Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 Bijlage II Bor |
Citeertitel | Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 Bijlage II Bor |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2024 | artikel 3.9 | 21-11-2023 | |||
11-08-2023 | 01-02-2024 | artikel 3.1, 3.9, bijlage 1, 4 | 01-08-2023 | ||
03-06-2022 | 11-08-2023 | nieuwe regeling | 03-05-2022 |
Op 24 september 2014 is het besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gepubliceerd. Deze wijziging is op 1 november 2014 in werking getreden. De wijziging van het Bor heeft onder andere gevolgen voor de reikwijdte van de zogenaamde kruimelgevallenregeling, zoals opgenomen in artikel 4, bijlage II van het Bor. Daarom bestaat er behoefte om aanvullende richtlijnen op te stellen voor het al dan niet verlenen van een afwijking van de bestemmingsplanregels.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft aan dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Artikel 2.10, eerste lid, onder c van de Wabo bepaalt dat een omgevingsvergunning wordt geweigerd als de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Volgens artikel 2.10, tweede lid van de Wabo kan in afwijking hiervan onder andere een omgevingsvergunning worden verleend, in de gevallen bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o van de Wabo juncto artikel 4, bijlage II van het Bor. Artikel 4, bijlage II van het Bor geeft een opsomming van gevallen om van een bestemmingsplan of beheersverordening af te mogen wijken.
De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het ruimtelijk beleid van een gemeente. Dit doet hij door het vaststellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft daarbij voor dat deze beleidsstukken met het oog op een goede ruimtelijke ordening bestemmingen aanwijzen en hieraan regels verbinden. Deze regels betreffen in ieder geval het gebruik van de gronden en van de zich daarop bevindende bouwwerken.
De Wabo kent ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a, aan het college de bevoegdheid toe om af te wijken van een bestemmingsplan of een beheersverordening.
Uitgaande van de algemene beginselen van een goede ruimtelijke ordening zoals voorgeschreven in de Wro, is het evident dat het college bij de beoordeling van een verzoek om afwijking van een bestemmingsplan of beheersverordening deze algemene beginselen in acht neemt. Uit een besluit tot afwijking van een bestemmingsplan of beheersverordening op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o van de Wabo juncto artikel 4, bijlage II van het Bor, dient dan ook te blijken dat de betreffende ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Voor de buitenplanse afwijkingen zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o Wabo geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van maximaal 8 weken met een eenmalige verlenging van de beslistermijn met 6 weken. Bij overschrijding van die termijn wordt de omgevingsvergunning van rechtswege verleend.
Binnen de beslistermijn van 8 weken moet aan de hand van de ingediende stukken een volledige ruimtelijke afweging worden gemaakt en moet de haalbaarheid van het project worden nagegaan. Het is daarom van belang dat de kwaliteit van de ingediende stukken zodanig is, dat een goede ruimtelijke afweging binnen de gestelde termijn kan worden gemaakt.
Het college kan ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a van de Wabo beleidsregels vaststellen.
Dergelijke beleidsregels, opgesteld krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, bevorderen een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen om een omgevingsvergunning en voor de motivering kan dan verwezen worden naar de in de beleidsregels neergelegde gedragslijn.
Mid-stay: Arbeidsmigranten die hier vanaf 12 maanden verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog geen reguliere huisvesting hebben gevonden. Zij hebben behoefte aan meer kwaliteit en privacy dan short stay en willen ook integreren in de samenleving;
Voor de uitleg van alle overige begripsbepalingen en wijze van meten wordt verwezen naar de artikelen 1 en 2, bijlage II van het Bor.
3. De buitenplanse planologische afwijking, artikel 4 bijlage II
3.1 Bijbehorend bouwwerk, artikel 4, onderdeel 1
Er kan volgens het Bor een afwijking worden verleend voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
De enige voorwaarde is dat het aantal woningen niet toeneemt, tenzij het huisvesting betreft in verband met mantelzorg. Dit is geregeld in artikel 5, onderdeel 1, bijlage II van het Bor.
