Organisatie | Hillegom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Welstandsnota Hillegom 2016 |
Citeertitel | Welstandsnota Hillegom 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | Nieuwe regeling | 08-12-2016 Plaatselijke krant | Z-16-55730/3.Bestuur/7072 |
De gemeente Hillegom heeft sinds 2004 een welstandsnota zoals aangegeven in de Woningwet. Met de herziening van 2016 wil de gemeente het welstandsbeleid actualiseren en vereenvoudigen. Deregulering en consistentie met ander ruimtelijk beleid staan hierbij voorop.
Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.
Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de welstandsnota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
De welstandsnota is niet bedoeld als leesboek, maar opgesteld als een naslagwerk. De nota bevat verschillende beoordelingskaders. De betreffende hoofdstukken bevatten de criteria, die de gemeente hanteert bij de beoordeling van plannen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, doorloopt het hiernaast afgebeelde stroomschema. Indien gewenst kunnen bij de gemeente inlichtingen worden ingewonnen over de interpretatie van de welstandsnota in het licht van het beoogde plan.
Volgens de wet moet een plan voldoen aan redelijke eisen van welstand. Deze eisen betreffen het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. In deze nota is dit vertaald in een nadruk op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en het landschap. Bouwdelen in het zicht zijn belangrijker voor het algemeen belang dan bouwdelen die aan het oog onttrokken zijn. De gemeente heeft in het welstandsbeleid met name het algemeen belang op het oog. Er is daarom gezocht naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. In de beschrijvingen en criteria wordt daarom in ieder geval de invloed van een plan op het straatbeeld en het aanzien van de gemeente als geheel gewogen. Naarmate een plan meer invloed heeft op de identiteit van de gemeente zullen er meer aspecten worden betrokken bij de beoordeling en zal er zo nodig zorgvuldiger worden gewogen.
De nota bevat in beginsel drie soorten welstandscriteria: gebiedscriteria, criteria voor bepaalde typen bouwwerken en algemene criteria. Daarnaast zijn er aanvullende criteria voor excessen.
De welstandsnota maakt onderscheid in gebieden en objecten. Met de nieuwe nota is het aantal gebieden en objecten sterk gereduceerd ten opzichte van de vorige nota.
De gebieden vormen de kern van het welstandsbeleid. De gemeente is verdeeld in gebieden met een eigen identiteit zoals linten, woonwijken en bedrijventerreinen. Van deze gebieden is het ruimtelijk en architectonisch beeld beschreven gevolgd door een waardering en een verwachting over eventuele veranderingen. Deze bepalen de uitgangspunten voor de welstandstoets. De welstandscriteria zijn te zien als een uitwerking van de algemene criteria, die de voor een bouwplan gewenste eigenschappen beschrijven.
Net als te onderscheiden gebieden zijn er bescheiden objecten, die zich lenen voor vereenvoudigde toetsing. Voorbeelden daarvan zijn bijgebouwen bij en dakkapellen op een woning. Voor dit soort plannen zijn zo eenduidig en meetbaar mogelijke criteria opgenomen, die de planindiener vooraf een grote mate van duidelijkheid geven over de uitkomst van de toetsing.
Nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen een bijzondere inzet. De welstandsnota bevat echter geen welstandscriteria voor grotere (her) ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitplan, aan ten grondslag ligt.
Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel zijn van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden in dat geval opgesteld door de gemeente of in overleg met de welstandscommissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota, waarbij de inspraak gekoppeld kan worden aan de inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.
In Hillegom zijn er beeldkwaliteitskaders geldend voor het Ringvaartterrein, Parkwijk, Woonzorgzone Elsbroek, ‘t Zand, Vossepolder en Kwekerij Veelzorg.
De Visie op de bebouwing en de Visie op de openbare ruimte (2015) bevatten de uitgangspunten en ambities voor het centrumgebied van Hillegom. Ze zijn opgesteld om de verblijfskwaliteit van het centrum te verbeteren. Ingezet wordt op het versterken van het historische karakter van de openbare ruimte. De visies beogen de transformatie van bestaand gebied zonder grote ingrepen in de bebouwingsstructuur. Uitgangspunten zijn onder andere een aanscherping van het reclamebeleid en een streven naar meer harmonie in het straatbeeld. De inrichting van de openbare ruimte is belangrijk, net als de invulling van de bebouwing op straatniveau. De visies bevatten niet alleen uitspraken over de Hoofdstraat en het Henri Dunantplein, maar ook over enkele aanloopstraten en andere omringende bebouwing.
De criteria voor gebieden en objecten gaan uit van de aanwezige kwaliteit en geven richtlijnen voor veranderingen, die redelijkerwijs passen in hun omgeving. Het kan voorkomen, dat een bouwwerk of een plan afwijkt van wat in de omgeving gebruikelijk is. In dat geval kan er gebruik worden gemaakt van de algemene criteria of criteria voor excessen.
De algemene welstandscriteria richten zich op het vakmanschap. In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan het geval zijn als een bouwplan past binnen de criteria voor objecten of gebieden en toch duidelijk onder de maat blijft of als het afwijkt van de omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet.
• Relatie tussen vorm, gebruik en constructie
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.
• Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of de omgeving groter is.
• Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
• Evenwicht tussen helderheid en complexiteit
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
• Materiaal, textuur, kleur en licht
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving. Ook plannen die niet preventief worden getoetst moeten passen in het aangeharkte beeld van de gemeente. De burger heeft vrijheid binnen de structuur en architectuur van het bestaande gebied. De initiatiefnemer zal redelijkerwijs moeten aansluiten op wat in de omgeving gebruikelijk is (uitgezonderd bouwwerken in gebieden, die expliciet als welstandsvrij zijn aangewezen). Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een bouwblok is minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan een doorgaande route. Ook is er eerder sprake van een exces bij cultureel erfgoed. Volgens de wet moeten de criteria voor het beoordelen op excessen in de welstandsnota zijn opgenomen. De hier opgenomen criteria zijn niet bedoeld om de plaatsing van een bouwwerk tegen te gaan.
De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:
• Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving
De plaatsing van een schuur of hoge schutting voor de voorgevel of het dichttimmeren van gevel openingen kan het zicht op een bouwwerk hinderen.
• Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden
Aanpassingen aan een bouwwerk kunnen de architectonische bijzonderheden van een pand zodanig beschadigen dat het in strijd is met redelijke eisen van welstand. Een toegevoegd wezensvreemd element dat de architectuur van een pand ontkent, kan het oorspronkelijk karakter van een bouwwerk (deels) teniet doen, net als achterstallig onderhoud aan de buitenzijde van een bouwwerk. Van een andere orde zijn bouwwerken die door een calamiteit geheel of gedeeltelijk onherstelbaar zijn beschadigd. Het in stand laten van dit soort objecten kan een exces zijn.
Omdat materialen die niet geschikt zijn als bouwmateriaal kunnen leiden tot een armoedige en ook gevaarlijke situaties, kan de gemeente op basis van welstand verlangen dat een ander materiaal wordt gebruikt.
• Felle of contrasterende kleuren
Het toepassen van felle kleuren of kleuren die contrasteren met de directe omgeving, kan leiden tot een onrustig beeld en is daarom welstandshalve ongewenst.
Een veelheid of hinderlijk in het oog springende reclame kan een exces zijn. Of er daadwerkelijk sprake is van een exces is onder andere afhankelijk van de ligging en de omvang van het gebouw.
• Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk en/of wenselijk is
Een gevel kan door een veelvoud van kleine toegevoegde elementen te veel uit de toon vallen. Daarnaast kunnen een of meerdere nieuwe gebouwen de samenhang in een gebied verstoren of zichtlijnen in het buitengebied afsluiten, waarmee de kenmerken teveel afwijken van wat gebruikelijk is.
Aan de hand van de gebiedsgerichte welstandscriteria kan bekeken worden wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een nieuw gebouw. Voor de gewone welstandsgebieden zijn deze criteria wat grover gesteld en in de bijzondere gebieden juist wat preciezer. Bij de beoordeling of een object al dan niet een exces is, wordt hiermee rekening gehouden.
Hoofdstuk 2 bevat criteria voor veel voorkomende objecten als bijbehorende bouwwerken, dakkapellen en reclame.
In hoofdstuk 3 wordt voor de gebieden in de gemeente aangegeven op welke wijze het vakmanschap zou moeten worden ingevuld. De beschrijvingen en criteria geven aan welke eigenschappen wenselijk zijn en dienen als agenda voor toetsing.
Als bijlage is een begrippenlijst opgenomen.
De foto’s in de nota zijn te zien als illustratie bij de gebiedsbeschrijving (dus niet als afbeelding van de gewenste eigenschappen).
Hoofdstuk 2 WELSTANDSCRITERIA OBJECTEN
De gemeente streeft ernaar veel voorkomende kleine objecten snel te beoordelen om zo de burger tegemoet te komen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de planindiener vooraf zo veel mogelijk duidelijkheid geven. Objectcriteria zijn opgesteld voor bijbehorende bouwwerken, dakkapellen en dakramen, dakopbouwen, erfafscheidingen en reclame.
Vanwege het ondergeschikte karakter is besloten om steigers en beschoeiingen welstandsvrij te maken.
De bovengenoemde bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Indien een bouwwerk niet vergunningvrij is, is een welstandstoets nodig. In dit geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan getoetst aan de objectcriteria. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van de gebiedscriteria en algemene criteria.
Een herhalingsplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden. Ook als deze enigszins afwijkt van de criteria op de volgende bladzijden. Niet ieder bouwwerk is automatisch een herhalingsplan. Een eerder op dezelfde woning of hetzelfde bouwblok goedgekeurd plan is dit in de regel wel. Ook een gemeentelijk standaardplan of oorspronkelijke (bouw) optie voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een herhalingsplan is van toepassing op een bouwblok, cluster of een groter gebied.
Bij de criteria is er in een aantal gevallen onderscheid in de voor- en de achterkant van bouwwerken.
Onder achterkant wordt verstaan het erf achter de lijn op 1,00 m achter de voorgevel die evenwijdig loopt aan het openbaar toegankelijk gebied, inclusief de grond onder het hoofdgebouw en het gehele achtererf, alsmede de gevels en dakvlakken ter plaatse van dit deel van het erf.
