Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Beveland

Nota handhavingsbeleid Kinderopvang Noord-Beveland 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Beveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota handhavingsbeleid Kinderopvang Noord-Beveland 2015
CiteertitelNota handhavingsbeleid Kinderopvang Noord-Beveland 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-04-2015nieuwe regeling

03-03-2015

Noord-Beveland Advertentie- en Informatieblad, 01-04-2015

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota handhavingsbeleid Kinderopvang Noord-Beveland 2015

Beroepskracht:

  • 1.

    De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum en is belast met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.

  • 2.

    De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau en is belast met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang.

Beroepskracht i.o.: Degene die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, en t.b.v. beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen bij een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang.

 

Bkk: Beleidsregels kwaliteit kinderopvang.

 

Gastouder: De natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt,

m.u.v. natuurlijke personen van wie 1 of meer kinderen op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en m.u.v. de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

 

Gastouderbureau: Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

 

Gastouderopvang: Kinderopvang:

  • a.

    die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;

  • b.

    die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner;

  • c.

    waarbij de opvang plaatsvindt:

    • 1.

      op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd;

    • 2.

      op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel

    • 3.

      op twee of meer van deze woonadressen; en

  • d.

    bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

GGD: Een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid.

 

Houder:

  • a.

    Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert;

  • b.

    De gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert.

Kindercentrum: Een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

 

Kinderopvang: Het bedrijfsmatig en anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

Ouder: De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of er sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft.

 

Oudercommissie: De commissie bedoeld in artikel 1.58 Wk.

 

Peuterspeelzaal: Een voorziening waar verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, plaatsvindt.

 

VOG: Verklaring omtrent het gedrag.

 

Voorschoolse educatie: Uitvoering van een door het college van burgemeester en wethouders gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

 

Wet OKE: Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

 

Wk: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Per 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wk) in werking getreden. Deze wet regelt twee zaken:

  • de financiering van de kosten van de kinderopvang;

  • de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht daarop.

De Wet kinderopvang voorziet in uniforme landelijke kwaliteitseisen, die door GGD- toezichthouders namens de gemeenten worden beoordeeld volgens landelijk vastgestelde toetsingskaders. Er is geen landelijk uniform handhavingsbeleid.

 

Deze nota betreft het stellen van kaders voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang op Noord-Beveland. De gemeente is belast met de eindverantwoordelijkheid van het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en met de handhaving. Om te voorkomen dat het handhavingsbeleid van de verschillende gemeenten te divers is en er grote verschillen ontstaan, heeft de VNG een Handreiking kwaliteit handhaven in de kinderopvang opgesteld. Deze heeft als uitgangspunt gediend voor het opstellen van de nota.

 

Het toezicht wordt uitgevoerd door de GGD. De Inspectie Werk en Inkomen oefent namens de minister van SZW het tweedelijns toezicht uit. In dat kader dient het college via een door de minister van SZW vastgesteld model jaarverslag verantwoording af te leggen over alle toezichts- en handhavingstaken die de gemeente heeft verricht. Jaarlijks vòòr 1 mei moet het jaarverslag zowel aan de gemeenteraad als aan de minister worden toegezonden.

 

De Wk kent geen vergunningstelsel (meer). In plaats daarvan geldt een verplichte registratie. Kindercentra (kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang) en gastouderbureaus zijn verplicht om zich, voorafgaand aan exploitatie, bij de gemeente te laten registreren. De gemeente is verplicht een register bij te houden. Dit wordt beheerd door de afdeling Beleid en projecten. Het register is openbaar en te raadplegen via de gemeentelijke website.

 

Op basis van de Wet kinderopvang zijn de ondernemers zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun kindercentrum. De ondernemers moeten een risico-inventarisatie opstellen. De inspectie door de GGD betreft dan ook controle van processen.

1.2 Soorten kinderopvang

De kinderopvang stelt ouders in de gelegenheid de zorg voor kinderen te combineren met betaalde arbeid. Terwijl ouders werken, moeten zij erop kunnen rekenen, dat hun kind op een professionele wijze wordt opgevangen. De kinderopvang heeft tot taak om kinderen tussen 0 en 13 jaar op een verantwoorde wijze opvang te bieden. Kinderopvang kent verschillende vormen van opvang: kinderdagverblijven (KDV), buitenschoolse opvang (BSO), peuterspeelzalen, gastouderopvang, ouderparticipatieopvang en innovatieve gastouderopvang. Hieronder worden de diverse vormen van opvang toegelicht:

  • kinderdagverblijven bieden opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar;

  • buitenschoolse opvang is opvang van kinderen van 4 tot en met 12 jaar vòòr en na schooltijd en in de schoolvakanties;

  • peuterspeelzalen bieden verzorging en opvoeding en dragen bij in de ontwikkeling van kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

  • gastouderopvang is een kleinschalige vorm van opvang en kan zowel dagopvang als naschoolse opvang aanbieden. Een gastouder mag maximaal zes kinderen tegelijk opvangen (exclusief de eigen kinderen); vanaf vier kinderen dient er een achterwacht te zijn. De opvang dient plaats te vinden op het woonadres van de gastouder of van de vraagouder.

  • bij ouderparticipatieopvang worden kinderen door ten minste één van de ouders van de opgevangen kinderen opgevangen. Aan deze vorm van opvang is geen betaalde kracht verbonden;

  • innovatieve gastouderopvang is een experimentele vorm van gastouderopvang, waarbij gelijktijdig maximaal zes kinderen (exclusief de eigen kinderen) kunnen worden opgevangen. De opvang dient plaats te vinden op het woonadres van de gastouder of van de vraagouder.

1.3 Situatieschets kinderopvang in Noord-Beveland (per 1 januari 2015).

Het aantal beschikbare kindplaatsen bij de kinderdagverblijven is 108. Per kinderdagverblijf is het tussen haakjes aangegeven.

 

Overzicht van de instellingen:

 

Kinderdagverblijven:

  • Kibeo, Hovenierstraat 1 te Colijnsplaat (24);

  • Kibeo, Barkey Wolfstraat 18 te Geersdijk (15) (in bedrijf tot zomer 2015);

  • Kibeo, Nieuwstraat 32 te Kamperland (16);

  • Kibeo, Wilhelminastraat 2a te Kortgene (16);

  • Kibeo, Julianastraat 32a te Wissenkerke (37).

Buitenschoolse opvang:

  • Kibeo, Hovenierstraat 4 te Colijnsplaat (8);

  • Kibeo, Barkey Wolfstraat 18 te Geersdijk (15) (in bedrijf tot zomer 2015);

  • Kibeo, Nieuwstraat 32 te Kamperland (20);

  • Kibeo, Wilhelminastraat 2a te Kortgene (19);

  • Kibeo, Julianastraat 32 te Wissenkerke(28).

Gastouderopvang:

  • Van Maanen-Tres, Colijnsplaatseweg 57 te Colijnsplaat (4);

  • Minneboo, Hovenierstraat 2 te Colijnsplaat (4);

  • Siereveld, Meidoornstraat 6 te Colijnsplaat(6);

  • Verhulst-Lankhaar, Voorstraat 41 te Colijnsplaat (4 );

  • Haze-Filius, Molenpad 2 te Kamperland (4);

  • Pauwels, Vijverlaan 8 te Kamperland (4);

  • Baaijens-van der Linde, Hoofdstraat 4 te Kortgene (4);

  • Van der Genugten, Wilhelminastraat 24 te Kortgene (6)

  • Slabbekoorn-van de Plasse, Zijpe 1 te Kortgene (4);

  • Frencken-Oliemeulen, Dorpsdijk 58 te Wissenkerke (4);

  • Heijstek-Geelhoed, Beatrixstraat 24 te Wissenkerke |(4);

  • Zonnekind-Wervelwind, Dorpsweg 16 te Wissenkerke (6);

  • Blok, Visserijstraat 2 te Wissenkerke (6);

  • Puur! Kinderopvang, Voorstraat 19 te Wissenkerke (6);

  • Van den Berg, Weststraat 14a te Wissenkerke (6).

2 Regelgeving

2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Sinds de invoering van de Wet kinderopvang in 2005 is de kinderopvang een marktgerichte sector. De wet stelt aan instellingen voor kinderopvang de eis dat de houder zorg draagt voor kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van kinderen in een veilige omgeving.

 

In de Wet kinderopvang (Wk) zijn globale eisen (“verantwoorde kinderopvang”) en concrete eisen opgenomen: o.a. verplichting verklaring omtrent gedrag (VOG) voor personeel in de kinderopvang, een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid, het instellen van een oudercommissie, etc. Wat betreft de globale eisen heeft de kinderopvangbranche (houders en ouders) deze via zelfregulering verder ingevuld in landelijke normen. Deze landelijke normen zijn opgenomen in het Convenant kwaliteit kinderopvang. Het gaat dan bijvoorbeeld over het aantal leidsters in verhouding tot het aantal kinderen, eisen aan het ruimtegebruik en de beroepskwalificatie.

 

De rijksoverheid heeft de normen uit het Convenant kwaliteit kinderopvang één op één overgenomen in beleidsregels en deze normen, samen met de concrete eisen uit de wet, toetsbaar uitgewerkt in toetsingskaders voor de GGD. In paragraaf 2.2 worden de beleidsregels nader toegelicht.

 

Vanaf 1 augustus 2010 heet de Wet kinderopvang “Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen”. Zoals de naam al zegt, zijn er ook kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen in opgenomen, die door de gemeente gehandhaafd moeten worden. Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de wettelijke kwaliteitseisen en de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen. Zie verder onder paragraaf 2.6.

2.2 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang

Zoals in paragraaf 2.1 al staat beschreven, zijn kinderopvanginstellingen zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het aanbod. Hiertoe hebben aanbieders en afnemers in de kinderopvang de globale eisen die de Wet kinderopvang stelt aan de branche vertaald in gedetailleerde kwaliteitseisen voor de kinderopvang. Dit heeft geresulteerd in een Convenant kwaliteit kinderopvang. De eisen die in het Convenant worden gesteld aan de houder van een kindercentrum of gastouderbureau hebben gediend als uitgangspunt voor de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (Bkk). Deze beleidsregels geven uitleg aan de globale kwaliteitsnormen van de wet. In artikel 1.57a van de Wk is de bevoegdheid van de minister om beleidsregels vast te stellen juridisch verankerd.

 

Op 17 januari 2008 is een herziene versie van het convenant door de marktpartijen ondertekend. Deze aangepaste kwaliteitseisen van het convenant zijn overgenomen in de Bkk en zijn per 3 april 2008 van kracht.

 

Kenmerkend is dat de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang niet bindend zijn. Houders van kindercentra mogen van de regels afwijken als zij voor de GGD aannemelijk kunnen maken dat zij op een gelijkwaardige of betere wijze verantwoorde kinderopvang aanbieden en op die manier toch voldoen aan het doel van de specifieke eis waarvan de houder afwijkt.

2.3 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang

De Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang zijn opgesteld om een uniforme werkwijze van de toezichthouders te bevorderen. Als bijlagen bij de Beleidsregels zijn per opvangsoort toetsingskaders vastgesteld, waarin de kwaliteitsaspecten verder zijn uitgewerkt, ingedeeld naar domeinen en voorwaarden. Vastgelegd is naar welke kwaliteitsaspecten de toezichthouder kijkt. De verschillende vormen van onderzoek vinden plaats op basis van dit kader. Aan de hand van de toetsingskaders komt de toezichthouder tot een oordeel over de mate waarin aan de basiskwaliteitseisen van de betreffende opvangsoort wordt voldaan. De kwaliteitsaspecten die de toezichthouder beoordeelt zijn voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang ingedeeld naar de volgende domeinen:

  • ouders

  • personeel

  • veiligheid en gezondheid

  • accommodatie en inrichting

  • groepsgrootte en beroepskracht –kind-ratio

  • pedagogisch beleid en praktijk

  • klachten

  • voorschoolse educatie (alleen voor dagopvang).

De kwaliteitsaspecten die de toezichthouder beoordeelt voor de gastouderopvang zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:

  • gastouderbureau in de zin van de Wk

  • ouders

  • personeel

  • pedagogisch beleid

  • klachten

  • veiligheid en gezondheid

  • kwaliteit gastouderbureau.

Elk domein kent verschillende voorwaarden, criteria waarop wordt getoetst of wordt voldaan aan de kwaliteitsvoorschriften van de Wk en de Bkk.

2.4 Ouderparticipatieopvang

Indien opvang in een kindercentrum door ten minste één van de ouders van de opgevangen kinderen geschiedt, worden voor toepassing van artikel 1.50 lid 1 ouders gelijkgesteld met personeel en beroepskrachten (art. 1.57 Wet kinderopvang). Voor ouderparticipatieopvang gelden de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en Beleidsregels kwaliteit, met uitzondering van de eisen voor gekwalificeerd personeel en de verplichte oudercommissie.

2.5 Wet OKE en Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen

Per 1 augustus 2010 is de Wet OKE (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) in werking getreden. Deze wet beoogt de gemeentelijke regiefunctie te versterken en geeft gemeenten de opdracht om zorg te dragen voor de volgende 4 punten:

  • 1.

    Afdoende kwaliteit van het regulier peuterspeelzaalwerk, geborgd door een landelijk kader met daarbij een financiële kwaliteitsimpuls voor het regulier peuterspeelzaalwerk.

  • 2.

    Een dekkend en hoogwaardig aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de voorschoolse periode, geborgd door extra rijksmiddelen.

  • 3.

    Toezicht en handhaving op de kwaliteit van peuterspeelzalen en voorschoolse educatie, geborgd door extra rijksmiddelen.

  • 4.

    Het voeren van jaarlijks overleg binnen de gemeente en het maken van afspraken over kernpunten van voor- en vroegschoolse educatie.

De Wet OKE wijzigde de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten i.v.m. wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid.

 

Qua toezicht en handhaving verplicht de Wet OKE de gemeenten tot:

  • het op de hoogte brengen van peuterspeelzalen en kindercentra van nieuwe regels rond toezicht en handhaving voor regulier peuterspeelzaalwerk en VVE

  • het maken van afspraken met de GGD over toezicht;

  • het opstellen van een verslag van de uitkomsten van het toezicht aan de raad en de Minister;

  • het registreren van alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en opnemen of ze VVE aanbieden.

In alle kinderdagverblijven waar door de gemeente gesubsidieerde voorschoolse educatie wordt gegeven, beoordeelt de GGD in opdracht van de gemeente of aan de genoemde kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie wordt voldaan. Het landelijk toetsingskader is opgenomen in het Afwegingsmodel van de VNG. Dit Afwegingsmodel is als bijlage bij deze nota opgenomen.

 

Verder is de gemeente verplicht te registreren en openbaar te maken welke peuterspeelzalen en kinderdagverblijven er in de gemeente zijn en of ze gesubsidieerde voorschoolse educatie aanbieden.

3. Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden m.b.t. toezicht en handhaving kinderopvang

3.1 Melding en registratie in register

Sinds de invoering van de Wk is het college verplicht om een register bij te houden van de in de gemeente gevestigde kindercentra. Alle kindercentra zijn, voordat de exploitatie van start kan gaan, verplicht zich aan te melden bij het college, zodat ze kunnen worden opgenomen in het kinderopvangregister (Landelijk Register Kinderopvang, artikel 1.45 lid 1 Wk).

 

Voor franchiseorganisaties geldt dat elke franchiseondernemer zich in de gemeente van vestiging moet melden voor opname in het register. Het gaat hierbij om franchiseondernemers die als bemiddelaar voor gastouderopvang werken. Dit geldt dus niet voor gastouders die als zelfstandige op basis van een franchiseformule werken. Gastouders hoeven zich niet te laten registreren.

 

De melding wordt gedaan op een formulier, waarvan het model is vastgesteld door het college. De gegevens die de houder moet verschaffen en de informatie die het college in het register moet opnemen, zijn vastgelegd in artikel 1.5 van de Wk. Na de melding door een houder van een kindercentrum worden de gegevens in het register opgenomen (artikel 1.46 lid 1 Wk). Een gemeente kan een registratie niet weigeren.

 

Binnen 8 weken na een melding door de houder onderzoekt de toezichthouder of de exploitatie van het kindercentrum redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen genoemd in afdeling 3, paragraaf 2 en 3 van de Wk (Regeling Wet kinderopvang, artikel 10). Tot die tijd van acht weken of totdat uit het inspectiebezoek eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de wet en de Beleidsregels, mag het kindercentrum nog niet in exploitatie worden genomen.

 

Het register is vanaf september 2010 landelijk. De houders melden nog steeds bij de gemeente, de gemeente meldt de aanmelding bij de GGD en na controle door de GGD, waarbij de voorziening in orde bevonden wordt, wordt door de gemeente ingeschreven bij een centraal meldpunt.

 

Wijziging en verwijdering van gegevens uit het register

 

De houder dient elke wijziging van de gegevens die opgenomen zijn in het register mee te delen aan het college (artikel 1.47 Wk). De houder wordt vervolgens schriftelijk op de hoogte gesteld van opname van de (gewijzigde) gegevens in het register.

 

Het college heeft zelf ook de mogelijkheid om wijzigingen in het register aan te brengen, indien is gebleken dat de opgenomen gegevens niet overeenstemmen met de werkelijke situatie. Ook van deze wijziging wordt de houder schriftelijk op de hoogte gesteld (artikel 8 Regeling Wet kinderopvang).

 

Het college kan overgaan tot verwijdering van gegevens uit het register als de houder daartoe een verzoek heeft ingediend of als is gebleken dat de houder het kindercentrum niet langer exploiteert. Daarnaast kan het college tot verwijdering van gegevens overgaan, indien uit het inspectieonderzoek blijkt dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de kwaliteitseisen van de wet, respectievelijk de Beleidsregels kwaliteit (artikel 9 Regeling Wet kinderopvang).

 

Niet-gemelde kinderopvang c.q. peuterspeelzalen

 

Houders van kindercentra die zich niet bij de gemeente hebben gemeld voor registratie plegen in principe een economisch delict in de zin van de Wet economische delicten. Het actief strafrechtelijk opsporen van niet-gemelde kinderopvang hoort niet tot de taak van de toezichthouder.

 

Krijgt de gemeente echter een signaal dat in haar gemeente kinderopvang of gastouderopvang plaats vindt zonder dat de houder in het register is opgenomen, dan kan de gemeente de GGD opdracht geven een zogenaamde voorselectie te doen. De GGD moet in dat geval onderzoeken of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wk.

Weigert de houder mee te werken aan het onderzoek, en bestaat het vermoeden dat opvang in de zin van de Wet kinderopvang plaats vindt, dan kan aangifte gedaan worden bij de politie.

3.2 Preventieve handhaving

Instrumenten voorlichting en communicatie

 

Op de gemeentelijke website staat algemene informatie over kwaliteit kinderopvang, verantwoordelijkheden en procedures en handhavingsbeleid. Na vaststelling van het handhavingsbeleid zal de nota ter kennisname worden gezonden aan alle kindercentra. Het besluit handhavingsbeleid zal worden gepubliceerd in het Noord-Bevelands Advertentieblad en de nota handhavingsbeleid kinderopvang zal ter inzage worden gelegd. Brochure GGD Nederland “Kwaliteit, toezicht en handhaven in de kinderopvang” is als pdf-bestand gekoppeld aan gemeentelijke website.

 

Afspraken toezichthouders GGD

 

Er zijn werkafspraken gemaakt tussen GGD en gemeente over de werkwijze van beide partijen in geval van:

  • inspectie na melding

  • inspectie na klacht/incident

  • vervolgacties na inspectie/rapport: de inspecteur kinderopvang beschrijft in het rapport aan welke eisen een kinderopvangorganisatie voldoet en aan welke niet. Als aan één of meer eisen niet wordt voldaan, dan geldt dat als een overtreding. De houder, de oudercommissie en de gemeente ontvangen het rapport. Het rapport wordt tevens openbaar gemaakt via de website van de GGD. Na ontvangst van het inspectierapport is het uitgangspunt dat het advies van de GGD wordt overgenomen. De gemeente stuurt altijd een reactie naar de houder met een kopie naar de GGD. Indien nodig neemt de gemeente maatregelen in het kader van handhaving. Het rapport wordt ook openbaar gemaakt op het LRKP (Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen).

Afspraken overige gemeentelijke toezichthouders (afstemmingsafspraken)

 

Naast de eisen van de Wk gelden ook eisen uit andere wet- en regelgeving waarop wordt toegezien door “eigen” toezichthouders. Deze zijn o.a.:

  • de vestiging van een kindercentrum mag niet in strijd zijn met de voorschriften van het bestemmingsplan;

  • voor de bouw van een nieuwe locatie of bij ingrijpende verbouwingen om een bestaand pand geschikt te maken voor het gebruik zal een omgevingsvergunning ten behoeve van bouw nodig zijn;

  • voor alle locaties (waar 10 kinderen of meer worden opgevangen) geldt dat een omgevingsvergunning ten behoeve van gebruik nodig is.

Met het oog op deze eisen informeert Welzijn behalve de GGD ook de brandweer en bouw- en woningtoezicht direct over elke melding (inclusief wijzigingen) en registratie van een kinderopvangvoorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau) in het gemeentelijk register kinderopvang. Op deze wijze kunnen de andere toezichthouders snel in actie komen als dat nodig is.

3.3 Repressieve handhaving

Het gaat hierbij om handelingen die erop gericht zijn overtredingen te herstellen en herhaling van overtredingen te voorkomen (repressieve handhaving). In de Wet kinderopvang zijn in afdeling 4 Handhaving artikelen opgenomen op grond waarvan het college kan handhaven.

 

Handhavingsinstrumenten

 

Indien blijkt, dat de houder van een kindercentrum niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen moet de gemeente een handhavingstraject starten. De bevoegdheid om handhavend op te treden ligt bij het college en is gemandateerd aan het afdelingshoofd Beleid & Projecten.

 

Het college (of de mandataris) kan een keuze maken uit de volgende wettelijke maatregelen om naleving van de kwaliteitseisen af te dwingen:

  • aanwijzing (door college) of bevel (door toezichthouder)

  • bestuursdwang

  • last onder dwangsom

  • exploitatieverbod

  • uitschrijving uit register

  • bestuurlijke boete (afdeling 5 paragraaf 2, Wet kinderopvang).

In de meeste gevallen moet het college eerst een aanwijzing opleggen alvorens tot een zwaarder handhavingsmiddel wordt overgegaan. In spoedeisende gevallen heeft de toezichthouder de mogelijkheid om een bevel op te leggen. Voorwaarde voor het opleggen van een bevel is dat de toezichthouder van oordeel is dat de tekortkomingen bij een kindercentrum of gastouderbureau zodanig zijn dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden.

 

De gemeente kan, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de mondelinge overreding hebben geen juridische status en betekenen een uitstel van het sanctioneringstraject. Bij de keuze van de te nemen maatregelen moeten motieven van de overtreder worden meegenomen.

 

Sanctieprotocol: Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Alle maatregelen en de daarbij behorende procedures worden beschreven in deze beleidsregels (bijlage 1). De gemeente Noord-Beveland hanteert dit afwegingsmodel bij het uitvoeren van de handhavingsacties als blijkt dat een houder van een kindercentrum niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wk en de Bkk.

 

In het afwegingsmodel zijn prioriteiten gesteld. De zwaarte van de prioriteit komt tot uiting in de hersteltermijnen van de aanwijzing. De hersteltermijn in het afwegingsmodel wordt aangegeven in een bandbreedte. Na het verstrijken van een hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel de GGD opdracht geven voor een herinspectie.

 

Mandatering

 

Indien het nodig is om handhavend op te treden, is het van belang dat er binnen de gestelde termijnen gehandeld wordt. Om de procedure efficiënt te laten verlopen, is het hoofd van de afdeling Beleid en projecten gemandateerd door het college met betrekking tot afdeling 3 paragraaf 2, en afdeling 4 paragraaf 1 en 2 van de Wk.

 

Samenvatting handhavingstraject:

  • 1.

    In principe start het gemeentelijke handhavingstraject direct na ontvangst van het definitieve inspectierapport van de GGD.

  • 2.

    Op basis van de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt bepaald welke maatregel genomen wordt.

  • 3.

    De eerste (juridische) stap is meestal het opleggen van een aanwijzing, fase 1.

  • 4.

    In geval de GGD al een bevel heeft gegeven, kan het bevel beschouwd worden als fase 1. In dit geval kan de gemeente de aanwijzing overslaan en direct overgaan naar fase 2: een andere maatregel opleggen.

  • 5.

    De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven of op basis van een mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen.

4. Implementatie en uitvoering

4.1 Personele consequenties

De personele inzet in het kader van toezicht en handhaving is afhankelijk van het aantal kinderopvangvoorzieningen dat in Noord-Beveland gevestigd is, het aantal overtredingen dat door de GGD geconstateerd wordt en het aantal signalen dat de gemeente krijgt over illegale kinderopvang. Afhankelijk van de bevindingen van de GGD zal actie moeten worden ondernomen. Gemiddeld zal de verwerking van een rapport c.q. 2 uur in beslag nemen, dat is op jaarbasis ca. 60 uur. Inclusief de aanpak van illegale kinderopvang betekent dit een inzet van ca. 80 uur per jaar.

4.2 Financiële consequenties

De kosten voor toezicht door de GGD zijn versleuteld in de begroting van de GGD. De GGD factureert na iedere inspectie. De kosten bedragen per inspectie ca. 534 euro tot 2.613 euro, afhankelijk van het profiel van de locatie. De gemeentelijke tijdbesteding voor melding en registratie bedraagt 3 uur (ca. 315 euro).

4.3 Jaarverslag (evaluatie)

Jaarlijks dient voor 1 mei een door de minister vastgesteld model jaarverslag aan de minister en de gemeenteraad verantwoording te worden afgelegd over alle toezicht- en handhavingstaken die de gemeente in het kader van de Wet kinderopvang heeft verricht. Dit jaarverslag kan gebruikt worden voor jaarlijkse evaluatie van het handhavingsbeleid.

Overigens zullen de handhavingsresultaten uit de inspectieverslagen verwerkt worden in de jaarlijkse handhavingsrapportage van het integraal handhavingsbeleid.