Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Visie Externe Veiligheid 2009-2013 Gouda

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVisie Externe Veiligheid 2009-2013 Gouda
CiteertitelVisie Externe Veiligheid 2009-2013 Gouda
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-11-2009nieuwe regeling

11-11-2009

Gemeentepagina 18 november 2009

Tekst van de regeling

Intitulé

Visie Externe Veiligheid 2009-2013 Gouda

Leeswijzer

De visie bestaat uit drie delen.

Visie op hoofdlijnen

In het eerste deel van de Visie Externe Veiligheid zijn de ambities beschreven, die invulling geven aan het doel van de visie: “stel concrete kaders vast waardoor we in Gouda bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op een verantwoorde manier omgaan met Externe Veiligheid”.

 

Deel A

In dit deel van de visie worden de ambities praktisch toepasbaar gemaakt door uitwerking in planologische kaders voor nieuwe ruimtelijke procedures. Daarnaast staan in dit deel de nader uit te werken actiepunten op een rij.

 

Deel B

In dit deel wordt de huidige situatie beschreven, waaruit aandachtspunten zijn gekomen die als input voor het opstellen van de in de visie beschreven ambities fungeren. Dit deel is het feitelijke naslagwerk en bevat geen beslispunten of nieuw beleid.

Visie op hoofdlijnen

1. Inleiding

Wat is Externe Veiligheid?

 

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

Definitie van Externe Veiligheid in gebruik door VROM bij de inventarisatie van risicobronnen

 

Iedereen in Gouda heeft te maken met risico's. Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om risico's die veroorzaakt worden door de opslag of het transport van gevaarlijke stoffen. Onder gevaarlijke stoffen wordt verstaan: brandbare stoffen (benzine), stoffen die kunnen exploderen (LPG) en toxische stoffen (ammoniak, chloor). Als bij de opslag of het transport van dergelijke gevaarlijke stoffen iets fout gaat en deze stoffen vrijkomen kunnen dodelijke slachtoffers ontstaan. De kans op een dergelijk ongeval is klein, zoals is weergegeven in figuur 1.1, maar de gevolgen kunnen enorm zijn.

figuur 1.1 De kans op overlijden bij diverse 'risicovolle' activiteiten

 

Risico versus risicobeheersing

Aan het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen zijn risico’s verbonden. De hoogte van het risico wordt bepaald door de kans op een ongeval met een gevaarlijke stof maal het effect dat een dergelijk ongeval heeft, zie figuur 1.2.

 

Figuur 1.2 risico is: kans maal effect

 

Wie risico voornamelijk beschouwt vanuit het perspectief “Kans” zal slechts een klein probleem waarnemen, terwijl wanneer risico vanuit het perspectief “Effect” wordt beschouwd enorme gevolgen waargenomen kunnen worden. Belangrijk is, om bij elke situatie een goede afweging tussen beide elementen te maken.

 

Wet- en regelgeving

Op gebied van externe veiligheid bestaat voor een deel duidelijke regelgeving, en voor een deel heeft het gemeentebestuur keuzevrijheid bij het nemen van beslissingen. Voor het invloedsgebied waarvoor keuzevrijheid bestaat is het bestuur wel verplicht verantwoording af te leggen.

Binnen de gemeente speelt externe veiligheid een rol bij transportaders waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en diverse risicovolle inrichtingen (waaronder LPG-tankstations). Bij deze risicovolle activiteiten bestaat een spanningveld tussen veiligheid en de (toekomstige) ruimtelijke situatie.

Deze Visie Externe Veiligheid geeft voor dit spanningsveld een integrale aanpak, gecombineerd met concrete kaders, om aan te geven hoe efficiënt met dit spanningsveld om kan worden gaan.

Op regionaal niveau is door de Bestuurscommissie Milieu Midden-Holland reeds beleid vastgesteld in de Omgevingsvisie Externe Veiligheid Midden-Holland (Milieudienst Midden-Holland, 2008). Deze visie sluit aan bij deze regionale visie en geeft invulling op gemeentelijk niveau.

Doel van deze visie

De Visie Externe Veiligheid is onderdeel van duurzame ontwikkeling van de stad. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. In deze visie staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal.

Met de visie geeft Gouda concreet richting en uitwerking aan een veilige, integrale invulling van haar ruimtelijke ontwikkeling. Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen geeft de visie planologische kaders voor de procedures. Waar nodig worden aan deze kaders voorwaarden gekoppeld die het risiconiveau beheersbaar houden of risico's uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid in ruimtelijke procedures. Deze planologische kaders voor de diverse risico’s zijn weergegeven in deel A.

 

Proces totstandkoming van deze visie

Als eerste stap bij de totstandkoming van deze visie externe veiligheid is een projectgroep in het leven geroepen bestaande uit de meest relevante actoren die bij de uitvoering van hun taak te maken hebben met externe veiligheid en keuzes op dat gebied; RO-ers, en projectleiders, een communicatieadviseur en een beleidsmedewerker openbare orde en veiligheid werkzaam bij de gemeente, adviseurs van de Milieudienst Midden-Holland, de lokale brandweer, de regionale brandweer en Adviesbureau Oranjewoud. Daarnaast zijn interviews gehouden met 28 interne en externe sleutelfiguren die te maken hebben met externe veiligheid en hierover specifieke kennis en kunde konden inbrengen. Het betreft hier deskundigen werkzaam bij andere overheden, bij de regionale brandweer, bedrijven en burgers die via de wijkteams zijn benaderd. Het interview bestond uit 6 vragen:

  • 1

    Welke ontwikkelingen ziet u, vanuit uw discipline, de komende 5 jaar op gebied van EV op Gouda afkomen?

  • 2

    Welke knelpunten kunt u daarbij noemen, bezien vanuit uw eigen discipline?;

  • 3

    Welke oplossingen ziet u, vanuit uw discipline, voor deze knelpunten?;

  • 4

    Wanneer voor deze oplossing wordt gekozen, welke inzet kunt u dan leveren om deze oplossing uit te voeren?;

  • 5

    Wanneer u de wethouder zou mogen adviseren, welke ambitie zou u dan willen nastreven?

  • 6

    Wanneer u wethouder zou zijn, welk speerpunt zou u dan kiezen?

Analyse van de interviewresultaten heeft geleid tot het benoemen van de voornaamste knelpunten, oplossingen en ambities.

 

2. Externe Veiligheid in Gouda

2.1 Huidige situatie

Het spoorvak Rotterdam – Utrecht doorkruist het centrum van de gemeente en hierover worden gevaarlijke stoffen, waaronder LPG, vervoerd. Ook over de snelweg A12 worden gevaarlijke stoffen vervoerd vanuit de Rotterdamse haven naar het achterland. We hebben te maken met drie LPG tankstations (waarvan 1 niet op Gouds grondgebied) en een aantal risicorelevante bedrijven, met name op de bedrijventerreinen Kromme Gouwe en Hollandsche IJssel. Door de Goudse Poort loopt een ondergrondse hoogdrukaardgasleiding. Verder worden stoffen vervoerd over de Gouwe en de Hollandsche IJssel. Wat deze vaarwegen betreft zijn er voor Gouda geen beperkingen.

Het grootste aandachtspunt is de spoorlijn, vanwege de combinatie van compacte bebouwing in het centrum, de aard en omvang van de transporten gevaarlijke stoffen en de voorgenomen ruimtelijke plannen langs het spoor.

Een overzicht van al deze risico's is weergegeven in figuur 2.1.

figuur 2.1 Signaleringskaart met vervoer gevaarlijke stoffen en Bevi-inrichtingen (een vergroting is achterin als bijlage 1 opgenomen)

 

2.2 Landelijke ontwikkelingen

Het Rijk ontwikkelt in samenwerking met marktpartijen en medeoverheden Basisnetten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet Spoor resulteert voor Gouda in afspraken over het maximaal toelaatbare risico, op basis van de ontwikkeling van het transport van gevaarlijke stoffen tot het jaar 2040 en alle (toekomstige) ruimtelijke plannen. Op het moment van schrijven van dit document worden er afspraken gemaakt tussen het Rijk en transporteurs over het veiliger maken van LPG-transporten over het spoor die voor Gouda gunstig zijn. Ook worden mogelijkheden voor herroutering (meer gevaarlijke stoffen over de Betuweroute) beschouwd die voor Gouda veiligheidswinst oplevert.

 

3. Ruimtelijke toekomstige situatie

De focus van de gemeente Gouda is gericht op stedelijke ontwikkelingen om groei en uitbreiding mogelijk te maken. Het rijk stimuleert ontwikkelen van stationsgebieden en spoorzones. Regelgeving van externe veiligheid zorgt op dit gebied voor een dilemma; het Basisnet Spoor vraagt om een vrijwaringzone voor de veiligheid en nieuwe plannen moeten worden verantwoord. De visie gaat specifiek in op dit dilemma.

 

De ruimtelijke ontwikkelingen in Gouda, zoals beschreven in de Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2020, zijn als volgt geconcentreerd:

  • -

    Bedrijvigheid

  • -

    Infrastructuur

  • -

    Binnenstad en omgeving

  • -

    Spoorzone

  • -

    Goudse Poort

  • -

    Gouweknoop

In figuur 3.1 zijn deze gebieden en ontwikkelingen weergegeven.

figuur 3.1 Plankaart ruimtelijke structuurvisie Gouda 2020 (een vergroting is achterin als bijlage 2 opgenomen)

 

4. Visie en ambitie

4.1 De drie peilers van de visie

Interviews met sleutelpersonen hebben uitgewezen dat we te maken hebben met een spanningsveld tussen de verschillende belangen en perspectieven. Nadere analyse door de projectgroep heeft geleid tot de formulering van drie peilers voor deze visie, zie figuur 4.1.

figuur 4.1 De drie pijlers van de visie

 

Risico’s in balans

Elke stad kent risico's door transport, productie of de opslag van gevaarlijke stoffen. In Gouda is dat niet anders. De risicobeperkingen op gebied van externe veiligheid borgen we optimaal door het verstandig omgaan met risico's in ruimtelijke procedures.

 

Verantwoorde keuzes

Een risicoloze samenleving bestaat niet. Dit betekent niet dat risico's zonder meer geaccepteerd hoeven te worden. De vraag 'welke risico is nog acceptabel?' staat hierbij centraal. Op sommige locaties betekent dit een extra inspanning, terwijl op andere locaties zonder extra maatregelen het risico aanvaardbaar is. Deze visie geeft richting aan verantwoorde keuzes en geeft handvatten bij het afwegingskader dat daarbij geldt.