Onder voorkant wordt verstaan het erf en de daarboven gelegen gevels en dakvlakken die geen onderdeel van een achterkant zijn.
Object 1 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn aanbouwen en bijgebouwen zoals een erker, serre, overkapping, garage of schuur. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen.
Een bijbehorend bouwwerk voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken.
Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals in een beschermd gezicht, bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.
Bijbehorende bouwwerken worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
Voor bijzondere gebieden en voor karakteristieke en beeldbepalende panden gelden de volgende aanvullende criteria:
Object 2 Dakkapellen en dakramen
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, een dakraam een venster in een dakvlak. Dakkapellen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld. Dakkapellen en dakramen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak.
Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken.
Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals in een beschermd gezicht, bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.
Dakkapellen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
Dakramen in gewone en bijzondere gebieden en op karakteristieke en beeld bepalende panden worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
Een dakopbouw wordt op een gebouw geplaatst, waarbij een nieuwe ruimte ontstaat of een bestaande ruimte wordt vergroot. Doel van een dakopbouw is de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Bij meerdere dakopbouwen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.
Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken.
Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals in een beschermd gezicht, bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.
Dakopbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
Een erfafscheiding is bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare ruimte zijn van invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen en heeft daarbij een voorkeur voor groene invullingen als heggen en begroeid gaaswerk.
Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken.
Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals in een beschermd gezicht, bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.
Erfafscheidingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is.
Reclame voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken.
Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals in een beschermd gezicht, bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.
Reclames worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
Voor bijzondere gebieden en voor karakteristieke en beeldbepalende panden gelden de volgende aanvullende criteria:
Hoofdstuk 3 WELSTANDSCRITERIA GEBIEDEN
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen, die de bestaande structuur van het gebied niet wezenlijk doorbreken. De gebiedscriteria zijn richtlijnen voor maatwerk.
Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven om met een minimum aan regels de kwaliteit van de omgeving wordt geregeld.
De meeste bebouwing heeft een minimaal welstandsniveau. Bouwplannen in deze gebieden doen in principe geen afbreuk aan de basiskwaliteit van de openbare ruimte. Dit betekent dat bouwplannen aan achterkanten als deze beperkt zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte zeer beperkt worden getoetst.
Het buitengebied van Hillegom heeft een soepel welstandsniveau. Hier ligt de lat vanwege de landschappelijke kwaliteit en het belang voor de identiteit van de gemeente wat hoger. Het uiterlijk van de bebouwing mag geen obstakel zijn voor de beleving van het gebied.
Daarnaast zijn er gebieden met een bijzondere welstandsniveau: het centrumgebied en de linten. Hier is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.
Gezien het karakter van volkstuinen en de beperkte invloed van de aanwezige bebouwing op de omgeving zijn volkstuincomplexen welstandvrij.
Ter ondersteuning van de verschillende niveaus van welstand is een aantal gebiedsbeschrijvingen gemaakt. Afhankelijk van het gevraagde niveau van welstand zijn er een of meerdere gebieden met onderscheidende karakteristieken beschreven. Bijzondere gebieden zijn dus uitgebreider beschreven dan gebieden met een gewone of soepele welstandstoets.
Per gebied is een naast een beschrijving een aantal criteria opgenomen. Deze gebiedsgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan. De welstandscriteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur. Met de welstandscriteria kan de commissie binnen de grenzen van bestemmingsplan of beheersverordening een gewogen oordeel vormen. In aanvulling op de tekst zijn foto’s opgenomen, die een impressie van het gebied geven.
Onderstaande beeldkwaliteitsplannen zijn aanvullend van toepassing tijdens de (her)ontwikkeling van de betreffende gebieden: Beeldregieplan Ringvaartterrein (Ringoevers), Beeldkwaliteitplan Woonzorgzone Elsbroek, Beeldkwaliteitplan Parkwijk, Beeldkwaliteitplan ‘t Zand, Beeldkwaliteitplan Vossepolder en Beeldkwaliteitplan Kwekerij Veelzorg.
Het centrum van Hillegom heeft zich ontwikkeld langs de Hoofdstraat. Aan beide zijden van deze straat groeide het dorp uit, waardoor een langgerekte vorm ontstond met het zwaartepunt rondom de kerk waar de geschiedenis tot op de dag van vandaag voelbaar is gebleven. Parallel aan de historische Hoofdstraat heeft het Henri Dunantplein in de loop der tijd een moderne invulling gekregen. Het centrum wordt beschreven aan de hand van deze twee hoofdsferen aangevuld met de bebouwing langs de Van den Endelaan.
De Hoofdstraat is de historische lijn, waarlangs de ontwikkeling van Hillegom zich tot ver in de twintigste eeuw afspeelde. Dit dorpshart is in de loop der tijd gevuld met panden van wisselende kwaliteit. Een deel van de panden is architectonisch waardevol, maar er is de afgelopen decennia ook veel gebouwd van een mindere kwaliteit dan op dit moment wenselijk wordt geacht. Enkele aanloopstraten met een vergelijkbare sfeer zijn de Molenstraat en het begin van de Meerstraat.
