Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Regeling Melding Vermoeden Misstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling Melding Vermoeden Misstand
CiteertitelRegeling Melding Vermoeden Misstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Regeling Melding Vermoeden Misstand d.d. 7 augustus 2012 van de gemeente Rijswijk.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2022nieuwe regeling

27-07-2014

gmb-2022-244193

14.062379

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling Melding Vermoeden Misstand

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk;

 

gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeenten,

 

gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad d.d. 29 september 2014;

 

BESLUIT

vast te stellen de navolgende regeling

 

Regeling Melding Vermoeden Misstand

 

1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      ambtenaar: een ieder die werkzaam is of is geweest bij de gemeente Rijswijk op grond van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

    • b.

      bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      vermoeden van een misstand: een vermoeden van

      • -

        schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels;

      • -

        een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu;

      • -

        een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst;

    • d.

      melder: de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling.

    • e.

      melding: de melding van een vermoeden van een misstand door de melder;

    • f.

      intern meldpunt integriteit: het meldpunt wordt gevormd door de gemeentesecretaris, de coördinator Integriteit en een senior beleidsmedewerker P&O;

    • g.

      vertrouwenspersoon integriteit: de functionaris als zodanig benoemd door het bevoegd gezag;

    • h.

      extern meldpunt: de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO).

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt degene die anders dan op basis van een ambtelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is binnen de gemeente Rijswijk gelijkgesteld met een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 3.

    Voor collegeleden is de “gedragscode integriteit van burgemeester en wethouders” van kracht. Indien het vermoeden bestaat dat een collegelid een bepaling van deze gedragscode overtreedt, is het bepaalde in deze gedragscode van toepassing.

Artikel 2 Bescherming van de melder

  • 1.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 2.

    De melder zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      het verlenen van ongevraagd ontslag;

    • b.

      het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    • d.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • e.

      het treffen van disciplinaire maatregelen;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen;

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag,

  • voor zover dit redelijkerwijs verband houdt met de door de melder gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 3.

    Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 2 en 3 van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand in een andere organisatie dan die van de gemeente Rijswijk, volgens de in die organisatie geldende regels, bij die organisatie heeft gemeld. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar:

    • -

      uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

    • -

      uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

    • -

      het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

    • -

      zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem of haar zijn gemaakt door het bevoegd gezag.

  • 5.

    De ambtenaar heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goeder trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie, tijdens en/of na het volgen van deze regeling. Deze juridische bijstand wordt gefinancierd door de gemeente Rijswijk.

Artikel 3 De vertrouwenspersoon integriteit (VPI)

  • 1.

    Het bevoegd gezag wijst twee vertrouwenspersonen integriteit aan.

  • 2.

    De vertrouwenspersonen integriteit hebben tot taak:

    • a.

      het aanhoren van een ambtenaar wiens integriteit in het geding is of dreigt te geraken en hem desgevraagd adviseren over de wijze waarop hij hiermee kan omgaan;

    • b.

      het aanhoren en desgevraagd adviseren van een ambtenaar over de wijze waarop hij kan omgaan met kennis over of vermoeden van mogelijke integriteitschendingen in de organisatie;

    • c.

      het op verzoek begeleiden van melders.

  • 3.

    De vertrouwenspersonen integriteit maken jaarlijks een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen die hen ter ore zijn gekomen. Dit verslag wordt aan het bevoegd gezag en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

  • 4.

    De vertrouwenspersoon integriteit geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met het vijfde lid, tegen benadeling van zijn rechtspositie als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

  • 5.

    De vertrouwenspersoon integriteit is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die deze in hoedanigheid van vertrouwenspersoon integriteit verneemt. De plicht tot geheimhouding vervalt niet na beëindiging van de werkzaamheden als vertrouwenspersoon integriteit. Tenzij de wet anders bepaalt, is de vertrouwenspersoon integriteit niet gehouden ten opzichte van derden informatie te geven waarover geheimhouding bestaat.

  • De gemeente zal geen van de vertrouwenspersonen integriteit verplichten om de gemeente te informeren noch voor de gemeente te getuigen over de zaken die zij in hoedanigheid van vertrouwenspersoon integriteit hebben vernomen.

Artikel 4 Het interne meldpunt integriteit

  • 1.

    Het interne meldpunt integriteit heeft tot taak:

    • a.

      het informeren van het bevoegd gezag;

    • b.

      het (laten) onderzoeken of een door de medewerker gemeld vermoeden van een integriteitschending voldoende concreet, betrouwbaar en onderzoekswaardig is en het bevoegd gezag hierover adviseren;

    • c.

      in opdracht van het bevoegd gezag een door de medewerker gemeld vermoeden van een integriteitschending te (laten) onderzoeken en daaromtrent te adviseren aan het bevoegd gezag;

  • 2.

    Ten behoeve van een integriteitonderzoek kan het interne meldpunt integriteit worden uitgebreid met benodigde specifieke expertise. De geheimhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, is van overeenkomstige toepassing op de op grond van deze bepaling bij het onderzoek betrokken personen en functionarissen.

Artikel 5 Het externe meldpunt

  • 1.

    Het bevoegd gezag wijst als extern meldpunt aan de Onderzoeksraad Integriteit Overheid.

  • 2.

    De Onderzoeksraad Integriteit Overheid heeft tot taak een door de melder gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het bevoegd gezag daarover te adviseren.

2. Interne meldingsprocedure

Artikel 6 Melding

  • 1.

    De melder doet een melding bij het interne meldpunt integriteit, zijn leidinggevende, of bij de vertrouwenspersoon integriteit indien hij anoniem wenst te blijven. Indien daartoe aanleiding bestaat, doet de melder dit rechtstreeks bij het externe meldpunt.

  • 2.

    Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 7 Melding door een ex-ambtenaar

De ex-ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente Rijswijk bij het interne meldpunt integriteit, zijn leidinggevende, of bij de vertrouwenspersoon integriteit indien hij anoniem wenst te blijven. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Artikel 8 Informeren van het bevoegd gezag

  • 1.

    De leidinggevende of de vertrouwenspersoon integriteit bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat het interne meldpunt integriteit onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

  • 2.

    Het interne meldpunt integriteit draagt er zorg voor dat het bevoegd gezag onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is

Artikel 9 Ontvangstbevestiging door het bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt aan de melder of de vertrouwenspersoon integriteit bij wie het vermoeden van een misstand is gemeld een ontvangstbevestiging. In het laatste geval stuurt de vertrouwenspersoon integriteit de ontvangstbevestiging door aan de melder. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en de datum waarop de melder het vermoeden heeft gemeld.

  • 2.

    Het bevoegd gezag informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 3.

    Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de identiteit van de melder die overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 of 7 een melding heeft gedaan, niet verder bekend wordt dan noodzakelijk is voor de behandeling van de melding.

Artikel 10 Onderzoek door het bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt na ontvangst van de melding onverwijld een onderzoek in.

  • 2.

    Het onderzoek wordt niet verricht door een persoon die mogelijk betrokken is of is geweest bij de vermoede misstand.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan een deskundige raadplegen.

Artikel 11 Standpunt en kennisgeving door het bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt de melder of de vertrouwenspersoon integriteit bij wie de melding is gedaan binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2.

    Indien niet binnen tien weken een standpunt kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan, voordat deze termijn is verstreken, daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het bevoegd gezag kan de termijn met ten hoogste vier weken verdagen.

3. Externe meldingsprocedure

Artikel 12 Melding bij het externe meldpunt

  • 1.

    De melder kan zijn vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het externe meldpunt, indien:

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 11;

    • b.

      hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 11.

  • 2.

    Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne meldingsprocedure in de weg staan, kan de melder het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het externe meldpunt.

  • 3.

    De melding bij het externe meldpunt bevat ten minste:

    • a.

      naam en adres van de melder;

    • b.

      de organisatie waar de betrokkene werkzaam is of is geweest;

    • c.

      de organisatie waarop de melding betrekking heeft;

    • d.

      de omschrijving van de misstand die wordt vermoed;

    • e.

      de reden van melding aan het externe meldpunt.

Artikel 13 Ontvangstbevestiging

  • 1.

    Het externe meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de melder.

  • 2.

    Het externe meldpunt draagt er zorg voor dat het bevoegd gezag op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3.

    Het externe meldpunt informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het externe meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

Artikel 14 Niet ontvankelijkheid

  • 1.

    Het externe meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

    • a.

      er geen sprake is van een misstand of van een misstand van voldoende gewicht;

    • b.

      de ambtenaar niet aantoont dat hij het vermoeden eerst intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, tenzij zwaarwegende belangen toepassing van de interne procedure in de weg staan;

    • c.

      de ambtenaar het vermoeden intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, maar de termijn waarbinnen het bevoegd gezag een inhoudelijk standpunt omtrent het vermoeden van een misstand dient te geven, nog niet verstreken is;

    • d.

      geen sprake is van een ambtenaar zoals bedoeld in deze regeling;

    • e.

      de melding niet binnen redelijke termijn is ontvangen nadat de ambtenaar op de hoogte is gesteld van het standpunt van het bevoegd gezag.

  • 2.

    Indien de melding niet ontvankelijk is, stelt het externe meldpunt de melder of vertrouwenspersoon integriteit en het bevoegd gezag hiervan binnen vier weken op de hoogte.

Artikel 15 Onderzoek door het externe meldpunt

  • 1.

    Wanneer de melding ontvankelijk is, kan het meldpunt indien dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is een onderzoek instellen.

  • 2.

    Ten behoeve van het onderzoek genoemd in het eerste lid is het externe meldpunt gerechtigd bij het bevoegd gezag alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het bevoegd gezag verschaft het externe meldpunt alle inlichtingen.

  • 3.

    Het externe meldpunt kan een deskundige raadplegen.

  • 4.

    Wanneer de inhoud van bepaalde door het bevoegd gezag verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het externe meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het externe meldpunt meegedeeld. Het externe meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 16 Advies en kennisgeving door het externe meldpunt

  • 1.

    Het externe meldpunt legt binnen acht weken na ontvangst van de melding zijn bevindingen neer in een schriftelijk advies aan het bevoegd gezag. Het externe meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de melder of de vertrouwenspersoon integriteit bij wie de melding is gedaan.

  • 2.

    Indien niet binnen acht weken een advies kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon integriteit bij wie de melding is gedaan alsmede het bevoegd gezag voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het externe meldpunt kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3.

    Het advies wordt, in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het externe meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, door het externe meldpunt openbaar gemaakt op een wijze die het externe meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

  • 4.

    Het externe meldpunt maakt zijn advies niet openbaar voordat het standpunt van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 20 van deze regeling, is ontvangen, of er twee weken zijn verstreken sinds het advies is gegeven.

Artikel 17 Standpunt bevoegd gezag naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies het externe meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt en de eventuele consequenties die het daaraan verbindt.

  • 2.

    Het externe meldpunt zal het standpunt van het bevoegd gezag aan de melder doen toekomen.

  • 3.

    Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 18 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het externe meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2.

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    • c.

      het aantal onderzoeken dat het externe meldpunt heeft verricht;

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het externe meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3.

    Dit jaarverslag wordt aan het bevoegd gezag en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

4. Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekking en Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Regeling Melding Vermoeden Misstand” d.d. 7 augustus 2012 van de gemeente Rijswijk wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 15 oktober 2014.