 

Ruimte voor ontwikkeling

Gouda heeft een bouwopgave voor woningen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijvigheid. De locaties zijn benoemd in de Structuurvisie en in andere ruimtelijke besluiten, waarvan een aantal nog in voorbereiding is. Daarnaast moet er in de gemeente ook ruimte blijven voor economische ontwikkeling. Bouwopgaven en andere ontwikkelingen kunnen conflicteren met milieuaspecten waaronder EV. In deze visie zijn kaders gegeven, in plaats van harde eisen.

In navolging van bovenstaande visie formuleren we de volgende ambities, zie figuur 4.2.

figuur 4.2 Van visie naar een overzicht van ambities

 

4.2 Ambities

De hierboven geformuleerde ambities zorgen ervoor dat nu en in de toekomst (ruimtelijke) ontwikkelingen in balans zijn met aspecten op gebied van externe veiligheid. De bestaande situatie in Gouda is nog niet overal in overeenstemming met de geformuleerde ambities. Het is de bedoeling om knelpunten in de bestaande situatie zo mogelijk in lijn te brengen met de ambities, zie figuur 4.3.

figuur 4.3 ambities geven richting aan de toekomstige ruimtelijke situatie

 

Om handen en voeten te geven aan de in dit deel geformuleerde ambities zijn beleidskeuzes gemaakt, die vertaald worden naar uitvoering in de praktijk met behulp van planologische kaders en nader uit te werken actiepunten. Zie hiervoor ook figuur 4.4 (en ook figuur 4.10).

Figuur 4.4 van visievorming naar praktijk

 

Relevante actoren nemen actief deel aan risicocommunicatie

Risicocommunicatie bestaat uit enerzijds het vooraf informeren van mensen over de risico's die er zijn en anderzijds het communiceren tijdens rampen. Dan gaat het erom wat mensen moeten doen of juist moeten laten.

Risicocommunicatie wordt opgepakt op diverse niveaus: van regionaal naar gemeentebreed niveau tot objectniveau (zie figuur 4.5). Gouda heeft risicocommunicatie hoog op de agenda staan en wil graag samen met bedrijven en wijkteams het bewustwordingsproces over risico’s helder maken naar burgers.

figuur 4.5 Diverse schaalniveaus op het gebied van risicocommunicatie

 

Duidelijke afspraken leiden tot efficiënte werkprocedures

Een beleidsdocument werkt alleen als dit ook op een juiste wijze in de organisatie geïmplementeerd wordt. Binnen de gemeente zijn de rol- en taakverdelingen bij externe veiligheid reeds duidelijk. Daarnaast zijn de planologische kaders in de uitvoeringspraktijk al uitgetest. In deze visie is daarom voornamelijk expliciet gemaakt wat impliciet al gebeurt.

 

Het nemen van bronmaatregelen

In het externe veiligheidbeeld van Gouda zijn de grote transportassen de prominentste risicoveroorzakers. Risicobeheersende maatregelen bij deze transportassen kunnen vaak niet door de gemeente afgedwongen worden. Het is dus belangrijk in gesprek te zijn en te blijven met de Provincie en het Rijk om hier actief invloed op uit te oefenen.

 

Bestaande risico's van bedrijven beheersen

Risico’s horen niet thuis in de buurt van gebieden waar veel mensen aanwezig zijn. Bedrijven, waar risicovolle activiteiten uitgevoerd worden, leggen naast een fysieke ruimteclaim ook een claim op een bepaalde milieuruimte (bijvoorbeeld door een geluidszone of veiligheidszone) in een gebied. Bedrijven die voor overlast kunnen zorgen bevinden zich op geschikte locaties: bedrijventerreinen. Op deze bedrijventerreinen hebben bestaande risico's reeds de ruimte en zal per geval bekeken worden in hoeverre nog ruimte voor uitbreiding van de risico's mogelijk is in de balans die wordt nagestreefd.

 

Zeer kwetsbare groepen worden extra beschermd

Onder “zeer kwetsbare groepen” verstaan we personen, die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking of zeer jonge leeftijd. Verblijf van deze groepen gedurende grote delen van de dag of nacht nabij risicovolle activiteiten is niet wenselijk, zie figuur 4.6.

figuur 4.6 Geen kwetsbare functies bij risicovolle activiteiten

 

Zones langs het spoor: Balans vinden tussen risico's en ontwikkelen

De spoorzone is binnen de gemeente het gebied waar het spanningsveld tussen risico's en ruimtelijke ontwikkeling het meest prominent aanwezig is. Door de hoge transportintensiteiten, gevaarlijke stoffen en de reeds bestaande ruimtelijke bebouwing en structuren is het risico reeds hoog. Met de ambitie 'balans tussen risico's en ontwikkelen' is bedoeld dat ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit gebied mogelijk moeten blijven, echter dat hier meer veiligheidsmaatregelen benodigd zijn dan elders in Gouda, zie figuur 4.7. Bij het formuleren van veiligheidsmaatregelen moet echter wel afgewogen worden welke maatregel het meest kosteneffectief is.

figuur 4.7 Balans tussen risico's en ontwikkelen zonder maximaal plafond

 

Hulpverlening op peil brengen

Om de effecten van een calamiteit met gevaarlijke stoffen te beperken of beter onder controle te kunnen krijgen is het onder andere van belang dat de hulpverleningsdiensten op tijd bij de plaats van het ongeval aanwezig zijn en voldoende bluswater aanwezig is. Daarnaast moet bijvoorbeeld de brandweer goed bij de risicobron kunnen komen, waarbij er zo weinig mogelijk barrières zijn. In Gouda geldt vooral bij het spoor en de snelwegen dat hier nog veiligheidwinst behaald kan worden op het gebied van bluswatervoorziening, bereikbaarheid en opstelplaatsen van de hulpdiensten. Het is niet realistisch om bij de transportassen te streven naar een 100% veilige situatie. Goed gekeken moet worden naar waar de grootste 'knelpunten' aanwezig zijn en welke maatregelen daarbij (kosten)effectief zijn. Hierbij wordt nadrukkelijk ook naar het Rijk gekeken op het gebied van generieke bronmaatregelen en wordt voornamelijk gefocust op het borgen van voldoende bluswater en een goede bereikbaarheid in nieuwe plannen. Daarnaast wordt aandacht besteed bestaande situaties. Zo wordt de veiligheidssituatie geoptimaliseerd.

 

Geen harde norm als risicoplafond stellen

100% veiligheid kan nooit gegarandeerd worden. Bij het treffen van maatregelen hoort vooraf de afweging welke maatregel het meest kosteneffectief is. De meeste veiligheidswinst kan gehaald worden door bronmaatregelen, zoals minder vervoer van gevaarlijke stoffen, veilige transportwagons, minder wissels. Dit zijn maatregelen waar de gemeente weinig tot geen invloed op heeft. Het vastleggen van vluchtroutes, een bepaalde minimale bebouwingsafstand tot een risicobron en dergelijke zijn wel in hoge mate beïnvloedbaar. Er is geen wettelijk plafond voor het maximaal toelaatbare groepsrisico. Ook heeft de gemeente niet de ambitie om een dergelijk plafond in te stellen. Wel krijgt externe veiligheid bij ontwikkelingen nabij het spoor een hoge prioriteit. In deel C is een planologisch kader opgesteld dat richting geeft aan het zo veilig mogelijk ontwikkelen in de Spoorzone en de overige risicovolle activiteiten.

 

Nieuwe risico's zijn niet wenselijk in woongebieden

In woongebieden zijn geen grote risico’s aanwezig. Dit willen we zo houden. Dit betekent dat er geen nieuwe risicovolle inrichtingen (zoals nieuwe LPG-tankstations) in of direct naast woongebieden mogen komen. Bij de bestaande LPG-tankstations geldt terughoudendheid met bouwplannen in de directe omgeving. Hiermee is de veiligheid in grote mate geborgd voor de gebieden waar veel mensen wonen.

figuur 4.8 Woongebieden met voldoende afstand tot LPG-tankstations

 

4.3 Uitvoering

In dit deel zijn de relevante ambities met betrekking tot externe veiligheid benoemd. In Deel A zijn de ruimtelijk relevante ambities nader uitgewerkt in een planologisch kader dat het proces rondom externe veiligheid moet vereenvoudigen. De actiepunten worden binnen de organisatiestructuur van de gemeente uitgevoerd, zie figuur 4.9. Wat betreft het actiepunt “hulpverlening op peil brengen” geldt, dat dit nader uitgewerkt moet worden. Daarbij worden de aandachtspunten die genoemd zijn door de brandweer in het kader van beheersbaarheid (zie paragraaf 4.1 in deel B) meegenomen.

figuur 4.9 Uitvoering ambities

Deel A; planologische kaders

Leeswijzer

In dit deel, Deel A, worden de ambities uit het visiedeel praktisch toepasbaar gemaakt door uitwerking in planologische kaders voor nieuwe ruimtelijke procedures. Daarnaast staan in dit deel de nader uit te werken actiepunten op een rij.

 

In Deel B wordt de huidige situatie beschreven, waaruit aandachtspunten zijn gekomen die als input voor het opstellen van de in de Visie op hoofdlijnen beschreven ambities fungeren. Deel B is het feitelijke naslagwerk en bevat geen beslispunten of nieuw beleid. Zie figuur 0.1

Figuur 0.2 Vertaling ambities in Planologisch kader

 

1. Inleiding

Gebleken is dat de risico's binnen Gouda te verdelen zijn in verschillende risicogebieden, door verschillende externe veiligheidsituaties die kenmerkend zijn voor elk afzonderlijk gebied, zie figuur 1.1. Dit betekent dat in elk van de gebieden ook op een andere manier met de verantwoording van het groepsrisico om dient te worden gegaan. Voor de beschrijving van de verschillende situaties wordt verwezen naar deel B waarin de huidige situatie in kaart is gebracht.