De straten zijn dichtbebouwd, waarbij de gebouwen een vrijwel gesloten straatwand vormen en veelal direct aan de openbare weg grenzen. Winkels bepalen het straatbeeld, op de verdiepingen wordt deels gewoond. In de aanloopstraten wordt op de begane grond ook deels gewoond.
De historische bebouwing heeft veelal twee lagen met kap en een fijne architectuur. Een deel van de woonhuizen is in de loop der tijd meermaals aangepast en gewijzigd. De gevels van de begane grond zijn vaak vervangen door winkelpuien (soms over meerdere panden doorlopend en met hun luifels de oorspronkelijke gevelbreedte laten verdwijnen). Meerdere winkelpanden en het appartementencomplex aan het Kerkplein zijn niet alleen breder maar ook hoger en soberder in architectonische uitwerking dan de rest van de straatwand. De meeste recente invullingen sluiten in schaal, ritmiek en uitwerking veelal beter aan op de belendingen.
De materialen en kleuren zijn in het algemeen traditioneel, maar op deze regel zijn veel uitzonderingen. Opvallend is de hoeveelheid en verscheidenheid van de reclame.
Ter plaatse van het Henri Dunantplein heeft het centrum een andere sfeer. De gebouwen met winkels en woningen hebben in de regel een grotere maat en schaal dan het oude centrum.
De gebouwen aan de noordzijde van het plein zijn middelhoog en hebben een eigentijdse architectuur, waarmee ze afwijken van de gebruikelijke dorpse bebouwing. Ze vormen een aaneengesloten bebouwingswand met een winkelplint, waarmee dit deel van het plein verzorgd kleinstedelijk oogt.
De zuidzijde van het plein is minder eenvormig en bestaat voor een aanzienlijk deel uit verouderde bebouwing van wisselende hoogtes en architectuur. Hier liggen kansen voor vernieuwing, waarbij eveneens gedacht moet worden aan een aaneengesloten pleinwand maar voor de architectuur een meer klassieke richting passend wordt gedacht. Er is aansluiting gewenst op het karakter van de dorpse panden in de omgeving met een geleding in onderbouw, middendeel en kapverdieping. Hoekaccenten en herhaalde architectonische elementen moeten daarbij de gebouwen een statig voorkomen geven. De gevels worden niet onderbroken door balkons. Materialen zijn overwegend traditioneel. Het paviljoen, dat midden tussen de noord- en zuidzijde van het plein ligt, vormt een uitzondering met veel glas in de gevels.
Ter hoogte van het centrum heeft de Van den Endelaan een gevarieerde invulling met overwegend zorgvuldig uitgewerkte herenhuizen. De bebouwing bestaat uit vrijstaande huizen en een enkele tweekapper. De woningen zijn gericht op de doorgaande weg en staan op korte afstand van elkaar. De rooilijn volgt deze weg, waarbij verspringingen in de bouwmassa voorkomen. De aanwezige voortuinen zijn ondiep.
De woningen hebben meestal één of twee lagen met een schilddak of zadeldak. De nok volgt de weg of staat hier loodrecht op. Gevels hebben een verticale geleding die veelal bekroond wordt met een lijst. Ramen en dakkapellen zijn gerangschikt op een horizontale lijn.
De detaillering is zorgvuldig en vaak uitgewerkt tot op het kleinste niveau. De meeste woningen hebben gevels van baksteen of stucwerk. Gevels hebben accenten als rollagen en sierstenen boven de kozijnen, houten gootlijsten en -klossen. De daken van oudere woningen zijn gedekt met keramische pannen. Recente woningen hebben hier en daar een moderne uitwerking gekregen.
Bijzondere elementen zijn de vrijstaande gebouwen met afwijkende functies zoals het voormalige klooster aan de Mariastraat en het gemeentehuis in de Hoftuin. Daarnaast staan er aan het noordelijke en zuidelijke uiteinde van het gebied enkele vrijstaande woningen met een individuele uitstraling, zoals de kosterwoning aan de Mariastraat. Deze gebouwen en woningen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm.
De waarde van het gebied is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde bebouwing aan overwegend stenige straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Sixlaan/Mariastraat en het Kerkplein zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Behoud van de historische kwaliteit is uitgangspunt in deze gebieden. In het algemeen is de beeldkwaliteit voor verbetering vatbaar. De visies op de bebouwing en openbare ruimte (2015) geven hiervoor handreikingen. In deze visies wordt ingezet op het vergroten van de verblijfswaarde waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van historische elementen en de functionele opzet. De visies gaan zowel in op de kwaliteit van de openbare ruimte als die van de bebouwing en leggen de nadruk op de begane grond van de bebouwing en de inzet van materialen, kleuren en reclame om tot een gebied met meer eenheid en kwaliteit te komen.
Het centrum van Hillegom is bijzonder welstandsgebied. Het beleid is enerzijds gericht op het behoud van de aanwezige historische kwaliteiten en anderzijds op het aansturen van verbetering. Vertrekpunt is het gegeven dat er structurele basiskwaliteiten aanwezig zijn voor een aantrekkelijk centrumgebied met verblijfskwaliteit. Variatie zonder verrommeling is uitgangspunt, waarbij de panden op een enkele historische uitzonderingen ondergeschikt zijn aan het totaalbeeld.
Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Voor de historische delen van het gebied is behoud van het gegroeide en kleinschalige karakter uitgangspunt, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken. In de Hoofdstraat is de wens een traditioneel, nostalgisch beeld. Moderne invullingen zijn niet uitgesloten, maar moeten zich gedragen naar het oorspronkelijke beeld. In het overige deel van het centrum is meer ruimte voor moderne invullingen. De visies op de bebouwing en openbare ruimte (2015) geeft een hoofdrichting van ontwikkeling aan waar plannen binnen moeten passen. Een plan hoeft niet geheel te voldoen aan het geschetste eindbeeld, maar moet wel een stap in de goede richting zijn.
Criteria Hoofdstraat en aanloopstraten
Bij de beoordeling van bouwplannen in het oude deel van het centrum wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van volgende criteria:
Bij de beoordeling van bouwplannen aan het Henri Dunantplein wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Bij de beoordeling van bouwplannen aan de Van den Endelaan wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria:
De linten zijn uitlopers van de dorpscentra. Ze hebben gevarieerde, overwegend kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met een dorps karakter. Het gebied bestaat voornamelijk uit (een deel van) de bebouwing aan de Stationsweg, Leidsestraat, Weerensteinstraat, 2e en 3e Loosterweg, Wilhelminalaan, Maarten Trompstraat, Piet Heinstraat, Meerlaan en de Van den Endelaan.
De straten hebben een groen karakter en onderbroken straatwanden met individuele panden, korte rijen woningen, waaronder tweekappers, en een enkele boerderij. Binnen de linten varieert de sfeer van arbeidersbuurt tot villagebied. Ook zijn er delen met overwegend voorname herenhuizen. In de linten is daarnaast sprake van enige functiemenging. Bijgebouwen en bedrijfsgebouwen staan veelal achter het hoofdgebouw.
De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Voortuinen komen vaak voor. De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. Door individuele verbouwingen is bij rijen de eenheid hier en daar verloren gegaan.
De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met variërende kappen. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor, waaronder complete dakopbouwen op de kleine arbeiderswoningen. In enkele linten zijn de (rij) woningen statig met verbijzonderingen in de massa als nokverdraaiingen en hoogteverschillen. De geleding is veelal verticaal met staande ramen.
De linten hebben een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een verzorgde tot zorgvuldige detaillering, variërend van sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen de detaillering vaak sober is. In enkele linten komen accenten voor als uitkragende dakgoten en schoorstenen, op andere plekken voeren accenten in metselwerk en stuc de boventoon.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal komen met name bij nieuwere panden, bedrijfsgebouwen en winkels voor. Bij de rijwoningen is het samenhangend kleurgebruik hier en daar doorbroken door individuele wijzigingen.
Diverse linten zijn gezichtsbepalende routes in de gemeente. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met hoofdzakelijk kleinschalige bebouwing aan groene straten. Diverse panden en ensembles zijn cultuurhistorisch waardevol. De Sixlaan is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Behoud van de historische kwaliteit is uitgangspunt in dit gebied.
De linten zijn bijzonder welstandsgebied. Het beleid is terughoudend en gericht op het behoud van de linten als onderscheidende bebouwingsvorm. Waar het karakter statig is, is behoud hiervan het uitgangspunt.
Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het gegroeide kleinschalige karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken. Individualiteit en zorgvuldigheid zijn belangrijke aspecten bij de beoordeling.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria:
De eerste uitbreidingen aan de oostzijde van het historisch lint worden gekenmerkt door een gegroeide en compacte structuur met veelal kleinschalige bebouwing.
De overwegend smalle straten liggen dwars op het lint en hebben een stenig karakter. Straatwanden zijn deels aaneengesloten, deels onderbroken. Korte rijtjes arbeiderswoningen en enkele seriematige clusters woningen worden afgewisseld met grotere dorpsachtige woningen. In het gebied is sprake van enige functiemenging. Bijgebouwen staan veelal achter het hoofdgebouw.
De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Voortuinen komen weinig voor. De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. Door individuele verbouwingen is bij rijen de eenheid hier en daar verloren gegaan. Hier en daar zijn in het gebied nieuwere inbreidingen gerealiseerd, zoals Hofzicht en het complex aan het Floraplein. In deze inbreidingen voert seriematigheid de boventoon.
De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met variërende kappen. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor, waaronder complete dakopbouwen op de kleine arbeiderswoningen. De geleding is veelal verticaal met staande ramen.
De vroege uitbreidingen hebben een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een verzorgde tot zorgvuldige detaillering, variërend van sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen de detaillering vaak sober is. Aan de Prins Bernhardstraat en omgeving hebben woningen accenten als uitkragende dakgoten en schoorstenen, op andere plekken voeren accenten in metselwerk en stuc de boventoon.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal komen met name bij nieuwere panden, bedrijfsgebouwen en winkels voor. Bij de rijwoningen is het samenhangend kleurgebruik hier en daar doorbroken door individuele wijzigingen. Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals winkels en het complex aan het Floraplein. Deze gebouwen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm.