Beleidsregel bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom
Bij woningen én bij hoofdgebouwen gelegen op bedrijventerreinen:
Aan aanvragen bij woningen én bij hoofdgebouwen gelegen op bedrijventerreinen die in strijd zijn met een bestemmingsplan, maar in overeenstemming zijn met de standaardregels wordt medewerking verleend.
In de standaardregels zijn de meest recente planologische inzichten geregeld over hetgeen ruimtelijk aanvaardbaar is. Er is daarom reden om niet verder af te wijken dan de standaardregels. Voor aanvragen die passen binnen de standaardregels ligt medewerking voor de hand.
Onder andere hoofdgebouwen kunnen worden verstaan: scholen, winkels, hotels, kantoren e.d. Vanwege de diversiteit aan functies die voor een planologische afwijking in aanmerking komen en vanwege de verspreide ligging van deze andere hoofdgebouwen binnen de gemeente, is het niet mogelijk en niet gewenst voor dergelijke uitbreidingen een algemeen toetsingskader op te stellen. Per concrete aanvraag zal worden bepaald of een uitbreiding wel of niet past binnen het beleid van de gemeente.
Bijbehorende bouwwerken op de bestemming “tuin”
Met toepassing van artikel 4, onderdeel 1 bijlage II Bor kan vergunning worden verleend voor het bouwen van één tuinhuis/overkapping/prieel op de bestemming “tuin” mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Andere bijbehorende bouwwerken:
Per aanvraag zal worden beoordeeld of de plaatsing van het betreffende bijbehorende bouwwerk past binnen het beleid van de gemeente en zijn omgeving. De gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag in ieder geval niet meer bedragen dan het maximum aantal m2 dat is opgenomen voor bijbehorende bouwwerken in het betreffende bestemmingsplan voor de bestemming “wonen”.
Beleidsregel bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom
Bij bedrijfswoningen én bij burgerwoningen (bijgebouwen en overkappingen):
De totale oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken voor particuliere doeleinden bij een bedrijfswoning of bij een burgerwoning op de bestemming “wonen” en “tuin” mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 150 m², waarvan maximaal 20 m2 mag worden gebouwd op de bestemming “tuin”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het vergroten van de inhoud van de woning blijft bij deze oppervlaktebepaling buiten beschouwing.
Bijbehorende bouwwerken buiten het achtererfgebied vergen een bijzondere afweging.
Het college vindt de genoemde 150 m² maximaal ruimtelijk aanvaardbaar voor particuliere doeleinden en voldoende voor huishoudelijk gebruik.
Onder andere hoofdgebouwen kan onder andere worden verstaan: agrarische bebouwing. Vanwege de diversiteit aan functies die voor een planologische afwijking in aanmerking komen en vanwege de verspreide ligging van deze andere hoofdgebouwen binnen de gemeente, is het niet mogelijk en niet gewenst voor dergelijke uitbreidingen een algemeen toetsingskader op te stellen. Per concrete aanvraag zal worden bepaald of een uitbreiding wel of niet past binnen het beleid van de gemeente.
3.2 Een gebouw t.b.v. een infrastructurele of openbare voorziening, artikel 4, onderdeel 2
Op basis van artikel 4, onderdeel 2 van bijlage II Bor kan een vergunning worden verleend voor een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a van bijlage II Bor dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Beleidsregel gebouw t.b.v. een infrastructurele of openbare voorziening
Per aanvraag zal worden beoordeeld of afwijken van het bestemmingsplan noodzakelijk en aanvaardbaar is. Tevens zal worden beoordeeld of de plaatsing van het betreffende bouwwerk vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en niet leidt tot verkeersonveilige situaties.