In dit deel is per gebied een planologisch kader weergegeven dat aangeeft welke aandachtspunten gelden voor dat specifieke gebied bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico voor nieuwe ruimtelijke plannen in het betreffende gebied. Hierbij zijn voor enkele zones binnen de diverse gebieden reeds standaardteksten opgesteld, daar de risico's in dit gebied zonder extra maatregelen of aandachtspunten acceptabel worden geacht.

figuur 1.1 Verschillende risicogebieden in Gouda

 

2. Planologische kaders spoorzones, A12 en A20

In de visie is wat betreft de transportassen met name ingegaan op de ambities voor de zones langs het spoor, de A12 en de A20. De ambities uit het visiedeel die vertaald zijn in een planologisch kader voor spoorzones en de snelwegen staan in figuur 2.1. De planologische kaders voor de zones langs het spoor en snelwegen verschillen in zoverre dat voor de spoorzones strengere eisen gelden, omdat het risiconiveau daar hoger ligt dan bij de A12 en A20. Strengere eisen betekent niet dat minder ontwikkelingen mogelijk zijn, maar dat de verantwoordingsprocedure zwaarder is dan bij de twee snelwegen.

figuur 2.1 Relatie spoorzones, A12 en A20 met de relevante ambities

 

2.1 Zone-indeling spoorzones, A12 en A20

In relatie tot de verantwoording van het groepsrisico voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied van de hoofdtransportassen is een matrix gemaakt, waarbij verschillende gradaties van de verantwoording gelden. In tabel 1 is deze matrix met verschillende gradaties binnen de verantwoording van het groepsrisico weergegeven. De weergegeven matrix sluit aan bij het Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid. De uitwerking van de zone-benadering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is weergegeven in figuur 2.2 (zie deel AA voor een vergroting).

 

Tabel 1 Matrix met zone-indeling hoofdtransportaders

 

Zone

Grootte (vanaf rand

van de bron)

Omschrijving

I

0 - 30 meter

Zone, waarbinnen diverse beperkingen gelden vanuit het Basisnet Spoor.

II

30 - 200 meter

Zone waarbinnen geen bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden (minder zelfredzame personen), tenzij aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Deze zone hangt samen met het gebied waar brandbare gassen (BLEVE) het meest letaal zijn. Afhankelijk van het hoogte van het groepsrisico zijn maatregelen benoemd binnen deze zone.

III

> 200 meter

Zone waarbinnen geen beperkingen gelden voor het ruimtegebruik.

 

figuur 2.2 Zone-indeling vervoer van gevaarlijke stoffen (een vergroting is achterin als bijlage 3 opgenomen)

 

Bij zone III geldt vanaf 200 m in geval van een BLEVE dat mensen binnenshuis in principe veilig zijn. Voor deze zone geldt dat alleen rekening gehouden moet worden met de effecten van een toxische gaswolk. In zone I en II staat in het planologisch kader dat een centrale afsluiting van het ventilatiesysteem noodzakelijk is. Buiten 200 meter wordt ervan uitgegaan dat toekomstige ontwikkelingen dermate goed geïsoleerd zijn (in verband met energiezuinigheid en klimaatdoelstellingen) dat een toxisch gas moeilijk binnen kan dringen. Echter voor extra kwetsbare objecten is deze maatregel zeer aan te bevelen.

 

Voor gebieden waarvoor geen planologisch kader is opgesteld is één standaard verantwoordingskader geformuleerd, dat bij elke ruimtelijke onderbouwing in dat gebied gebruikt kan worden.

 

2.2 Zone I: Plasbrandaandachtsgebied: 0 - 30 meter spoor, A12 en A20

Uit tabel 1 blijkt dat drie zones onderscheiden kunnen worden. De eerste zone 0 - 30 meter hangt samen met het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen, en de diverse zones uit het Basisnet (Plasbrandaandachtsgebied, KOV, PR-Max). Zone I, het plasbrandaandachtsgebied, is voornamelijk een restrictieve zone vanuit externe veiligheid. Deze zone komt overeen met het plasbrandaandachtsgebied uit het Basisnet Weg en Spoor. In tabel 2 is het planologisch kader voor zone I weergegeven.

 

Tabel 2 Planologisch kader zone I: 0 - 30 meter

 

Zone I Plasbrandaandachtsgebied: 0-30 meter

Maatgevend scenario

  • Plasbrand

  • BLEVE (100% letaal)

  • Toxische gaswolk

Functie

  • Geen bijzonder kwetsbare objecten (= kwetsbare objecten met zeer kwetsbare groepen)

  • Beperkt kwetsbare objecten slechts onder zeer strikte voorwaarden (m.n. t.a.v. hulpverlening en zelfredzaamheid)

Inrichting

  • Goede verkeerskundige ontsluiting voor hulpdiensten (2 kanten aanrijden)

Maatregelen

bij beperkt kwetsbare objecten

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer

  • Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)

  • Opvang/afvoersloten brandbare vloeistoffen

  • Minimaal twee vluchtroutes van de risicobron af

  • Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten.

  • Overige maatregelen aan het gebouw

  • Naast ruimtelijke/fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit.

  • In geval van bestaande bijzonder kwetsbare objecten: extra aandacht voor goede ontruimings- en evacuatieplannen

Verantwoording groepsrisico

  • Maatwerk noodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader

 

2.3 Zone II BLEVE aandachtsgebied: 30 - 200 meter

De zone tussen 30 en 200 meter vanaf het tracé is het zogenaamde BLEVE aandachtsgebied. Dit gebied omvat het 100% letaliteitspercentage (op circa 150 meter); op 200 meter is sprake van een significant lager letaliteitspercentage. Tot 200 meter vanaf de risicobron neemt het percentage overlevenden toe, waarbij vanaf 200 meter mensen binnenshuis in principe voldoende veilig zijn.

 

Deze 200 meter staat ook centraal in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Bij ruimtelijke plannen die geheel of deels binnen 200 meter van de transportbron zijn gelegen dient aandacht gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht. Bij ruimtelijke plannen die geheel buiten deze 200 meter zijn gelegen behoeft alleen aandacht geschonken te worden aan de beheersbaarheid van een ongeval, niet aan ruimtelijke maatregelen.

 

In zone II staat het beperken van grote aantallen aanwezige personen dichtbij de transportaders centraal. Daar het ruimtelijk niet mogelijk is om bouwkundige maatregelen te treffen tegen de effecten van een BLEVE, welke op korte afstand ontstaat, is het van belang voldoende aandacht te schenken aan risicocommunicatie.

 

Zoals reeds is vermeld, bestaat er een verschil in risiconiveau tussen de spoorzone enerzijds en de A12 en A20 anderzijds. Dit verschil leidt tot twee planologische kaders, één voor zone II in de spoorzones en één voor zone II bij A12 en A20.

 

2.3.1 Planologisch kader zone II: zones langs het spoor

Voor de spoorzones geldt dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening langs het spoor niet optimaal zijn. Bij grote ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het stationsgebied, zijn diverse maatregelen getroffen om de beheerssituatie direct bij het spoor te verbeteren. Bij toekomstige grote ontwikkelingen binnen 200 meter van het spoor zijn aanvullende beheersmaatregelen nodig.

 

Tabel 3 Planologisch kader zone 2: 30 - 200 meter

 

Zone II BLEVE aandachtsgebied: 30-200 meter

Maatgevend scenario

  • BLEVE

  • Toxische gaswolk

Functie

  • Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (kleinschalige kantoren en voorzieningen, bedrijven)

  • Beperken/uitsluiten: functies met een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf)

Inrichting

  • Hoogbouw met hoge personendichtheid zo ver mogelijk van de transportroute af projecteren.

  • Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid)

  • Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de transportroute af (risicoluwe zijde) situeren.

  • Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn.

Maatregelen

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer in het ruimtelijk plan

  • Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)

  • Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten.

  • Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit.

  • In geval van bestaande bijzonder kwetsbare objecten: extra aandacht voor goede ontruimings- en evacuatieplannen

Verantwoording groepsrisico

Maatwerk noodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader

 

2.3.2 Planologisch kader zone II: A12 en A20

Het planologische kader in tabel 4 lijkt in grote mate op het planologisch kader voor de zones langs het spoor. Het essentiële verschil zit in het toestaan van functies waar hoge personendichtheden aanwezig kunnen zijn. Hierbij kan voornamelijk gedacht worden aan kantoorfuncties. De eisen met betrekking tot zeer kwetsbare groepen blijft gelijk aan die van de spoorzones.

 

Tabel 4 Planologisch kader zone 2: 30 - 200 meter

 

Zone II BLEVE aandachtsgebied: 30-200 meter

Maatgevend scenario

  • BLEVE

  • Toxische gaswolk

Functie

  • Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (kantoren en voorzieningen, bedrijven)

  • Beperken/uitsluiten: functies met een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf)

Inrichting

  • Hoogbouw kantoorfuncties mogelijk

  • Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid)

  • Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn.

Maatregelen

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer in het ruimtelijk plan

  • Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)

  • Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten.

  • Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit.

Verantwoording groepsrisico

  • Maatwerk noodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader

 

3. Planologische kaders overige transportassen

Naast het spoor, de A12 en de A20 zijn in Gouda ook andere transportassen aanwezig waardoor/-over vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit zijn de provinciale wegen en hogedruk aardgasleidingen. De ambitie die hier bij past is weergegeven in figuur 3.1. De overige transportassen verschillen met de hoofdtransportassen qua intensiteiten en stofcategorieën. Dit betekent voor de planologische kaders dat deze minder eisen stellen aan de ruimtelijke omgeving en beheersbaarheid.

figuur 3.1 Relatie overige transportassen met de relevante ambitie

 

3.1 Provinciale wegen

Enkele provinciale wegen zijn van belang binnen de Visie externe veiligheid. Het gaat hierbij om de N207 en de N452. Aangezien de lokale routering via de N207 gaat, komen hier de meeste transporten van gevaarlijke stoffen overheen. Omdat het hier gaat om kleinere transportintensiteiten ten opzichte van de rijkswegen en het spoor, is een apart planologisch kader voor bovengenoemde wegen opgesteld.

 

In lijn met de aanpak voor de hoofdtransportassen is ook hier gekozen voor een matrix met zone-indeling. Wat echter verschilt, is dat er slechts twee zones worden onderscheiden: het plasbrandaandachtsgebied en het overige gebied. Voor zone I wordt verwezen naar tabel 2, en is hetzelfde als het plasbrandaandachtsgebied bij het spoor, de A12 en A20. Voor zone II gelden geen beperkingen aan het ruimtegebruik en valt daarmee onder het standaard verantwoordingskader van hoofdstuk zes.

 

Tabel 5 Matrix met zone-indeling provinciale wegen

 

Zone

Grootte (vanaf rand

van de weg)

Omschrijving

I

0 - 30 meter

Zone waarbinnen beperkingen gelden vanwege mogelijke plasbranden.

II

> 30 meter

Zone waarbinnen geen beperkingen gelden voor het ruimtegebruik.

 

3.2 Buisleidingen

Voor de hogedruk aardgasleidingen wordt een andere aanpak gebruikt dan voor de provinciale wegen, aangezien het maatgevend scenario, een fakkelbrand, en bijbehorend invloedsgebied verschilt van getransporteerde stoffen over weg, water en spoor. Dit heeft tot gevolg dat een zelfde zone-indeling als bij de andere transportassen hier niet van toepassing is.