Vanwege de functie als aanloopgebied naar het centrum is dit gebied gezichtsbepalend voor de gemeente. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met hoofdzakelijk kleinschalige bebouwing aan groene straten. Diverse panden en ensembles zijn cultuurhistorisch waardevol.
De vroege uitbreidingen zijn minmaal welstandsgebied. Het beleid is terughoudend en gericht op behoud van variatie zonder verrommeling.
Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het gegroeide kleinschalige karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken. Individualiteit en zorgvuldigheid zijn belangrijke aspecten bij de beoordeling.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
In de woongebieden van Hillegom worden korte rijen woningen afgewisseld met enkele clusters individuele woningen en appartementenblokken in een hoofdzakelijk sobere baksteenarchitectuur langs overwegend groene straten. Het woongebied bevat verschillende typen buurten.
Tuinwijk Patrimonium is bijzonder vanwege de ligging aan de rand van het dorp en de samenhangende kleinschalige bebouwing, die geclusterd is rond plein en plantsoen. De assen van de openbare ruimte vinden hun weerslag in hoogteverschillen, nokverdraaiingen, poorten en rooilijnverspringingen. De woningen hebben één bouwlaag met een nadrukkelijke kap. De gevels hebben een horizontale geleding met verticale accenten. De detaillering is eenvoudig maar zorgvuldig en uitgewerkt tot op het kleinste niveau.
De woningbouw in de rechte wijken zoals rond het park Elsbroek heeft een samenhangende compositie door herhaling van rijen en blokken. De veelal rechte rooi- en noklijnen en ruimte voortuinen zorgen voor een rustig en groen straatbeeld. De voorgevels zijn in principe georiënteerd op de straat. De rijwoningen hebben een eenvoudige opbouw, waarbij hoekwoningen vrijwel gelijk zijn aan tussenwoningen. Detaillering en materialen zijn in het algemeen eenvoudig en seriematig. De gemetselde gevels zijn veelal voorzien van houten of kunststof puien.
In de planmatig opgezette wijken uit de jaren zeventig en tachtig, zoals aan en bij de Guido Gezellelaan, Avenbeeck en Olympiaweg, zijn de woningen gegroepeerd in clusters, waarbinnen hetzelfde woningtype wordt herhaald langs woonerven en een deels meanderend stratenpatroon. Binnen een cluster komt meestal maar één woningtype voor. Door een wisselende oriëntatie van de geschakelde woningen en verspringende rooilijnen ontstaat er een gedifferentieerd beeld. Verlengde daken, diverse op- en aanbouwen komen veel voor. De detaillering is in deze wijken eenvoudig en seriematig.
Recente buurten als Treslong, Vossepolder en ‘t Zand zijn veelal verzorgd vormgegeven. Ze hebben een goed herkenbare stedenbouwkundige structuur met bewuste variatie tussen woningtypen. De opbouw van de veelal seriematig gebouwde woningen is gedifferentieerd. Ze hebben in de regel een onderbouw van twee lagen met zadeldak of lessenaarkap, soms een terugliggende derde laag. De architectuur is verzorgd en gebaseerd op herhaling per rij, waarbij een afwisselend beeld is gezocht met accenten als uitstekende dakranden en variatie in detaillering of materiaal. Eventuele appartementengebouwen staan in beginsel vrij op de kavel en hebben vaak torenachtige volumes.
Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals scholen en seniorencomplexen. Daarnaast staan verspreid over Hillegom enkele vrijstaande woningen met een individuele uitstraling, zoals aan de Treslonglaan en Ammerzoden. Deze gebouwen, complexen en woningen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm.
De woongebieden zijn minimaal welstandsgebied, waarbij de criteria alleen worden gebruikt om bouwwerken te toetsen in zoverre ze van invloed zijn op het straatbeeld. Bouwplannen aan achterkanten zonder invloed op het straatbeeld worden alleen getoetst ter voorkoming van excessen.
De uitgangspunten als genoemd in de beeldkwaliteitplannen voor Parkwijk, de Woonzorgzone en het Ringvaartterrein zijn leidend tijdens de (her)ontwikkeling van de betreffende gebieden.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
De bedrijventerreinen van Hillegom liggen verspreid over de gemeente en zijn gebieden met bedrijfshallen van verschillende formaten, enkele kantoren, grootschalige detailhandel en een fabriekscomplex met procesindustrie.
Er zijn traditionele bedrijventerreinen met een eenvoudige hoofdstructuur, een sobere inrichting van de openbare ruimte en dicht op elkaar staande functionele loodsen en hallen in wisselende architectuur.
Op de moderne bedrijventerreinen is meer samenhang en staat representatieve bedrijfsbebouwing. Gevels hebben een heldere opzet en eenvoudige detaillering. Het materiaalgebruik is overwegend modern en duurzaam. Gevels van plaatmateriaal en gevouwen staalplaat komen veel voor, net als glaspuien en gladde baksteen. De openbare ruimte is hier in de regel niet alleen doelmatig, maar is ook zorgvuldiger ingericht met bomen en groenstroken.
Aan de Leidsestraat en Van den Endelaan zijn fabrieksterreinen te vinden. De gebieden kennen weinig samenhang in bebouwing en staan enigszins op zichzelf in de omgeving. De eenvoudige hoofdstructuur is ingevuld met individuele en veelal vrijstaande bebouwing. De gebouwen weerspiegelen de functies en kennen weinig opsmuk. Ze zijn meestal eenvoudig van opzet met veel afwisseling in vorm. De architectonische uitwerking en het materiaalgebruik zijn in het algemeen erg sober en functioneel.
De bedrijventerreinen zijn minmaal welstandsgebied. Het beleid is gericht op het beheer van het aanzien vanuit de omringende gebieden en op het voorkomen van excessen. Bij de beoordeling zal voornamelijk aandacht worden geschonken aan de gebiedsranden en de belangrijkste openbare ruimten.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
De sport- en recreatiegebieden liggen voornamelijk aan de randen van de kern. Het gaat om Zanderij, Horst ten Daal, Meer en Dorp en het volkstuincomplex aan de Zandlaan. Deze terreinen hebben een overwegend groen karakter, waarin voor de bebouwing een bescheiden rol is weggelegd.
Deze bebouwing bestaat uit een hoofdgebouw met enkele bijgebouwen, die geclusterd op het terrein staan. De gebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een flauw hellende kap of plat dak. De hoofdvorm is in beginsel eenduidig en de architectuur eenvoudig. Grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of plaatmateriaal. De gevels van de sporthallen en zwembaden zijn op het entreegedeelte na veelal gesloten. Het kleurgebruik is terughoudend.
Uitzondering is het recreatieterrein aan de Zandlaan met forellenvijver en pannenkoekenhuis in een geheel eigen vormgeving.
De sport en recreatieterreinen zijn minimaal welstandsgebied. Het beleid is terughoudend en gericht op beheer. Met name buiten de kern is een goede inpassing in het landschap van belang.
Bij de beoordeling zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van de terughoudende architectuur en landschappelijke inpassing.
Door de gemeente aangewezen recreatieterreinen met een besloten karakter kunnen op voorwaarde dat de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast afwijken van de criteria, bijvoorbeeld het terrein met de visvijvers aan de Zandlaan vanwege de geheel eigen sfeer en daarbij passende architectuur.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Het buitengebied bestaat uit geestgronden en polders. De bebouwing bestaat voornamelijk uit woningen, bedrijfsgebouwen, schuren en enkele boerderijen. Het grootste deel van de bebouwing in het buitengebied van Hillegom is te vinden langs wegen en linten als de Leidsevaart, de Veenenburgerlaan, de Oosteinderlaan, de Nieuweweg, de Noorderlaan, de Loosterweg en de Zandlaan.
De woningen, bedrijfsgebouwen en boerderijen liggen veelal iets terug op de kavels. De gebouwen zijn met de voorzijde gericht op de hoofdweg. Rooilijnen volgen de weg en verspringen ten opzichte van elkaar. Bedrijfsgebouwen als hallen en schuren liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Ook komen enkele korte rijtjes arbeiderswoningen voor. Incidenteel zijn in het buitengebied gebouwen van bescheiden formaat vrij in het veld te vinden. Dit zijn met name gemalen, elektriciteitshuisjes en andere utilitaire gebouwen met veelal een alzijdige oriëntatie.
De woningen zijn voor het overgrote deel individueel en afwisselend, maar bij rijen is herhaling een hoofdkenmerk. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. Op-, aan- en uitbouwen komen veel voor. Deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van de woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen. De detaillering is zorgvuldig en gevarieerd, wisselend van eenvoudig tot rijk en soms voorzien van elementen als siermetselwerk, gevellijsten of windveren. De gevels zijn van baksteen of vergelijkbaar steenachtig materiaal en/of hout. De daken van de woningen zijn gedekt met pannen.
Bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één laag tot twee lagen met een flauw hellend zadeldak of plat dak. Op de traditionele bollenschuren na zijn ze zijn veelal eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen en hebben veelal gevels van plaatmateriaal, hoewel ook baksteen voorkomt. Daken zijn veelal gedekt met plaatmateriaal of pannen en soms met glas (schuurkas).
Het buitengebied is soepel welstandsgebied. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, de cultuurhistorische bebouwing en het karakteristieke profiel van de lintwegen en het inperken van grote oppervlakken verharding. Daarbij geldt voor cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals boerderijen en bollenschuren, dat behoud van het historische karakter aanvullende aandacht vraagt.
De beoordeling van de woningen is gericht op de ordening van de bebouwing op de erven, op afwisseling en individualiteit binnen het bestaande architectuurbeeld en op traditioneel materiaal- en kleurgebruik. Voor bedrijfsgebouwen is de beoordeling gericht op een eenvoudiger maar zorgvuldige vormgeving met terughoudend kleurengebruik.
Kassen zijn welstandsvrij, mits deze grotendeels uitgevoerd worden in niet spiegelend, transparant glas.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Hoofdstuk 4 WELSTANDSCRITERIA ERFGOED
Hillegom heeft een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing die als cultureel erfgoed is aan te merken. Hieronder vallen zowel monumenten en karakteristieke panden als de beschermde dorpsgezichten en landschappelijke structuren. Het is de wens van de gemeente dit erfgoed te koesteren.