3.3 Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, artikel 4, onderdeel 3
Artikel 4, onderdeel 3 van bijlage II Bor biedt de mogelijkheid om aan het plaatsen/realiseren van (een gedeelte van) een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m² en een hoogte van maximaal 10 meter medewerking te verlenen.
Beleidsregel bouwwerk, geen gebouw zijnde binnen de bebouwde kom
Overkappingen dienen te passen binnen hetgeen is bepaald voor bijbehorende bouwwerken (zie onderdeel 3.1 van deze beleidsregels).
Perceel- of erfafscheiding in de bestemming “tuin”
Stalen buispalen met open gaashekwerk:
Binnen de bestemming “tuin” kan worden afgeweken voor perceel- of erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 meter tot in het verlengde van de voorgevel van de woning, mits gebruik wordt gemaakt van stalen buispalen met open gaashekwerk in een zwarte of donkergroene kleur. Deze kan worden voorzien van natuurlijke groenblijvende beplanting.
Met het toestaan van dit type perceel- of erfafscheiding in hoeksituaties komt het college tegemoet aan de wensen van de bewoners in relatie tot privacy en veiligheid.
Om het groene aanzicht van het straatbeeld te waarborgen, kan de perceel- of erfafscheiding worden voorzien van natuurlijke groenblijvende beplanting.
Overige perceel- of erfafscheidingen:
Voor overige perceel- of erfscheidingen van maximaal 2 meter hoog (anders dan stalen buispalen met open gaashekwerk) binnen de bestemming “tuin” wordt per aanvraag beoordeeld, door een daarvoor ingestelde werkgroep, of de perceel- of erfafscheiding passend is in zijn omgeving.
Ander bouwwerk, geen gebouw zijnde
Per aanvraag zal worden beoordeeld of de plaatsing van het betreffende bouwwerk past binnen het beleid van de gemeente en zijn omgeving.
Beleidsregel bouwwerk, geen gebouw zijnde buiten de bebouwde kom
Per aanvraag zal worden beoordeeld of de plaatsing van de perceel- of erfafscheiding past binnen het beleid van de gemeente en zijn omgeving.
3.4 Een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw, artikel 4, onderdeel 4
Er kan volgens het Bor een afwijking worden verleend voor een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.
Beleidsregel dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw
Per aanvraag geval zal worden beoordeeld of deze vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is. Er dient in ieder geval voldaan te worden aan de geldende welstandscriteria.
3.5 Een antenne-installatie, artikel 4, onderdeel 5
Op basis van het Bor kan een afwijking worden verleend voor een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m.
Beleidsregel antenne-installatie
Deze afwijkingsmogelijkheid wordt slechts toegepast als een antenne-installatie is bedoeld voor algemene telecommunicatiedoeleinden waarbij sprake is van ‘site-sharing’.
Er moet sprake zijn van ‘site-sharing’ om wildgroei van antennes binnen de gemeente te voorkomen. Tevens zal uit een deskundigenrapport moeten blijken dat de antenne op de bewuste locatie moet komen. Voor dit onderdeel wordt aansluiting gezocht bij het landelijk antenneconvenant.
3.6 Installatie voor warmtekrachtkoppeling, artikel 4, onderdeel 6
Met toepassing van dit artikel van het Bor kan worden afgeweken ten behoeve van een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.
Beleidsregel installatie voor warmtekrachtkoppeling
Deze afwijkingsmogelijkheid wordt slechts toegepast mits de installatie wordt opgericht binnen het bouwvlak en er geen milieuhygiënische redenen zijn die zich tegen medewerking verzetten.
De bouw ervan mag, uit oogpunt van concentratie van bebouwing, enkel plaatsvinden binnen het bouwvlak.
3.7 Mestbewerkingsinstallatie t.b.v. opwekking duurzame energie, artikel 4, onderdeel 7
Op basis van het Bor kan een afwijking worden verleend voor een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.