Voor de hogedruk aardgastransportleiding is het maatscenario een (externe) beschadiging waardoor gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt. Bij een fakkelbrand is de warmtestraling maatgevend voor de afstandsbepaling. Dit maatscenario is van belang binnen de zogenoemde inventarisatie-afstand van de leiding, zoals gedefinieerd in het nog vast te stellen Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). De inventarisatieafstand is afhankelijk van het type leiding en verschilt daarmee tussen leidingen; het in tabel 6 gepresenteerde planologische kader geldt binnen de inventarisatie-afstand.

 

Tabel 6 Planologisch kader hogedruk aardgasleidingen

 

Planologisch kader hogedruk aardgasleidingen

Maatgevend scenario

  • Fakkelbrand

Functie

  • Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (kleinschalige kantoren en voorzieningen, bedrijven).

  • Beperken/uitsluiten: functies met een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf).

Inrichting

  • Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid) .

  • Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de buisleiding af (risicoluwe zijde) situeren.

  • Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn.

Maatregelen

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer in het plangebied.

  • Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit

  • Bij incidenten gasinfrastructuur maakt de brandweer gebruik van de richtlijnen zoals opgesteld door de Gasunie.

Verantwoording groepsrisico

  • Maatwerk noodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader.

 

4. Planologisch kader LPG-tankstations binnen woongebieden

Binnen Gouda zijn twee LPG-tankstations aanwezig, die in een woongebied liggen. De ambitie die hier bij past is weergegeven in figuur 4.1.

figuur 4.1 Relatie LPG-tankstations met de relevante ambitie

 

Zoals omschreven in deel A in het hoofdstuk ambities, vinden we dat geen nieuwe risicovolle inrichtingen, zoals nieuwe LPG-tankstations, in of direct naast woongebieden mogen komen. Bij de bestaande LPG-tankstations geldt terughoudendheid met bouwplannen in de directe omgeving. Dit betekent in principe dat ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van 150 meter vanaf het ondergrondse reservoir en het LPG-vulpunt uitgesloten worden. Mochten er ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt binnen deze 150 meter, dan geldt dat de uitwerking van de verantwoordingsplicht maatwerk is.

 

5. Planologisch kader bedrijventerreinen met Bevi-1inrichtingen

In de visie is een ambitie geformuleerd met betrekking tot het beheersen van bestaande risico's op bedrijventerreinen.

Bedrijven die voor overlast kunnen zorgen bevinden zich op daarvoor geschikte bedrijventerreinen. Goed beheersbare risico’s blijven dus mogelijk. Hierbij hoort de ambitie zoals weergegeven in figuur 5.1.

figuur 5.1 Relatie bedrijventerreinen met de relevante ambitie

 

In dit planologisch kader is de omgang met nieuwe Bevi-inrichtingen en/of nieuwe 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontouren aangegeven op de bedrijventerreinen Kromme Gouwe, Hollandsche IJssel en Gouwestroom. Zie figuur 5.2 voor de ligging van deze terreinen.

figuur 5.2 Ligging van bedrijventerreinen geschikt voor Bevi-inrichtingen

 

Om risico's op de bovenstaande bedrijventerreinen goed beheersbaar te houden zijn hieronder enkele kaders aangegeven waar nieuwe Bevi-inrichtingen met risicocontouren aan dienen te voldoen.

 

5.1 Omgang met plaatsgebonden risicocontouren

In figuur 5.3 is weergegeven hoe om gegaan dient te worden met nieuwe plaatsgebonden risicocontouren op aangewezen bedrijventerreinen. Hierbij geldt dat deze contour niet over andere percelen mag vallen, maar wel over verkeersdoeleinden en/of groenvoorzieningen.

 

figuur 5.3 Voorbeeld plaatsgebonden risicocontour op aangewezen bedrijventerreinen

 

5.2 Omgang met invloedsgebieden

In bestemmingsplannen kunnen plaatsgebonden risicocontouren wel opgenomen worden, omdat deze ruimtelijk relevant zijn, maar invloedsgebieden (waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden) niet. Dit heeft te maken met het niet kunnen opnemen van milieukwaliteitseisen in bestemmingsplannen. In de toelichting bij het bestemmingsplan worden de invloedsgebieden van inrichtingen, die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), in en nabij het plangebied weergegeven. Indien er overlap is met het plangebied wordt het groepsrisico beschouwd. Een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden als het groepsrisico door het ruimtelijk besluit toeneemt, dan wel boven de oriëntatiewaarde ligt.

 

Voor een beschrijving van de bestaande Goudse situatie: zie paragraaf 3.2 van deel B.

 

6. Verantwoordingsplicht groepsrisico

6.1 Verantwoordingsplicht groepsrisico planologische kaders

Plannen die voldoen aan de planologisch kaders voor de spoorzone, de A12, de A20 of de hogedruk aardgasleidingen kunnen in hun verantwoordingsplicht van het groepsrisico tabel 3, 4 of 6 opnemen (afhankelijk bij welke risicobron het nieuwe plan is gelegen) en per element aangeven op welke wijze hier aan voldaan wordt. Hiermee is de verantwoordingsplicht op een juiste wijze ingevuld en kan verder verwezen worden naar deze beleidsvisie. Plannen die niet voldoen aan de opstelde planologische kaders dienen een aparte verantwoordingsprocedure doorlopen waarbij aangegeven dient te worden waarom en hoe wordt afgeweken van het hier geformuleerde beleid, zie figuur 6.1.

figuur 6.1 Verantwoordingplicht planologische kaders

 

6.2 Verantwoordingsplicht groepsrisico overige gebieden

Dit beleidskader dient gebruikt te worden voor de verantwoording van het groepsrisico voor alle gebieden waarvoor geen planologisch kader geldt. Belangrijke voorwaarde is namelijk dat van risicobronnen afkomstige plaatsgebonden risicocontouren of invloedsgebieden niet over het plangebied liggen. Binnen deze gebieden is blootstelling aan toxisch gas het bepalende scenario. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot het volgende kader:

 

6.2.1 Ontwikkeling groepsrisico

Indien een ruimtelijk plan in dit gebied tot toename van de personendichtheid leidt, betekent dat het groepsrisico niet significant zal toenemen, vanwege:

  • de afstand tot de plaats van het mogelijke incident;

  • de aard van incident (blootstelling aan toxisch gas);

  • de reeds hoge personendichtheden binnen de gemeente Gouda nabij de grote risicobronnen.

6.2.2 Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico door maatregelen bij de risicobron zijn beschreven in de beleidsvisie externe veiligheid. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is binnen het plangebied geen item, vanwege het gegeven dat de:

  • toename van de personendichtheid geen significant effect op het groepsrisico heeft;

  • kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden bijzonder klein is.2

6.2.3 De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Op deze afstand van de risicobron speelt het bestrijdbaarheidsvraagstuk niet of nauwelijks. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de visie externe veiligheid.

 

6.2.4 Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt ‘schuilen’ de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

 

Het plangebied wordt veelal alleen blootgesteld aan de gevolgen van een toxische gaswolk bij ‘optimale’ weersomstandigheden (bijvoorbeeld Pasquill-klasse F1.5: weinig vermenging met schone lucht), die gedurende het jaar procentueel weinig voorkomen.

 

Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Aanpassing van bijvoorbeeld oude woningen op dit punt is ingrijpend en kostbaar. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met één druk op de knop uit te schakelen.

 

Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding.

 

Conclusie verantwoordingsplicht groepsrisico overige gebieden

Bij nieuwe kwetsbare functies buiten het invloedsgebied van 200 meter speelt alleen het toxische scenario een rol. Hiervoor wordt geen aparte verantwoording groepsrisico opgesteld. In deze gevallen wordt verwezen naar bovenstaande paragraaf van deze visie.

Deel B; Huidige situatie in beeld

1. Leeswijzer

De visie bestaat uit drie delen, zie figuur 0.1.

Dit deel, Deel B, schetst de "huidige situatie in beeld". In dit deel wordt de huidige situatie beschreven, waaruit aandachtspunten zijn gekomen die als input voor het opstellen van de in de Visie op hoofdlijnen beschreven ambities fungeren. Dit deel is het feitelijke naslagwerk en bevat geen beslispunten of nieuw beleid.

In Deel A zijn de ambities praktisch toepasbaar gemaakt door uitwerking in planologische kaders voor nieuwe ruimtelijke procedures en aldaar staan de actiepunten op een rij.

 

Figuur 0.1 Indeling Visie externe veiligheid

 

1.1 Wat is externe veiligheid?

Allereerst volgt ter verduidelijking nogmaals een definitie van externe veiligheid, zoals in gebruik door VROM, die de basis vormt voor de inventarisatie van de risicobronnen (zie ook pagina 5):

 

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

 

Vanuit externe veiligheid worden de volgende gebieden rondom een risicovolle activiteit onderscheiden:

 

Het Plaatsgebonden Risicogebied is het gebied vanaf de risicobron tot een risicocontour met de naam PR 10-6. Hierbinnen gelden volgens een wettelijk basisbeschermingsniveau harde juridische normen, die beperkend zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingen. Er is geen beleidsruimte voor het gemeentebestuur.

 

Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt op een afstand waar bij de ergst mogelijke ramp nog 1% van de blootgestelden komt te overlijden. Hier geldt het Groepsrisico (GR), het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met een gevaarlijke stof. Het gemeentebestuur heeft beleidsruimte voor het toepassen van het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen. Echter, het gemeentebestuur is wel verplicht voor dit invloedsgebied verantwoording af te leggen over de hoogte van het groepsrisico, de te nemen maatregelen om de effecten van deze risico's te reduceren en de eventuele restrisico's.

 

Het effectgebied loopt vanaf de risicobron en eindigt daar waar geen ernstige gevolgen meer optreden. Feitelijk is dit gebied waarbinnen alle personen vallen die hinder (dan wel gewond zijn geraakt of effecten waarnemen) ondervinden van de calamiteit. Dit gebied is beduidend groter dan het invloedsgebied.

 

Het voorlichtingsgebied beslaat het hele grondgebied van de gemeente Gouda. Dus ook het gebied waarbinnen geen effect meer van een calamiteit met milieugevaarlijke stoffen is waar te nemen. Mensen moeten zich overal bewust zijn dat 100% veiligheid niet kan worden geboden. Door mensen te informeren over hun handelingsperspectief, worden mensen bewust van wat ze in geval van een calamiteit moeten doen.

 

In figuur 0.2 zijn de te onderscheiden gebieden grafisch weergegeven.

figuur 0.2 Diverse externe veiligheidsgebieden

 

1.2 Domeinenstructuur

Externe veiligheid is geen op zichzelf staand thema. Het verbindt de domeinen fysieke omgeving, risicobronnen, beheersbaarheid en organisatie, zie figuur 0.3. Per domein (hoofdstuk 2 tot en met 5) zijn de huidige externe veiligheidsituatie en toekomstige ontwikkelingen weergegeven, waarna de aandachtspunten zijn samengevat aan het einde van dit rapport. Wat houden deze domeinen dan in?

 

  • Risicobronnen: hierin staan de risicovolle activiteiten centraal, die onder de externe veiligheidswetgeving vallen. De plaatsgebonden risicocontouren en het groepsrisico worden beschouwd;

  • Fysieke omgeving: hierin worden de huidige en de toekomstige planologische situatie besproken. Belangrijke onderdelen die worden beschouwd, zijn kwetsbare objecten en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen;

  • Beheersbaarheid: binnen dit domein staan de mogelijkheden tot hulpverlening bij een calamiteit en de bestrijding daarvan centraal. Er wordt beschouwd in hoeverre de beheersbaarheid voldoet en verbeteringen behoeft, alsmede de zelfredzaamheid van omwonenden wordt kritisch bekeken.

  • Organisatie: hierin wordt de gemeentelijke organisatie rondom externe veiligheid onder de loep genomen, om ervoor te zorgen dat de beleidsregels en plannen ook in de praktijk uitgevoerd worden.

figuur 0.3 Externe veiligheid als het spanningsveld tussen vier domeinen

 

2. Domein Risicobronnen

Dit hoofdstuk presenteert gegevens omtrent de Goudse risicobronnen. Binnen de gemeente Gouda heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bedrijven, met gebruik van het Risicoregister Gevaarlijke stoffen (RRGS) en de risicokaart, die zijn aangewezen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), hierna aangeduid als Bevi-inrichtingen. Het Bevi wijst bedrijven aan die gezien worden als risicovol vanwege de aanwezigheid en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Overige risicovolle inrichtingen, zoals vuurwerkopslagen en propaantanks kleiner dan 13 m3, zijn wel benoemd in dit rapport, maar dit beleid is specifiek gericht op Bevi-inrichtingen, omdat de wetgeving alleen voor deze inrichtingen geldt. Om deze risicovolle inrichtingen te bedienen is er vervoer van gevaarlijke stoffen nodig over water, weg, spoor en door buisleidingen. De risicovolle inrichtingen en transportassen zijn te zien in figuur 0.4, de signaleringskaart, met hun plaatsgebonden risicocontouren en invloedsgebieden.

 

figuur 0.4 Signaleringskaart met vervoer gevaarlijke stoffen en Bevi-inrichtingen (een vergroting is achterin als bijlage 1 opgenomen)

 

In de volgende paragrafen vindt een bespreking plaats van de verschillende risicobronnen die op de signaleringskaart worden weergegeven. Daarbij is begonnen met risicovolle inrichtingen waarna vervolgens de transportmodaliteiten zijn besproken. Er is voor gekozen om uit het oogpunt van de leesbaarheid van dit document niet teveel kwantitatieve gegevens te presenteren. Dat maakt echter een vergelijking tussen de grootte van de verschillende risicobronnen lastig. Voor Gouda vormt het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor zondermeer de belangrijkste risicobron. Met dat in het achterhoofd volgt de rest van dit hoofdstuk.

 

2.1 Bevi-inrichtingen3

In de gemeente zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig, die onder de werkingssfeer van het Bevi vallen. Deze inrichtingen zijn:

  • 3 LPG-tankstations

  • Croda: een bedrijf waar chemicaliën worden geproduceerd voor toepassing in bijvoorbeeld coatings en polymeren. Op het terrein bevinden zich meerdere PGS-opslagen van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen .

  • Compaxo: hier worden alle vleeswaren van Compaxo in de fabriek samengesteld, verpakt en verzendklaar gemaakt. De fabriek heeft een inrichting met een ammoniak koel- en vriesinstallatie groter dan 1500 kg.

2.1.1LPG-tankstations

Er bevinden zich in Gouda drie tankstations, waarvan er twee tot dezelfde inrichting behoren:

  • LPG tankstation Van Loon, Goudse Poort 1, heeft een in de vergunning vastgelegde maximale doorzet van 1.500 m3. Deze inrichting bestaat uit 2 tankstations die één inrichting vormen. Eén tankstation is gevestigd op de route Gouda - A12, het andere station aan de route A12 – Gouda. Deze inrichting heeft één reservoir (en één vulpunt), waarvan beide tankstations gebruik maken. In 2009 bestaat er nog een probleem met de afstand van het dichtstbijzijnde kwetsbare object tot aan het vulpunt, maar vanaf 2010 voldoet de situatie wel. De afleverzuil van het tankstation op de route Gouda – A12 ligt op kortere afstand dan 15 meter van een ander kwetsbaar object. Deze afleverzuil moet worden verplaatst (voor 2010), zodat aan de afstandseis van 15 meter kan worden voldaan.

  • LPG-tankstation De Andel bevindt zich op het grensgebied met de gemeente Reeuwijk en heeft een vergunde doorzet van boven de 1.500 m3. Binnen de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour liggen geen kwetsbare objecten. Ten gevolge van een aantal wijzigingen in het toekomstige ontwerp neemt het groepsrisico af en ook de oppervlakte onder de groepsrisicocurve, waardoor het groepsrisico ook op dit moment, april 2009, geen knelpunten oplevert.

2.1.2Croda

De ligging van dit bedrijf tegen een woonwijk aan, geeft aan Croda een zichtbare positie binnen het externe veiligheidsvraagstuk. De gegevens uit de laatste QRA wijzen erop dat de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour niet buiten de perceelsgrens valt en dat het groepsrisico een factor 10 onder de oriëntatiewaarde blijft. Op het moment van schrijven van dit rapport (voorjaar 2009) is Croda bezig met een aanvraag voor een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer (er wordt vooroverleg gevoerd met het bevoegd gezag; Provincie Zuid-Holland). Op dit moment is dus geen harde uitspraak te doen over het invloedsgebied. De verwachting van de provincie is dat de afstanden genoemd in de Revi de bovengrens zullen vormen; dat betekent een invloedsgebied van 300 meter.

 

2.1.3Ammoniak (koel- en vries)installaties groter dan 1.500 kg

Compaxo heeft een ammoniak koelinstallatie van 3000 kg. Volgens het RRGS heeft deze installatie een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar van 35 meter, met een te verwaarlozen invloedsgebied.

 

2.1.4Relevante Bevi-inrichtingen van buurgemeenten

Er bevinden zich enkele risicovolle inrichtingen op het grondgebied van buurgemeenten die dichtbij Gouds grondgebied staan. Echter, het invloedsgebied van deze inrichtingen overlapt het Goudse grondgebied niet.

 

2.1.5Overige inrichtingen, niet vallend onder het Bevi

Naast de Bevi-inrichtingen, welke conform het RRGS/Registratiebesluit op de risicokaart dienen te worden vermeld, is ook sprake van inrichtingen, die onder de werking van de Wet milieubeheer vallen (en die vrijwel ook altijd in het RRGS vermeld staan). Deze inrichtingen werken niet conform de systematiek van plaatsgebonden risicocontouren en groepsrisico met bijbehorende verantwoording, maar met veiligheidsafstanden. Inrichtingen die conform de Wet milieubeheer een veiligheidscontour hebben, zijn binnen Gouda: propaantanks met een tankinhoud kleiner dan 13 m3 en de bedrijven met een opslag / verkooppunt voor consumentenvuurwerk. Deze inrichtingen zijn in deze visie niet nader beschouwd.

 

2.2 Transport van gevaarlijke stoffen

In Gouda vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water en via buisleidingen. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor is uitgegaan van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid en het bijbehorende Basisnet Weg en Spoor.

 

Basisnet Weg, Spoor en Water

In het Basisnet wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water binnen de maatschappelijke randvoorwaarde van veiligheid duurzaam mogelijk gemaakt, met meeweging van de belangen van ruimtelijke ordening. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruikruimtes voor het vervoer en veiligheidzones voor de ruimtelijke ordening. Andere doelen van het Basisnet zijn het creëren van duidelijkheid over waar welk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en wat de consequenties van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor burgers, bestuurders, bedrijfsleven en hulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisaties zijn.

 

2.2.1Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het transport vanuit de Rotterdamse haven naar het achterland, zorgt voor een omvangrijke stroom van gevaarlijke stoffen over de A20 en de A12 vanaf het knooppunt Gouwe richting het oosten. Binnen de gemeente vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over dus de rijkswegen A12 en A20, maar ook over de provinciale wegen N452 en N207. Het invloedsgebieden van de A20 is op dit moment nog niet relevant, maar binnen het kader van de geprojecteerde toekomstige ontwikkelingen zoals aangegeven in de Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2005-2030 wordt het dat wel. De intensiteiten op deze wegen zijn relatief laag, behalve op de A12 en A20. In tabel 0.1 zijn de transportstromen over de rijkswegen en de provinciale wegen weergegeven met bijbehorende invloedsgebieden.

 

Tabel 0.1 Transport van gevaarlijke stoffen over de relevante wegen (RWS, 2007)

 

Naam

Stof

A12

N207

N452

A20

Invloedsgebied

in meters

Brandbare vloeistoffen

LF1 LF2

ja

ja

ja

ja

30

(Licht) toxische vloeistoffen

LT1, LT2

ja

nee

ja

ja

625

Sterk toxische vloeistoffen

LT3, LT4*

ja

nee

nee

nee

4.500

Brandbare gassen

GF2, GF3

ja

ja

ja

ja

250

Toxische gassen

GT3

nee

nee

nee

nee

1.500

Sterke toxische gassen

GT4*

ja

nee

nee

nee

1.500

Zeer sterke toxische gassen

GT5

nee

nee

nee

nee

2.000

* Vanwege de zeer geringe vervoersintensiteit (<50 transporten/jaar) is het invloedsgebied van deze stoffen niet meegenomen op de signaleringskaart

 

Met betrekking tot de snelwegen geldt vanuit de typering van wegen uit het Basisnet voor de A20 dat deze als een 'Oranje/Gele weg' getypeerd kan worden. De A12 geldt als een 'Groene weg'. In tabel 0.2 staat de uitleg van de kleurcategorisering weergegeven.

