het meewerken aan een dergelijk verzoek is verder de voorwaarde verbonden dat het verzoek schriftelijk geschiedt en voorzien moet zijn van de instemming van de nieuw voorgestelde belastingplichtige.

 

De wijziging in de tenaamstelling mag niet leiden tot problemen bij de invordering en geldt alleen voor de nog niet opgelegde aanslagen. Dit houdt in dat voor reeds opgelegde aanslagen, een dergelijk verzoek niet ingewilligd kan worden.

 

Artikel 6

Dit artikel regelt de situatie dat op grond van deze beleidsregels geen aanwijzing van een belastingplichtige mogelijk is. In dat geval kan de ambtenaar belast met de heffing in afwijking van deze beleidsregels een belastingplichtige aanwijzen.

 

Artikel 7

Het eerste lid van dit artikel regelt de datum van inwerkingtreding en toepasbaarheid van dit besluit. Nadat de beleidsregels door het college zijn vastgesteld, dienen de beleidsregels te worden bekendgemaakt alvorens de beleidsregels in werking kunnen treden. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking en vindt toepassing op aanslagen die zijn opgelegd op of na 1 april 2020. Het oude beleid blijft van kracht voor de aanslagen die zijn opgelegd voor deze datum.