Organisatie | Ameland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Horecabeleidsplan gemeente Ameland |
Citeertitel | Horecabeleidsplan |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2022 | nieuwe regeling | 18-12-2006 |
De raad van de gemeente Ameland,
"Het Horecabeleidsplan gemeente Ameland"
De Raad van de gemeente Ameland, in vergadering bijeen d.d. 20-11-2006,
gelezen agendapunt 6 van de agenda te weten het vaststellen van het "Horecabeleidspan gemeente Ameland";
dat dit horecabeleidsplan richtinggevend moet zijn en een aanzet kan geven voor een toekomstvisie voor de zogenaamde "natte" horeca op Ameland; dat dit horecabeleidsplan samen met andere plannen zal worden betrokken bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling op Ameland;
dat in dit beleidsplan een bepaalde vorm van horeca, te weten "daghoreca" of anders "complementaire daghoreca" verder is uitgewerkt;
dat het kennelijk de bedoelinis dit type horecabedrijf te kunnen mengen met een winkelbedrijf, in bijvoorbeeld het centrum van een dorp;
dat deze vorm van horeca later zijn plaats zal krijgen in het ruimtelijk beleid op Ameland; dat deze mengvorm om meerdere redenen toch niet gewenst is, aangezien hierdoor verwarring, oneigenlijk gebruik en misbruik in de hand wordt gewerkt, waardoor ook de handhaving bemoeilijkt zal worden;
dat ook de relatie met de Drank-en Horecawet en het al of niet verplicht zijn een Drank-en horecavergunning te hebben met ontheffing voor alcoholische dranken onduidelijk is; dat ook Gedeputeerde Staten om meerdere redenen destijds juist aan dit onderdeel van het bestemmingsplan Nes hun goedkeuring hebben onthouden;
dat met name over dit punt enkele zienswijzen zijn ingediend;
1.1 Uitgangspunten Horecabeleid
Het horecabeleid moet geïntegreerd zijn in andere beleidssectoren, zoals ruimtelijke ordening, economie, milieu, openbare orde, veiligheid, jeugd- en jongerenbeleid. Ook geeft het horecabeleid handreikingen voor de handhaving, de organisatie, de communicatie, de coördinatie en monitoring. Ook is gekeken naar de instrumenten die de uitvoering van wet- en regelgeving kunnen beïnvloeden, zoals toepassing van de wet BIBOB. Dit horecabeleidsplan richt zich uitsluitend op horeca, waar gegeten en gedronken wordt. Hotels en de verblijfsrecreatieve voorzieningen vallen niet onder dit beleid.
Voorkomen moet worden dat de grote hoeveelheid wet- en regelgeving, die op horecabedrijven van toepassing is, te belastend is of wordt voor de exploitanten van deze inrichtingen. Daarom wordt in dit horecabeleidsplan ook aandacht besteed aan het beperken en vereenvoudigen van de regelgeving in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) 1 . Het gaat daarbij om: - een bijdrage leveren aan de ontbureaucratisering (waar mogelijk vereenvoudiging en verduidelijking van de administratieve lasten en wijze van handhaving); - het voorkomen van tegenstrijdige regels.
Aan dit beleidsplan ligt de rapportage ‘Verdieping Horecavisie’ ten grondslag. Bij de totstandkoming van deze rapporten zijn diverse partijen betrokken, zoals de medewerkers van de betrokken afdelingen van de gemeente, vertegenwoordigers van de lokale horecaondernemersvereniging, Koninklijke Horeca Nederland, de VVV, de Recron en de politie. Om ook voor het Horecabeleidsplan draagvlak te krijgen, wordt dit plan in overleg met deze partijen opgesteld.
In de gesprekken met de groep vertegenwoordigers van de gemeente, de horeca, de VVV, Recron, politie e.d. is een aantal opmerkingen geplaatst, die mede inhoud hebben gegeven aan deze rapportage. Het mag duidelijk zijn dat niet aan alle wensen en verwachtingen tegemoet gekomen kan worden, wel zijn de opmerkingen zoveel mogelijk mee genomen. Bovendien moet worden opgemerkt dat het opnemen in de lijst hieronder niet vanzelfsprekend betekent, dat alle geïnterviewden het met die opmerking eens zijn.
Uit de vastgestelde “Ontwikkelingsvisie voor de horeca” van 2003 en de “Verdieping horecavisie” van maart 2005 (nog niet vastgesteld) kan de volgende algemene doelstelling worden geformuleerd:
“Het tot stand brengen van een evenwicht tussen kwantiteit van de horeca, de spreiding, de relatie met andere functies en met de omgevingskwaliteit, en daarmee een veelzijdig en goed functionerende horeca”
Dit Horecabeleidsplan bestaat uit twee delen.
Deel A – Brug tussen visie en beleid en actieprogramma
Deel A geeft de visie en het gebiedsgericht beleid weer. Deel A vormt de kern van het beleidsplan. In hoofdstuk 2 is een samenvatting opgenomen van de Verdieping Horecavisie (paragraaf 2.1) en is een vertaling gemaakt naar gebiedsgericht beleid (paragraaf 2.2). Hoofdstuk 3 bevat het actieprogramma. Dit actieprogramma bevat een overzicht van de uit te voeren projecten en het in te zetten instrumentarium per actie.
Om een indruk te krijgen wat met het de beleidsnota wordt beoogd en hoe de instrumenten hierbij worden gehanteerd, is het lezen van dit deel voldoende.
Deel B geeft de achtergronden, toelichting en motivering op de gemaakt keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot dit beleidsplan: de onderwerpen van het Integraal Horecabeleid (hoofdstuk 4). Dit onderdeel bevat onder meer een analyse van het huidige (beleids)kader en aanbevelingen voor aanpassing van dat beleid. Om een meer diepgaande indruk van de beleidsnota te verkrijgen, is het lezen van deel B in aanvulling op deel A aan te bevelen. Onderdeel is een paragraaf Organisatie en communicatie: in deze paragraaf wordt ingegaan op de mogelijkheden van verbetering van de organisatie rondom het horecabeleid en communicatie ervan.
In de bijlagen zijn o.a. opgenomen: de gehanteerde begrippen.
2 DE BRUG TUSSEN VISIE EN BELEID
2.1 Ontwikkelingsvisie per deelgebied
In de Verdieping horecavisie heeft BRO per kern en voor het buitengebied de ontwikkelingsrichting aangegeven. In het schema is dit nog eens samengevat. Per gebied is schematisch weergegeven op welke doelgroepen de horeca zich in de toekomst moet richten, wat het profiel is en in welke categorieën deze ontwikkelingen plaats vinden en wat er globaal zou moeten gebeuren om dit te realiseren.
De horeca in de onderscheiden deelgebieden in de huidige situatie past in sommige gevallen niet goed op het wensbeeld. Na de bepaling van de gebiedsprofielen wordt daarom ook de wenselijke invulling voor de gebieden gegeven.
De volgende sectoren in de horecabranche worden onderscheiden:
In dit horecabeleidsplan zijn de hotels en andere logiesverstrekkers (sector III) niet meegenomen. De categorie is wel in bovenstaand overzicht opgenomen, maar deze sector wordt voor wat betreft de beleidskeuzen buiten beschouwing gelaten.
Per gebied is schematisch weergegeven op welke doelgroepen de horeca zich in de toekomst moet richten en wat er globaal zou moeten gebeuren om dit te realiseren.
2.2 Vertaling van visie naar doelstellingen
Op basis van de visie op hoofdlijnen en voor de deelgebieden worden de beleids-doelstellingen geformuleerd. Per doelstelling wordt vervolgens aangegeven:
Bij de uitwerking per deelgebied hierna (paragraaf 2.3) zijn de accenten van het beleid afhankelijk van de kenmerken en de aard van de (gewenste) horeca in een specifiek deelgebied. In hoofdstuk 4 worden doelstellingen voor verschillende aspecten van horeca uitgewerkt. Het betreft voorstellen van algemene aard en voorstellen niet direct gebiedsgericht zijn, zoals organisatorische aspecten, maar ook aspecten van openbare orde en veiligheid en milieu (sommige beleidsonderdelen komen in beide schema’s voor).
Gebiedsgerichte beleidsonderdelen
2.3 Gebiedsgerichte vertaling doelstellingen
Uit de horecavisie vloeien direct een aantal doelstellingen uit voort. In de tabel op de volgende pagina is aangegeven welke actie (beleid) moet worden ondernomen, welk instrument daarvoor het meest geëigend is en wie daarvoor verantwoordelijk is.
In hoofdstuk 4 worden deze onderwerpen en nog vele andere horecagerelateerde beleidsonderdelen uitgebreid behandeld (de doelstellingen van het beleid, waar nodig aanbevelingen voor verbetering van dat beleid). De daadwerkelijke vertaling vindt met name plaats in de verschillende bestemmingsplannen die op korte termijn geactualiseerd worden.
Verklaring van de gehanteerde begrippen (zie verder paragraaf 4.3):
|
| ||
Gewenste horecacategorieën toestaan in bestemmingsplan (zie paragraaf 4.3.) Sturing mede via exploitatievergunning (zie paragraaf 4.2.3) | |||
Vestiging van horeca mogelijk maken in bestemmingsplan; randvoorwaarden voor inpassing |
|
| ||
Gewenste horecacategorieën toestaan in bestemmingsplan (zie paragraaf 4.3.) Sturing mede via exploitatievergunning (zie paragraaf 4.2.3) | |||
| |||
|
| ||
|
| ||
|
|
In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de visie, waarbij in het kort is aangegeven welke instrumenten ingezet kunnen worden om de visie te realiseren.
In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op alle verschillende aspecten van het horecabeleid. In onderstaande tabel zijn de actiepunten, die in hoofdstuk 4 naar voren komen, opgenomen.
| Eenduidigheid regelgeving, duidelijkheid en geen tegenstrijdigheden, efficiënte regelgeving op gemeentelijk niveau |
| |
Voorkomen dat gemeente door vergunningverlening onbedoeld georganiseerde misdaad faciliteert | Eenduidige procedure voor aanvraag van vergunningen om gemeente te beschermen tegen risico criminele activiteiten | Vastgestelde beleidslijn toepassing Wet BIBOB continueren (internetsite:www.justitie.nl/bibob/) | |
Onderzoek op basis van beschikbare informatie; indien noodzakelijk beroep doen op Bureau Bibob. | Vragenlijst zo eenvoudig mogelijk houden (zoals in de standaard vragenlijst van Bureau Bibob) |
In dit hoofdstuk komen alle onderwerpen aan de orde die thuishoren in een integraal horecabeleid. Om de doelstellingen zoals verwoord in hoofdstuk 2 te realiseren, kan de gemeente verschillende beleidsinstrumenten inzetten: instrumenten die sturing geven op het vlak van milieu, openbare orde en veiligheid, maar ook instrumenten die ruimtelijke en economische ontwikkelingen in banen leiden. Bovendien zal aandacht worden besteed aan jeugd- en jongerenbeleid en beleid gericht op de gezondheid (verslavingsbeleid, drugsbeleid) 5 . Daarnaast zijn er op landelijk niveau wetten die eisen stellen aan horecagerelateerde zaken (bijvoorbeeld de Drank- en Horecawet, de Wet op de Kansspelen).
Tot slot zijn handhaving, communicatie en organisatie onlosmakelijk verbonden met integraal horecabeleid. Beleid staat of valt met de handhaving ervan: een heldere communicatie en een toegankelijke organisatie bevorderen de uitvoering van het beleid. In de bijlagen is het algemeen juridisch kader beschreven van deze beleidsinstrumenten; de volgende paragrafen zijn toegespitst op de lokale situatie in Ame-land.
Allereerst wordt echter ingegaan op een aantal algemene ontwikkelingen, die mede van invloed zijn op de horecabedrijfstak, te weten de onderzoeken naar de tegenstrijdige regelgeving met betrekking tot de horeca en de administratieve lastenverlichting voor de horecaondernemers en de Wet BIBOB (Wet Bevordering Integriteit Beoordeling Openbaar Bestuur).