 

Tabel 0.2 Categorisering van wegen in het Basisnet

 

Categorie

Gebruiksruimte vervoer

Maatregelen RO nieuw

Maatregelen RO bestaand

Paars

Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 1.5 voor GF 3 en factor 2 voor alle andere stoffen

Geen nieuwe kwetsbare objecten in de Kwetsbaar Object Vrije (KOV)-zone van 30 meter

Geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour

Oranje

Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 1.5 voor GF 3 en factor 2 voor alle andere stoffen

Geen nieuwe kwetsbare objecten in de Kwetsbaar Object Vrije (KOV)-zone van 30 meter

Geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour

Geel

Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 2 voor alle stoffen

Tot 30 meter vanaf de wegrand rekening houden met plasbranden

Geen

Groen

Toename vervoer mogelijk t.o.v. prognose 2020 met factor 2 voor alle stoffen

Geen

Geen

De A20 heeft een 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour van 23 meter. vanaf de rand van de weg. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten en mogen in het kader van het Besluit-Transportroutes-Externe-Veiligheid ook geen kwetsbare objecten opgericht worden (de Kwetsbaar Object Vrije-zone (KOV). Voor de A12 geldt dat er geen beperkingen gelden vanuit het Basisnet. In figuur 0.5 is de Basisnetkaart met bijbehorende kleurcategorisering, zoals aangegeven in tabel 0.2, voor geheel Nederland weergegeven.

figuur 0.5 Basisnetkaart met kleurcategorisering voor heel Nederland

figuur 0.6 Groepsrisico van de wegen die door Gouda gaan

 

Het groepsrisico is berekend op basis van tellingen van gevaarlijke stoffen in september 2008. Zoals te zien in bovenstaande figuur is het groepsrisico op één weggedeelte na (ten zuiden van Gouda, ter hoogte van rotonde N207/N228)

 

kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Dit geeft aan dat op dit moment het transport over provinciale wegen en rijkswegen door Gouda geen knelpunten op het gebied van het groepsrisico oplevert.

 

2.2.2Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor

Zoals al eerder aangehaald, vormt het spoortraject Rotterdam-Harmelen de voornaamste risicobron binnen Gouda. Dat heeft twee redenen: het spoorvak Rotterdam – Harmelen (Utrecht) is voor het transport van gevaarlijke stoffen een belangrijke transportas, zie tabel 0.3. De vervoersprognose 2007, welke thans als uitgangspunt moet worden gehanteerd, geeft hoge vervoerscijfers. Ten tweede voeren deze transporten dwars door dichtbevolkte gebieden en worden dus veel bewoners aan de risico's blootgesteld.

 

Tabel 0.3 Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

 

Naam

Stof

Traject

Rotterdam-Harmelen (Utrecht)

Invloedsgebied

in meters

Brandbare vloeistoffen

LF 1/LF2 (C3)

Ja

30

Toxische vloeistoffen

LT1 (D3)

Ja

250

Toxische vloeistoffen

LT3 (D4)

Ja

3.000

Brandbare gassen

GF3 (A)

Ja

300

Toxische gassen

GT3 (B2)

Ja

1.500

Zeer sterke toxische gassen

GT5 (B3)

Ja

5.000

Bron: Prorail, Prognosecijfers 2007

 

Uit de risicostudie blijkt dat de geprojecteerde bouwplannen, uitgaande van de vervoersprognose 2007, voldoen aan de normen voor het plaatsgebonden risico. De 10-6/jaar contour van het plaatsgebonden risico is berekend op 8 meter en ligt daarmee niet buiten het spoor.

 

Uit de risicostudie blijkt dat het groepsrisico in de huidige stedenbouwkundige situatie, beschouwd bij de 'prognosecijfers 2007', ruim de oriëntatiewaarde overschrijdt. Deze prognosecijfers zijn geldig voor de situatie in 2020.

 

Toekomstige ontwikkelingen

Op het moment van schrijven van dit rapport (april 2009) zijn er een aantal ontwikkelingen gaande die de situatie rondom het spoor kunnen verbeteren:

 

  • BLEVE reductie4

  • Een belangrijk aspect binnen de ontwikkeling van de spoorzone zijn de maatregelen die de gemeente Gouda in samenwerking met de (regionale) brandweer heeft uitgewerkt. Deze maatregelen zijn er op gericht om de stationsomgeving veiliger te maken doordat de hulpdiensten meer mogelijkheden hebben om een calamiteit te voorkomen of bestrijden. Een deel van dit pakket voorziet in een natte blusleiding met zogenaamde blusmonitoren en aansluitmogelijkheden voor handmatige bluskanonnen ter hoogte van de planlocatie. Hierdoor kan bij een calamiteit op het spoor effectief opgetreden worden en wordt de kans op het ontstaan van een warme BLEVE sterk teruggedrongen.

  • Convenant “warme BLEVE-arm rijden”

  • Dit convenant moet de kans op een warme BLEVE door uitgekiende treinsamenstelling verkleinen. Uit indicatieve berekeningen blijkt dat een dergelijke maatregel er toe kan leiden dat voor de Goudse situatie het groepsrisico daalt tot nabij de oriëntatiewaarde. Dit convenant zal dus een positief effect hebben op de risico's in Gouda.

2.2.3Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Over de Gouwe en de Hollandsche IJssel vindt vervoer van brandbare vloeistoffen plaats. Deze brandbare vloeistoffen, bijvoorbeeld benzine, hebben een invloedsgebied van 25 meter. De intensiteit van het transport is beperkt. Ten behoeve van het Basisnet is in januari 2008 het 'Definitief ontwerp basisnet water” opgeleverd. Hierin is de Gouwe aangeduid als 'groene vaarweg”. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij “groene vaarwegen” zijn er geen beperkingen ten aanzien van plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het deel van de Hollandsche IJssel dat door Gouda loopt, staat niet aangegeven in dit ontwerp en er gelden dus ook geen beperkingen voor deze vaarweg.

 

2.2.4Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In de gemeente Gouda vindt transport van gevaarlijke stoffen door hogedruk aardgasleidingen plaats. De Gasunie heeft voor alle leidingen Plaatsgebonden Risicoberekeningen uitgevoerd en voor twee gasleidingen het groepsrisico gekwantificeerd. In onderstaande figuur 0.7 is de ligging van de aardgasleidingen weergegeven.

figuur 0.7 Ligging van de verschillende aardgasleidingen binnen de gemeente Gouda

 

De plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar bedraagt voor alle leidingen 0 meter. Dit betekent dat vanuit het plaatsgebonden risico geen beperkingen worden opgelegd aan ruimtelijke ontwikkelingen. De groepsrisicocurve voor aardgasleidingen W-501-03-KR- 001/002 ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. De inventarisatie-afstand van de leidingen bedraagt 140 meter, behalve voor aardgasleidingen W-501-03-KR- 001/002; de inventarisatie-afstand bedraagt hier 95 meter.

 

3. Domein Fysieke omgeving

Dit hoofdstuk schetst de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van Gouda in relatie tot de aanwezige risicobronnen. Voor wat betreft bestaande kwetsbare objecten wordt het groepsrisico verantwoord binnen de conserverende bestemmingsplannen. Aansluitend is ingegaan op de grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en hoe deze zich verhouden tot de aanwezige risicobronnen.

 

3.1 Bedrijventerreinen

In deel A zijn de ambities gebiedsgericht vertaald en zijn verschillende ambities geformuleerd voor woongebieden, bedrijventerreinen en gebieden binnen het invloedsgebied van de transportassen. Daarom is het ook van belang om de ruimtelijke ligging van de diverse bedrijventerreinen in Gouda weer te geven en daarbij aan te geven waar welke milieucategorieën zijn toegestaan. De milieucategorieën geven niet één op één of Bevi-inrichtingen zich mogen vestigen, maar geven wel een indicatie van wat mogelijk is. In figuur 0.8 is de ligging van de bedrijventerreinen te Gouda aangegeven.

figuur 0.8 Bedrijventerreinen in Gouda met Bevi-inrichtingen

 

tabel 0.1 Bedrijventerreinen in Gouda zoals aangegeven in figuur 3.2

 

Bedrijventerrein

Bestemming

1. Goudse Poort

bedrijven, perifere detailhandel (via vrijstelling) en grootschalige detailhandel, kantoren

4. Gouwespoor

Bedrijven, perifere detailhandel voor bepaalde detailhandelbranches mogelijk.

5. Kromme Gouwe

Bedrijven met industriële en ambachtelijke bedrijvigheid, groothandelsbedrijven, overslagcentra, perifere detailhandel voor bepaalde detailhandelbranches mogelijk.

6. Gouwestroom

Ambachtelijke en industriële bedrijvigheid, kantoren, overheidsbedrijven.

7. Hollandsche IJssel

Bedrijvigheid, veelal maatbestemd voor de reeds gevestigde bedrijven

De bedrijventerreinen aangegeven met nummer 2 en 3 zijn niet in de tabel opgenomen, omdat zij in het kader van dit hoofdstuk niet van belang zijn.

 

Hieronder een overzicht van de milieucategorieën die toegestaan zijn op verschillende bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen die niet genoemd worden, zijn niet relevant voor externe veiligheid. Met onderstaande informatie kan een inschatting gemaakt worden van de bedrijventerreinen waar zich potentieel nieuwe Bevi-inrichtingen kunnen vestigen.

  • 1.

    Goudse Poort: t/m milieucategorie 3: vooral bedoeld voor kantoorfuncties, dus geen plek voor 'zwaardere' industrie.

  • 5.

    Kromme Gouwe: t/m milieucategorie 4.

  • 6.

    Industrieterrein Gouwestroom: (Marconistraat, Edisonstraat) t/m milieucategorie 4;

  • 7.

    - Industrieterrein tussen Hollandsche IJssel en Schielands Hoge Zeedijk: t/m milieucategorie 3 met maatbestemmingen voor vleeswarenproductie (Compaxo), asfaltcentrale/wegenbouw (KWS Infra B.V.), chemische industrie (Croda), en een machinefabriek. De maatbestemmingen gaan verder dan categorie 3.

    - Gouderaksedijk (aan de overkant van de Hollandsche IJssel) t/m milieucategorie 4;

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat in principe op alle genoemde bedrijventerreinen, behalve Goudse Poort, binnen de bestemmingsplannen ruimte is voor Bevi-inrichtingen. In deel A zijn uitspraken gedaan over de wenselijkheid van dergelijke inrichtingen binnen Gouda.

 

3.2 Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Gouda

De focus van de gemeente Gouda is gericht op stedelijke ontwikkelingen om groei en uitbreiding mogelijk te maken. De ruimtelijke ontwikkelingen in Gouda, zoals weergegeven in figuur 0.9, zijn met name geconcentreerd in de volgende gebieden:

  • Bedrijvigheid

  • Infrastructuur

  • Binnenstad en omgeving

  • Spoorzone

  • Goudse Poort

figuur 0.9 Plankaart 2020 uit de ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030

 

3.2.1Bedrijvigheid

In Gouda komt met name meer ruimte voor kantoren gericht op de landelijke

en regionale markt. Wel is een ontwikkeling zichtbaar die zich ook in veel andere steden voordoet; hinderveroorzakende bedrijvigheid en industrie komt steeds meer onder druk te staan. In Gouda gaat het vooral om bedrijventerrein Kromme Gouwe en de industrie langs de Hollandsche IJssel. Voorlopig zullen er zeker terreinen blijven behouden waar ruimte is voor watergebonden bedrijvigheid, maar de discussie over de hinder die dergelijke terreinen veroorzaken binnen de stad blijft onvermijdelijk op de agenda. Tot 2030 (looptijd ruimtelijke structuurvisie) zal geen actief beleid worden gevoerd om bedrijven uit te plaatsen. Vertrek van grote bedrijven die nu midden in of aan de rand van stedelijk gebied liggen, zal echter wel worden aangegrepen voor verbetering van leefbaarheid of ruimtelijke kwaliteit en stedelijke herstructurering.

 

3.2.2Infrastructuur

Gouda heeft een duidelijke opgave op het gebied van stedelijke infrastructuur. Daarnaast moet worden (voor)geïnvesteerd in regionale infrastructuur. De meeste infraprojecten vallen daarom in de planperiode tot 2020:

  • De ontwikkeling van een stadsring en een binnenring, door de aanleg van de zuidwestelijke randweg en het opwaarderen van het Hamstergat en de Burgemeester van Reenensingel tussen Goudse Poort en Burgemeester Mijssingel.

    Voor de Mijstunnel is een tracéreservering gemaakt.

  • Opwaardering van de interne ontsluitingsstructuur van de Goudse Poort en specifiek opwaardering van de Shell-entree en de aansluiting van de Hanzeweg op de Nieuwe Gouwe O.Z.

  • In de randen van de binnenstad zijn grootschalige gebouwde parkeervoorzieningen voorzien. Een parkeerroute via de singels zorgt voor de afwikkeling van het verkeer.

  • Ontwikkeling van een westelijke stadsentree. De belangrijkste ingreep is de aanleg van de ontbrekende regionale schakel door de Oostpolder, inclusief een nieuwe oeververbinding over de Gouwe.

Het doel van de bovengenoemde projecten is het verbeteren van de ontsluiting van Gouda en het bevorderen van de doorstroom van het verkeer door Gouda. Met name de aanleg van de zuidwestelijke randweg zal een positieve invloed op de externe veiligheid hebben, omdat het transport van gevaarlijke stoffen door Gouda hiermee minder gevaarlijk wordt.

 

3.2.3Binnenstad en omgeving

Dit gebied is de eerste aangewezen plek voor de vestiging van culturele instellingen (Cultureel- en Havenkwartier), uitgaansgelegenheden, winkels, concentraties van grootschalige detailhandel en dergelijke. Echte uitbouw van de binnenstad begint in de omliggende randen. In de oostelijke randen gaat het bijvoorbeeld om kleinschalige kantoren, winkels en woningen. In het gebied tussen de binnenstad en het station is vooral ruimte voor grote winkels, kantoren, enkele voorzieningen, woningen én het ontwikkelen van een hoogwaardige route van binnenstad naar station (Spoorzone). De noordzijde van de binnenstad biedt uitstekende mogelijkheden voor de vestiging van grote voorzieningen. In de westelijke rand van de binnenstad ligt voor de periode tot 2020 vooral een woningbouwopgave. In alle randen moeten tevens gebouwde parkeervoorzieningen worden gerealiseerd, ter verbetering van de bereikbaarheid van de binnenstad. De ontwikkeling van woningen en grootschalige voorzieningen kan risico's met zich meebrengen, indien deze objecten in het invloedsgebied van risicobronnen komen te liggen.

 

3.2.4Spoorzone

De aanleg van de RijnGouweLijn in combinatie met de herprofilering van de Burgemeester Jamessingel maakt het mogelijk een langgerekte zone langs het spoor te ontwikkelen met mogelijkheden voor woningbouw en kantoren. Daarnaast kan een viertal voorzieningenclusters worden gerealiseerd rond de nieuwe stations aan de RijnGouweLijn:

  • -

    In de omgeving van station Gouda komen aantal grootschalige voorzieningen. Op dit moment wordt gewerkt aan plannen voor het Huis van de Stad en een grote bioscoop;

  • -

    Ten noorden is een zorgcluster voorzien met het Groene Hartziekenhuis als brandpunt. Bovenwijkse zorgvoorzieningen worden hier geconcentreerd.

  • -

    Ter hoogte van de Dreef kan het bestaande cluster van onderwijsvoorzieningen verder worden uitgebouwd. In dit gebied is tevens beperkt ruimte voor woningbouw;

  • -

    Het vierde cluster wordt gevormd door de mogelijkheid om in het Hamstergat uitgaansvoorzieningen te realiseren. In de overgang naar het bedrijventerrein Goudse Poort is ruimte voor beperkte, vooral op de regio gerichte kantoorontwikkeling;

  • -

    Ontwikkelingen aan de zuidzijde van station Gouda: 18.000 m2 gereserveerd voor detailhandel en de bouw van ongeveer 100 woningen.

Ook hier kan de ontwikkeling van grootschalige voorzieningen, woningen en een zorgcluster extra aandacht vragen op het gebied van externe veiligheid als ze worden gepland in de buurt van een risicobron.

 

3.2.5Goudse poort

In de noordelijke rand, langs de snelweg, liggen goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van een hoogwaardige kantorenlocatie. Centraal in Goudse Poort is ruimte voor een omvangrijke cluster van voorzieningen, waaronder winkels als bouwmarkten en grootschalige woonwinkel en, bedrijfsondersteunende voorzieningen. Op het zuidelijke deel van Goudse Poort blijft ruimte voor stedelijke bedrijven en een beperkt aantal kleinschalige kantoren. Opwaardering van de zogenaamde ‘Shell-entree’ aan de oostzijde en de Hanzeweg aan de westzijde zal plaatsvinden.

Gezien de ligging langs de snelweg en de plannen voor objecten met grote aantallen mensen daarin aanwezig, speelt externe veiligheid bij de inrichting van het plangebied een rol.

 

3.2.6Westergouwe

Aan de westkant van gemeente Gouda wordt een nieuwe woonwijk ontwikkeld. De plannen voor deze nieuwe woonwijk Westergouwe zijn in een vergevorderd stadium.

Het is de ambitie van de gemeente Gouda om in Westergouwe een duurzame en waterrijke wijk te ontwikkelen met ongeveer 3.800 woningen. In het gebied rondom Westergouwe wordt de afrit Gouda-West verlegd en bestaan plannen om een station te ontwikkelen, Gouweknoop.

Het aanleggen van grote aantallen woningen maakt dat externe veiligheid van belang wordt bij het project Westergouwe. Gelet moet worden op de ligging van kwetsbare objecten nabij risicobronnen, met name de A20.

 

4. Domein Beheersbaarheid

In dit domein gaat het over de beheersbaarheid van de effecten als gevolg van calamiteiten bij één van de in Gouda aanwezige risicobronnen. Dit hoofdstuk is onderverdeeld in bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, waarbij deze twee onderdelen ook weer uitgesplitst kunnen worden, zie figuur 1.0.

 

Om het aspect beheersbaarheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te borgen is het belangrijk dat de (regionale) brandweer in het beginstadium van de planontwikkeling betrokken wordt en gedurende het planproces ook betrokken blijft.

figuur 1.0 Onderverdeling Domein Beheersbaarheid

 

4.1 Bestrijdbaarheid

Onder het aspect bestrijdbaarheid worden de mogelijkheden van de hulpverlening verstaan om de effecten van een calamiteit bij een risicobron zo goed mogelijk te bestrijden. Om de effecten op de omgeving te beheersen is het primair van belang dat de brandweer de plaats van de calamiteit goed en tijdig kan bereiken en over voldoende bluswater beschikt. Over het algemeen zijn de voorzieningen ten aanzien van de bestrijdbaarheid bij de brandweer van Gouda voldoende aanwezig. Om te borgen dat de bestrijdbaarheid nog verder verbeterd kan worden, zijn in deze paragraaf naast de bestaande voorzieningen ook tekortkomingen benoemd die voor verbetering in aanmerking komen.

 

Bluswatervoorzieningen

Bij bluswater wordt gesproken over primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. De primaire bluswatervoorziening wordt gevormd door de brandkranen die op het drinkwaterleidingnet geplaatst zijn, dan wel andere voorzieningen. In de meeste gevallen zijn dit bovengrondse of ondergrondse brandkranen, soms ook een geboorde put of andere bron, waarbij een pomp zorgt voor de gewenste stijgdruk. De secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening die aanvullend is op de primaire bluswatervoorziening. Voorbeelden: geboorde putten, bluswaterriolen of een vijver. Een tertiaire bluswatervoorziening is een voorziening van bluswater voor de bestrijding van die incidenten waarvoor de brandweer meer water of voor langere duur water nodig heeft dan de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen kunnen leveren. Voorbeelden zijn een kanaal of open water, waarbij de capaciteit nagenoeg onbeperkt is.

 

Bereikbaarheid

In het kader van het opstellen van het landelijk dekkingsplan voor de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid zijn in 2007 ook de opkomsttijden voor de brandweer in de gemeente Gouda in beeld gebracht. Deze zijn op kaart weergegeven en hieronder zichtbaar in figuur 1.1.

figuur 1.1 opkomsttijden brandweer in de gemeente Gouda

 

De kwaliteit van de basisbrandweerzorg is in het regionaal dekkingsplan van de regio Hollands-Midden in 2005 beoordeeld. Onderstaande alinea geeft het oordeel weer.

De gemeente Gouda kent in Gouda één brandweerkazerne met een 24-uurs beroepsbezette tankautospuit en redvoertuig. Een tweede tankautospuit wordt bezet met vrijwilligers. De kwaliteit van de brandweerzorg in de gemeente Gouda is beoordeeld als 'voldoende'. Overschrijding van de opkomsttijd komt bij relevante branden in gebouwen jaarlijks ongeveer 9 maal voor en dit komt overeen met ongeveer 12% van het totaal. In dat verband is de situatie in het oostelijke deel van de stad kritisch. De doorstroming van het verkeer in die richting is belangrijk.

 

Aandachtspunten, aangereikt door de brandweer (zie ook paragraaf 6.3)

  • Voor de LPG-tankstations, van Van Loon en De Andel, geldt dat er nader onderzoek plaats moet vinden naar een goede opstelplaats voor de blusvoertuigen.

  • 'Croda' beschikt over een eigen aanvalsplan, waarin zaken als bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen zijn vastgelegd.

  • Voor de hogedruk aardgasleidingen geldt dat gedeeltes van deze leidingen slecht bereikbaar zijn (in geval van blussen van branden in de omgeving van hogedruk aardgasleidingen of koelen van objecten in de omgeving in geval van een gasbrand). Ook is op bepaalde gedeeltes onvoldoende (blus)water aanwezig.

  • Langs de A12 is de bereikbaarheid over de weg overal goed, maar er is nergens bluswater (oppervlaktewater) bereikbaar. Ook de opstelplaatsen voor de blusvoertuigen bevinden zich niet binnen de noodzakelijke 5 meter vanaf open water.

  • In de spoorzone bestaan er op bepaalde deeltrajecten problemen omtrent de bereikbaarheid, maar ook de bluswatervoorzieningen.

  • De bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen zijn nog niet bij alle risicobronnen bekeken.

  • Het transport van chloor vraagt om een rampenplan specifiek geënt op dit transport; hier kan worden verwezen naar het rampenbestrijdingsplan Chloortransporten (2006).

4.2 Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen en indien nog mogelijk, vluchten uit het bedreigde gebied. De zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied moet onder andere in het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico worden beoordeeld. Er bestaat hiervoor geen generiek toepasbaar beoordelingskader; locatiespecifieke en persoonspecifieke elementen werken sterk door.

 

WAS-dekking

De (regionale) brandweer kan in het geval van een calamiteit met toxische gassen het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem activeren (WAS: de sirenes) om de bevolking te alarmeren om te gaan schuilen. In onderstaande figuur is de WAS-dekking in Gouda zichtbaar, die vrijwel de gehele gemeente overlapt en dus in orde is.

figuur 1.2 WAS-dekking in Gouda

 

Risico-communicatieplan Gouda

In het crisisplan van de gemeente Gouda staat een apart plan opgesteld voor risico-communicatie. De gemeente Gouda heeft de volgende doelstellingen met dit plan:

  • burgers en organisaties beter bewust maken van de risico’s die in hun omgeving aanwezig zijn;

  • kenbaar maken wat de overheid doet om incidenten en rampen te voorkomen en te bestrijden;

  • burgers informeren over hoe te handelen in geval van incident of ramp;

  • organisaties beter bewust maken van de maatregelen die onder hun eigen verantwoordelijkheid vallen ter voorkoming of bestrijding van incidenten en rampen;

  • burgers en organisaties het vertrouwen laten hebben of krijgen dat de gemeentelijke overheid doet wat zij kan om risico’s te voorkomen, beperken en te bestrijden.

Strategie daarbij is om aan iedere inwoner van Gouda basisinformatie te verstrekken over de risico's en eigen mogelijkheden. Daarbij zet de gemeente in op enkele algemene communicatiemiddelen die voor iedereen toegankelijk zijn.

 

5. Domein Organisatie

Externe veiligheid is geen op zich zelf staand thema en vergt een integrale aanpak. Externe veiligheid verbindt de domeinen: fysieke leefomgeving, aanwezige risicobronnen en mogelijkheden tot beheersbaarheid van calamiteiten (inclusief zelfredzaamheid). Als vierde aspect wordt hier voor de visievorming het begrip/domein organisatie aan toegevoegd. Organisatie en communicatie worden dan ook expliciet meegenomen als domein in de Visie, omdat de manier van organiseren en communiceren van het beleid rondom veiligheid heel veel doet met het algehele ‘veiligheidsgevoel’. In dit kader zullen ook uitgangspunten worden opgesteld voor risicocommunicatie in het kader van de Visie.

 

Een integrale aanpak stelt eisen aan de organisatie. Eenieders taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van externe veiligheid dienen voor iedereen helder te zijn en de inbreng van externe veiligheid in de primaire werkprocessen dient voldoende geborgd te zijn. Met het oog op de integraliteit is het van belang dat alle relevante disciplines ook daadwerkelijk zijn aangesloten. Daarnaast moeten er duidelijke communicatielijnen tussen de verschillende organisatieonderdelen (en personen) bestaan en dient de informatiestroom geregeld te zijn. Tot slot dient externe veiligheid op een transparante en uniforme manier geborgd te worden in het gemeentelijk instrumentarium (met name ruimtelijke plannen, vergunningen).

 

Het reeds in een vroeg stadium betrekken van brandweer en milieudienst bij de planvorming

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of visievorming hieromtrent dienen de brandweer, mogelijk andere hulpverleningsdiensten, en de milieudienst in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken te worden. Hierdoor wordt voorkomen dat stedenbouwkundige concepten al gereed zijn, voordat door de brandweer en milieudienst aanbevelingen gedaan kunnen worden om een zo veilig mogelijke omgeving te creëren.

 

Coalitievorming en bovenlokale belangenafweging

Per risicobron wordt de juiste samenwerking op het juiste schaalniveau gezocht om de gewenste invloed/het gewenste resultaat te bereiken. Dit vergt het vormen van coalities en een integrale en ook bovenlokale belangenbenadering en - afweging. Het beïnvloeden van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg kan niet alleen vanuit lokaal perspectief. Dat kan alleen vanuit een netwerkbenadering op Rijksniveau.

 

6. De huidige situatie en autonome ontwikkelingen samengevat

In de voorgaande paragrafen zijn voor de vier domeinen: Risicobronnen, Fysieke Omgeving, Beheersbaarheid en Organisatie, de huidige situatie en autonome ontwikkelingen beschreven. Hieruit komen per domein een aantal aandachtspunten naar voren, die aangepakt worden om zo een veiliger Gouda kracht bij te zetten. Deze aandachtspunten zijn in deel A gebruikt bij het benoemen van ambities. In de volgende subparagrafen zijn deze aandachtspunten kort samengevat per domein.

 

6.1 Aandachtspunten domein Risicobronnen

De signaleringskaart (zie figuur 0.4) laat zien dat vrijwel geheel Gouda in het invloedsgebied van gevaarlijke stoffen ligt. In Gouda ligt het zwaartepunt van de risicobronnen bij het spoor: hier worden significante hoeveelheden over vervoerd en door de ligging van het spoortraject middenin de stad, bevinden zich veel bewoners binnen het invloedsgebied van de transporten. Daarna volgen de rijkswegen A20 en A12 en de provinciale weg N207 waarover eveneens significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Er is een beperkte hoeveelheid Bevi-inrichtingen en andere risicovolle inrichtingen aanwezig, waarbij 'Croda' door de bestuurders van Gouda wel als voorname risicobron wordt gezien met name dankzij de ligging tegen een woonwijk aan. Ook LPG-tankstation 'Van Loon' valt op door zijn ligging nabij kwetsbare objecten.

Wat het groepsrisico betreft wordt dit overschreden in het gehele spoortraject door Gouda en daar wordt al rekening mee gehouden bij ruimtelijke besluiten. Verdere knelpunten met betrekking tot het groepsrisico en plaatsgebonden risico zijn niet bekend.

 

6.2 Aandachtspunten domein Fysieke Omgeving

De grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in Gouda, zoals verwoord in hoofdstuk 3, liggen binnen de invloedsgebieden van risicobronnen. Een aantal locaties waar een spanningsveld tussen ruimtelijke ontwikkeling en risicovolle activiteiten valt te verwachten zijn:

  • De ontwikkeling van een zorgcluster rond het Groene Hartziekenhuis;

  • Uitbouw van de bestaande onderwijsvoorzieningen en beperkte woningbouw ter hoogte van de Dreef;

  • Ontwikkelingen aan de zuidzijde van station Gouda: 18.000 m2 gereserveerd voor detailhandel en de bouw van ongeveer 100 woningen;

  • Uitbreiding van 'Croda';

  • Woningbouw in het westelijke deel van het stadscentrum.

6.3 Aandachtspunten domein Beheersbaarheid

Op het gebied van beheersbaarheid van calamiteiten in Gouda, komen enkele punten naar voren die een nadere bestudering vragen.

De opkomsttijden van de brandweer zijn in de grootste gedeeltes van Gouda voldoende, alleen in het oostelijke gedeelte van Gouda voldoet de opkomsttijd niet aan de zorgnorm.

Rondom de LPG-tankstations, de hogedruk aardgasleidingen en de spoorzone en de A12 komen knelpunten voor wat betreft de bereikbaarheid, opstelplaatsen voor blusvoertuigen en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen. Daarnaast ontbreken gegevens over de verschillende aspecten van beheersbaarheid voor bepaalde risicobronnen zoals 'Compaxo', de A20 en de N452.

Deze aandachtspunten worden in overleg met betrokken actoren nader uitgewerkt (zie ook paragraaf 4.3 in het eerste deel van deze visie)

 

 

Bijlage 1: vergrote weergave signaleringskaart

Zie Visie op hoofdlijnen figuur 2.1

 

 

Bijlage 2: vergrote weergave plankaart ruimtelijke structuurvisie

Zie Visie op hoofdlijnen figuur 3.1

 

 

Bijlage 3: vergrote weergave zone-indeling vervoer gevaarlijke stoffen

Zie Deel A figuur 2.2

 

 

Bronnen

 

Ruimtelijke Structuurvisie Gouda 2005-2030

Mobiliteitsplan Gouda 2007-2020

Omgevingsvisie Externe Veiligheid Midden-Holland, januari 2008

Crisisplan Gemeente Gouda, 2006, veiligheidsregio hollands midden

Rampenbestrijdingsplan Chloortransporten, 2006

 


1

Bevi = Besluit externe veiligheid inrichtingen

2

De kans is aanzienlijk kleiner dan de norm voor het plaatsgebonden risico.

3

Bevi = besluit externe veiligheid inrichtingen

4

(BLEVE staat voor: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. Wanneer bij een ongeval een ketelwagon met brandbare vloeistof leegstroomt en in brand raakt, kan een plasbrand ontstaan. Als gevolg hiervan kan de druk in een aangestraalde gasketelwagon zo sterk stijgen dat de wagon barst, waarna deze zal ontploffen. De kans op een dergelijk ongeval is overigens bijzonder klein). Veiligheidsmaatregelen houden hierbij in, dat treinstellen zodanig worden samengesteld dat ketelwagens met brandbare vloeistoffen niet naast wagens met brandbare gassen in één trein worden vervoerd.