Van belang voor cultureel erfgoed is allereerst de waarde van een object op zich. Elk pand of bouwwerk heeft een eigen architectuur en daarmee wat betreft de vormgeving een eigen logica. Een villa is een ander object dan een kerk of de watertoren en toch zijn al deze objecten vergelijkbaar waardevol. Daarnaast is er veelal sprake van ensemble- of gebiedswaarde met een eigen logica zoals agrarisch erfgoed en de historische kern van het dorp.
Om recht te doen aan de bijzondere waarde stelt de gemeente aanvullende eisen aan plannen voor en binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed. De gemeente wenst de ontwikkeling in beginsel te beperken tot het versterken of herstellen van historisch wenselijke eigenschappen danwel het faciliteren van nieuw gebruik met als doel het behoud van de panden. Aanpassingen betreffen in de regel kleine wijzigingen, die het aanzien van gebouwen niet schaden zoals bescheiden dakkapellen aan de achterzijde of bijgebouwen uit het zicht van de openbare ruimte. Ingrijpende wijzigingen zijn uitzonderingen, die in de regel zorgvuldig en terughoudend in het bestaande beeld moeten worden ingepast. De gemeente zet in op behoud of versterking van het cultuurhistorisch karakter van de gebouwen, waarbij voor kleine wijzigingen een gelijke architectuur uitgangspunt is maar voor grotere wijzigingen een meer eigentijdse architectuur eveneens passend kan zijn.
Bij de beoordeling van kleinere wijzigingen zal de commissie onder meer de inpassing daarvan in de ordening op het erf en het karakter van het pand bezien waarbij onder meer aandacht zal worden geschonken aan de architectonische uitwerking met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik.
Bij de beoordeling van eventuele grotere wijzigingen zal de commissie met name aandacht schenken aan een grote mate van terughoudendheid met een nadruk op de plaatsing ten opzichte van enerzijds de openbare ruimte met inbegrip van het landschap en anderzijds het object of ensemble op zich, een terughoudende vormgeving met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit.
Omdat cultureel erfgoed vraagt om een specifieke benadering zal bij de beoordeling eveneens kunnen worden teruggegrepen op het vakmanschap van de ontwerper zoals bedoeld en beschreven in de algemene criteria.
Bij aanpassingen aan erfgoed gelden de volgende uitgangspunten in aanvulling op of afwijking van de object- en gebiedscriteria als welstandscriteria:
Onderstaande verklarende woordenlijst is geschreven voor een beter begrip van de welstandsnota (aan eventuele verschillen met definities in ander beleid kunnen geen rechten worden ontleend).
Aanbouw grondgebonden ondergeschikte toevoeging van één bouwlaag
Aangekapt dakkapel met kap bevestigd aan dakvlak
Achterkant het achtererf, de achtergevel en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw en het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied
Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen
Authentiek overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk
Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen
Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter
Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen
Bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd
Bijgebouw ondergeschikt gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage
Blinde muur of gevel muur of gevel zonder raam, deur of andere opening
Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte
Boeibord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal
Boerderij gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis
Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt
Bouwlaag verdieping van een gebouw, door vloeren of balklagen begrensd
Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels
Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd
Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning
Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht
Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak
Dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak
Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verlegt of verandert
Dakraam raam in een hellend dak
Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam
Detaillering uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen of aansluitingen
Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)
Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden
Erf het perceel exclusief hoofdgebouwen, waarbij voor kleine bouwwerken onderscheid te maken is tussen erven aan een voorkant en aan een achterkant
Erker ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas
Flat groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen
Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen
Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen
Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan
Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)
Gootklos in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot
Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden
Hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken
Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen
Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw
Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming
Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie
Kavel grondstuk, kadastrale eenheid
Kern centrum van een dorp of stad
Klossen uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten
Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw
Laagbouw gebouwen van één of twee lagen
Lak afwerklaag van schilderwerk
Landelijk gebied zie buitengebied
Latei draagbalk boven gevelopening
Lessenaardak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak
Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel
Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel
Lineair rechtlijnig, langgerekt
Lint langgerekte weg met daarlangs overwegend vrijstaande bebouwing in een gegroeide structuur met variërende dichtheden. Linten komen voor in de polders, langs dijken en in de dorpen (oude invalswegen).
Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur
Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat
Massa volume van een gebouw of bouwdeel
Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk
Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen
Middenstijl verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn
Monument aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan of aangewezen onroerend goed als bedoeld in de gemeentelijke Erfgoedverordening
Negge het vlak of de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn
Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak
Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak
Ondergeschikt voert niet de boventoon
Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw
Oriëntatie de richting van een gebouw
Oorspronkelijk origineel, aanvankelijke vorm, authentiek
Overstek bouwdeel dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel
Pand gebouw of (woon)eenheid binnen een gebouw
Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting
Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)
Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan
Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw
Portiek gemeenschappelijk trappenhuis
Piramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten
Renovatie vernieuwing van een gebouw
Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen
Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand
Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw
Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken
Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag
Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving
Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen
Stijl architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of een bepaalde stroming
Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)
Travee de afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten in de lengterichting van een gebouw of bouwonderdeel
Voorkant het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied
Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen
Wolfseind meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft
Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen