Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Beeldkwaliteitsplan Binnenstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeeldkwaliteitsplan Binnenstad
CiteertitelBeeldkwaliteitsplan Binnenstad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-05-2022nieuwe regeling

26-05-2022

gmb-2022-240179

nummer 2021-455

Tekst van de regeling

Intitulé

Beeldkwaliteitsplan Binnenstad

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. april 2021, nummer 2021-455

 

BESLUIT

 

Met inachtneming van het aangenomen amendement 'Winkelpuien in het Beeldkwaliteitsplan Binnenstad':

 

  • 1.

    Het Beeldkwaliteitsplan Binnenstad vast te stellen;

  • 2.

    De reactienota zienswijzen vast te stellen.

INLEIDING

 

De binnenstad van Deventer heeft een voor Nederland grote historische rijkdom en gelaagdheid. Het voor zover bekend oudste stenen woonhuis van het land staat zij aan zij met een kortgeleden opgeleverde bibliotheek.

De middeleeuwse structuur heeft standgehouden en is door de eeuwen heen steeds opnieuw ingevuld ten behoeve van veranderd gebruik. Deventer heeft een rijke, samenhangende en vooral prachtige binnenstad – met variatie in sfeer, functie, architectuur en openbare ruimte. Straten, stegen, pleinen, singels en parken wisselen elkaar af en bieden op sommige plaatsen spectaculair uitzicht op het open rivierlandschap van de IJssel, met de Worp en de uiterwaarden. De torens van de Lebuïnus- en de Bergkerk staan al eeuwen centraal in het silhouet van de stad. Zij zijn de herkenningspunten en bakens van Deventer en vormen het beeldmerk van de stad. Sinds 1988 is een groot gedeelte van de Deventer binnenstad een beschermd stadsgezicht, vol bijzondere monumentale waarden en bijzondere plekken. Het stadsgezicht is vertrouwd en geliefd voor Deventenaren en maakt Deventer een aantrekkelijke bestemming voor bezoekers.

 

De gemeente Deventer wil de karakteristieke structuur en ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad beschermen, mede omdat die zo sterk met de historische ontwikkeling van de binnenstad samenhangen. Het Beeldkwaliteitsplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling aan, gebaseerd op de aanwezige kwaliteiten.

 

De afgelopen decennia is er met veel kennis, kunde, liefde en doorzettingsvermogen in het beschermde stadsgezicht gebouwd, gerestaureerd, getransformeerd en opnieuw ingericht. De toevoegingen hebben zich, op enkele uitzonderingen na, redelijk vanzelfsprekend in het totaalbeeld gevoegd. Dat is allereerst de verdienste van de mensen, die dagelijks met de stad bezig zijn:

bewoners, eigenaren, ondernemers, bouwers, ontwerpers, beheerders, de gemeente, etc. Om richting te geven en de kwaliteit van het geheel te kunnen overzien, speelt het beeldkwaliteitsplan Kwaliteit voor ogen uit 1998 een belangrijke rol. Dit document is een verdieping op de welstandsnota en richt zich zowel op de gebouwen als op de openbare ruimte in het beschermde stadsgezicht. Dankzij het beeldkwaliteitsplan weten de bouwers (eigenaren, ontwerpers en adviseurs) waar ze aan toe zijn en hebben de plantoetsers (de Planadviesraad en gemeentelijk adviseurs) een beoordelingskader. Het beeldkwaliteitsplan biedt het vertrekpunt voor een goed gesprek over de kwaliteit van de stad. Na 20 jaar is het Beeldkwaliteitsplan geactualiseerd en communicatiever gemaakt (met illustraties). De actualisatie is onder andere gericht op de ruimtelijke aspecten van maatschappelijke opgaven zoals duurzaamheid, klimaatbestendigheid, natuurinclusiviteit en het gebruik en de beleving van de binnenstad. Bovenal borduurt dit geactualiseerde beeldkwaliteitsplan verder op de richting die eind vorige eeuw werd ingezet.

 

Dit geactualiseerde beeldkwaliteitsplan bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt, aan de hand van een korte analyse, de visie op de beeldkwaliteit van de Deventer binnenstad uiteengezet. In het visiedeel wordt ook de indeling van kenmerkende gebieden geïntroduceerd. Deze indeling komt terug bij de richtlijnen voor de beeldkwaliteit verderop in het plan. In hoofdstuk 2 worden de algemene uitgangspunten toegelicht. De ambitie voor beeldkwaliteit in de Deventer binnenstad is toegespitst op de volgende aspecten:

  • 1.

    Bestaande kwaliteit is het uitgangspunt voor de toekomst

  • 2.

    Streven naar samenhang, eenheid en rust

  • 3.

    Bebouwing en buitenruimte horen bij elkaar

  • 4.

    Respectvol, maar ook met een blik op toekomst

  • 5.

    Geen permanentie van tijdelijkheid

  • 6.

    Groen hoort bij de structuur van de stad

Na de algemene uitgangspunten volgen twee handboeken: openbare ruimte en gebouwen. Deze handboeken beginnen steeds met algemene uitgangspunten, waarna de richtlijnen in tekst en beeld inzichtelijk worden gemaakt.

 

Het Beeldkwaliteitsplan is een uitwerking van de Welstandsnota voor het beschermd stadsgezicht.

De in het Beeldkwaliteitsplan opgenomen algemene uitgangspunten en richtlijnen worden betrokken bij de beoordeling van initiatieven (vergunningaanvragen) van derden. Het Beeldkwaliteitsplan is daarnaast richtinggevend voor activiteiten die onder de regie van de gemeente worden verricht in de openbare ruimte. Indien sprake is van een bijzondere situatie of hoge architectonische meerwaarde, kan het college gemotiveerd afwijken van dit beeldkwaliteitsplan van de binnenstad, na advies van de Planadviesraad (PAR). Nieuwbouw kan immers ook op eigentijdse wijze nieuwe kwaliteit toevoegen, zonder de historische kwaliteit van de omgeving aan te tasten.

 

  • De Singel en Gedempte Gracht.

  • ↓↓

    Gevelkunst tussen twee panden in het Noordenbergkwartier.

  • Groene inrichting van de Nieuwstraat voor woongebouw La Poste, het voormalige postkantoor.

  • ↓↓

    Zicht op de dijk vanuit het Worpplantsoen.

  • Geveltuintjes aan de Walstraat in het Bergkwartier.

  • ↓↓

    Het Bergkerkplein in het Bergkwartier

 

I. VISIE OP BEELDKWALITEIT

Deventer wil zorgvuldig met het beschermde stadsgezicht omgaan, zonder het ‘op slot’ te zetten. Dat kan ook niet, want het alledaags gebruik brengt onvermijdelijke veranderingen met zich mee. Steeds opnieuw dient te worden afgewogen hoe ruimtelijke ingrepen op een ‘gepaste’ manier vorm kunnen krijgen. Ook spelen ontwikkelingen op de langere termijn die een impact op het stadsgezicht hebben, bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit (minder auto’s, meer fietsen), consumptie (meer vrije tijd, minder winkelen), klimaat (natter, droger, warmer), energie (duurzamer), natuurinclusiviteit en toegankelijkheid (iedereen welkom). Steeds is de vraag hoe het stadsgezicht aangepast kan worden en toch zichzelf blijft – herkenbaar en met behoud van de historische gelaagdheid. Het gaat om kwaliteit en samenhang.

 

Samenhang in het stadsgezicht betekent dat de afzonderlijke gebouwen goed meedoen in het totaalbeeld, zoals dat gedurende vele eeuwen is gevormd. Ze mogen niet uit de toon vallen, door een te grote schaal, grofheid in opzet, materiaalgebruik en detail. Op zich doet ‘smaak’ er niet toe: ‘moderne’ architectuur kan heel goed in de oude stad passen, net zo goed als een ‘traditionele’ vormgeving de plank volledig kan misslaan. De inrichting en het eenduidige materialenpalet van de openbare ruimte draagt sterk bij aan het stadsgezicht. De ambitie voor beeldkwaliteit is dat bestaande stad en toevoegingen samen een totaalkwaliteit opleveren. Deze komt voort uit een samenhang wat betreft maat, schaal, materialen en aansluiting van de gebouwen op de openbare ruimte. Ook het karakter en de compositie van de gevels, kleurgebruik, textuur, en de vele bijzondere, met liefde en ambachtelijk vakmanschap gemaakte details en ornamenten zijn van belang. De gebouwen, straten en pleinen vertellen de geschiedenis van eeuwen – een verhaal dat voortdurend wordt aangevuld en uitgebreid.

 

Panklare oplossingen voor het bouwen en inrichten in het Deventer stadsgezicht bestaan niet. De geëigende aanpak is om bouwinitiatieven vanuit de bestaande historische en ruimtelijke kwaliteiten te ontwikkelen.

Nieuwe gebouwen met een eigentijdse uitstraling zijn zeker mogelijk, zolang het ontwerp zich voegt in het ritme en de sfeer van de omliggende stad. Ingrepen komen voort uit en refereren aan hun omgeving. Zo kan de historische kwaliteit en identiteit worden geborgd, terwijl er ook ruimte voor nieuwe interpretaties en oplossingen ontstaat. Uit het oogpunt van beeldkwaliteit worden ingrepen in de binnenstad niet bezien vanuit de functie of belanghebbenden maar door de ruimtelijk-visuele context. De beeldkwaliteit omvat landschappelijke, stedenbouwkundige, architectonische en gebruikselementen.

 

De uitgangspunten en spelregels in dit plan zijn toegespitst op de beeldkwaliteit. Uiteraard zijn er ook andere aspecten die in de besluitvorming meewegen, zoals (brand)veiligheid en bereikbaarheid. De consequenties voor de beeldkwaliteit van ingrepen op het gebied van o.a. brandveiligheid, duurzaamheid en klimaatadaptatie zijn verspreid over het beeldkwaliteitsplan opgenomen, met name in de paragrafen groen, daklandschap en gevelbeeld.

 

RELATIE MET ANDER BELEID

 

Het beeldkwaliteitsplan is een verdieping en doorwerking op de welstandsnota van Deventer en vormt formeel gezien daarvan het hoofdstuk over de binnenstad. Hier wordt specifieker op de kwaliteit van het beschermde stadsgezicht ingegaan en komen de openbare ruimte en de bebouwing in hun onderlinge samenhang aan bod.

Voor de welstandstoetsing in het beschermde stadsgezicht is het beeldkwaliteitsplan leidend.

 

De beeldkwaliteit van het beschermde stadsgezicht is integraal. Het gaat niet alleen over het bouwen en de inrichting van de openbare ruimte, maar ook over reclame, uitstallingen, terrassen, verlichting, etc. Het beleid op al deze terreinen is in allerlei andere nota’s vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan laat de samenhang zien, maar verwijst daarbij naar de achterliggende nota’s, zoals:

  • Herinrichtingsvisie openbare ruimte Binnenstad Deventer, 1999

  • Algemeen geldende horeca- en detailhandelsbeleid, incl. terrassenbeleid

  • Parkeerbeleid gemeente

  • Reclame- en uitstallingenbeleid, 2016

  • Uitvoeringskader en ontwerpenveloppe fietsparkeren, 2016

  • Programma van Eisen openbare ruimte Deventer (pveopenbareruimte.deventer.nl)

  • Concept Lichtleidraad Binnenstad Deventer, 2019 (ontwerprichtlijn)

  • Omgevingsvisie, 2019

Deze nota’s bevatten nadere regelgeving of beleidsregels. Verwijzingen naar achterliggende nota’s zijn in dit plan steeds met rood aangegeven. Daarnaast zijn ook andere regels van belang bij vergunningverlening, zoals het bestemmingsplan en nationale wet- en regelgeving (o.a. voor monumenten).

 

 

BEGRENZING

Het Beeldkwaliteitsplan richt zich op het beschermde stadsgezicht. Bij de aanwijzing van het stadsgezicht is destijds gekozen voor een begrenzing die nauwer is dan de historische stad. Dat betekent dat sommige delen van de oude stad niet met dit beeldkwaliteitsplan worden bediend (stationsgebied, Boreel, Raambuurt, Sluiskwartier en buitengracht). Uiteraard hebben deze gebieden en de randen wel betekenis voor de beeldkwaliteit en de beleving van de binnenstad en het beschermde stadsgezicht. Het is van belang ook hier te streven naar samenhang, ruimtelijke kwaliteit en het behoud van de historische gelaagdheid.

Voor de gebieden buiten het beschermde stadsgezicht geeft de Welstandsnota het kader voor de ruimtelijke kwaliteit.

 

GEBIEDSINDELING

Binnen het beschermde stadsgezicht zijn verschillende sferen en deelgebieden te onderscheiden. In aanleg gaat het om de middeleeuwse kern, de negentiende-eeuwse schil daar omheen en het rivierenlandschap met het Worpplantsoen (aan de overzijde van de IJssel). De sferen komen samen bij de IJssel; het zicht over de rivier op beide waterkanten is een belangrijk onderdeel van het beschermd stadsgezicht.

Bij nadere beschouwing zijn er natuurlijk verdere nuanceringen te maken. In het Beeldkwaliteitsplan zijn niet voor ieder deelgebied van de binnenstad specifieke criteria opgenomen. De verschillende sfeergebieden worden hier kort geïntroduceerd en (indien relevant) worden bijzondere architectonische en stedenbouwkundige kenmerken beschreven. Bij ieder bouwplan dient de eigenheid van de plek betrokken te worden, in de aanloop tot ontwerpen of interventies.

 

Middeleeuwse stad

De middeleeuwse kern omvat het deel van de binnenstad binnen de (grotendeels verdwenen) stadsmuur. Ondanks vele eeuwen van bouwen en transformeren is de ruimtelijke structuur van vóór 1560 niet wezenlijk veranderd. De structuur is als eenheid herkenbaar gebleven in de smalle, licht gebogen straten, een overwegend smalle verkaveling en enkele ruime pleinen. Het gebied kenmerkt zich door een organisch stratenbeloop, een hiërarchie van hoofd-, zijstraten en stegen. Er is een dichte, aaneengesloten bebouwing en een grote variatie aan panden met terugkerende elementen wat betreft opbouw en indeling van de gevel, textuur, kleur- en materiaalgebruik. De panden zijn vaak niet breder dan de overspanning van één of twee houten balken. Tegenover de geringe perceelbreedte, staat vaak een grote kaveldiepte. In het middeleeuwse stadsdeel liggen bijzondere pleinen: de Brink, het Grote Kerkhof, de Nieuwe Markt, het Muggeplein, de Stromarkt, het Lamme van Dieseplein, en het Broederenplein.

 

De middeleeuwse kern is op verschillende manieren in gebieden op te delen. Vanuit cultuurhistorie kunnen zes sfeergebieden worden onderscheiden. Centraal in de kern ligt de immuniteit, een gebied dat vroeger als een kerkelijke enclave afgesloten was. Er liggen vier gebieden omheen, elk met een eigen geschiedenis en sfeer. De zesde sfeer wordt gevormd door het Bergkwartier, ten oosten van de Brink.

 

  • Hof aan het Lamme van Dieseplein, achter de bibliotheek, in de immuniteit (sfeergebied 1). Links, achter de boom, het oudste stenen burgerwoonhuis van Nederland.

  • ↓↓

    Kruising van de Molenstraat en de Korte Noordenbergstraat (links) in het Noordenbergkwartier (sfeergebied 2)

 

  • Muggeplein in het Noordenbergkwartier (sfeergebied 2)

  • ↓↓

    Lange Bisschopstraat in het kernwinkelgebied (sfeergebied 4).

  • ↓↓↓

    De Bergstraat in het Bergkwartier (sfeergebied 6)

 

  • Broederenplein in gebied Kloosters en instellingen (sfeergebied 3)

  • ↓↓

    Grote Kerkhof in gebied Polstraat en omgeving (sfeergebied 5).

  • ↓↓↓

    De Walstraat in het Bergkwartier (sfeergebied 6).

Sfeergebieden in de middeleeuwse stad:

  • 1.

    Immuniteit: ooit een ommuurd gebied, een religieuze vrijstaat waar het kerkelijk recht heerste. De historische gelaagdheid in dit gebied is groot: naast het oudste woonhuis van Nederland omvat het hoogstaande weder-opbouwarchitectuur (Hegiuslyceum), de Proosdijpassage uit 1990 en toevoegingen uit de eenentwintigste eeuw, zoals de bibliotheek en de herinrichting van het Lamme van Dieseplein. Toch is het gebied herkenbaar gebleven als eeuwenoude enclave in de stad.

  • 2.

    Noordenbergkwartier: een buurt met van oudsher lagere inkomens en een sterke sociale identiteit. De buurt is uit vijf belangrijke straten in noord-zuidrichting opgebouwd, met ertussen smalle stegen en doorsteekjes. Het Muggeplein dateert uit 1886. In de buurt vond in de jaren zeventig veel stadsvernieuwing plaats waarbij sociale woningbouw met veel zorg in de oude structuur werd ontwikkeld.

  • 3.

    Kloosters en instellingen: een gebied met in het verleden grote hofsteden, later woonblokken en instellingen (kloosters, bedrijven), nog herkenbaar in de grotere schaal van de bebouwing. Er was in dit gebied veel oorlogsschade. Vergeleken met andere delen van het beschermde stadsgezicht loopt de kwaliteit van architectuur en inrichting van de openbare ruimte op veel plekken wat achter – er is ruimte voor verbetering.

  • 4.

    Kernwinkelgebied: het hart van de oude stad. Hier is de vroegmiddeleeuwse stadsstructuur goed herkenbaar. De Lange Bisschopstraat ligt centraal in dit gebied. Veel eeuwenoude panden manifesteren zich vanaf de straat vooral met hun moderne winkelpuien. De Brink begrenst het gebied. Dit was vanouds de centrale handels- en marktplaats.

  • 5.

    Polstraat en omgeving: vanouds de zetel van bestuur, kerkvorsten en patriciërs. Statige straten met forse gebouwen, afgewisseld door sociale woningbouw met ook een zekere statuur. Er is veel naoorlogse bouw, uit verschillende periodes.

  • 6.

    Bergkwartier: het gebied rondom de Bergkerk kwam later binnen de stadsmuren en ligt hoger dan de rest van de binnenstad. Het gebied heeft een uitgesproken sfeer door de hoogteverschillen, de traditioneel aanwezige ambachten, de middeleeuwse arbeiders- en ambachtshuisjes en kleine pleinen op kruisingen van straten. Na 1967 kreeg het Bergkwartier landelijke bekendheid door grootschalige restauraties. Het is de bakermat van de NV Bergkwartier.

     

  • Negentiende-eeuwse schil

  • Om de binnenstad ligt de negentiende-eeuwse schil, tussen de binnengracht en de singels. Vanouds was dit een militaire zone, die geleidelijk transformeerde tot een uitbreidingszone van de binnenstad. Het Boreelplein met de omringende bebouwing herinnert aan de militaire functie. In het zuidelijke deel van de schil waren vanouds voornamelijk industriële functies, vanwege de aanwezigheid van de haven. Dit deel valt buiten het beschermde stadsgezicht.

  • Het noordelijk deel bestond uit voorname woonkwartieren en het Rijsterborgherpark, die wel in het beschermde stadsgezicht liggen.

  •  

  • Sfeergebieden in de negentiende-eeuwse schil:

  • 7.

    Binnengracht: gebied met veel sociale stadsvernieuwing.

  • 8.

    Parksingel: groen met riante bebouwing, sinds de jaren negentig ook grootschalige kantoor- en woonblokken.

     

  • Rivierlandschap en het Worpplantsoen

  • De groenstructuren en het open landschap aan de overzijde van de IJssel zijn deels in het beschermde stadsgezicht opgenomen, om de landschappelijke ligging van Deventer aan de IJssel veilig te stellen. Het gebied wordt begrensd door de spoorbrug, de Wilhelminabrug en de Worpdijk. Het Worpplantsoen (gemeentelijk monument) is een van de oudste stadsparken van Nederland, met als belangrijkste gebouw het IJsselhotel. Ten zuiden daarvan ligt de Melksterweide.

     

  • Sfeergebied in het rivierlandschap:

  • 9.

    Worpplantsoen en Melksterweide: buitendijks gebied ten westen van de IJssel. Het Worpplantsoen wordt gekenmerkt door slingerende paden, besloten velden en monumentale bomen, in contrast tot de openheid van de Melksterweide.

  • Hof aan het Lamme van Dieseplein, achter de bibliotheek, in de immuniteit (sfeergebied 1). Links, achter de boom, het oudste stenen burgerwoonhuis van Nederland.

  • ↓↓

    Kruising van de Molenstraat en de Korte Noordenbergstraat (links) in het Noordenbergkwartier (sfeergebied 2)

 

  • Muggeplein in het Noordenbergkwartier (sfeergebied 2)

  • ↓↓

    Lange Bisschopstraat in het kernwinkelgebied (sfeergebied 4).

  • ↓↓↓

    De Bergstraat in het Bergkwartier (sfeergebied 6)

 

  • Broederenplein in gebied Kloosters en instellingen (sfeergebied 3)

  • ↓↓

    Grote Kerkhof in gebied Polstraat en omgeving (sfeergebied 5).

  • ↓↓↓

    De Walstraat in het Bergkwartier (sfeergebied 6).

 

  • Keizerstraat in gebied Binnengracht (sfeergebied 7).

  • ↓↓

    Graaf van Burenstraat in gebied Parksingel (sfeergebied 8).

  • ↓↓↓

    Worpplantsoen (sfeergebied 9).

 

  • Het Sijzenbaancomplex aan de Brinkpoortstraat in gebied Binnengracht (sfeergebied 7).

  • ↓↓

    Het Rijsterborgherpark met de Buitengracht, in gebied Parksingel (sfeergebied 8).

  • ↓↓↓

    De oostoever vanaf de IJsel (sfeergebied 9).

 

 

II. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN

Voor de beeldkwaliteit van het beschermde stadsgezicht van Deventer zijn zes algemene uitgangspunten geformuleerd. Ze gelden zowel voor bouwinitiatieven als inrichtingsplannen voor de openbare ruimte.

 

  • 1.

    Bestaande kwaliteit is het uitgangspunt voor de toekomst

  • In een prachtig beschermd stadsgezicht zal dit uitgangspunt niemand verrassen. Het is de ambitie zuinig te zijn op de bestaande kwaliteit en de samenhang van het geheel nauwlettend in de gaten houden. Behoud en versterking van de leesbaarheid en herkenbaarheid van de oude stad aan de IJssel staan voorop, in al zijn verscheidenheid en rijkdom. Veranderingen respecteren de bestaande kwaliteit en voegen daar nieuwe kwaliteit aan toe, in aansluiting op de omgeving. De onderlinge samenhang van de gebouwde en ongebouwde omgeving is het uitgangspunt. Bij interventies en nieuwbouw komen ook de nuanceverschillen van de cultuurhistorische sfeergebieden en de openbare ruimtes in het ontwerp tot uitdrukking. Elk bouwinitiatief leidt tot kwaliteitsbehoud of -verbetering

  • 2.

    Streven naar samenhang, eenheid en rust

  • De binnenstad omspant vele eeuwen, opvattingen, gebruiken en sferen. Toch is er sprake van een weldadige samenhang. Die kwaliteit komt voort uit schaal, typische gebouwvormen en eeuwenlang consequent materiaalgebruik (baksteen, gebakken pannen, hout). Samenhang in het stadsbeeld is het tweede uitgangspunt van de beeldkwaliteit. Hierbij horen de eenheid (in verscheidenheid) en rust. Bouwinitiatieven nemen deze samenhang en het nog zeer goed herkenbare en zeer waardevolle historisch gegroeide weefsel als uitgangspunt.

  • 3.

    Bebouwing en buitenruimte horen bij elkaar

  • De gebouwen in het beschermde stadsgezicht zijn met hun gevels, ramen en het gebruik in feite onderdeel van de openbare ruimte. Het raakvlak van gebouw en buitenruimte, alsmede de interactie tussen beide, worden zorgvuldig op elkaar afgestemd. Het straatbeeld wordt bepaald door de subtiele en rustige vormgeving van de openbare ruimte en de diversiteit en afwisseling van de gebouwen.

  • De gebouwen versterken met hun vormgeving en inrichting de kwaliteit van de buitenruimte.

  • 4.

    Respectvol, maar ook met een blik op toekomst

  • De bestaande kwaliteit is het uitgangspunt en het ijkpunt voor de beeldkwaliteit van het beschermde stadsgezicht. Binnen dat kader is plaats voor nieuwe toevoegingen.

  • Vanuit veranderend gebruik en (nieuwe) maatschappelijke opgaven, zoals verduurzaming, klimaatbestendigheid, vergroening, leefbaarheid, digitalisering en toegankelijkheid, is hier ook aanleiding toe. Binnen het streven naar behoud van het beschermde stadsgezicht en de zichtbaarheid van de historie bestaat ruimte voor vernieuwing, mits voorzien van een goede onderbouwing vanuit ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie. Hierbij gaat het altijd om maatwerk. Nieuwe toevoegingen aan de binnenstad dragen positief bij aan de beeldkwaliteit van het geheel.

  • 5.

    Geen permanentie van tijdelijkheid

  • De binnenstad kent vele vormen van dynamiek: dag en nacht, door de week en in het weekend, de seizoenen, markten, festivals en evenementen. De binnenstad is er om beleefd en geleefd te worden en biedt ruimte aan tijdelijke invullingen. Het beeldkwaliteitsplan richt zich op de bestendige inrichting en bevat geen formele regels voor de kerstversiering, de bloementorens of het zomerstrand. Uitgangspunt is wel dat er een limiet aan de tijdelijkheid is, gegeven het belang van de duurzame inrichting en kwaliteit van het stadsgezicht. Bij terugkerende en blijvende voorzieningen in of aan de gebouwen of in de openbare ruimte is vooraf een afstemming over de kwaliteit en wijze van de tijdelijke inpassing nodig.

  • 6.

    Groen hoort bij de structuur van de stad

  • Het groen is een belangrijk element van het stadsgezicht en een enorme kwaliteit voor de leefbaarheid van en biodiversiteit in de stad en de gezondheid van zijn bewoners en gebruikers. Er zijn parken en bomenlanen, singels, de Worp en plantsoenen. Ook de binnenterreinen en (particuliere) tuinen horen bij de groenstructuur in de binnenstad. Met de toenemende hittestress, droogte en wateroverlast, wint het groen aan betekenis. Net zoals er structureel en samenhangend wordt gekeken naar de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte, verdient ook het groen in het stadsgezicht samenhang en afstemming op het niveau van de binnenstad als geheel. Plekken die ooit een groen karakter hadden kunnen hierbij uitgangspunten en inspiratie voor de toekomst leveren.

  • Het doel is om groen volwaardig en stadsbreed te laten bijdragen aan de duurzame kwaliteit van het beschermde stadsgezicht, waarbij de (verdwenen) historische groenaanleg een belangrijk aanknopingspunt kan bieden.

III. HANDBOEK OPENBARE RUIMTE

Het beschermd stadsgezicht van Deventer is rijk aan bijzondere ruimtes: pleinen, verscholen binnenterreinen, brede oeverstroken en kades, smalle stegen en parken. De openbare ruimte is het spreekwoordelijke cement van het stadsbeeld en laat de gebouwen tot hun recht komen. In de openbare ruimte is de rijke geschiedenis, de schoonheid en de diversiteit van de binnenstad te ervaren. Deventer streeft binnen het beschermd stadsgezicht naar een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte binnen het beschermd stadsgezicht.

 

Dit handboek bevat algemene uitgangspunten voor de openbare ruimte, die in acht thema’s zijn uitgewerkt in spelregels. De uitgangspunten en spelregels zijn hoofdzakelijk gericht op de openbaar toegankelijke buitenruimte. Maar ook de indeling en inrichting van semi- openbare en collectieve binnenterreinen, al dan niet zichtbaar vanaf de openbare ruimte, vormen integraal onderdeel van het stedelijk weefsel en de groenstructuur.

 

Aan het eind van het hoofdstuk worden de uitgangspunten en spelregels geïllustreerd met een aantal kenmerkende voorbeeldprofielen (doorsnedes) uit de binnenstad.

Deze voorbeeldprofielen zijn niet alomvattend, maar zijn voorbeelden om de integrale benadering en samenhang van de openbare ruimte te illustreren – waarbij alle aspecten samen de ruimtelijke kwaliteit bepalen.

 

UITGANGSPUNTEN OPENBARE RUIMTE

  • 1.

    Samenhang en rust

  • Het karakteristieke straatbeeld in de binnenstad wordt bepaald door het samenspel tussen de individuele, soms uitbundige gevels en de meer ingetogen en eenduidige vormgeving van de openbare ruimte. De straten, stegen, kades en pleinen zijn ingericht als onderdeel van het grote geheel en in samenhang met het totale stadsbeeld. Het aantal materialen en meubilair in de openbare ruimte wordt zoveel mogelijk beperkt en op elkaar afgestemd, om de samenhang van de stad en de rust in het stadsbeeld te waarborgen.

  • 2.

    Historisch binnenstadskarakter

  • De eenheid en samenhang van de binnenstad betekent allerminst dat de openbare ruimte er overal eender uitziet. Integendeel, de structuur van de historische stad bestaat uit een fijnmazig stelsel van pleinen, straten, stegen, lanen, singels, kades, perken en parken die samen het karakter van de stad bepalen. De openbare ruimte is op veel plaatsen stenig, met groene elementen en groenstructuren. Binnen de samenhang van het totaal, biedt de binnenstad ruimte aan de historisch gegroeide sferen en karakters van de verschillende gebieden en ruimtes.

  • 3.

    Samenhang gebouwen en openbare ruimte

  • De rijkheid en historische variëteit van de gevels bepaalt in hoge mate het straatbeeld van het beschermd stadsgezicht. Deze gevels vormen een intrinsiek onderdeel van de beleving van de openbare ruimte. De vormgeving van de bebouwing en openbare ruimte dient op elkaar te worden afgestemd en in samenhang beoordeeld.

  • 4.

    Afleesbaarheid van de historische ontwikkeling

  • De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de stad is terug te vinden in de structuur, maat en schaal van de openbare ruimte en de gebouwen binnen het beschermd stadsgezicht. Er worden drie karakteristieke gebiedseenheden onderscheiden (de middeleeuwse kern, de 19e-eeuwse schil en het rivierlandschap met het Worpplantsoen). Ze vormen samen een sterk geheel, maar hebben elk een eigen signatuur, herkenbaar in de bebouwing en een (soms subtiele) differentiatie in de vormgeving van de openbare ruimte. Bij ruimtelijke ingrepen wordt rekening gehouden met de eigenheid van de deelgebieden.

  • 5.

    Balans tussen inrichting openbare ruimte en tijdelijke inrichtingselementen

  • Deventer is trots op het beschermd gezicht. De stad en haar inwoners investeren veel in ruimtelijke kwaliteit en erfgoed. De binnenstad is ook een collectieve huiskamer, de plaats van ontmoeting, evenementen en manifestaties. Natuurlijk is er plek voor tijdelijke inrichtingselementen, die (meestal voor korte duur) een grote invloed op de kwaliteit en de beleving van de stad kunnen hebben.

  • Met het intensieve gebruik van de binnenstad ontstaat er wel een soort permanentie van de tijdelijkheid van initiatieven die gelijktijdig en (soms) langdurig of veelvuldig plaatsvinden. Tijdelijke inrichtingselementen (zoals kerstversiering en festivalinrichting) in straten en pleinen kunnen effect hebben op de ervaren beeldkwaliteit, bijvoorbeeld als er geen samenhang bestaat, er wisselende hoogtes en vlakken gebruikt worden of als er stapeling van verschillende inrichtingselementen ontstaat. Hoewel het Beeldkwaliteitsplan geen regels stelt voor tijdelijke elementen, is bij terugkerende en blijvende voorzieningen vooraf afstemming gewenst over de kwaliteit en wijze van tijdelijke inpassing.

 

SPELREGELS PER THEMA

 

Bestrating

De materialisatie van de straten en pleinen is eenvoudig en ingetogen. Het basismateriaal voor het beschermd stadsgezicht is de gebakken klinker. In de Middeleeuwse kern is dit materiaal aangevuld met individuele natuurstenen stoepen aan weerszijden van de straat. Op bijzondere pleinen kan hiervan met natuursteen worden afgeweken, mits zorgvuldig ontworpen en ingepast. De bestrating van gebakken klinkers dient dominant te blijven en door te lopen in omliggende openbare ruimtes. Toepassing van asfalt en betonklinkers wordt beperkt tot doorgaande wegen en ook daar zoveel mogelijk vermeden. Verkeerstechnische elementen (zoals drempels, haaientanden en ‘punaises’) en begeleiding voor slechtzienden (geleidelijnen) zijn beperkt tot het noodzakelijke en worden ingetogen vormgegeven en eenduidig ingepast, ondergeschikt aan de hoofdbestrating. Het historische onderscheid tussen de Middeleeuwse kern en de 19e-eeuwse schil is zichtbaar in de bestrating van de openbare ruimte (zie voorbeeldprofielen).

 

In het Programma van Eisen voor de openbare ruimte (pveopenbareruimte.deventer.nl) zijn nadere criteria voor materialen, maatvoering en klinkerverbanden van de bestrating van de openbare ruimte opgenomen.

 

Straatmeubilair

In de buitenruimte is behoefte aan allerlei straatmeubilair: afvalbakken, bewegwijzeringsborden, nutsvoorzieningen, zit- en speelvoorzieningen, boombakken, laadpalen, etc. Om verrommeling van de openbare ruimte te voorkomen wordt in de vormgeving van de inrichtingselementen naar uniformiteit, continuïteit en afstemming gestreefd. Ook terughoudendheid in de hoeveelheid straatmeubilair, een zorgvuldige en doelmatige inpassing in het stadsbeeld en goed onderhoud zijn van belang. De situering van het straatmeubilair ondersteunt de ruimtelijk-visuele kwaliteit van de openbare ruimte. Cultuurhistorisch waardevolle objecten en beeldbepalende locaties worden zoveel mogelijk gevrijwaard van inrichtingselementen en niet tot achtergrond gereduceerd. De vormgeving, materialisatie en kleurstelling van de verschillende inrichtingselementen zijn op elkaar afgestemd en sluiten aan op het speciale Deventer idioom. Tot dit idioom (huisstijl) behoren onder andere de klassieke donkergekleurde, gietijzeren elementen (Nering Bögel) en modernere stalen elementen, de speciaal ontwikkelde put- en kolkdeksels en de in Deventer vervaardigde straatnaamborden.

 

Kunst in de openbare ruimte

Deventer kent een lange traditie van toegepaste kunst in de stad, zoals de gevelstenen en bovenlichten. Kunstwerken kunnen de openbare ruimte en de beleving van de stad verrijken. Kunst in de openbare ruimte dient zorgvuldig te zijn ingepast, tijdsbestendig te zijn ontworpen en het straatbeeld te versterken.

 

In het Programma van Eisen voor de openbare ruimte zijn functionele en technische eisen opgenomen voor verkeersobjecten, meubilair, groenvoorzieningen en verlichting. In het visiedocument ‘De sokkel voorbij’ (2010) worden de ambities voor kunstwerken in de openbare ruimte behandeld. De adviesraad Kunst zorgt voor de uitvoering van dit beleid.

 

Groen, water

De Deventer binnenstad is omgeven door het groen van de singel, de IJsseloevers en het Rijsterborgherpark en georiënteerd op de IJssel. Omwille van klimaatadaptie en natuurinclusiviteit neemt de behoefte aan groen en water in de stad toe. Het is van belang dat groen, water, bebouwing en verharding (klinkers, pannen en baksteen) met elkaar in balans blijven. De groene binnenterreinen van de bouwblokken en de parken vormen met hun begroeiing groene oases in de binnenstad. De plaatsing en vormgeving van groen en waterelementen in de openbare ruimte dient in de eerste plaats voort te komen uit de (historische) ruimtelijk-visuele structuur en kwaliteit van de binnenstad.

Het groen-blauwontwerp wordt integraal meegenomen bij plannen voor de inrichting van de openbare ruimte.

Versnippering, bijvoorbeeld in de vorm van planten- en bloembakken, en wildgroei worden voorkomen. Nieuwe te plaatsen verticale groenelementen (zoals bomen en hoog gevelgroen) dienen de zichtbaarheid van cultuurhistorische waardevolle panden niet te verstoren. De toevoeging van groen en water in de openbare ruimte is mogelijk, mits zorgvuldig ingepast en integraal vormgegeven. Cultuurhistorische structuren, zoals een gedempte gracht of verdwenen kerkhof, kunnen hiervoor als uitgangspunt dienen. In woonstraten verzachten smalle, goedverzorgde geveltuinen het straatbeeld, zonder de kenmerkende, afwisselende gevelwanden te verbergen. De mogelijkheid van geveltuinen geldt ook voor de aanloopstraat Walstraat, vanwege de functie, het profiel en de uitstraling. Ondersteunende groenelementen zoals plantenrekken, bewateringssystemen en boomroosters worden integraal mee ontworpen. Hiervoor gelden de richtlijnen voor straatmeubilair.

 

Binnenterreinen

De binnenterreinen in de bouwblokken, vaak met een semi- openbaar of collectief karakter, zijn een belangrijk onderdeel van de groenstructuur van de Deventer binnenstad. Ze vormen de groene tegenhanger van de grotendeels verharde openbare ruimte. Het streven is om de ruimtelijke kwaliteit en (historische) groenwaarden van deze groene oases te benutten en vergroening te stimuleren, ook in het kader van klimaatadaptatie, natuurinclusiviteit en gezondheid.

 

In het Programma van Eisen voor de openbare ruimte zijn richtlijnen opgenomen over de vormgeving en plaatsing van groenelementen en beplantingssoorten.

De gemeente hanteert voorwaarden voor het gebruik van ruimte voor geveltuinen, gebaseerd op de APV.

 

Terrassen

Terrassen geven de binnenstad sfeer en verhogen de belevingswaarde. Ze dienen zorgvuldig ingepast te zijn in de openbare ruimte met een open, kwalitatief hoogwaardige uitstraling en een chique en ingetogen karakter. Wat betreft de situering is het belangrijk dat de relatie terras en pand zichtbaar is. De locatie en diepte van de terrassen worden bepaald door een eenduidige, uitgelijnde zonering, ondergeschikt aan de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. De vormgeving en kleur van de verschillende elementen (windschermen, parasols, tafels, stoelen, etc.) zijn ingetogen en op elkaar afgestemd, ook voor de terrassen onderling.

 

Het terrassenbeleid staat voor een chique en ingetogen beeldkwaliteit en bevat hoofdlijnen en criteria voor de ligging, de afmetingen, het meubilair van de terrassen, de materialisatie en kleur van de inrichtingselementen en reclame-uitingen op dit meubilair.

 

Reclame

Een rustig, attractief straatbeeld waar de reclame geïntegreerd onderdeel van uitmaakt heeft een positieve uitstraling, wat voor zowel beeldkwaliteit als economie van groot belang is. Een versnipperd gevelbeeld en verrommeling van de openbare ruimte dient derhalve te worden voorkomen. Wat betreft afmeting, vorm, materiaal en kleur is de reclame een ondergeschikt element in het stadsbeeld. De architectonische detaillering, maat, materialisatie en kleurstelling zijn hoogwaardig en ingetogen, afgestemd op de vormgeving van de pui en het pand. Reclame is beperkt tot vaste (uithang)borden op de onderste verdieping en losse reclameobjecten tijdens openingstijden. Ook uitstallingen worden alleen tijdens openingstijden geplaatst in een aangewezen strook langs de gevel. Banieren, vlaggen en spanframes zijn niet toegestaan. Reclame heeft altijd relatie met de diensten en producten die in het pand worden aangeboden. Het aantal reclame-uitingen per pand is beperkt tot een maximum. Wat betreft niet-commerciële en ideële reclame geldt dat de reclame-uiting bijdraagt aan de beeldkwaliteit van de openbare ruimte en dat deze het straatbeeld niet overheerst.

 

In het gemeentelijk reclamebeleid zijn criteria opgenomen voor de hoeveelheid, plaatsing, maatvoering, vormgeving en kleurstelling van de reclame-uitingen. Hierin zijn ook criteria opgenomen over niet zuiver commerciële reclame.

 

Parkeren, fietsparkeren

Deventer streeft naar een autoluwe, maar ook goed bereikbare binnenstad. Doel is dat auto- en

fietsparkeerplekken de ruimtelijke kwaliteit zo min mogelijk verstoren. Parkeer- en stallingsplekken zijn in aantal beperkt tot het noodzakelijke en zijn doelmatig gesitueerd. Parkeergarages worden architectonisch ingepast in het straatbeeld, de toegangen zijn gematerialiseerd in lijn met de kenmerkende uitstraling van de straten (zie richtlijnen Bestrating). Parkeervelden (zowel in de binnenstad als aan de overzijde van de rivier) zijn beperkt en worden waar mogelijk aan het zicht vanaf de verblijfsruimten onttrokken.

Parkeerplekken binnen het straatprofiel maken deel uit van de bestrating van de betreffende openbare ruimte en de vlakverdeling is aangeduid met minimale en passende onderbrekingen van deze bestrating. Ook het parkeren op eigen terrein dient, waar zichtbaar vanuit de openbare ruimte, zorgvuldig te worden ingepast met een passende bestrating en/of ingebed in het groene karakter van de tuin of het straatprofiel.

 

Om te voorkomen dat fietsen rommelig en belemmerend worden geparkeerd, zijn ook voor het fietsparkeren locaties in de stad aangeduid en ingericht. Hiervoor kent Deventer een ‘familie’ van fietsparkeerelementen, die samenhangend zijn vormgegeven en passend en doelgericht in het straatbeeld worden geplaatst. Voor de plaatsing en vormgeving van autoparkeer- en fietsenstallingselementen gelden de richtlijnen voor straatmeubilair.

 

In het parkeerbeleid van de gemeente Deventer staan doelstellingen en richtlijnen op het gebied van autoparkeren. In het fietsparkeerbeleid zijn ambities en uitgangspunten voor de (vormgeving van) fietsenstallingsplekken opgenomen, als ook een overzicht van locaties voor fietsenstallingsplekken in de binnenstad.

 

Verlichting

Een coherente verlichtingsaanpak versterkt de samenhang en sfeer van de binnenstad ’s avonds en ’s nachts. Voor de straatverlichting kent de Deventer binnenstad een selectie van klassieke en klassiek-moderne armaturen, variërend in vormgeving en plaatsing, die passen bij de sferen van de binnenstad (zie de voorbeeldprofielen).

Aanvullende verlichtingsmethoden worden ingezet om het nachtbeeld van de verschillende sfeergebieden te verbijzonderen: het aanlichten van gevels en gebouwen die de historie van Deventer vertellen, indirecte verlichting door etalages in winkelstraten en geïntegreerde of tijdelijke verlichtingselementen op bijzondere pleinen en rustplekken. Daarnaast wordt in Deventer gestreefd naar het benutten van nieuwe ‘smart-city’ technologieën en (informatie) technieken (Omgevingsvisie). De informatie- en verlichtingselementen dienen sfeerondersteunend, terughoudend, doelmatig en samenhangend te zijn, voor wat betreft het aantal, de plaatsing en de vormgeving.

Ook de kleur en intensiteit van het licht zijn afgestemd op de sfeer van de openbare ruimte. Van belang is dat de verschillende (overlappende) lichtprogramma’s tezamen resulteren in een rustig en samenhangend nachtbeeld, passend bij de sfeer en het gebruik van de openbare ruimte en het sfeergebied. Overdag passen de verlichtingselementen bij het sfeergebied en het type openbare ruimte en zijn ze ondergeschikt aan of zelfs verborgen in het straatbeeld. Het aanlichten van gebouwen dient te worden beperkt tot gebouwen met een overstijgende functie of kwaliteit of gebouwen die belangrijke zichtlijnen ondersteunen. In het Bergkwartier worden naast de Bergkerk geen gebouwen aangelicht. Op pleinen, met name de Brink, het Grote Kerkhof en de Nieuwemarkt is in verhouding meer aanlichting denkbaar. Bij het aanlichten van aaneengrenzende gevels dient de samenhang en rust in het totaalbeeld en de individualiteit van de gevels niet te worden vertroebeld.

 

De Lichtleidraad is een integraal verlichtingsplan voor de Deventer binnenstad, waarin aan de hand van zes lichtprogramma’s wordt gestuurd op een sfeervolle, leesbare, ‘smart-city ready’ en interactieve ‘beleefstad’. De Lichtleidraad is geen beleid, maar een richtlijn voor het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte en moet bezien worden vanuit het kader van de algemene uitgangspunten voor de beeldkwaliteit.

 

VOORBEELDPROFIELEN

 

Op de volgende pagina’s zijn de algemene uitgangspunten en spelregels per thema geïllustreerd aan de hand van zes voorbeeldprofielen. Het is nadrukkelijk een voorbeeld. Elke straat en elk plein heeft een eigen karakter, een eigen maat en een ander programma. De kenmerken van het sfeergebied bepalen samen met de specifieke kenmerken en het programma van de betreffende openbare ruimte het karakter van de straat of het plein. Met de voorbeeldprofielen wordt niet gestreefd naar een uniformering van de openbare ruimte. De profielen illustreren hoe de algemene uitgangspunten en spelregels samenkomen. Ze geven in één oogopslag de strekking van de gewenste beeldkwaliteit en de hoofdlijn van het (achterliggend) beleid.

 

De profielen komen overeen met de openbare ruimtes en de deelgebieden die aan het begin van dit handboek in de kaart zijn aangegeven (p.17):

 

  • 1.

    Bijzondere pleinen in de Middeleeuwse kern (let op:

  • 1.

    verdeeld over twee pagina’s)

  • 2.

    Aanloopstraten, kernwinkelstraten en dwaalmilieu in de Middeleeuwse kern

  • 3.

    Woonstraten in de Middeleeuwse kern

  • 4.

    Straten in de negentiende-eeuwse schil

  • 5.

    Oostoever (Welle, Onder de Linden en Kapjeswelle)

  • 6.

    Bijzondere groenstructuren (Rijsterborgherpark, Worpplantsoen en Melksterweide)

Elk voorbeeldprofiel bestaat uit een dwarsdoorsnede van de straat, het plein of het park, een gevelaanzicht van de aangrenzende bebouwing en een bovenaanzicht waarin de bestrating is aangegeven.

 

 

Bijzondere pleinen in de Middeleeuwse kern

Onderstaand profiel dient als illustratie van de integrale benadering van de openbare ruimte.

 

 

 

Aanloopstraten, kernwinkelstraten en dwaalmileu in de Middeleeuwse kern

Onderstaand profiel dient als illustratie van de integrale benadering van de openbare ruimte.

 

 

Woonstraten in de Middeleeuwse kern

Onderstaand profiel dient als illustratie van de integrale benadering van de openbare ruimte.

 

 

Straten in de negentiende-eeuwse schil

Onderstaand profiel dient als illustratie van de integrale benadering van de openbare ruimte.

 

 

Oostoever: Kapjeswelle, Onder de Linden en Welle

Onderstaand profiel dient als illustratie van de integrale benadering van de openbare ruimte.

 

De oostoever is een herkenbare, doorlopende strook, met drie sferen, die horen bij de achterliggende Middeleeuwse kern en de negentiende-eeuwse schil.

 

 

Worpplantsoen (voorbeeld bijzondere groengebieden)

Onderstaand profiel dient als illustratie van de integrale benadering van de openbare ruimte.

 

 

  • Rijsterborgherpark. Glasnegatievencollectie J.W. Jansen, 1900-1930. [Stadsarchief Deventer]

Bijzondere groengebieden

De drie grote groengebieden in het beschermd stadsgezicht– zijnde het Rijsterborgherpark, het Worpplantsoen en de Melksterweide – hebben ieder een eigen karakter. Het rijksmonumentale Rijsterborgherpark is een in 1887 door L. Springer ontworpen stadspark in de Engelse landschapsstijl met slingerpaden en hoogteverschillen, gelegen op de voormalige vestingswallen aan de singel. Het Worpplantsoen (gemeentelijk monument) ligt in de uiterwaarden en is veel ouder. In de zeventiende eeuw lag hier een tuin met een sterrenbos. Het ontwerp van Albert van Leusen (1820) met sterk slingerende paden is in 2006 gereconstrueerd, inclusief een roestvrijstalen verwijzing naar de karakteristieke, witte Empire bankjes (zie voorbeeldprofiel). De Melksterweide, een deels met bomen beplant weiland, ligt ten zuiden van het plantsoen en herinnert aan de tijd dat de melksters uit de stad hier de koeien molken. De weide is vrij van paden en voorzieningen, met uitzondering van de in 2019 geopende parkeervoorziening langs de noordrand.

 

Voor de drie groengebieden geldt dat het groene karakter en de ruimtelijke en visuele relatie met de binnenstad van groot belang zijn. Voorzieningen worden zorgvuldig ingebed binnen de gebiedskenmerken. De Melksterweide en het Worpplantsoen zijn onderdeel van het IJssel- en uiterwaardenlandschap en overstromen als de rivier buiten de oevers treedt. Karakterstiek is de geleidelijke landschappelijke overgang tussen weide, plantsoen en rivier.

 

De groengebieden horen bij het beschermd stadsgezicht van Deventer. Ook hier gelden de richtlijnen en spelregels voor de openbare ruimte zoals aangegeven op p. 16 t/m 20 van dit beeldkwaliteitsplan.

IV. HANDBOEK GEBOUWEN

De gebouwen in de Deventer binnenstad vormen een diverse verzameling, die gedurende vele eeuwen tot stand is gekomen. Ze zijn in grote mate bepalend voor het stadsbeeld en dragen de geschiedenis van dertien eeuwen bouwen aan de stad in zich mee. De ambitie voor de toekomst is om met veel liefde en zorg om te gaan met deze rijke erfenis, en tegelijk open te staan voor het gepast en precies toevoegen van een nieuwe ‘laag’ geschiedenis, zonder die rijke erfenis tekort te doen– zodat in de verre toekomst de stad het verhaal van nog meer eeuwen geschiedenis kan vertellen. Dit deel van het BKP behandelt de algemene uitgangspunten en richtlijnen voor de gebouwen in de Deventer binnenstad. De richtlijnen zijn onderverdeeld in drie delen: hoofdvorm en ensemble, daklandschap en gevels. Waar van toepassing wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedseenheden of bouwperiode. De ruimtelijke weerslag van de richtlijnen is geïllustreerd met simpele schema’s, 3D- en geveltekeningen.

 

UITGANGSPUNTEN GEBOUWEN

  • 1.

    Rijkdom en kleinschaligheid

  • In balans met de ingetogen en eenduidige vormgeving van de openbare ruimte hebben de (vaak monumentale) gevels en daken van de Deventer binnenstad een veelzijdig karakter. Uitgangspunt is om het kleinschalige en afwisselende stadsgezicht te koesteren en aanpassingen en toevoegingen integraal te benaderen: individuele ingrepen zijn altijd ondergeschikt aan het totale straat-en stadsbeeld en maat en schaal van de historische ruimtelijke karakteristiek. Voor nieuwe (grotere) ingrepen wordt in geval van zichtbaarheid extra aandacht besteed aan ontwerpoplossingen (parcellering, differentiatie, etc.), ontleend aan de omgeving.

  • 2.

    Historisch binnenstadskarakter: verscheidenheid met samenhang

  • Kenmerkend voor de Deventer binnenstad is de individualiteit per pand en de samenhang in het straatbeeld. De panden hebben elk een eigen uitstraling; tezamen vormen ze een afwisselende maar coherente gevelwand en daklandschap. De gebouwen zijn ‘teamplayers’, elk met een persoonlijkheid en samen een eenheid. Belangrijk is de top-tot-teen benadering van de gevels: iedere gevel heeft een herkenbare driedeling van de plint (gevel op de begane grond), middenstuk en gevelbeëindiging.

  • 3.

    Afleesbaarheid van en voortbouwen op de historische ontwikkeling

  • De gelaagdheid van historische bouwtradities, materialen en kleuren draagt in grote mate bij aan het gevarieerde stadsgezicht dat zo kenmerkend is voor Deventer. De verschillende sferen van de binnenstad zijn terug te zien in de gebouwen. Zo is de binnenstad eeuwenlang pand per pand opgebouwd, terwijl de bebouwing in de 19e-eeuwse schil vaak onderdeel vormt van kleine ensembles.

  • Uitgangspunt is om voort te bouwen op deze historische rijkheid door het bestaande te koesteren en nieuwbouw hiermee te verweven. Nieuwe bebouwing heeft dezelfde kwaliteit en is ingepast in het sfeergebied en het totale stadsbeeld, zonder een herhaling of kopie te zijn van het oude.

  • 4.

    Voortbouwen met het palet van kleuren en materialen

  • Kenmerkend voor de binnenstad van Deventer is dat eeuwenlang werd gebouwd en vernieuwd met een overzichtelijk palet van kleuren en materialen (voornamelijk baksteen, gebakken pannen, hout en wat natuursteen).

  • Uitgangspunt voor de toekomst is om deze traditie voort te zetten. Afwijkingen (bijvoorbeeld in de materialen) zijn mogelijk, maar dienen (vanuit de historische analyse) onderbouwd te worden.

 

HOOFDVORM EN ENSEMBLE

 

De hoofdvorm (breedte, diepte en hoogte) en de aaneenschakeling van panden varieert per sfeergebied. In de matrix op de volgende pagina zijn de richtlijnen (en het onderscheid ertussen) voor de Middeleeuwse kern, de 19e-eeuwse schil en het rivierlandschap en Worpplantsoen inzichtelijk gemaakt. Op deze pagina worden de overkoepelende richtlijnen behandeld.

 

Hoofdvorm

De historische binnenstad wordt gekenmerkt door relatief kleinschalige bebouwing, met enkele grotere, openbare gebouwen, zoals het stadhuis, de bibliotheek en de kerken. In de loop der eeuwen is de schaal van de gebouwen in een aantal gebieden, zoals de noordrand rond het station en gebied 3 (kloosters en instellingen), toegenomen.

Bij aanpassingen of toevoegingen aan het straatbeeld is de kenmerkende schaal van het sfeergebied en de ondergeschiktheid aan het totale stadsbeeld leidend. Bij grotere bouwmassa’s wordt de kleine schaal geborgd door de geleding van de gevel- en dakvlakken en variatie in kleur en materiaalgebruik.

 

Ensemble

Panden zijn aaneengeschakeld (m.u.v. de gebouwen aan de singel en aan de overzijde van de rivier) langs een strakke rooilijn. Bij individuele panden verspringen de goot- en noklijnen, waardoor een veelzijdig en kleinschalig straatbeeld ontstaat. Complexmatig ontworpen panden hebben een uitgelijnde nok- en gootlijn, maar passen, door plastiek in de gevel en het daklandschap, subtiele kleurverschillen, de inrichting van de plinten (de gevels op de begane grond) en de detaillering in de pandsgewijze opbouw van het straatbeeld. Bij complexmatig ontworpen panden is bij toevoegingen en aanpassingen een complexgerichte benadering van belang.

 

Gevelopbouw

Elk pand staat in de rooilijn en op het maaiveld. Er is een duidelijke voorzijde met entree aan de openbare ruimte. Gevels worden gekenmerkt door de driedeling van een plint, een middenstuk en een geprononceerde beëindiging (topgevel, kroonlijsten, hoofdgestellen, goot, etc.). De plint en bovenbouw hebben een sterke samenhang in beeld en indeling. De gevelbeëindiging ligt steeds vóór het dak, waardoor het dak minder prominent aanwezig is in het straatbeeld.

 

 

 

DAKLANDSCHAP

 

Het daklandschap van de Deventer binnenstad wordt gekenmerkt door overwegend kleinschalige kappen, een gesloten uiterlijk en veel zadel- en (afgeknotte) schilddaken, afgedekt met keramische pannen. De grote variatie van dakhellingen en -richtingen en verspringende noklijnen en gootlijnen zorgen voor een afwisseling en veelzijdigheid. Door de uniforme materialen en kleuren levert dat een prachtig samenhangend beeld op. Het fijnmazige, diverse en karakteristieke daklandschap is een belangrijke te koesteren bouwsteen van het beschermd stadsgezicht. Het stadssilhouet wordt opgebouwd uit al die bescheiden kappen samen en gedomineerd door de iconen van het beschermd gezicht. Enkele gebieden, die zijn aangegeven op de kaart op pagina 8, hebben een afwijkend daklandschap, zoals de kloosters en instellingen (gebied 3), de binnengracht (gebied 7) en delen van de parksingel (gebied 8). Hier zijn de gebouwen groter van schaal en komen relatief veel met bitumen bedekte platte daken en doorlopende zadeldaken voor. De historisch gegroeide situatie biedt aanknopingspunten om op verder te bouwen en maatwerkoplossingen te maken (vanuit de historische analyse). Zo is het goed denkbaar dat een gebied met veel platte daken zich beter leent voor veranderingen van het daklandschap (groen, opbouwen), dan gebieden met een grote differentiatie van kapvormen en een kleinschalige opbouw.

 

Hoofdvorm

Inpassing

Het dak past in het stadssilhouet en draagt bij aan het kenmerkende, afwisselende karakter van het Deventer daklandschap. Het kleinschalige, rood-grijze landschap van schild- en zadeldaken dient ervaarbaar en liefst behouden te blijven. Andere dakvormen zijn mogelijk, maar dienen het daklandschap als geheel niet te overheersen en zijn vanuit de plaatselijke kenmerken afgeleid, zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd.

 

Hoofdvorm

Het dak past bij de schaal en maat van het pand (de ‘korrelgrootte’). Individuele panden hebben individuele daken. Grote daken hebben een plastische opbouw. Bij complexmatig ontworpen, aaneengeschakelde panden in de Middeleeuwse kern verspringt de hoogte van de goot- en noklijnen. Zo blijft de veelzijdigheid van het daklandschap behouden.

 

Gevelbeeld

In het straatbeeld is de gevel dominant ten opzichte van het dak. (Grote) uitkragingen zijn niet gewenst. Gevels zijn in opzet vlak, plasticiteit is beperkt tot de neggen, ondiepe risalieten en pilasters.

 

Uitbreidingen en aanpassingen

De oorspronkelijke vorm en het gesloten karakter van de kap dienen zoveel mogelijk behouden te blijven. Daklichten, dakkappelen, dakopbouwen, dakterrassen, dakopgangen en balustrades zijn in samenhang met en ondergeschikt aan de architectonische eenheid van het pand ontworpen, staan in redelijke verhouding tot het dakvlak, zijn niet prominent aanwezig in het straatbeeld en liggen binnen de gevellijn. Op afgeknotte schilddaken zijn, gezien vanuit beeldkwaliteit, geen dakterrassen of dakopbouwen gewenst. Daken worden niet (vanaf de straat zichtbaar) afgeknot voor de aanleg van dakterrassen of -tuinen. De continuïteit van het kappenlandschap prevaleert boven het toevoegen van volumes op de kapverdieping of daarboven. Bij ensembles (bijvoorbeeld complexmatig ontworpen panden aan dezelfde openbare ruimte) zijn de plaatsing en vormgeving van de uitbreiding of aanpassing gelijk. Het volledig of grotendeels vervangen van kappen door platte daken of dakterrassen is niet toegestaan.

 

DAKLANDSCHAP (VERVOLG)

 

Materialisatie en detaillering

Inpassing

De materialen, detaillering en kleuren van het dak passen in en dragen bij aan het kenmerkende, afwisselende karakter van het Deventer daklandschap.

 

Materialisatie

In de middeleeuwse kern worden hoofdzakelijk (rode) Hollandse pannen toegepast. In de 19e-eeuwse schil en op de westoever van de rivier worden hoofdzakelijk industrieel vervaardigde, overwegend gesmoorde, keramische pannen toegepast, soms leien, zink, losanges (zinken wybertjes) en incidenteel bitumineuze bedekkingen. Het vervangen van keramische dakpannen door (sneldekkende) betonpannen, bitumineuze bedekkingen of andere materialen is niet in lijn met de gewenste beeldkwaliteit. Bij het isoleren van daken en het opnieuw bedekken van kappen worden de oude pannen zoveel mogelijk opnieuw gebruikt, met name daar waar het dakvlak vanaf de openbare ruimte zichtbaar is. Bij nieuwbouw is de traditionele dakbedekking uitgangspunt, eventuele afwijkingen dienen vanuit de historische analyse onderbouwd te worden.

 

Groene daken

Groene daken dienen zorgvuldig ingepast te worden in het Deventer daklandschap en samen dit landschap niet te overheersen. Ze worden alleen toegepast op platte daken Behoud van waardevolle dakconstructies bij monumenten staat hierbij voorop. Het (vaak dikkere) dakpakket van het groene dak wordt zorgvuldig ingepast in het gevelbeeld.

 

Installaties, leidingen en kanalen

Het plaatsen van installaties, leidingen en kanalen op daken en aan gevels heeft een impact op het daklandschap van het beschermd stadsgezicht, de beleving vanuit de openbare ruimte en de architectonische eenheid van het pand of ensemble. Vandaar dat installaties in het zicht bij voorkeur worden vermeden.

 

Plaatsing

Het plaatsen van leidingen, kanalen en installaties (panelen, kasten, masten, schotels, etc.) wordt vermeden bij gebouwen die 1) een belangrijke rol spelen in het aanzicht van het beschermd stadsgezicht, 2) boven de gemiddelde bouwmassa uitsteken, 3) gelegen zijn in de zichtlijnen (zichtassen) van bijvoorbeeld straten, wegen of parken, of 4) deel uitmaken van een historische pleinwand of grenzen aan de binnenplaats of -tuin van (rijks) monumenten.

 

Op plekken waar installaties wel mogelijk zijn, worden de zichtbare delen architectonisch ingepast. Het doorlopende dakvlak blijft herkenbaar en dominant ten opzichte van het aantal en de oppervlakte van installaties. Verrommeling wordt tegengegaan en de installaties worden waar mogelijk geïntegreerd in of mee-ontworpen met het gebouw.

 

Voor het plaatsen van zonnepanelen op monumenten is altijd een vergunning vereist. Voor niet-monumenten is ook in bijna alle gevallen een vergunning nodig. Extra zorgvuldigheid is vereist bij hoekpanden en panden aan of nabij pleinen, brede straten en andere open gebieden.

 

Vormgeving

Installaties, leidingen en kanalen zijn ondergeschikte toevoegingen aan het daklandschap en de architectonische eenheid. Het behoud van de kwaliteiten van het beschermde gezicht staat voorop. De toepassing van onopvallende systemen (zoals geïntegreerde zonnecollectoren) heeft de voorkeur, onder andere door zorgvuldige afstemming van de kleur, geen hinderlijke patronen en geen opvallende randen.

 

Uiteraard dienen bij installaties de eisen op het gebied van brandveiligheid in acht genomen te worden.

 

 

GEVELS: MONUMENTEN EN BESTAANDE BEBOUWING

 

Aanpassingen: materialisatie en detaillering

De bestaande gevels in de binnenstad zijn voornamelijk opgebouwd uit baksteen, geschilderd pleisterwerk, hout, glas(-in-lood) en natuurstenen elementen. In recentere panden zijn ook modernere materialen toegepast, zoals aluminium kozijnen, metalen elementen en (kunststof) plaatmaterialen. Doel is om, bij veranderingen aan de bestaande gevels, de variëteit van materialen en de leesbaarheid van de verschillende bouwperiodes van de panden in de binnenstad te behouden en te versterken. Bij aanpassing en vervanging zijn het uiterlijk, de maatvoering en de kwaliteit van de materialisatie en detaillering van het oorspronkelijke gebouw(onderdeel) bepalend. Uitgangspunt is om te vervangen elementen zoveel mogelijk in hetzelfde materiaal terug te brengen en geen materialen toe te passen die niet horen bij de tijdsperiode waarin het gebouw is ontstaan, tenzij de maatvoering, detaillering, kleurstelling en kwaliteit voldoen aan het oorspronkelijke gevelbeeld én het vervangen van het materiaal is beargumenteerd vanuit de beeldkwaliteit. Deze uitzondering geldt niet voor monumenten. Het behandelen van metselwerk, bijvoorbeeld in de vorm van keimen, of het toevoegen van buitenisolatie zijn alleen mogelijk, indien de beeldkwaliteit en de cultuurhistorische waarde niet worden aangetast.

 

Bij monumenten staat handhaving en herstel van oorspronkelijke gebouwonderdelen en materialen voorop. Uitgangspunt is dat te vervangen onderdelen en materialen in hetzelfde materiaal, met dezelfde detaillering en dezelfde kleurstelling worden teruggebracht. Eventuele wijzigingen dienen vanuit de cultuurhistorische waarde en beeldkwaliteit te worden onderbouwd.

 

Groene gevels

Vanwege het verbergen van de kenmerkende en afwisselende gevelwanden ligt het toepassen van groene gevels niet voor de hand, tenzij dit vanuit cultuurhistorische waarde en beeldkwaliteit kan worden onderbouwd.

 

Aanpassingen: kleurgebruik

De Deventer binnenstad wordt gekenmerkt door een rijk kleurenpalet, vooral in de Middeleeuwse kern. In de 19e-eeuwse schil overheerst het bakstenen kleurenpalet, verrijkt met gevelelementen en -ornamenten met natuursteentinten. De kleurstelling van de gevelafwerking en -elementen is afgestemd op de historische kleurgegevens en ontstaansperiode van het pand en sluit aan op het historische kleurengamma van Deventer. Bij niet-monumenten is het toevoegen van nieuwe kleuren mogelijk, mits passend binnen de toonwaarde (verhouding donker-licht) van de oorspronkelijke gevel. Over het algemeen geldt dat kozijnen een lichtere kleurstelling hebben dan de gevel, het raamhout donkerder dan het kozijn. Bij monumenten vormt, eventueel onderbouwd met een kleurenonderzoek, het bestaande kleurenpalet het vertrekpunt voor een kleurontwerp. Gevels die zijn opgetrokken uit schoon metselwerk blijven onbeschilderd. Ook hier geldt dat eventuele uitzonderingen onderbouwd dienen te worden vanuit de cultuurhistorische waarde en beeldkwaliteit.

 

Uitbreidingen

Bij uitbreidingen zijn de architectonische kenmerken van de maatvoering, materialisatie en kleurgebruik van het hoofdgebouw uitgangspunt voor het ontwerp. Aan- en uitbouwen zijn in samenhang met en ondergeschikt aan de architectonische eenheid van het hoofdgebouw ontworpen.

 

 

Voorbeelden van gebouwen uit verschillende bouwperiodes

 

< 1900

Individuele of seriematig ontworpen panden, waarbij de kleine schaal van individuele panden zichtbaar blijft door de gevelindeling en het ritme van topgevels.

 

 

1900 - 1965

Individuele, vaak grotere panden, opgenomen in het Middeleeuwse en negentiende-eeuwse weefsel.

 

> 1965

Seriematig ontworpen panden; de kleine schaal van de individuele panden blijft zichtbaar door het ritme van topgevels en nuanceverschillen in de gevelindeling.

 

GEVELS: NIEUWBOUW

 

Nieuwe gevels zijn ontworpen in relatie tot de naaste omgeving. De vormgeving voegt zich in het totale stadsgezicht, zonder het te overheersen. Extra zorgvuldigheid is vereist op belangrijke zichtlocaties. De context is het uitgangspunt, met de architectonische beeldkenmerken van (oudere) omliggende panden als instrumentarium waar op voortgebouwd kan worden.

Materialisatie, detaillering en kleurstelling kunnen worden gebruikt om afzonderlijke panden binnen een ensemble herkenbaar te maken en de kleinschaligheid van het Deventer straatbeeld te behouden.

 

Materiaal en detaillering

De materialisatie en detaillering past bij het historische karakter en bouwperiodes van de gebouwen in de omgeving. Het toepassen van traditionele, hoogwaardige materialen heeft de voorkeur boven modernere materialen (in historiserende vorm). Architectonische details, zoals kozijnen en hemelwaterafvoeren, zijn zorgvuldig en verfijnd gedetailleerd. Elementen zoals ventilatieroosters, intercomsystemen en brievenbussen zijn geïntegreerd in de gevel en integraal onderdeel van het ontwerp. Uitzonderingen en aanpassingen worden onderbouwd vanuit cultuurhistorische waarde en beeldkwaliteit.

 

 

GEVELS: AANVULLENDE RICHTLIJNEN

 

Winkelpuien

Voor winkelpuien gelden, naast de richtlijnen voor bestaande bebouwing en nieuwbouw, enkele aanvullende bepalingen. Uitgangspunt is de kleinschalige veelzijdigheid van de straatwand en, op de schaal van het pand, de samenhang tussen de winkelpui en de bovenbouw, die samen het pand vormen. Dat uit zich in de indeling en de vormgeving van de winkelpui, als onderdeel van de gehele gevel. Winkelpuien worden in het vlak van de gevel gesitueerd. De pui heeft een borstwering en vensterindeling die is afgestemd op de indeling van de bovenbouw. De (vormgeving en materialisatie van de) gevelelementen in historische winkelpuien, zoals pilasters en kroonlijsten, worden zoveel mogelijk behouden. Bij nieuwe of te vervangen winkelpuien kan de historische situatie (indeling en vormgeving) van het pand als inspiratie dienen. De individuele panden blijven herkenbaar: een winkelpui die over meer dan één pandgevel strekt is niet toegestaan. De hoogte van de puilijst verspringt per pand.

 

Rolluiken en -hekken zijn beperkt tot de glasopening van de etalage en bedekken als ze gesloten zijn dus niet de gehele gevel op de begane grond. Het rolluik of -hek dient minstens 70% doorzichtig te zijn. In open toestand zijn ze zorgvuldig opgenomen of verborgen in het totale gevelbeeld. Indien mogelijk wordt de beveiliging aan de binnenzijde van het pand aangebracht.

 

Zonneschermen en markiezen

Zonneschermen en markiezen worden geplaatst binnen de neggen van de raamopening. Bij winkelpuien worden ze bevestigd aan de bovendorpel van de raamopening. Een doorgaande luifel over meerdere gevelopeningen is niet toegestaan. Voor horeca geldt het gestelde in terassenbeleid (gevelbreedte, gerelateerd aan terrasschermen). Zonneschermen/markiezen dienen een semi-permanent karakter te hebben (inrol- of inklapbaar) en zijn gemaakt van geweven doek in gedekte kleuren.

In ingeklapte vorm zijn ze zorgvuldig opgenomen in het totale gevelbeeld. Uitgangspunt is of de nieuwe zonwering de cultuurhistorische waarde van het gebouw respecteert. Vaste luifels zijn niet toegestaan.

 

(Brand)trappen en hellingbanen

(Brand)trappen worden in beginstel inpandig opgelost. (Brand)trappen buiten het pand dienen (vrijwel) zo min mogelijk zichtbaar te zijn vanaf de openbare ruimte.

Ook hellingbanen en blindengeleide paden zijn integraal onderdeel van het (herontwikkelde) pand. De vormgeving en materialisatie van trappen en hellingbanen passen bij de architectuur van het gebouw.

 

Erfafscheidingen

(Private) erfafscheidingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte zijn afgestemd op de sfeer van het gebied en ingepast in het straatbeeld. In groene gebieden (singel, rivierlandschap en Worpplantsoen) hebben de erfafscheidingen een groen karakter (begroeiing) of vormt het onderdeel van de architectuur van het perceel (tuinmuur). In de meer stenige straten zijn de erfafscheidingen opgenomen in de straatwand als bakstenen tuinmuur en/of smeed- of gietijzeren hekwerk.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 mei 2021

De raad voornoemd,

de griffier,

A. Kerver

de voorzitter,

R.C. König