Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele inkomenstoeslag Zaanstad 2022 |
Citeertitel | Verordening individuele inkomenstoeslag Zaanstad 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2022 | 01-04-2022 | nieuwe regeling | 24-05-2022 | 2022/4639 |
Een verzoek om toekenning van een individuele inkomenstoeslag, zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend op een door het college vastgestelde wijze.
Er bestaat geen recht op een individuele inkomenstoeslag als de belanghebbende op de peildatum of tijdens de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel een studie volgt of heeft gevolgd als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000.
Artikel 5 Hoogte van de individuele toeslag
Als één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 6 Intrekking oude verordening
De Verordening individuele inkomens- en studietoeslag Zaanstad 2015 wordt ingetrokken.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 april 2022.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Zaanstad 2022.
Algemeen: individuele inkomenstoeslag
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. De individuele inkomenstoeslag voorziet in extra inkomen voor die personen, die in deze positie zitten.
De individuele inkomenstoeslag is een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor.
In deze verordening zijn regels opgenomen die in betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’ en wanneer er sprake is van een laag inkomen. Daarnaast is in de verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald.
Deze verordening vervangt de Verordening individuele inkomens- en studietoeslag Zaanstad 2015 vanwege de wijziging van de wettelijke regeling inzake de (individuele) studietoeslag per 1 april 2022.
Alleen de artikelen die een toelichting behoeven worden hier toegelicht.
Voor zover in dit artikel niet anders geformuleerd, hebben de begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Het college bepaalt op welke wijze een verzoek kan worden ingediend. Dit kan zowel schriftelijk, digitaal via internet of beiden zijn. Afhankelijk van de wijze waarop een aanvraag kan worden ingediend, wordt een schriftelijk of digitaal formulier vastgesteld en beschikbaar gesteld.
De individuele inkomenstoeslag richt zich op personen, die langdurig een laag inkomen hebben en daardoor geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
Studerenden hebben tijdelijk een laag inkomen. Zodra zij hun studie hebben afgerond worden zij in staat geacht zich een inkomen te verwerven, dat uitkomt boven het sociaal minimum. Zij worden daarom niet gerekend tot de doelgroep van deze regeling.
Artikel 4 Langdurig laag inkomen
Het begrip ‘langdurig laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld per kalenderjaar niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm die voor belanghebbende van toepassing was, gerekend over een periode van vijf jaar.
Na vijf jaar op een inkomen aangewezen te zijn geweest, dat niet meer bedroeg dan 110% van de bijstandsnorm, is er over het algemeen weinig reserveringsruimte over en is een extra inkomensondersteuning in de vorm van een individuele inkomenstoeslag nodig.
De methode van het kijken naar het gemiddelde loon per kalenderjaar maakt dat iemand, die wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven het sociaal minimum heeft gehad, niet zonder meer zijn recht op individuele inkomenstoeslag verliest.
Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van (tijdelijk) werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk.
Het is echter niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitingsgrond een lager inkomen heeft, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had.
Dit geldt overeenkomstig voor gehuwden van wie de partner is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag. Daarom wordt in het derde lid bepaald dat dergelijke perioden voor het berekenen van het gemiddelde inkomen meetellen als perioden waarin tenminste 100% van de bijstandsnorm is ontvangen. Het woord “minimaal” in het derde lid maakt, dat als er in bedoelde perioden in werkelijkheid meer inkomen dan de bijstandsnorm is geweest, dit hogere werkelijke inkomen moet meetellen.