4.1.1 Tegenstrijdige regelgeving en administratieve lastenverlichting
Zowel vanuit de horecabranche als vanuit betrokken (landelijke) overheden is onderzoek gedaan naar tegenstrijdige regelgeving en de administratieve lasten voor horecaondernemers. Uit deze onderzoeken komt naar voren dat ook op lokaal niveau regels worden gesteld, die tegenstrijdige eisen stellen aan de horecaonderne-mer. Een veelgenoemd voorbeeld is de verplichting tot het realiseren van een (nood)uitgang, terwijl dit vanuit welstandscriteria niet kan worden toegestaan. Ook de vereiste draairichting van deuren is een veelgenoemde tegenstrijdigheid: nooddeuren moeten naar buiten opengaan (met de looprichting mee), maar mogen niet over de openbare ruimte draaien. Schuifdeuren zijn niet als nooddeur toegestaan. Tegenstrijdigheden in regelgeving zijn voor de horecaondernemer met name hinderlijk bij de uitvoering van het beleid
Uit de beschikbare informatie komt naar voren dat de tegenstrijdige regels vooral optreden bij voorschriften van technische aard en de praktische uitvoering van bepaalde voorzieningen. Feitelijke tegenstrijdigheden in de regelgeving komen slechts zeer beperkt voor: tegenstrijdige interpretatie van en communicatie over de geldende regels worden wel veel geconstateerd.
De versnippering van de regelgeving werkt echter wel door in de uitvoering hiervan: deze werkt door in de organisatie en werkwijze van gemeenten en handhavers. Ondernemers in de horeca moeten zich tot diverse diensten en loketten wenden voor de verschillende vergunningen, waarbij veelal de verschillende diensten niet op de hoogte zijn van de activiteiten van de andere diensten. Door de verschillende terminologie die wordt gehanteerd kan de communicatie nog meer worden bemoeilijkt. In de uitvoering van de verschillende regels kan dit leiden tot strijdigheden in de concrete eisen die aan de horecaondernemer worden gesteld.
Samenvattend kan worden gesteld dat sprake is van knelpunten op het terrein van de wetgeving, organisatie, communicatie, financiën en handhaving.
Vanuit het ministerie van Economische Zaken gaat op korte termijn een project lopen om de tegenstrijdigheid in regelgeving en de administratieve lastendruk te reduceren. Er is een meldpunt voor zowel administratieve lasten als voor tegenstrijdige regels. Bij het meldpunt kan men eigen ervaringen met administratieve lasten en tegenstrijdige regels melden. Deze zijn te vinden op twee websites:
www.administratievelasten.nl en http://www.strijdigeregels.nl/
De meldingen die via het meldpunt strijdige regelgeving zijn ontvangen zijn per sector gegroepeerd en in (sectorgerichte) werkgroepen uitgewerkt. Voor de horeca zijn het werkgroepen in Arnhem, Den Bosch en Maastricht. De eerste resultaten (van de werkgroep Arnhem) zijn recent bekend gemaakt 6 .
Als structurele oplossingen worden de volgende maatregelen voorgesteld:
opzetten van een horecawijzer, waarin alle informatie over vergunningen en regelgeving die voor de horecaondernemer van belang is, op overzichtelijke wijze aan de ondernemer wordt gepresenteerd 7
In het rapport ‘Aanpak Strijdige Regels, resultaten sectorgerichte werkgroepen’ d.d. 19 oktober 2004 (Ministerie EZ) wordt het ontstaan van tegenstrijdigheden geanalyseerd en worden concrete, praktijkgerichte oplossingen geboden. Een opvallende conclusie uit dit rapport is dat veelal geen sprake is van strijdige regels, maar een strijdige uitleg. Als één van de oorzaken wordt verkokering genoemd: ieder bekijkt een geval vanuit het eigen belang, een geïntegreerde afweging ontbreekt. Dit rapport kan de basis zijn voor de wijze waarop op gemeentelijk niveau met voorkomende strijdigheden wordt omgegaan.
Afstemmen op landelijke ervaringen en eventuele daarop volgende regelgeving. Om de communicatie naar buiten toe eenduidig te laten verlopen kan, afhankelijk van de te verwachten tijdsbesteding, worden overwogen om binnen de gemeentelijke organisatie een horecacoördinator of een horecaloket in te stellen (zie ook paragraaf 4.7). Ook zou aan horecaondernemers de mogelijkheid moeten worden geboden om ook op lokaal niveau meldingen kunnen doen van als tegenstrijdig ervaren regelgeving, zoals bij een horecacoördinator of –loket.
De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) biedt de gemeente de mogelijkheid om een Drank- en Horecavergunning te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat de beschikking zal worden misbruikt om strafbare feiten te plegen of hieruit voordeel te halen (het witwassen van zwart geld). Ook de voor een horeca-inrichting vereiste vergunningen op basis van de APV (zoals een exploitatievergunning) kunnen op deze grondslag geweigerd of ingetrokken worden.
De strekking van de wet is om criminele ondernemers in risicovolle sectoren (waaronder de horeca) te weren. De aanvrager van de vergunning moet hierbij kritisch worden beoordeeld. Indien de gemeente zelf onvoldoende informatie kan genereren om deze beoordeling zorgvuldig te kunnen maken, kan een beroep gedaan worden op het Bureau BIBOB. Dit bureau heeft (in tegenstelling tot de gemeente) toegang tot informatiebronnen van de Belastingdienst, de politie en de Centrale Justitiële Documentatiedienst.
Het Bureau BIBOB heeft een standaard vragenlijst opgesteld, die door horecaondernemers in een half uur kan worden ingevuld. Er is een vragenlijst voor natuurlijke personen en een voor rechtspersonen. Deze 5 pagina’s tellende vragenlijst biedt voldoende inzicht in de noodzaak om al dan niet een meer uitgebreid onderzoek in te stellen naar de achtergronden van de aanvrager. De vragenlijst is beschikbaar via de internetsite van Bureau BIBOB.
De gemeente is zich ervan bewust dat het BIBOB-instrumentarium gezien moet worden als een aanvullend middel. Het is de bedoeling om eerst eigen bronnen te raadplegen en de mogelijkheden van reeds bestaande weigerings –en intrekkings-gronden te onderzoeken, alvorens gebruik te maken van de Wet BIBOB.
De Algemene Wet Bestuursrecht verplicht bestuursorganen om een beslissingen grondig te motiveren. Het kan zo zijn dat men door eigen bronnenonderzoek het vermoeden heeft dat een vergunning gebruikt kan worden voor criminele doeleinden. Omdat een bestuursorgaan vaak niet over een wettelijke basis beschikt om bepaalde informatie (justitieel, financieel) te achterhalen en te gebruiken als motivatie, kan het Bureau BIBOB ingeschakeld worden. De adviezen van Bureau BIBOB kunnen als onderbouwing van besluiten gebruikt worden.
Het is dan ook goed om er nogmaals op te wijzen dat de Wet BIBOB gezien dient te worden als een ultimum remedium. Uiteindelijk is het een onderdeel van een werkwijze die de gemeente zich organisatiebreed (i.c. op de terreinen waarvoor BIBOB bestemd is) eigen moet maken, waarbij volgens vastgestelde richtlijnen een gedegen vooronderzoek plaatsvindt bij de uitgifte van vergunningen en – in een wellicht toekomstig vervolg - subsidies. In dat basisonderzoek dient uiteindelijk een moment vastgesteld te worden op grond van welke indicatoren men Bureau BIBOB inschakelt.
De gemeente Ameland heeft op dit moment nog geen vastgestelde procedure voor de wijze waarop de BIBOB-toets wordt uitgevoerd.
Voorgesteld wordt om tot een nadere uitwerking van de gemeentelijke BIBOB-beleidslijn te komen en vast te stellen bij welke gemeentelijke afdeling de verantwoordelijkheid voor de uitwerking komt te liggen. De horeca zal bij eventuele besluitvorming omtrent een gemeentelijke beleidslijn BIBOB worden betrokken.
4.2 Milieu, openbare orde en veiligheid
Deze paragraaf behandelt aspecten van het horecabeleid die vooral zijn ingegeven vanuit het voorkomen van overlast: milieubeleid, festiviteiten, openingstijden, ex-ploitatievergunning, hinderlijk drankgebruik, drugsbeleid, en een aantal overige aspecten, zoals geweld op straat en in de horeca, brandveiligheid, rondhangende jongeren, glas en plas op straat en gokverslaving.
Nagenoeg alle horecabedrijven vallen onder het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatie-inrichtingen milieubeheer (Besluit HSR) 8 . Dit betekent dat zij de voorschriften die aan dit besluit zijn verbonden dienen na te leven. Horeca-inrichtingen die niet onder dit besluit vallen (bijvoorbeeld omdat zij zijn ingericht op het gelijktijdig aanwezig hebben van meer dan 2000 bezoekers, zoals bepaalde discotheken), zijn vergunningplichtig: in de milieubeheervergunning worden de voorschriften opgenomen waar zij aan moeten voldoen.
Op basis van de Bouwverordening dienen horeca-inrichtingen over een gebruiksvergunning te beschikken, waarin de veiligheidsaspecten van het gebruik van het gebouw worden vastgelegd. De gemeente Ameland heeft voor 2005 een werkplanning vastgesteld voor het afgeven van een nieuwe serie gebruiksvergunningen. Ging het in 2004 vooral om logiesverstrekkende bedrijven, in 2005 komen in elk geval discotheken, de kinderopvang, de peuterspeelzalen, alle scholen en buurthuizen, de zwembaden, de kampeerterreinen en een aantal café’s en restaurants aan de orde.
De gemeente heeft op grond van het Besluit HSR (artikel 5) en de Wet milieubeheer (artikel 8.42) de mogelijkheid om aan een horeca-inrichting nadere eisen op te leggen. Het instrument ‘nadere eisen’ maakt het mogelijk om te komen tot een op een concrete situatie toegesneden doelmatige oplossing. De bevoegdheid is bedoeld om in (uitzonderings-) gevallen tot een werkbare regeling te komen van de gevallen waarin een inrichting zodanig is dat ofwel de voorschriften nadere uitwerking behoeven ofwel de situatie in de algemene voorschriften niet is voorzien.
De nadere eisen kunnen niet voor ieder aspect worden opgelegd. De aspecten waarvoor nadere eisen kunnen worden gesteld zijn (niet limitatief):
De aanwezigheid van brandbestrijdingsmiddelen, de veiligheid van toestellen en installaties voor gas en elektriciteit, de veiligheid van de opslag van stoffen, onderzoek naar bodemverontreiniging, het verbruik van grondstoffen, de gevolgen van verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting. Deze aspecten mogen in nadere eisen worden geregeld op grond van artikel 5, lid 1 sub b van het besluit.
Tot slot kunnen nadere eisen worden opgelegd met betrekking tot de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, en waar de voorschriften niet of in onvoldoende mate bescherming bieden aan het milieu. De nadere eisen mogen uitsluitend in het belang van de bescherming van het milieu worden gesteld (artikel 5 lid1 sub b jo paragraaf 1.8 van de voorschriften behorende bij het besluit).
De gemeente Ameland stelt, daar waar er knelpunten geconstateerd zijn, nadere eisen voor de aspecten geluid en lucht (geur).
Met name geluid speelt een belangrijke rol als het gaat om horecagerelateerde mili-euaspecten. Klachten over geluidsoverlast kunnen worden uitgesplitst in klachten ten gevolge van 1) Geluid vanuit de inrichting, 2) Geluid buiten de inrichting door (komende en vertrekkende) bezoekers (inclusief voertuigen), 3) Geluid afkomstig van evenementen, 4) Geluid afkomstig van terrasbezoekers.
ad 1) Geluid vanuit de inrichting
Om geluidsoverlast vanuit de inrichting te voorkomen is een goede isolatie een vereiste. Overmatige geluidsoverlast moet voorkomen worden. Dit kan door nadere eisen op te leggen, waarbij bepaald kan worden dat ramen en deuren gedurende de openingstijden zo veel mogelijk gesloten dienen te blijven. Binnen de inrichting zal voldoende mechanische ventilatieapparatuur aanwezig moeten zijn.