Beleidsregel mestbewerkingsinstallatie t.b.v. opwekking duurzame energie
Deze afwijkingsmogelijkheid wordt slechts toegepast mits de installatie wordt opgericht binnen het bouwvlak, een relatie heeft met de hoofdactiviteit(en) van het eigen agrarisch bedrijf en er geen milieuhygiënische redenen zijn die zich tegen medewerking verzetten.
De bouw ervan mag, uit oogpunt van concentratie van bebouwing, enkel plaatsvinden binnen het bouwvlak. Tevens moet de mestbewerkingsinstallatie een relatie hebben met de hoofdactiviteit(en) van het eigen agrarische bedrijf, omdat het vaststaand beleid is om in het buitengebied geen andere (hoofd)activiteiten toe te staan dan agrarische. Andere dan agrarische bedrijven kunnen terecht op bedrijventerreinen en woon-werklocaties.
3.8 Het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied, artikel 4, onderdeel 8
Beleidsregel gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied
Per aanvraag zal worden beoordeeld of de aanvraag past binnen de geldende (ruimtelijk) relevante beleidsnotities van de gemeente.
3.9 Het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, artikel 4, onderdeel 9
Met dit onderdeel van artikel 4, bijlage II Bor kan planologische afwijking worden verleend voor een gebruikswijziging van bouwwerken binnen de bebouwde kom, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.
Buiten de bebouwde kom kan met dit onderdeel van artikel 4 bijlage II Bor uitsluitend planologische afwijking worden verleend indien het een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen betreft.
Een functiewijziging kan een verstoring betekenen voor het woon-, werk- en leefmilieu ter plaatse. Dit is bijvoorbeeld wanneer de functie veel bezoekers trekt en/of er een grote behoefte bestaat aan parkeergelegenheid of de bedrijfsactiviteiten van een bestaand bedrijf belemmert.
Beleidsregel gebruikswijziging binnen de bebouwde kom
In de gemeente Etten-Leur wonen en werken al tientallen jaren arbeidsmigranten die voor een
belangrijk deel bijdragen aan de economische vitaliteit van Etten-Leur en omgeving. Buitenlandse werknemers zijn onmisbaar voor de economie van Etten-Leur en onze regio West-Brabant maar er is een groot tekort aan woonruimte. De gemeente Etten-Leur wil voorzien in voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor het aantal arbeidsmigranten die in de gemeente dan wel in de omliggende gemeenten in de regio werkzaam zijn.
Gelet hierop maken wij de volgende 2 huisvestingsvormen van arbeidsmigranten mogelijk:
Reguliere huisvesting van arbeidsmigranten en overige personen die geen huishouden vormen in (bedrijfs)woningen
Aan deze vorm van huisvesting wordt medewerking verleend voor een periode van maximaal 5 jaar. Na deze periode van 5 jaar dient de situatie weer te worden hersteld in de bestaande toestand, tenzij verlenging verleend wordt. De aanvraag moet voldoen aan de volgende uitgangspunten:
De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen (SNF-normen) of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF-normen), zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit;
Collectieve huisvesting van arbeidsmigranten op bedrijventerreinen
Aan deze vorm van huisvesting wordt medewerking verleend voor een periode van maximaal 15 jaar. Na deze periode van 15 jaar dient de situatie weer te worden hersteld in de bestaande toestand. Verlenging van de vergunning is niet mogelijk. De aanvraag moet voldoen aan de volgende uitgangspunten:
Collectieve huisvesting moet een aantoonbare bijdrage leveren aan de behoefte aan huisvesting voor werknemers op de bedrijventerreinen in Etten-Leur. De gehuisveste personen dienen minimaal voor 67% werkzaam te zijn in Etten-Leur. Het overige deel dient in de aangrenzende gemeenten werkzaam te zijn;
De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen (SNF-normen) of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF-normen), zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit;
De huisvestingslocatie dient, aanvullend op de SNF- of AKF-normen, te voldoen aan de volgende voorzieningennorm en norm buitenruimte:
Voor de huisvestingslocatie gelden de volgende minimum afstanden. Tenzij anders is aangeven, wordt daarbij gemeten vanuit de bouwperceelsgrenzen en uitgaande van de kortst mogelijke afstand daartussen:
Huisvestingslocaties dienen binnen een gebied (grens ligt op de Roosendaalseweg) op minimaal 500 meter tot een bestaande collectieve huisvesting te liggen, tenzij uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat een afstand van minder dan 500 meter geen negatieve invloed heeft op de omgeving (spreidingsregel bijlage 4);
de afstand van de huisvesting en de daarbij behorende buitenruimte tot het erf bij een particuliere woning bedraagt minimaal 15 meter. Parkeervoorzieningen kunnen eventueel binnen deze 15 meter gerealiseerd worden. Er kan afgeweken worden van de minimale afstand van 15 meter tot het erf bij particuliere woningen, mits kan worden aangetoond (bijvoorbeeld met een akoestisch onderzoek) dat er sprake zal zijn van een goed woon – en leefklimaat en er voldaan kan worden aan de milieueisen.