Wanneer de ondernemer zich niet aan de voorschriften van het Besluit HSR of in de afzonderlijke Wet milieubeheervergunning houdt, kan dit leiden tot:
Er is momenteel geen centraal ‘alarmnummer’ dat gebeld kan worden, indien er overlast vanuit een inrichting wordt ervaren. Klachten worden bij de gemeente of bij de politie gemeld. Daarnaast worden er op ad hoc basis afspraken gemaakt met omwonenden van inrichtingen, waarvan bekend is dat zij geluidsoverlast veroorzaken. De geregistreerde klachten worden in een lokaal milieuoverleg besproken.
De gemeente Ameland is bezig met het opstellen van geluidbeleid, waarbij aansluiting wordt gezocht met het beleid (het protocol) van ‘Friesland Noord’. Daarbij zullen er ook afspraken gemaakt worden.
‘Protocol geluidsmeting horeca en evenementen’
Op verzoek van het Openbaar Ministerie in Leeuwarden is door het Milieuhandhavingsteam Politie Friesland in samenwerking met de Milieuadviesdienst regio Noord Friesland een protocol opgesteld.
Dit protocol dient als houvast voor een eenduidige en transparante werkwijze ten behoeve van het gezamenlijk aanpakken van overtredingen. Een samenwerking tussen de politie en de Milieu Adviesdienst.
Het protocol bevat een checklist voor het opstellen van een meetrapport en verwoord de gemaakte afspraken die er gemaakt zijn ten aanzien van handhaving.
ad 2) Geluid buiten de inrichting door (komende en vertrekkende) bezoekers
Rond sluitingstijd van horecabedrijven kan overlast ontstaan door geluid van vertrekkende bezoekers (rijdende voertuigen, toeteren, stemgeluid). Over deze vorm van overlast zijn klachten bekend in Nes; de overige kernen hebben hier geen last van.
ad 3)Geluid afkomstig van evenementen en festiviteiten
Tijdens evenementen (in de vorm van festiviteiten) treedt vaak meer overlast op dan
gewoonlijk. Zie verder paragraaf 4.4.3.
ad 4)Geluid afkomstig van terrasbezoekers
Voor het plaatsen van een terras is een vergunning van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk op basis van artikel 2.1.5.1 van de APV. De terrasinrichting wordt getoetst aan de aspecten verkeersveiligheid, woon- en leefklimaat en welstand. In het terrassenseizoen kan overlast worden veroorzaakt door het geluid dat afkomstig is van bezoekers van terrassen. Deze bron van geluid (het stemgeluid van terrasbezoekers) blijft, op basis van het bepaalde in het Besluit HSR, buiten beschouwing bij het bepalen van de totale geluidsemissie. Het Besluit HSR, alsmede de afzonderlijke Wet milieubeheervergunningen regelen dat de ondernemer alles er aan doet, hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden, om hinder en overlast veroorzaakt door aanwezige bezoekers op het terras te voorkomen of te beperken. Daarnaast is het verboden op een terras muziek ten gehore te brengen tussen 23.00 uur en 07.00 uur. Buiten deze uren is muziek toegestaan, mits deze muziek van een dusdanig geluidsniveau is dat dit geen overlast veroorzaakt. De ondernemers zelf hebben aangegeven dat achtergrond muziek tot 01.00 uur gewenst is op het terras. Uit akoestisch onderzoek zal moeten blijken dat het geluidsniveau geen overlast veroorzaakt.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de geluidsoverlast te beperken:
Het aanwijzen van een horecaconcentratiegebied (zie hierna): Door plaatselijk hogere geluidswaarden toe te staan, kan de horeca in dat gebied een impuls krijgen, omdat het gebied daardoor levendiger wordt en dus wat meer gaat bruisen. Hierdoor is het aannemelijk dat het uitgaanspubliek zich in overwegende mate op dit gebied gaat richten en dat de loop naar andere, verder gelegen horeca afneemt. Overlast in de andere gebieden kan daardoor beter beheersbaar worden. Keerzijde is dat de bewoners binnen het horecaconcentratiege-bied meer worden belast.
Om de algemene normen uit het Besluit HSR wat meer toe te kunnen snijden op een concreet bedrijf, heeft de gemeente het instrument van nadere eisen. Nadere eisen die kunnen worden opgelegd betreffen onder andere een maximaal binnengeluidsniveau, het aanbrengen van technische voorzieningen binnen het bedrijf (geluidsbegrenzer, geluidssluis) en de eis om ramen en deuren bij het presenteren van muziek gesloten te houden. Zoals eerder vermeld wordt dit instrument terughoudend ingezet. Incidenteel gaat het om het aanbrengen van geluidsbegrenzers.
Aanwijzen horecaconcentratiegebied op grond van APV niet noodzakelijk
Het aanwijzen van een horecaconcentratiegebied op grond van de APV (juridische basis in Besluit HSR) is - gelet op de Amelandse situatie, waarin de geluidsoverlast relatief beperkt is – niet aan te bevelen. Het is een arbeidsintensief en ingewikkeld proces, waarbij men de nadelen en voordelen goed tegen elkaar moet afwegen. Uit de gesprekken voorafgaand aan het opstellen van deze beleidsnota kan worden opgemaakt dat er noch een bijzondere behoefte noch een noodzaak is tot aanwijzing van een horecaconcentratiegebied.
Derhalve kan beter volstaan worden met een toegespitste regeling in de bestem-mingsplannen (eventueel daar een horecaontwikkelingsgebied aanwijzen), zie paragraaf 4.3, met hierop afgestemde instrumenten. Deze instrumenten betreffen de bestemmingsregeling van de ontwikkelingsgebieden, eventueel in combinatie met een exploitatievergunning (waarmee een gevarieerd aanbod van horeca in het ontwikkelingsgebied kan worden bevorderd) en eventueel een gebiedsdifferentiatie in de APV ten aanzien van openingstijden, terrassen en het aantal toegelaten incidentele festiviteiten.
Melding geluidsnormen (zie ook paragraaf 4.4.3)
In of buiten horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen kunnen festiviteiten plaatsvinden, waarbij de (vergunde) geluidsnormen worden overschreden. Op grond van het Besluit HSR is het mogelijk per kwartaal 3 maal een overschrijding te melden (dit wordt gewijzigd naar 12 maal per jaar). Naast deze 12 incidentele meldingen, kunnen collectieve festiviteiten worden aangewezen waarbij overschrijding van de geluidsnormen mogelijk is.
Uit de gesprekken is geen knelpunt wat betreft het geluid (geluidsoverlast) gebleken. De problemen die worden geconstateerd hebben bijna altijd te maken met geluidsoverlast in relatie tot de sluiting van horecabedrijven en geluidsoverlast van terrassen.
De gemeente overweegt daarom, in het kader van geluidsbeleid, voor alle dorpen een lager geluidsniveau vast te leggen (met uitzondering van Nes) om vervolgens via nadere eisen maatwerk te leveren voor horecabedrijven.
Wij stellen voor het geluidsbeleid verder uit te werken en de horeca als onderdeel daarvan mee te nemen en daarbij in overleg te treden met Horeca Nederland, afdeling Ameland. De horecavereniging heeft namelijk aangegeven dat het vastleggen van een lager geluidsniveau voor alle dorpen (met uitzondering van Nes) als zeer onwenselijk wordt aangemerkt.
Tevens zal er een centraal meldpunt moeten komen voor klachten over geluidsoverlast.
De openings- en sluitingstijden voor de horeca zijn vastgelegd in de APV (artikel 2.3.1.4.). In de APV is opgenomen dat horecabedrijven niet geopend mogen zijn tussen 01.00 en 06.00 uur (dit geldt voor alle horecabedrijven). Tijdens deze uren mogen geen bezoekers in het horecabedrijf ontvangen worden of aanwezig zijn. Ook indien er sprake is van een ‘besloten bijeenkomst’ zijn de sluitingstijden van kracht.
Voor terrassen zijn in de notitie ‘Kiezen voor kwaliteit (Notitie reclame en terrassen) o.a. voorschriften geformuleerd over de sluitingstijden van een terras (zie ook paragraaf ). Bepaald is dat de sluitingstijd van de terrassen gelijk is aan de sluitingstijden van de horeca-inrichting waartoe het terras behoort, echter nooit later dan 01.00 uur. De terrasvergunning kan ingetrokken worden indien één of meerdere vergunningvoorschriften niet worden nageleefd.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden verlenen, die voor een horecabedrijf in zijn algemeenheid gelden, en daarbij dus andere sluitingstijden vaststellen. Deze ontheffing is voor de meeste cafés verleend.
Als een horecaondernemer bezoekers in het horecabedrijf wil laten verblijven tussen 01.00 uur en 06.00 uur, kan hiervoor een ontheffing worden aangevraagd. De burgemeester kan door middel van ontheffingsvoorschriften andere openingstijden vaststellen voor een horecabedrijf. Voordat de ontheffing wordt verstrekt weegt de burgemeester af of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De ontheffing sluitingstijden wordt voor een bedrijf verstrekt tussen 01.00 uur en 04.00 uur. Na 01.30 uur is het niet meer toegestaan bezoekers toe te laten in het horecabedrijf.
Incidentele ontheffing sluitingstijden
Naast de algemene ontheffing sluitingstijden is het ook mogelijk om een incidentele ontheffing aan te vragen tot 04.00 uur. Voor de overige bedrijven wordt de mogelijkheid tot het verkrijgen van een ontheffing van de sluitingstijden geboden voor 12 maal per jaar.
In een ‘onvoorzienbaar uitzonderlijk geval’ kan ’s avonds bij de politie een incidentele ontheffing van de sluitingstijd worden aangevraagd. Hierbij dient aangegeven te worden dat de ontheffing in het belang van de openbare orde is (bijvoorbeeld als er ergens een grote groep mensen aanwezig is, zodat het gelet op de openbare orde wenselijk is deze langer te laten blijven).
Collectieve ontheffing sluitingstijden collectieve festiviteiten
Met Sunterklaas geldt voor beide avonden een collectieve vrijstelling van de sluitingstijden. Ook de restrictie dat na 01.30 uur geen nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten is dan niet van toepassing.
Voor de overige festiviteiten (Roggefeest en Bootwateren) geldt geen collectieve vrijstelling meer, aangezien dit voor ongelijkheid zorgde. Horecaondernemers in Hollum en in Nes kregen hierdoor een extra ontheffing van de sluitingstijden vergeleken met de horecaondernemers in Ballum en Buren.
De burgemeester kan afwijkende sluitingstijden vaststellen. Hierbij kan er een onderverdeling gemaakt worden in:
Op grond van de gemaakte onderverdeling in horecacategorieën, zoals die in de ‘Verdieping horecavisie’ gemaakt is, doen we een voorstel voor aan te houden sluitingstijden.
De sluitingstijden van de horecabedrijven met categorie I, II en VI zijn duidelijk.
Overwegingen sluitingstijden hotels en andere logiesverstrekkers:
Momenteel is het met een ontheffing van de sluitingstijden tot 04.00 uur, niet toegestaan om na 01.30 uur nieuwe bezoekers toe te laten. Met name voor horecaca-tegorie III (logieverstrekkers) is dit niet reëel. Voorgesteld wordt om deze categorie expliciet buiten beschouwing te laten als het gaat om sluitingstijden.
Overwegingen sluitingstijden café’s:
De meeste activiteiten vinden binnen plaats; de terrassen mogen, in verband met het verstoren van de openbare orde tot maximaal 01.00 uur aanwezig zijn. Momenteel worden er ontheffingen verleend tot 04.00 uur en in de praktijk is gebleken dat dit over het algemeen geen problemen oplevert. Het verblijf in een café is ook van langere duur, waardoor de frequentie van komende en vertrekkende bezoekers beperkter is dan bij bijvoorbeeld een snackbar.
Overwegingen sluitingstijden fastfoodbedrijven:
Nederland kent verschillende instrumenten die (eventuele) overlast door horeca-inrichtingen kunnen reguleren. Milieuemissies worden via de Wet milieubeheer gereguleerd; overlast die de openbare orde betreft kan op grond van de APV worden tegengegaan.
De gemeente Ameland heeft in haar APV9 (artikel 2.3.1.2) een vergunningplicht neergelegd voor horecabedrijven, zodat het woon- en leefklimaat en de openbare orde in de omgeving van het bedrijf preventief kunnen worden beschermd. Onder horecabedrijf wordt verstaan: ‘de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of versterkt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.’
De kern van de regeling is, dat het verboden is een horecabedrijf te runnen zonder exploitatievergunning. Onder het horecabedrijf wordt in dit verband ook het bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden begrepen. De burgemeester moet de vergunning weigeren bij strijd met het vigerende bestemmingsplan. Verder kan de vergunning worden geweigerd:
Bij deze afweging moet rekening worden gehouden met het karakter van de straat of de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen, de aard van het bedrijf en de spanning die al in het gebied aanwezig is en zal komen.
Het exploitatievergunningstelsel is, naast het bestemmingsplan, een uitermate geschikt instrument om onderscheid te maken in verschillende typen horeca. Het onderscheid in bestemmingsplannen moet ruimtelijk relevant zijn, terwijl in het exploitatievergunningenstelsel op basis van de APV het onderscheid moet zijn gemaakt op basis van aspecten van openbare orde en woon- en leefomgeving (de overlap van bestemmingsplan en APV). Met de exploitatievergunning kan het aantal te verlenen vergunningen (per gebied) worden gelimiteerd, zodat een goede spreiding naar aard en type horeca over de gemeente wordt bevorderd.
Er van uitgaande dat het bestemmingsplan horeca-exploitatie toelaat, is de belangrijkste weigerings- of intrekkingsgrond van de exploitatievergunning eigenlijk de mate van overlast die het horecabedrijf met zich meebrengt voor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf. Zeker bij de eerste aanvraag is dit altijd een momentopname; een inschatting op basis van de aanvraag van de exploitant. Het is niet ondenkbaar dat de wijze van exploitatie naar verloop van tijd toch een grotere aantasting van dat woon- en leefklimaat tot gevolg blijkt te hebben dan aanvankelijk was in geschat.
Voor de vaststelling van eventuele verstoring van het woon- en leefklimaat wordt uitgegaan van de woonomgeving zoals die was ten tijde van de eerste vergunningverlening. Dus bijvoorbeeld uitbreiding van het aantal woningen in de omgeving mag hierbij geen rol spelen. Het bestemmingsplan speelt in dit opzicht een belangrijke rol, omdat op grond daarvan namelijk ook al een eerste inschatting wordt gemaakt van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Het is daarom gewenst om de toetsing van exploitatievergunning en bestemmingsplan goed op elkaar af te stemmen. Ook de definities in bestemmingsplan en APV (exploitatievergunning) moeten op elkaar zijn afgestemd. Het horecabeleidsplan biedt daarvoor een uitstekende grondslag.
De toets is vrij algemeen die op zich goed kan werken in combinatie met het bestemmingsplan en de horecavisie / het horecabeleid. Toch ontbreekt juist de mogelijkheid om op basis van de horecaverordening te sturen op het soort horeca (op horecacategorie), op de relatie met andere functies (zoals winkels en andere bedrijven) en de aanwezigheid van een concentratie van een aantal van dezelfde horeca in een bepaald gebied.
Het systeem zou ons inziens nog beter werken als ook vanuit de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat getoetst kan worden aan de verschillende horecacategorieën.
Momenteel wordt op rijksniveau een wijziging van de Drank- en Horecawet voorbereid. Met deze wijziging wordt (onder meer) beoogd het toetsingskader voor de verlening van de Drank- en Horecavergunning te verruimen, waardoor de toegevoegde waarde van het exploitatievergunningstelsel afneemt. Omdat deze wijziging nog niet inhoudelijk vaststaat en nog geruime tijd niet in werking zal treden, kunnen op dit punt geen concrete acties worden voorgesteld.
Door de exploitatievergunning mede te toetsen aan het horecabeleid, kan er beter gestuurd worden op de soort inrichting (vallend binnen één horecacategorie van het bestemmingsplan). Indien er plannen zijn de inrichting van een pand te wijzigen (in een inrichting, vallend binnen dezelfde horecacategorie), past deze wijziging binnen het bestemmingsplan, maar zal er een nieuwe exploitatievergunning aangevraagd moeten worden. Deze aanvraag zal o.a. getoetst kunnen worden aan het horeca-beleid. Hiermee heeft de gemeente een aanvullend instrument om ongewenste horecabedrijven tegen te gaan.
4.2.4 Hinderlijk drankgebruik en drugsbeleid
Overmatig drankgebruik is een algemeen maatschappelijk probleem dat niet rechtstreeks gerelateerd kan worden aan de horeca.
In de APV is een regeling opgenomen met betrekking tot het gebruik van alcohol op straat binnen de bebouwde kom. In artikel 2.4.8 is het verbod opgenomen om op de weg, die deel uitmaakt van het door burgemeester en wethouders aangewezen gebied (alle wegen zijn hiervoor aangewezen), alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank 10 bij zich te hebben. Dit is uiteraard niet van toepassing indien het een terras bij een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet.
In artikel 20 van de Drank- en Horecawet is bepaald dat het niet is toegestaan personen die in kennelijke staat van dronkenschap of onder de invloed van andere psychotrope stoffen binnen een horeca-inrichting (inclusief het terras) toe te laten.
De landelijke horecabranche heeft gelijktijdig met het opstellen van de Drank- en Horecawet (zie ook paragraaf 4.7.1) een drieluik gericht op zelfregulering geredigeerd. Hierin zijn regels gesteld over het verantwoord verstrekken van alcoholhoudende dranken in de horeca. De ondernemer ziet er op toe dat er geen alcohol wordt geschonken aan personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren. Ook is het de bedoeling dat de ondernemer terughoudend omgaat met kortingsacties (happy hours) en dat hij verkeersdeelname van dronken gasten probeert tegen te gaan.
Voor ondersteunende horeca in sociaal-culturele instellingen en sportkantines e.d. die alcohol schenken gelden bijzondere eisen. Het betreft horeca in: ‘al dan niet op enigerlei wijze gesubsidieerde instellingen, die buiten hun doelstelling om horeca-en recreatieve diensten verlenen aan het publiek’. Hierbij kan gedacht worden aan ontmoetingscentra, sociaal-culturele centra, verenigingskantines, wijkcentra, sportkantines, kerkelijke gebouwen, schoolgebouwen en overheids- en semi-overheidsgebouwen. Vaak wordt hier gesproken van paracommerciële instellingen, maar deze instellingen zijn pas aan te merken als paracommercieel, indien zij op de stoel van de commerciële ondernemer gaan zitten en bruiloften en feesten gaan organiseren 11 .
In een bestuursreglement moet worden vastgelegd op welke verantwoorde wijze de niet-commerciële instelling omgaat met alcoholverstrekking. Dit reglement moet door de gemeente worden goedgekeurd. Hiernaast moeten door de gemeente eisen worden gesteld om oneerlijke concurrentie te voorkomen.
Via de Drank- en horecavergunning kan het schenken van sterke drank in bepaalde categorieën horeca verboden worden (zie ook paragraaf 4.5). Daarnaast maakt de Drank- en horecawet het mogelijk om bij gemeentelijke verordening een hogere leeftijd te stellen aan personen die in bepaalde inrichtingen aanwezig mogen zijn.
Toezien op een verantwoord alcoholbeleid, ook in paracommerciële zaken (gemeente). Mogelijke maatregelen: promotie van alcoholvrije dranken, alcoholvrije dranken minder duur dan alcoholhoudende drank, voorlichting geven aan de leden over (de gevolgen van) alcohol, niet schenken van alcohol (ook geen bier en wijn) aan jongeren onder de 16 jaar, niet schenken van sterke drank aan jongeren onder de 18 jaar.
De gemeente Ameland wordt nauwelijks geconfronteerd met handel in en het gebruik van hard- en softdrugs en de daarmee samenhangende problemen. De verkoop van hard- en softdrugs is strafbaar gesteld in de Opiumwet. Coffeeshops worden echter door het Openbaar Ministerie (OM) gedoogd, indien wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. De gemeenten kunnen omtrent softdrugs het een en ander reguleren in het belang van de openbare orde.
De gemeente Ameland staat geen openbare inrichting toe, die zich toelegt op de handel in softdrugs. De gemeente streeft het zogenaamde ‘nulbeleid’ na 12 . Het bestemmingsplan is een van de instrumenten om dit vast te leggen. Het niet toestaan van handel in softdrugs wordt met name via de gemeentelijke verordeningsbe-voegdheid geregeld. In artikel 2.7.1 van de APV is het verbod op het (ver-)handelen van drugs op straat opgenomen.
Het ‘nulbeleid’ van de gemeente Ameland juridisch vertalen in de bestemmingsplannen voor Ameland, door dit als strijdig gebruik aan te merken.
De Horecastructuur die in de gemeente Ameland wordt nagestreefd is uitvoerig aan de orde gekomen in de Verdieping Horecavisie en de hoofdstukken 2 en 3 van dit document. Per deelgebied zijn doelstellingen en ontwikkelingsrichtingen geformuleerd. Deze ontwikkelingen kunnen onder meer via het ruimtelijk beleid gestalte krijgen. De gemeente kan op verschillende manieren sturen op de wijze waarop de ruimte wordt ingericht: via bestemmingsplannen, via vrijstellingsprocedures ex. artikel 19 van de WRO, via feitelijke (her)inrichtingsmaatregelen en via terrassenbeleid.
4.3.2 Vrijstellingsprocedure ex. art. 19 WRO
Het voorliggende horecabeleidsplan geeft aan hoe de gemeente Ameland om wil gaan met horeca. Dit horecabeleid zal vertaald worden in bestemmingsplannen. Dit vergt echter enige tijd. Tot die tijd kan het horecabeleidsplan het toetsingskader vormen voor het beoordelen van vrijstellingsverzoeken op grond van artikel 19 WRO (als kader voor de ruimtelijke onderbouwing). Dat betekent dat aanvragen voor het vestigen of uitbreiden van een horecavestiging, die niet binnen een bestemmingsplan passen, aan het horecabeleidsplan worden getoetst. Als deze toets positief is heeft het college de mogelijkheid vrijstelling te verlenen, vooruitlopend op het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is een geschikt instrument voor de regulering van de horeca. De gemeente kan in een bestemmingsplan neerleggen waar de vestiging van horeca is toegestaan en waar niet. Tevens kunnen in het bestemmingsplan voorschriften worden opgenomen over het aantal en het soort horeca-inrichtingen dat in een bepaald gebied is toegestaan. Deze voorschriften zijn alleen toegestaan als ze ruimtelijk relevant zijn.
De “Verdieping horecavisie” (zie ook paragraaf 2) geeft een beeld van de gewenste horecastructuur in Ameland. Om de horecaontwikkeling in de gewenste richting mogelijk te sturen, is het noodzakelijk om onderscheid te maken tussen verschillende horecacategorieën. Vertaling van de visie in actuele bestemmingsplannen is een belangrijke voorwaarde voor het kunnen sturen op de gewenste invulling van de onderscheiden gebieden en het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen. Dit betekent dus ook dat de te onderscheiden horecacategorieën in de bestemmingsplannen aan moeten sluiten bij de onderscheiden categorieën in het horecabeleid.
In bijlage 1 is een voorbeeld opgenomen van begrippen die gebruikt kunnen gaan worden in de bestemmingsplannen.
Voor het grondgebied van de gemeente Ameland gelden de volgende bestemmingsplannen:
Alleen de bestemmingsplannen waar iets over horeca wordt gezegd of vastgelegd, worden hier kort toegelicht.
In dit bestemmingsplan is de doelstelling opgenomen dat ontwikkelingsmogelijkheden voor voorzieningen, als winkels, horeca- en ambachtelijke bedrijven aanwezig moet blijven. Daarnaast is de doelstelling opgenomen dat de verkeersdruk in het centrum van Buren niet mag worden vergroot.
De bestaande horecabedrijven (een hotel en een cafetaria) zijn ook zodanig bestemd. Bovendien heeft de grond op de hoek Hoofdweg/Strandweg de bestemming horecadoeleinden behouden. De bestemming horecadoeleinden is nader gespecificeerd in:
Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
De aanwezige horecabedrijven hebben een zeer verspreide ligging in het dorp. In dit bestemmingsplan wordt een kwaliteitsverbetering en een seizoensverlenging nagestreefd. Een verschuiving van kampeerboerderij naar appartementen en pensions wordt genoemd om deze verschuiving te bewerkstelligen. Deze verschuiving zal tevens de samenstelling van het toeristenaanbod (qua leeftijd) veranderen, wat een positief effect heeft op het uitgavenpatroon.
Een uitbreiding van het aantal horecabedrijven binnen de kom is niet wenselijk in verband met het woonklimaat en worden daarom ook niet mogelijk gemaakt binnen dit bestemmingsplan. De horeca is nader gespecificeerd. Ter plaats van de aanduidingen zijn uitsluitend deze vormen van horeca toegestaan.
Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
Horecabedrijven zijn, als gevolg van de aanwezige recreatie, ruim vertegenwoordigd. Ook in dit plan is een tweedeling gemaakt. Ter plaatse van de aanduiding H (p) is uitsluitend een pension mogelijk; ter plaatse van de aanduiding H (c) is uitsluitend een café of een restaurant mogelijk.
Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
4.Bestemmingsplan Recreatieterreinen Hollum 1995
De aanwezige horecabedrijven binnen het plangebied worden specifiek bestemd, waarbij iedere categorie zijn eigen specifieke bestemmingsomschrijving en bebouwingsbepalingen heeft.
In de voorschriften wordt een onderscheidt gemaakt in:
Er is een vrijstellingbevoegdheid opgenomen teneinde de gebouwen ten behoeve van andere horecabedrijven te gebruiken. Hiervan uitgezonderd zijn de bars en de bar-dancings.
5.Bestemmingsplan Oranjeweg e.o. (dorp Hollum)
De gronden met de bestemming ‘Horecabedrijven’ zijn bestemd voor een restaurant en een café. Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
Gezien het geringe aantal inwoners van Ballum, is er een beperkt draagvlak voor voorzieningen. Uitbreiding van het aantal winkel- en horecavoorzieningen wordt daarom niet overwogen.
De aanwezige horeca wordt onder verdeeld in twee categorieën. Ter plaatse van de aanduidingen is uitsluitend de daarbij behorende horeca toegestaan.
Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
In het bestemmingsplan De Vleijen wordt er gewerkt met twee aanduidingen.
Ter plaatse van de aanduiding:
Hiermee is er een redelijk ruime regeling voor horeca opgenomen. Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
8.Bestemmingsplan Nes-Ballumerbocht.
Dit bestemmingsplan omvat een jacht- en passantenhaven. In dit plan is niets geregeld voor de horeca.
9.Bestemmingsplan Recreatieterreinen Klein vaarwater 1995
De binnen het plangebied gelegen horecabedrijf heeft de bestemming ‘horecadoel-einden’ gekregen. Hierbij is er geen mogelijkheid om hier een bar of bar-dancing te realiseren. Horecabedrijf wordt hier als volgt gedefinieerd: ’een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt’.
Hiermee is het op de gronden met de bestemming ‘horecadoeleinden’ mogelijk een hotel, een café, een restaurant en een cafetaria te realiseren. Een brede horecabe-stemming dus.
Voor dit gebied is onlangs een voorontwerp bestemmingsplan opgesteld. Hierin is de bestemming ‘Gemengde doeleinden’ opgenomen waarin ook een horecabedrijf (bestaand) is opgenomen.
11.Bestemmingsplan Buitengebied 1997
De aanwezige horecabedrijven binnen het plangebied zijn specifiek bestemd, waarbij iedere categorie zijn eigen specifieke bestemmingsomschrijving heeft.
Ter plaatse van de aanduiding:
Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
Een horecabedrijf wordt gedefinieerd als: ’een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt’.
12.Bestemmingsplan Strandweg Nes
Binnen de bestemming ‘Recreatie-concentratiegebied’ zijn horecabedrijven binnen het bestemmingsvlak II toegestaan. Horecabedrijven zijn hier gedefinieerd als hotels, pensions, café’s en restaurants. Ter plaatse van de aanduiding ‘appartementen’ zijn appartementen toegestaan.
Er is geen flexibiliteitsbepaling opgenomen om hiervan af te wijken.
Binnen de bestemming ‘Horecadoeleinden’ zijn toegestaan horecabedrijven, niet zijnde pensions, hotels, hotel-restaurants en autonome nachthorecabedrijven.
Binnen de bestemming ‘gemengde doeleinden’ waren ‘complementaire daghorecabedrijven’ toegestaan. Een complementair daghorecabedrijf is hier gedefinieerd als: ‘een horecabedrijf dat vooral gericht is op het overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van overige centrumvoorzieningen, zoals coffeeshops, ijssalons, croissanterieën, dagcafé’s, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven’.
De provincie heeft goedkeuring onthouden aan de bepaling dat complementaire daghorecabedrijven zijn toegestaan binnen de bestemming ‘gemengde doeleinden’, Daarnaast bevat het plan een beschrijving in hoofdlijnen. Ook hier is deels goedkeuring aan onthouden voor wat betreft de horeca (het uitgangspunt dat eventuele nieuwvestiging van horecabedrijven in het kerngebied de voorkeur heeft, maar beperkt moet blijven tot een bedrijf dat gekoppeld is aan een centrumfunctie. Nieuwvestiging van zelfstandige horecabedrijven zal voorkomen moeten worden).
De reden van het onthouden van goedkeuring was dat in het plan onvoldoende onderscheidt gemaakt wordt tussen de verschillende categorieën horeca. Bovendien werd de koppeling met een centrumfunctie onvoldoende uitgewerkt.
Samenvattend bestemmingsplannen
In de vigerende bestemmingsplannen zijn de aanwezige horecabedrijven over het algemeen specifiek bestemd en hebben weinig tot geen uitbreidingsmogelijkheden. Aan het bestemmingsplan Nes (2002) is voor het onderdeel ‘horeca’ goedkeuring onthouden, omdat er juist te weinig onderscheidt werd gemaakt in de verschillende horecacategorieën.
In de ‘Verdieping horecavisie’ (zie ook hoofdstuk 2) is per kern aangegeven welke horecacategorieën verder ontwikkeld worden, welke categorieën geconsolideerd worden en welke niet toegestaan zijn of zelfs teruggedrongen dienen te worden.
Om de ontwikkelingen in de richting van de gewenste situatie te sturen is het be-stemmingsplan, in combinatie met het instrument van de exploitatievergunning, een onmisbare factor.
Er zijn drie algemene (ontwikkelings-) scenario’s mogelijk: 1) het ontwikkelen van horeca, 2) het consolideren van horeca en 3) het terugdringen van horeca.
1) Het ontwikkelen van horeca:
Uit de horecavisie komt naar voren dat op sommige locaties wat flexibeler met horeca omgegaan zou moeten worden, dan dat er momenteel gebeurt. Hieronder een aantal suggesties hoe de bestemmingsplannen deze flexibiliteit kunnen bieden:
Te denken is aan ruimere bestemmingen voor de horeca in de gebieden waar in de horecavisie uitbreiding in aantal horecabedrijven en uitbreiding van de bestaande horecabedrijven is voorgesteld. Dit houdt in: een bestemming horeca of gemengde doeleinden of centrumdoeleinden opnemen, waarbij bijvoorbeeld meerdere horecacategorieën op één locatie toegestaan zijn. Hierbij ontstaat er flexibiliteit in categorieën horeca. Twee varianten:
In beide gevallen dient meer gestuurd te worden via de horecaverordening (bv. op basis van deze horecabeleidsnota). Voordeel is dat de horecaverordening makkelijker kan worden herzien en voorts is het dan aanvullend op het bestemmingsplan. Dit betekent wel dat de horecaverordening moet worden herzien (aantal horecabedrijven gebiedsgericht vastleggen met bijbehorende wei-geringsgrond). Optie is om het laatste (aantal horecabedrijven) wat vager te houden en een weigeringsgrond op te nemen in de horecaverordening, namelijk: “de concentratie van het aantal horecabedrijven in een bepaald gebied” (cumulatief effect) en eventueel: “de onmiddellijke nabijheid van bedrijven en/of winkels met een dusdanig andere bezoekersgroep dat een ontmoeting tussen deze verschillende bezoekersgroepen openbare ordeproblemen tot gevolg kan hebben 14 .
2)Mogelijkheid om een categorie horeca te consolideren en ‘niet toe te staan’
Het consolideren en het ‘niet toestaan’ van horecabedrijven kan in een bestemmingsplan geregeld worden door een specifieke horecacategorie op te nemen. Het veranderen van een horecacategorie is dan niet mogelijk; de situatie wordt als het ware ‘bevroren’. Zo mogelijk kan er een strijdig gebruik bepaling opgenomen worden om een andere categorie (nogmaals) expliciet uit te sluiten.
3)Mogelijkheid om een horecacategorie ‘terug te dringen
‘Het ‘terugdringen’ van een bepaalde categorie horeca is mogelijk door deze ‘weg te bestemmen’. Dit kan echter alleen indien het aannemelijk is dat het bedrijf gedurende de planperiode haar bedrijfsvoering beëindigd. Indien het bedrijf zelf geen plannen heeft binnen de planperiode (van 10 jaar) te vertrekken, zal de gemeente hier actie op moeten ondernemen (bv. door het aanbieden van een alternatieve locatie, al dan niet in combinatie met een financiële vergoeding).
Ook kan ervoor gekozen worden het betreffende bedrijf heel specifiek aan te duiden op de plankaart (daarmee behoudt het bedrijf haar rechten) en middels een wijzigingsbevoegdheid de aanduiding te verwijderen indien de bedrijfsvoering beeindigd is.
Voorbeeld bestemmingen, toegespitst op de verschillende kernen
Het bestemmingsplan kan dus op verschillende manieren ingezet worden om de visie te verwerkelijken. Uit de ‘Verdieping horecavisie’ blijkt dat voor centrumgebieden (de dorpen) mogelijkheden zijn voor ontwikkelingen. Deze kunnen (zoals in paragraaf 4.3.2 van de ‘Verdieping horecavisie’ is omschreven) in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden door brede bestemmingen op te nemen.
Voor de gebieden buiten het centrum is uitbreiding of een functiewisseling van horeca juist niet gewenst. In deze gebieden zal er een specifieke bestemming opgenomen worden in het bestemmingsplan.
Er zijn drie gebieden / bestemmingen te onderscheiden voor wat betreft de horeca:
Ad. 1. Voorbeeld bestemming ‘centrumdoeleinden’
Binnen de bestemming ‘centrumdoeleinden’ kunnen de volgende functies bijvoor-
beeld mogelijk worden gemaakt:
Door meerdere functies mogelijk te maken binnen één bestemming is een wijziging in gebruik mogelijk.
De bestemming ‘centrumdoeleinden’ zal voor het centrumgebied van Nes goed van toepassing zijn, aangezien hier verschillende functies geconcentreerd zijn. Juist hier wordt een ontwikkeling van verschillende horecacategorieën nagestreefd.
Voor de horecabedrijven buiten het centrumgebied van Nes wordt aanbevolen om deze specifiek te bestemmen.
Ad. 2. Voorbeeld brede bestemming ‘horecadoeleinden’.
Voor de dorpen Buren en Hollum is aan de ene kant ontwikkeling van bepaalde horeca-categorieën gewenst, terwijl aan de andere kant consolidatie (of het terugdringen) van andere horecatypen gewenst is. Discotheken zijn niet toegestaan binnen Buren en Hollum. Deze kunnen als strijdig gebruik worden opgenomen.
In het bestemmingsplan zullen de horecavestigingen bestemd worden als ‘horeca-doeleinden’, waarbij de horecatypologieën waarvoor geen ontwikkeling gewenst zijn specifiek op de plankaart aangegeven worden. Uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen is een bepaalde horecacategorie toegestaan.
De horecacategorieën waarvoor wel ontwikkelingen zijn toegestaan zijn algemeen toegestaan binnen de bestemming. Indien een horecabedrijf met een nadere aanduiding de bedrijfsvoering beëindigd, kan zich hier een horecabedrijf welke ‘algemeen’ toelaatbaar is, gevestigd worden.
Gezien de aard van de dorpen Buren en Hollum, wordt geadviseerd om binnen de overige ‘niet-woonbestemmingen’ een wijzigingsbevoegdheid op te nemen teneinde bepaalde categorieën horeca toe te staan. Hierdoor ontstaat er flexibiliteit, waarmee ingesprongen kan worden op mogelijke ontwikkelingen.
Ad. 3. Voorbeeld bestemming ‘horecadoeleinden’, specifiek
Voor Ballum en het buitengebied geldt dat een consolidatie van alle soorten horeca. Alle aanwezige horeca wordt specifiek bestemd op de plankaart; voor bv. een restaurant betekent dit, bijvoorbeeld, de bestemming ‘H II’. Ter plaatse van deze aanduiding is dan uitsluitend een restaurant toegestaan (‘mengvormen’ zijn uiteraard ook nader te specificeren).
Discotheken en nachtzaken zijn helemaal niet toegestaan binnen Buren en Hollum. Deze worden als strijdig gebruik opgenomen.
Bij het aanpassen van bestemmingsplannen dienen de volgende punten in acht te
In de bestemmingsplannen, zal overeenkomstig de Verdieping Horecavisie, onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende categorieën horecabedrijven 15 . Daarbij wordt er een relatie gelegd met het Horecabeleidsplan (bijvoorbeeld in de beschrijving in hoofdlijnen of in de vrijstellings- of wijzigingsvoorwaarden). Met de exploitatievergunning kan hier een aanvulling op worden gegeven (zie paragraaf 4.2.3).
Bij inrichting van de openbare ruimte rekening houden met de gewenste ter-rasmogelijkheden: daar waar mogelijk ruimte creëren voor terrassen, serres en overkappingen en bij het opstellen van het bestemmingsplan afwegen of de mogelijkheid voor serres en overkappingen voor een terras al dan niet wordt toegestaan (zie ook paragraaf 4.3.4).
De formulering van het begrip ‘inrichting’ in de Drank- en Horecawet omvat tevens een bij een horecagelegenheid horend terras. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inpandige (binnen)terrassen, terrassen in de open lucht op particulier grondgebied (buitenterrassen) en terrassen op de openbare weg. Alle terrassen moeten in de Drank- en Horecavergunning zijn vermeld. Alleen voor de terrassen op de openbare weg geldt dat eerst getoetst moet worden of deze nadrukkelijk worden toegestaan door het college van B&W: de toetsingsgrondslag is onder meer het bestemmingsplan. Terrassen die op eigen terrein (bijvoorbeeld in de achtertuin) worden gerealiseerd vallen niet onder het via de huurovereenkomsten uitgevoerde terras-senbeleid, maar vallen wel onder de vergunningplicht. Via het bestemmingsplan kan worden geregeld dat de private buitenruimte al dan niet als terras mag worden ingericht.
Onder terras wordt verstaan: ‘een buiten de besloten ruimte van een horecabedrijf gelegen gedeelte van de weg of perceel voorzien van stoelen en tafels waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren worden verstrekt’.
Voor terrassen die worden geplaatst, is een terrasvergunning vereist (artikel 2.1.5.1 van de APV). De burgemeester heeft de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot deze vergunningverlening. De gemeente Ameland formuleert in ‘Kiezen voor kwaliteit (Notitie reclame en terrassen)’ de volgende voorschriften voor een terrasvergunning:
de inrichting bestaande uit: aantal stoelen en omschrijving, aantal tafels en om-schrijving, het maximum aantal afvalbakken met een gedempte kleurstelling en zonder reclameaanduidingen die geplaatst dienen te zijn tegen de gevel, aantal parasols met gedempte kleurstelling met omschrijving, overige objecten die onderdeel uitmaken van het terras;
De terrasvergunning kan ingetrokken worden indien:
Daarnaast worden er nog richtlijnen gegeven voor terrasafscheidingen, zonweringen, luifels, rolluiken en de opslag van terrasmeubilair.
Indien terrassen deels op de openbare weg gesitueerd worden, valt deze onder de exploitatievergunning van het horecabedrijf. De burgemeester kan de ingebruikname van de weg ten behoeve van één of meerdere terrassen weigeren indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg. De exploitatievergunning kan ook geweigerd worden indien het gebruik als terras een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Er wordt geen huur of precario berekend.
Naar aanleiding van een verzoek tot een vergunning voor het plaatsen van een terras wordt bekeken of de vereiste ruimte beschikbaar is: hierbij is van belang dat er voldoende ruimte voor de overige gebruikers van de openbare ruimte overblijft (voetgangers, winkelend publiek) en het terras geen obstakel vormt. Het terras dient bovendien een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en mag de landschappelijke-, stedenbouwkundige- en cultuurhistorische kwaliteit niet verstoren. Het terras mag alleen voor het eigen bedrijf gerealiseerd worden.
Uit de horecavisie is naar voren gekomen dat in Hollum de terrassen meer geconcentreerd zouden moeten worden. In Buren zal de ambiance van het centrum verbeterd moeten worden, door bijvoorbeeld de terrassen en de reclame aan te pakken.
Naast de bouwvergunning en APV-vergunning speelt de Monumentenwet en de status van het Beschermde Dorpsgezicht een rol. In 2001 en 2002 is een start gemaakt met dit project. Veel bedrijven zijn getoetst op het nieuwe beleid. Om goed gestalte te geven aan het vastgestelde beleid is het gewenst blijvend aandacht aan dit project te schenken. Het is gewenst hiervoor de nodige tijd te ramen.
Het beleid maakt onderscheidt in vier hoofddoelstellingen:
a.Preventieve voorlichting en standaard aanvraagprocedures.
Preventieve voorlichting komt tot uiting in de welstandnota: welke eisen worden er
gesteld ten aanzien van bv. reclame?
b.Stimulering door o.a. subsidiëring.
Voor het verwijderen van bestaande legale, maar ontsierende reclame, wordt een verwijderpremie beschikbaar gesteld. De subsidie is gekoppeld aan het dorpsver-nieuwingsfonds.
De voorbeeldfunctie van de gemeente (als beheerder van de openbare ruimte) vormt een belangrijke schakel in het slagen van het beleid. Gedacht moet worden aan verkeersborden, bewegwijzering, straatmeubilair en dorpsplattegronden.
De periodieke controle of er met een vergunning en conform de vergunning wordt gehandeld is van belang voor het slagen van het beleid. Indien dit niet het geval is en legalisatie niet mogelijk / gewenst is, zal het college van burgemeester en wethouders een verzoek doen de overtreding op te heffen. Indien hier geen gehoor aan wordt gegeven, zal er een waarschuwing volgen mogelijk gevolgd door bestuursrechtelijke sancties (bestuursdwang, dwangsom, intrekken of wijzigen van de beschikking).
Hoewel de laatste jaren het bezoekersaantal stagneert, heeft Ameland in de jaren negentig een grote slag geslagen op het gebied van bezoekersaantallen. In 1990 was het aantal overtochten ongeveer 400.000. In 2003 was dat ongeveer 540.000 16 . In vergelijking tot het verleden wordt ook de spreiding van de bezoeken over het hele jaar steeds groter.
Economische teruggang heeft invloed op bestedingen
De bestedingen zijn tot 2000 toegenomen 17 . De economische ontwikkelingen van de afgelopen paar jaar hebben waarschijnlijk een negatief effect gehad op de bestedingen door toeristen.
Bezoeker Ameland heeft zeer breed profiel
Op basis van toeristenbelasting en eerder uitgevoerd onderzoek 18 is de bezoekersstroom te verdelen in enkele categorieën. Het mag duidelijk zijn dat ‘de bezoeker’ van Ameland niet bestaat en dat vele bevolkingsgroepen zijn vertegenwoordigd:
Ontspanning en een actieve tijdsbesteding zijn belangrijkste bezoekmotieven
Verreweg het grootste deel van de bezoekers van Ameland komt om te ontspannen. Hierbij genietend van de rust, de natuur, de zon en de zee. Daarnaast komen veel mensen naar Ameland voor een actieve vakantie (wandelen, fietsen en sporten). Een klein deel van de bezoekers komt voor vertier of cultuur naar Ameland.
In de gesprekken met ondernemers en de gemeente, die in het kader van het Marketingplan en het Horecabeleidsplan zijn gevoerd, is voor Ameland een voorlopige keuze gemaakt. Ameland wil zich onderscheiden op het gebied van actieve, sportieve en gezonde vakanties. Voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur moeten zorgen voor een extra impuls voor de trekkracht van Ameland.
De gemeente Ameland heeft in het verleden (13 februari 1995 en 18 december 2000) beleid ten aanzien van verblijfsrecreatie vastgesteld voor periode van 5 jaar. Dit beleid kwam mede tot stand door de begeleidingscommissie: de VVV Ameland, Horecavereniging Ameland, MKB Ameland, Vereniging Groepsverblijven, RECRON en de gemeente Ameland.
Het algemene beleid met betrekking tot verblijfsrecreatie is gericht op kwaliteitsverbetering en seizoensverlenging. Dit uitgangspunt dient voor de toekomst ook gehandhaafd te worden. Een ander uitgangspunt is dat het beleid niet ‘zonder meer’ gericht is op het compenseren van het aantal slaapplaatsen dat verloren is gegaan. Tot 2005 vormde de stabiliteitsgedachte van het rapport ‘Toeristische capaciteit Friese Waddeneilanden’ van de provincie Friesland een belangrijk uitgangspunt: het aantal slaapplaatsen in de gemeente Ameland mag niet meer dan 28.015 bedragen.
De provincie heeft voor ontwikkeling op beleidsplanniveau en objectplanniveau aandachtpunten geformuleerd.
Uitgangspunten op beleidsplanniveau:
Uitgangspunten op objectplanniveau:
Per onderscheiden sector (hotel en pension, appartementen, groepsaccomodaties, bungelows, campingbedrijven, agrotoerisme, jachthaven en het recreatief (mede-) gebruik van woningen) zijn beleidsregels geformuleerd. Deze worden hier kort genoemd.
Beleidsregels hotel en pension
Beleidsregels groepsaccommodaties
Beleidsregels bungalows / recreatiewoningen
Beleidsregels campingbedrijven
De gemeente streeft een verruiming van pensionachtige activiteiten, groepsaccommodaties en overige verblijfsrecreatieve mogelijkheden na bij bedrijven buiten de bebouwde kom teneinde de agrarische sector te versterken. Hierbij dient er een relatie te liggen met het bestaande agrarische bedrijf.
Ameland dient te beschikken over een goed te bereiken en geoutilleerde jachthaven als onderdeel van het toeristisch product. Activiteiten ter verbetering van de jachthaven (en van de veiligheid) worden ondersteund.
Beleidsregels recreatief (mede-) gebruik van woningen
De doelstelling zoals die voor de periode 2000-2005 zijn geformuleerd, behouden voor de periode 2006-2010. Het bestemmingsplan speelt hierin een belangrijke rol. Het is van belang dat de bestemmingsplannen geactualiseerd worden aan de hand van deze beleidsregels.
Zoals uit de Horecavisie Ameland blijkt is de horeca op Ameland bijna volledig afhankelijk van het toerisme. Andersom speelt de horeca ook een belangrijke rol bij de attractiviteit van het eiland en heeft zo dus ook invloed op het toerisme. Doelstellingen voor de gemeente Ameland zijn:
Op dit moment wordt gewerkt aan een Strategisch Toeristisch Marketingplan voor de Waddeneilanden. Een belangrijke (voorlopige) aanbeveling is dat de eilanden gezamenlijk moeten streven naar ‘het verkopen’ van hun product. Daarbinnen moeten de eilanden afzonderlijk wel een keuze maken in relatie tot hun identiteit en de daarbij passende doelgroepen. Eerder in het Structuurplan toerisme en recreatie (2003) is ook al aangegeven dat specialisatie en thematisering voor Ameland kunnen bijdragen aan een versterking van de marktpositie;
4.4.3 Festiviteiten en evenementen
Festiviteiten zijn feestelijkheden die in juridische zin worden verdeeld in collectieve en incidentele festiviteiten. Bij collectieve festiviteiten moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de kermis, culturele, sportieve of recreatieve manifestaties: feesten die ‘breed’ gevierd worden, binnen inrichtingen 19 . Incidentele festiviteiten zijn gebonden aan één of slechts een klein aantal inrichtingen, bijvoorbeeld een optreden met levende muziek bij een café, een jubileum of een straatfeest.
Festiviteiten worden onderscheiden van evenementen: evenementen zijn ‘speciale gebeurtenissen in de openbare ruimte, die door een initiatiefnemer (individu, groep of organisatie) bewust is gepland en die gericht is op een bepaalde doelgroep, om met een bewust gekozen vorm een bepaald doel te realiseren.’ Evenementen worden georganiseerd door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon.
Evenementen kunnen, indien zij gerelateerd zijn aan een of meer horecabedrijven, worden aangemerkt als een festiviteit, waardoor (na melding) de geluidsnormen buiten toepassing blijven. Niet alle festiviteiten zijn tevens een evenement; omgekeerd geldt dat niet alle evenementen als festiviteit kunnen worden beschouwd.
Op grond van de APV zijn tijdens incidentele (artikel 4.1.3) en collectieve festiviteiten (artikel 4.1.2) de reguliere geluidsnormen niet van toepassing. Incidentele festiviteiten dienen vooraf gemeld te worden bij het gemeentebestuur, collectieve festiviteiten worden door het gemeentebestuur vastgesteld. De collectieve festiviteiten worden door het gemeentebestuur aangewezen: hiervoor geldt geen maximum. De collectieve festiviteiten kunnen worden gedifferentieerd per kern. Voor Ameland zijn alleen de beide avonden van Sunterklaas en oudejaarsavond aangewezen als collectieve festiviteit.
Op grond van het Besluit HSR is het maximum aantal incidentele festiviteiten dat door de gemeente mag worden toegelaten 12 per kalenderjaar. Gemeenten mogen na een afweging van de plaatselijke omstandigheden minder incidentele festiviteiten per kalenderjaar toelaten. Ten minste twee weken voor aanvang van de festiviteit moet de initiatiefnemer een ‘formulier van kennisgeving’ bij het college van B&W hebben ingediend. Uit de verstrekte informatie moet blijken op welke wijze hinder zoveel mogelijk wordt beperkt. De burgemeester kan de viering van een incidentele festiviteit verbieden wanneer de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Het college van Ameland heeft besloten dat voor de beide avonden van Sunterklaas en oudejaarsavond een collectieve vrijstelling van de geluidsnormen geldt. Voor deze festiviteiten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Indien er ontheffing van de geluidsnormen wordt verleend, geldt deze tot 02.00 uur. Of van de ontheffing gebruik gemaakt kan worden is afhankelijk van de geldende sluitingstijd. Zonder een ontheffing van de sluitingstijd dient de horecaondernemer uiterlijk om 01.00 uur de geluidsactiviteiten te staken.
De gemeente Ameland heeft veel ervaring met evenementen, maar heeft geen formeel beleid voor evenementen. Naar verwachting zal het evenementenbeleid na de zomer gereed zijn voor besluitvorming. Momenteel is het draagvlak voor evenementen nog zeer goed, maar de kans bestaat dat door de veelheid van evenementen en de individualisering van de maatschappij het aantal klachten toeneemt. Voor de toekomst is het daarom van belang dat er rekening gehouden wordt met de wensen van de bevolking en gasten. Tevens zal er aandacht besteed moeten worden aan communicatie; mensen die overlast van het evenement kunnen ondervinden dienen tijdig geïnformeerd te worden. Een algehele campagne kan nuttig zijn om het belang van evenementen voor de toeristische sector uit te dragen. Daarnaast is het van belang klachten te monitoren.
Formuleren van beleid voor evenementen. Het gebrek aan beleid betekent dat de gemeente geen eenduidige richting heeft gekozen als het gaat om de toelaatbare overlast en de verdeling van evenementen over het jaar en over het eiland. Het ontbreekt aan een visie die antwoord geeft op vragen als:
Er zal voor evenementen (en festiviteiten) beleid geformuleerd moeten worden dat o.a. ingaat op de volgende aspecten:
4.5 Ondersteunende horeca of paracommercie?
Om de verstrekking van alcoholhoudende drank zo verantwoord mogelijk te laten gebeuren heeft de landelijke wetgever een aantal regels opgesteld. Daarom gelden voor ondersteunende horeca in sociaal-culturele instellingen en sportkantines e.d. die alcohol schenken bijzondere eisen. Het betreft horeca in: ‘al dan niet op enigerlei wijze gesubsidieerde instellingen, die buiten hun doelstelling om horeca- en recreatieve diensten verlenen aan het publiek’. Hierbij kan gedacht worden aan ontmoetingscentra, sociaal-culturele centra, verenigingskantines, wijkcentra, sportkantines, kerkelijke gebouwen, schoolgebouwen en overheids- en semi-overheids-gebouwen. Vaak wordt hier gesproken van paracommerciële instellingen, maar deze instellingen zijn pas aan te merken als paracommercieel, indien zij op de stoel van de commerciële ondernemer gaan zitten en bruiloften en feesten gaan organiseren.
Omdat deze instellingen veelal werken met barvrijwilligers en een andere kostenstructuur hebben dan commerciële instellingen (relatief goedkope huisvesting, subsidie) kunnen zij goedkoper drank aanbieden. Om de concurrentie te –reguleren mogen paracommerciële instellingen alleen drank verstrekken voor zover dit gekoppeld is aan de maatschappelijke activiteiten van de instelling die het paracommerciële horecabedrijf uitbaat (artikel 4 Drank- en horecawet20 ). In deze situatie verdient het aanbeveling om geen horecabestemming op te nemen in het bestemmingsplan, maar een bestemming die gerelateerd is aan maatschappelijke doeleinden. Aan de vergunning op basis van de Drank- en Horecawet worden dan ook voorschriften voor de paracommerciële drankverstrekking verbonden, die er toe strekken dat drank alleen in relatie tot de maatschappelijke activiteit wordt verstrekt. In een bestuursreglement moet worden vastgelegd op welke verantwoorde wijze de niet-commerciële instelling omgaat met alcoholverstrekking. Dit reglement moet door de gemeente worden goedgekeurd. Hiernaast moeten door de gemeente eisen worden gesteld om oneerlijke concurrentie te voorkomen.
Bij het opstellen van de bestemmingsplannen rekening houden met ondersteunende horeca en verder beleidsuitspraken doen om paracommerciële activiteiten tegen te gaan of te voorkomen.
Horecabedrijven die bedrijfsmatig alcohol verstrekken, hebben hiervoor een Dranken Horecawetvergunning nodig. De Drank- en Horecawet regelt de uitoefening van een horecabedrijf vanuit sociaalhygiënisch en sociaal-economisch oogpunt. Een vergunning wordt geweigerd wanneer leidinggevenden niet aan de persoonsgebonden eisen voldoen. De eisen zijn onder meer dat zij niet van slecht levensgedrag mogen zijn en ten minste de leeftijd van 21 jaar moeten hebben bereikt. Daarnaast moet de vergunninghouder beschikken over kennis en inzicht in de sociale hygiëne. Ten aanzien van de inrichting worden ook eisen gesteld. De hier omschreven eisen waaraan voldaan moet worden om een Drank- en Horecavergunning te krijgen zijn vastgelegd in de AMvB’s ‘Kennis en inzicht in de sociale hygiëne’ en ‘Eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet’.
Bij AMvB kunnen regels gesteld worden ten aanzien van alcoholreclame. Tot op heden is een dergelijke AMvB niet uitgevaardigd. Wel is er een Reclamecode Alcoholhoudende Drank in het leven geroepen. Omdat deze reclamecode naar de mening van de Minister van VWS onvoldoende beperkingen oplegt voor het maken van reclame gericht op jongeren, wordt gestreefd naar een aanpassing van de reclamecode, en eventueel een AMvB.
In de Drank- en Horecawet is geregeld dat geen alcohol mag worden verstrekt aan jongeren onder de 16 jaar. Aan personen onder de 18 mag geen sterke drank worden verkocht (artikel 20 Drank en Horecawet). In een AMvB zijn regels uitgevaardigd over de wijze waarop de leeftijd van horecabezoekers moet worden gecontroleerd. Op grond van artikel 23 van de Drank en Horecawet is het mogelijk het verstrekken van alcoholhoudende drank in bepaalde categorieën horeca te verbieden (bv. cafe-taria’s, paracommerciële bedrijven, e.d.).
De Drank- en Horecawet biedt geen beleidsruimte aan de gemeente: dit wil zeggen dat het college van Burgemeester en wethouders de gevraagde vergunning af moet geven als de aanvrager en de inrichting aan de gestelde eisen voldoen. Als aan deze eisen wordt voldaan, is er geen weigeringsgrond. De vergunning mag niet worden verleend als niet aan de eisen wordt voldaan.
Op grond van de Drank- en horecawet kan er een verordening vastgesteld worden die een onderscheidt maakt in een vergunning voor zwak-alcoholhoudende dranken en een vergunning voor alcoholhoudende dranken. Indien er geen alcoholische dranken worden geschonken, is geen vergunning nodig.
Als we kijken naar de verschillende horeca-categorieën, dan is het onderstaande schema te maken.
Voor de categorieën II, V en VI is het duidelijk dat deze een Drank- en horecaver-gunning nodig hebben. Voor de overige categorieën zal kort een toelichting gegeven worden.
Dit zijn de horecabedrijven die ondersteunend zijn voor overige functies (niet zijnde café’s en snackbar’s). Voor wat betreft de sluitingstijden wordt aangesloten bij de winkeltijden. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een lunchroom. Deze zijn overwegend niet vergunningplichtig; er wordt geen alcohol geschonken. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan overwogen worden vergunning te verlenen voor het schenken van zwak alcoholische dranken tot een bepaalde tijd.
Hotel en andere logieverstrekkers
Deze categorie valt uiteen in twee delen;
De eerste categorie is aan te merken als een horecabedrijf, volgens de Drank- en horecawet. Hier worden alcoholhoudende dranken verkocht, welke ter plaatse genuttigd kunnen worden.
De overige logieverstrekkers verkopen geen alcohol, die ter plekke genuttigd kan worden. Deze logieverstrekkers zijn daarmee niet vergunningplichtig.
Een bedrijf dat horeca verkoopt voor het gebruik ter plaatse, is volgens de Drank- en horecawet een ‘horecabedrijf’. Bij een cafetaria worden zwak-alcoholische dranken verkocht. Afhankelijk van of er een mogelijkheid is om ter plaatse te zitten is een cafetaria vergunningplichtig.
Bij de meeste cafetaria is een zitgelegenheid gerealiseerd (al dan niet buiten). Voor een cafetaria zal er daarom vergunning voor zwak alcoholhoudende dranken vereist zijn.
Een ondernemer die een speelgelegenheid wil (doen) exploiteren, heeft hiervoor op grond van de APV een vergunning nodig van de burgemeester (artikel 2.3.3.1). Deze vergunning van de burgemeester is niet vereist indien voor de speelautomaten op grond van de Wet op de Kansspelen een vergunning is verleend.
De horecaondernemer die één of meer ‘behendigheidsautomaten’ en ‘kansspeelautomaten’ in zijn bedrijf wil plaatsen, mag dit niet zonder vergunning doen (artikel 30b Wet op de Kansspelen). De Wet op de Kansspelen geeft ook een regeling van de toelaatbare hoeveelheid kansspelautomaten en behendigheidsautomaten per inrichting. Artikel 2.3.3.2 van de APV bepaald dat:
Bestaand beleid voortzetten en periodiek evalueren met betrokken partijen.
Een goede handhaving van het horecabeleid is van wezenlijk belang om de geformuleerde doelstellingen te kunnen realiseren. Onder handhaving wordt verstaan: het geheel van activiteiten dat gericht is op de naleving van regels. Regels worden op verschillende manieren vastgelegd, zoals bijvoorbeeld in landelijk geldende wetgeving, lokale regelgeving in de vorm van verordeningen en bestemmingsplannen en inrichtings-/persoonsgebonden regels in de vorm van een beschikking/vergunning.
Een efficiënt handhavingsbeleid is niet alleen gericht op handhaving achteraf, maar legt ook nadruk op het voorkomen van overtredingen. Het is daarom van belang dat een eenduidig handhavingsbeleid wordt vastgesteld, dat naleefbaar en handhaafbaar is en algemeen bekend wordt gemaakt. Voor het uitvoeren van het beleid moet voldoende handhavingscapaciteit beschikbaar zijn. Handhaving vereist een integrale benadering, onderlinge samenwerking en afstemming tussen de bevoegde instanties.
De juridische handhavingsinstrumenten zijn te onderscheiden in bestuursrechtelijke middelen en strafrechtelijke middelen. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen zijn bestuursdwang, dwangsom, sluiting van de inrichting, het verbieden van de toegang tot een ruimte en het intrekken van de vergunning. De politie en de gemeente (bijzondere opsporingsambtenaren: BOA’s) kunnen strafrechtelijk optreden tegen overtredingen van de bepalingen uit de APV en overige regelgeving. Samenloop van bestuurs- en strafrechtelijke bepalingen is mogelijk, mits recht wordt gedaan aan het evenredigheidsbeginsel.
Naast bovengenoemde middelen beschikt de gemeente ook over de mogelijkheid nadere eisen op te leggen op basis van het Besluit Horeca, Sport en Recreatie-inrichtingen. De noodzaak hiertoe wordt per individueel geval beoordeeld en het instrument wordt terughoudend ingezet.
Gemeente Ameland heeft in april 2003 een handhavingsbeleid vastgesteld: ‘Handhaving in de gemeente Ameland’. Hiermee heeft de gemeente een beleidsstuk waarin expliciet de visie en de missie wordt neergelegd.
Handhaving wordt omschreven als ‘het door controle (toezicht en opsproring) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en pri-vaatrechtelijke middelen, bereiken dat de algemeen en individueel geldende rechtsregels en voorschriften worden nageleefd’. Kort gezegd: ‘zorgen dat de regels worden nageleefd’ 21 .
Handhaving is meer dan het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Handhaving is een proces waarbij een breed scala aan instrumenten op de juiste wijze, op het goede moment ingezet worden. De verschillende handhavingsinstrumenten zijn onder te verdelen in de volgende twee vormen:
Handhavingsbeleid kan per beleidsterrein verschillend zijn. Op het gebied van de ruimtelijke ordening kan het gaan om het invullen van schaarse ruimte, terwijl het bij de Woningwet gaat om veilige woningen. Door handhaving wordt de rechtszekerheid en daarmee de gelijke behandeling van burgers en bedrijven gewaarborgd. Handhaving leidt bovendien tot een vergroting van de geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en de integriteit van de bestuurders en daarmee tot een groter ambtelijk en maatschappelijk draagvlak. Consequent handhaven van regels heeft weerslag op het maatschappelijk draagvlak en daarmee op de naleving van deze regels. De zich uitbreidende sfeer van normvervaging wordt beperkt wanneer de gemeente instemming van de burgers over het gevoerde beleid. Een laatste voordeel van handhaving is dat dit de gemeentelijke organisatie en de gemeentelijke middelen ten goede komt (minder procedures, minder claims).
Bij handhaving komen vele soorten knelpunten voor. Deze knelpunten worden in de onderstaande tabel naar verschillende niveaus inzichtelijk gemaakt. Hierbij worden tevens de oplossingsrichtingen aangegeven.
Doorgaan met het verwoorden van een visie en missie in een beleidsstuk, waarbij er een ‘overall-benadering’ wordt gegeven: op alle beleidsterreinen dient de handhaving op een adequaat niveau te worden uitgevoerd, waarbij zowel preventieve als repressieve instrumenten een rol spelen. Alle aspecten die in de tabel genoemd zijn zullen hierin een plaats moeten krijgen.
4.8 Organisatie, communicatie en monitoring
Horecaondernemers moeten voldoen aan een keur van voorschriften, regels en eisen, die voortvloeien uit een veelheid aan wettelijke regelingen en vergunningen. de toepasselijke regels en vergunningen vallen bijna allemaal onder een andere afdeling of instantie. Een duidelijke, heldere organisatie en een goed communicatiebeleid zijn belangrijke middelen om het horecabeleid inzichtelijk te maken voor horecaondernemers en andere betrokkenen. Door duidelijkheid te creëren wordt de verwezenlijking van het beleid bevorderd. Dit is een taak die bij de gemeente ligt.
Een goede communicatie tussen gemeente, politie, brandweer, horeca en omwonenden bevordert een goede verstandhouding tussen de partijen en zorgt voor een optimale informatie-uitwisseling. Noodzakelijk is dat er een structurele overlegstructuur bestaat en er procedureafspraken worden gemaakt om taken te verdelen en onderlinge afstemming te bereiken.
Om de gewenste horecastructuur voor Ameland te kunnen realiseren, is naast vertaling in een duidelijk beleidsplan ook organisatorische inkadering van groot belang. Uit de praktijk is de roep om een betere gemeentelijke dienstverlening groot. Een duidelijk centraal aanspreekpunt voor alle horecavragen wordt gemist. Verbeteringen zijn mogelijk door:
Een gemeentelijke ‘horeca-contactfunctionaris’. Deze functie is het aanspreekpunt voor de bestaande horeca en nieuwe aanvragers, maar ook voor het bestuur en ambtelijk. Het betreft een beleidsfunctie: zorgdragen voor interne coordinatie bij de opzet van planningen en procedures, coördineren van het structureel overleg intern en met de brandweer/politie, burgemeester etc. (zie hierna). De contactfunctionaris horeca is dus niet verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid of toetsing van aanvragen aan het beleid, maar optimaliseert het proces en verschaft duidelijkheid. De portefeuillehouder horeca is verantwoordelijk voor de totstandkoming van het beleid.
Een 1-loket functie voor de horeca (in het verlengde van voorgaande meer een uitvoerende functie). Een baliefunctie voor de horecaondernemers ten aanzien van vergunningen, vragen, informatie. Hier wordt desgewenst verder verwezen naar de betreffende afdeling en juiste persoon. Hier is alle informatie snel te vinden. De ondernemer hoeft zelf niet alle diensten af te gaan. Deze dienst hangt natuurlijk samen met het centrale aanspreekpunt zoals hierboven is voorgesteld.
Behendigheidsautomaat (Wet op de kansspelen):
Een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt (bijvoorbeeld een flipperkast of videospel).
Besluit HSR: Besluit Horeca- Sport- en Recreatie-inrichtingen milieubeheer (een amvb op basis van artikel 8.40 Wet milieubeheer, Stb 1998, 322).
Coffeeshop: een inrichting, geheel of gedeeltelijk gebruikt om daarin of van daaruit drugs, zijnde middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te verhandelen of te gebruiken.
Equivalent geluidsniveau: het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode.
Evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Evenementenkalender: vormt in het kader van de vergunningverlening het middel om evenementen te spreiden in tijd en locatie. Bij het opstellen van de kalender worden de volgende aspecten in ieder geval betrokken:
Festiviteit: een gebeurtenis, waarbij één of meerdere horecagelegenheden betrokken zijn en waarbij deze een maatschappelijke functie vervullen en waarvoor bij gemeentelijke verordening afgeweken kan worden van de reguliere geluidsnormen.
Hoogdrempelige inrichting (Wet op de kansspelen): een inrichting waarin een bedrijf of werkzaamheid wordt uitgeoefend als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet (bijvoorbeeld een café).
Horecabedrijf: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen worden bereid of verstrekt.
Kansspelautomaat (Wet op de kansspelen): een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is (bijvoorbeeld een fruitautomaat).
Laagdrempelige inrichting (Wet op de kansspelen): een inrichting die geen hoog-drempelige inrichting is en waarvoor een Drank- en Horecawetvergunning is verleend of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca (bijvoorbeeld een snackbar).
Paracommercie: een vorm van oneerlijke concurrentie door al dan niet op enigerlei wijze gesubsidieerde instellingen die buiten hun doelstelling om, horeca- en recreatieve diensten verlenen aan publiek. Hierbij kan men denken aan ontmoetingscentra, sociaal-culturele centra, verenigingskantines, wijkcentra, sportkantines, kerkelijke gebouwen, schoolgebouwen en overheids- en semi-overheidsgebouwen.
Kenmerkend is dat deze instellingen:
niet ingeschreven hoeven te staan in het Handelsregister 1 .
Speelautomaat (Wet op de kansspelen): een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.
Terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.
WET BIBOB: de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De wet BIBOB houdt in dat de gemeente bepaalde vergunningen kan weigeren of intrekken indien er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning gebruikt gaat worden voor het plegen van strafbare feiten of het benutten van voordelen uit strafbare feiten (het witwassen van zwart geld).
Bijlage 2: Voorbeeld begripsbepalingen horecabedrijven
Voorbeeld begripsbepalingen horecabedrijven
Alcohol is een natuurproduct dat ontstaat door gisting van gerst (bier) of druiven (wijn). Dit natuurlijke gistingsproces stopt bij ongeveer 15% alcohol. Dit wordt zwakalcoholhoudende drank genoemd. Door verhitting en afkoeling van zwakalcoholhoudende drank (distilleren) kunnen hogere alcoholpercentages ontstaan, sterk alcoholhoudende drank. In bier zit 5% alcohol, in wijn 12% en in gedestilleerd, zoals jenever 35%. Naast bier, wijn en gedestilleerd zijn er nog meer soorten drankjes op de markt. Onder jongeren zijn vooral de zogenaamde mixdrankjes populair, evenals shooters en alcopops. Mixdrankjes zoals de Bacardi Breezers worden ondanks dat er sterke drank in zit door de wet gezien als een zwak-alcoholische drank en mag in de supermarkt verkocht worden. Dat komt omdat de sterke drank gemengd is met limonade waardoor het percentage onder de 15% komt. De flesjes en blikjes met deze mixdranken lijken echter op die van frisdranken. Ze moeten daarom apart van frisdranken staan om verwarring met frisdrank te voorkomen.
Artikel 4 Drank- en horecawet geeft de gemeente de mogelijkheid oneerlijke concurrentie tegen te
gaan. Het artikel bepaalt dat aan de genoemde instellingen een vergunning met beperkingen wordt verleend. Die beperkingen kunnen op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan: het in de inrichting in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen; het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten; de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.