Indien de aanvraag voldoet aan onderstaande voorwaarden wordt medewerking verleend.
Horecabedrijven Bisschopsmolenstraat (Schoolstraat tot aan rotonde Beiaard-Rode Poort)
In het bestemmingsplan “Bisschopsmolenstraat” is binnen de bestemming “Gemende doeleinden” een limiet opgenomen voor het aantal horecabedrijven. Er bestaat behoefte om dit limiet los te laten om nieuwe initiatieven te ontplooien.
Indien de aanvraag voor het vestigen van een horecabedrijf voldoet aan onderstaande voorwaarden wordt medewerking verleend:
Gebruik maatschappelijk onroerend goed
Steeds meer besturen van sportverenigingen zijn op zoek naar ruimere gebruiksmogelijkheden voor hun gebouwen. De huidige bestemmingsplanregels maken dat niet mogelijk en een binnenplanse afwijking voor een (geheel) ander gebruik dan ten dienste van de sportbestemming, is in de regels niet opgenomen.
De betreffende gebouwen van de sportverenigingen worden meestal in de avonduren en de weekenden gebruikt. De andere dagen/avonden van de week staan deze gebouwen leeg en kan een gebruik door derden een optimale bezetting zijn voor de sportverenigingen om daarmede inkomsten te genereren.
Bij een ander medegebruik van ( een gedeelte van ) de sportgebouwen, is het belangrijk, dat de hoofdbestemming ( sport c.q. recreatie ) te allen tijde voorop blijft staan. Dit medegebruik van de bebouwing, dient ondergeschikt te zijn en te blijven. Het gebruik door derden mag het gebruik door de sportvereniging niet in de weg staan.
Om enige richting te geven in wat mogelijk als passend wordt gezien, kan aansluiting worden gezocht bij de bestemming “Maatschappelijk”, zoals die is opgenomen in de meest recente bestemmingsplannen. Binnen deze bestemming, zoals die in recente bestemmingsplannen is opgenomen, worden voorbeelden genoemd als:
Deze opsomming is niet volledig, zodat ook andere vormen van gebruik van de sportgebouwen / kantines tot de mogelijkheden behoort. Als hoofdregel geldt dat een ander gebruik van de sportgebouwen / kantines niet mag leiden tot een zwaardere of extra belasting van de directe omgeving. Om dit te waarborgen dienen aanvragen ten minste aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Het gebruiken van de sportgebouwen/ kantines voor het organiseren van feesten en partijen, die niet direct verband houden met de doelstelling van de vereniging, is niet toegestaan. Voorbeelden zijn onder andere: een verjaardagfeest van een (bestuurs)lid van de vereniging, een trouwfeest van een (bestuurs)lid van de vereniging, een communiefeest van een lid van de vereniging enz.
De gebruikswijziging moet passen binnen de geldende (ruimtelijk) relevante beleidsnotities.
Indien de aanvraag past binnen de geldende beleidskaders zal per concrete aanvraag worden beoordeeld of de aanvraag passend is binnen het beginsel van 'een goede ruimtelijke ordening'.
Beleidsregel gebruikswijziging buiten de bebouwde kom
Er wordt op grond van artikel 4, onderdeel 9 geen medewerking verleend aan een logiesfunctie voor werknemers. Medewerking daaraan wordt slechts verleend op basis van de regels van het bestemmingsplan “Buitengebied” zelf.
De regelingen ter zake in dit bestemmingsplan bieden voldoende mogelijkheden en bevatten een specifiek en weloverwogen afwegingskader.
Opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen
De gebruikswijziging moet passen binnen de geldende (ruimtelijk) relevante beleidsnotities.
Indien de aanvraag past binnen de geldende beleidskaders zal per concrete aanvraag worden beoordeeld of de aanvraag passend is binnen het beginsel van 'een goede ruimtelijke ordening'.
3.10 Het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, artikel 4, onderdeel 10
Op basis van het Bor kan een afwijking worden verleend voor het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Beleidsregel gebruiken van recreatiewoning voor bewoning
Er wordt geen medewerking verleend aan voornoemde afwijkingsmogelijkheid. Permanente bewoning zoals bedoeld in dit onderdeel is niet aan de orde in de gemeente Etten-Leur. Bovendien wordt permanente bewoning van recreatiewoningen planologisch ongewenst geacht.
3.11 Ander gebruik van gronden of bouwwerken voor een termijn van ten hoogste 10 jaar, artikel 4, onderdeel 11
Op grond van het Bor kan een afwijking worden verleend voor ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Beleidsregel ander gebruik van gronden of bouwwerken voor een termijn van ten hoogste 10 jaar
Per aanvraag zal worden beoordeeld of afwijken van het bestemmingsplan noodzakelijk en aanvaardbaar is. In een concreet geval zal worden beoordeeld of het tijdelijke gebruik van gronden of bouwwerken past binnen het beleid van de gemeente en passend is binnen het beginsel van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit onderdeel wordt niet toegepast voor gevallen die wel genoemd worden in artikel 4, onderdelen 1 t/m 10 van het Bor maar niet voldoen aan de daaraan, in het Bor of deze beleidsregels, verbonden voorwaarden.
4. Indieningsvereisten aanvraag
Artikel 3, tweede lid van de Ministriële regeling omgevingsrecht (Mor) bepaalt welke gegevens een aanvrager bij een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c Wabo dient te verstrekken. De in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden kunnen onvoldoende inzicht bieden of een ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Omdat artikel 4.4, eerste lid Bor bepaalt dat artikel 4:2, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onverminderd van kracht blijft, geeft deze regeling uit de Mor geen limitatieve opsomming van indieningsvereisten.
Voor de beoordeling of een ruimtelijke ontwikkeling, waarvoor een aanvraag om omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2o van de Wabo juncto artikel 4 van bijlage II Bor wordt ingediend, past binnen het beginsel van 'een goede ruimtelijke ordening', kan het college nadere gegevens eisen. Deze nadere gegevens kunnen dan betrekking hebben op bescheiden zoals genoemd in bijlage 1 behorende bij deze beleidsregels.
Conform de Beleidsregel planschadeovereenkomsten wordt in alle gevallen waarin een omgevingsvergunning is aangevraagd waaraan slechts medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2o van de Wabo juncto artikel 4, bijlage II van het Bor, voorafgaand aan het door het college te nemen besluit, een planschadeovereenkomst tussen de vergunningaanvrager en de gemeente verlangd.
Voor de gemeente is namelijk op voorhand niet voorzienbaar of er sprake kan zijn van planschade die door de gemeente moet worden vergoed. Daarmee is het de vraag of een planologische ontwikkeling financieel haalbaar/economisch uitvoerbaar is. Dit is een reden om een aanvraag tot afwijken van het bestemmingsplan af te wijzen.
Artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening voorziet echter in de mogelijkheid planschade door middel van een overeenkomst met de vergunningaanvrager te verhalen op de vergunningaanvrager. Indien de vergunningaanvrager bereid is om een dergelijke overeenkomst te sluiten, kan dit aanleiding geven om toch medewerking te verlenen aan de aanvraag.
Er kunnen zich onvoorziene/bijzondere omstandigheden voordoen. In deze situaties kan het college, op basis van artikel 6 van de Beleidsregel planschadeovereenkomsten, gemotiveerd afzien van het sluiten van een planschadeovereenkomst.
6. Afwijken van de beleidsregels
In deze beleidsregels is een aantal beleidsuitgangspunten geformuleerd die tot doel hebben om bij concrete aanvragen om omgevingsvergunningen conform artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o Wabo juncto artikel 4, bijlage II Bor een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid van medewerking kan worden gegeven.
Het college handelt in overeenstemming met de uitgangspunten van deze beleidsregels. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn die bij toepassing van deze beleidsregels in een concreet geval tot onevenredige hardheid kunnen leiden. In het algemeen zal er een beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gedaan indien:
Er bijzondere omstandigheden kunnen worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van deze beleidsregels noodzaken en er geen redelijke alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt en aanvaardbaar blijven en geen (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd;
Onderkend wordt dat elk beleid onvoorziene neveneffecten kan hebben. Met een beroep op de hardheidsclausule kunnen onvoorziene onaanvaardbare gevolgen van de beleidsregels worden voorkomen.
Indien de hardheidsclausule wordt toegepast of in afwijking van de in de beleidsregels opgenomen criteria geen medewerking aan een aanvraag wordt verleend, wordt zowel de aanvraag als het voorgenomen besluit of de voorgenomen beleidswijziging aan het college voorgelegd. In het besluit wordt gemotiveerd aangegeven waarom in een specifiek geval wordt afgeweken van de beleidsregels. Met een verwijzing naar de motivering in het besluit kan eventuele (ongewenste) precedentwerking worden voorkomen.
Bijlage 1 Aanvullende indieningsvereisten:
Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor collectieve huisvesting van arbeidsmigranten:
Een huisreglement. Uit dit reglement moet blijken hoe overlast wordt voorkomen, zowel voor eigen huurders/gebruikers als voor omwonenden in de directe omgeving van locatie waarop de aanvraag betrekking heeft. De onderwerpen gedrag (als goede buur), drugsgebruik, alcoholgebruik, parkeren van voertuigen, geluidsoverlast, (zwerf)afval, brandveiligheid waaronder vluchtplan, -wegen, instructies en belangrijke telefoonnummers van beheerder, hulpdiensten dienen minimaal in het regelement te worden verwerkt. De initiatiefnemer of exploitant dient in het huisreglement in elk geval op te nemen welke maatregelen/sancties worden getroffen indien:
het verslag van de gevoerde omgevingsdialoog conform ‘Routeplanner voor externen’ te vinden via www.etten-leurdoethetgewoon.nl;
een overzicht in de vorm van een overeenkomst met Etten-Leurse bedrijven en/of uitzendbureaus die gebruik (gaan) maken van de collectieve huisvesting waarin de lokale behoefte wordt aangetoond. Het overzicht dient aanvullend aantoonbaar te maken dat minimaal 67% van de gehuisveste personen werkzaam zijn/zullen zijn in Etten-Leur. Het overige deel dient in de aangrenzende gemeenten werkzaam te zijn;
Bijlage 4: Procedurele aanpak spreidingsregel
Met de spreidingsregel wil de gemeente, in verband met een goede ruimtelijke ordening, een te grote druk op een gebied vermijden en zorgen voor een evenwichtige spreiding over het bedrijventerrein.
Om uitvoering te geven aan de spreidingsregel wordt de volgende procedure gevolgd: