Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Beleidsregel individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRegionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregel individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021
CiteertitelBeleidsregel Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag 2016 Participatiewet Regionale dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 36 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-05-2022nieuwe regeling

03-06-2021

bgr-2022-559

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021

Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

(hierna: het Dagelijks Bestuur);

 

gelet op het voorstel van het MT van de Regionale Dienst Werk en Inkomen van

 

gelet op titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op artikel 36 van de Participatiewet;

 

gelet op de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2021 Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;

 

overwegende dat het voor de bepaling van de doelgroep noodzakelijk is nadere invulling te geven aan het begrip ‘(geen) uitzicht hebben op inkomensverbetering’;

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG PARTICIPATIEWET REGIONALE DIENST WERK EN INKOMEN KROMME RIJN HEUVELRUG 2021.

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet verder worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021, de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      WSF: Wet Studiefinanciering 2000;

    • c.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • d.

      WSNP: Wet Schuldsanering natuurlijke persomen;

    • e.

      IIT: individuele inkomenstoeslag;

    • f.

      Arbeidsverplichting: de verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub a en b van de wet, dan wel een verplichting die strekt tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 55 van de wet, dan wel verplichtingen die aan uitkeringsgerechtigden zijn opgelegd voor arbeidsinschakeling en/of re-integratie;

    • g.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • h.

      SVB: Sociale verzekeringsbank

Artikel 2 Recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Tot de omstandigheden, als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder c van de verordening, worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      De krachten en bekwaamheden van de belanghebbende, waarbij de navolgende, individuele aspecten betrokken kunnen worden:

      • de medische, psychische en psychosociale omstandigheden;

      • opleidingsniveau;

      • werkervaring;

      • gevolgde of nog te volgen trajecten, gericht op participatie en arbeidsinschakeling.

    • b.

      De inspanningen die de belanghebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, waarbij in ieder geval betrokken wordt:

      • of er gedurende de referteperiode sprake is geweest van een maatregel of verlaging van de uitkering in verband met het niet nakomen van de arbeidsverplichting, opgelegd door het UWV, SVB of het Dagelijks Bestuur;

      • of belanghebbende gedurende de referteperiode verwijtbaar heeft nagelaten om factoren, die het uitzicht op inkomensverbetering belemmeren, op te lossen.

Artikel 3 Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Bij de beoordeling of er sprake is van uitzicht op inkomensverbetering wordt maatwerk geleverd op basis van de individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

  • 2.

    Bij het bepalen van het uitzicht op inkomensverbetering, zoals bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende factoren in overweging genomen, waarbij wordt vastgesteld of de belanghebbende:

    • a.

      op de peildatum uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt en/of studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF of een opleiding volgt en/of een bijdrage ontvangt als bedoeld in de WTOS;

    • b.

      tijdens de laatste 12 maanden van de referteperiode een opleiding of onderwijs als bedoeld in onderdeel a heeft gevolgd;

    • c.

      binnen een termijn van zes maanden na de aanvraagdatum een inkomen kan krijgen dat hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • d.

      gedurende de referteperiode een maatregel is opgelegd of verlaging van de uitkering is toegepast, wegens een schending van een re-integratie- of arbeidsverplichting, als bedoeld in de wet, IOAW of IOAZ, dan wel een maatregel opgelegd heeft gekregen door het UWV of SVB. Een waarschuwing wordt hier niet als maatregel beschouwd;

    • e.

      gedurende de referteperiode verwijtbaar heeft nagelaten om overige factoren die het uitzicht op inkomensverbetering belemmeren, op te lossen, anders dan genoemd onder a t/m d.

    • f.

      een hoger inkomen heeft dan bijstandsniveau maar op de peildatum op bijstandsniveau leeft wegens een minnelijke schuldregeling of WSNP-traject.

  • 3.

    Als in een andere situatie dan genoemd in lid 2 kan worden vastgesteld dat er sprake is van uitzicht op inkomensverbetering, kan het Dagelijks Bestuur de aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag afwijzen mits dit goed gemotiveerd wordt.

Artikel 4 Gehuwden

  • 1.

    Indien het een verzoek van gehuwden betreft, dienen beiden gehuwden te voldoen aan de vereisten zoals omschreven in artikel 2 van de verordening.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op bijstand ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder geldt.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het Dagelijks Bestuur kan in de gevallen waarin de beleidsregel niet voorziet, dan wel in gevallen waarin toepassing van deze beleidsregel leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de belanghebbende, besluiten om op individuele gronden van de verordening of deze beleidsregel af te wijken.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021’.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze is gepubliceerd en treedt in de plaats van de ‘Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag 2016 Participatiewet Regionale dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug’.

 

Aldus besloten door het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug in zijn vergadering van 3 juni 2021

Toelichting

Deze beleidsregel betreft de nadere invulling van de Verordening Individuele inkomenstoeslag Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021 en artikel 36 van de Participatiewet.

 

Enkel die bepalingen die meer toelichting nodig hebben worden hier behandeld.

 

Artikel 3 Uitzicht op inkomensverbetering

Lid 2: In dit lid worden factoren benoemd die bij de beoordeling van het uitzicht op inkomensverbetering worden meegenomen. De hierna genoemde factoren kunnen wijzen op een uitzicht op inkomensverbetering, maar dat hoeft zeker niet altijd het geval te zijn. Er is altijd sprake van maatwerk, waarbij de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden doorslaggevend zijn.

 

Sub a: bij de groep studenten kan er vanuit worden gegaan dat zij een goed perspectief op de arbeidsmarkt hebben. Enkel de belanghebbende die tijdens de referteperiode door ziekte de studie/opleiding moest staken en daardoor geen uitzicht meer heeft op inkomensverbetering, kan wel in aanmerking komen voor de IIT.

 

Sub c: Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het op het moment van de aanvraag al vaststaat dat belanghebbende een baan heeft waarvan de ingangsdatum binnen een termijn van zes maanden ligt.

 

Een ander voorbeeld is als belanghebbende op de aanvraagdatum inkomsten uit arbeid ontvangt onder de inkomensgrens voor IIT en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel de mogelijkheid heeft om zijn inkomen te verbeteren.

 

Wanneer iemand een deeltijdbaan heeft en er geen mogelijkheid is om zijn uren (op korte termijn, zijnde zes maanden) uit te breiden, kan worden geconcludeerd dat er geen uitzicht op inkomensverbetering is.

 

Sub d: De IIT is niet bedoeld om de verlaging van de uitkering, die aan een belanghebbende is opgelegd in de vorm van een maatregel, goed te maken. Deze maatregel is immers opgelegd omdat de gemeente, het UWV of de SVB een dergelijke gedraging niet accepteert en het gedrag ook in de weg staat tot inkomensverbetering.

 

Het Dagelijks Bestuur zal per individuele situatie moeten beoordelen of belanghebbende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit is in beginsel niet het geval als belanghebbende in de referteperiode één van de re-integratie- of arbeidsverplichtingen heeft geschonden.

 

In het bijzonder geldt dit voor de zwaardere overtredingen waarbij verondersteld kan worden dat door het verzuim het uitzicht op inkomensverbetering duidelijk is verminderd. Dit is het geval als een belanghebbende niet of onvoldoende naar vermogen heeft geprobeerd algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te behouden of te aanvaarden, zonder dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid die aanleiding heeft gegeven om af te zien van een verlaging van de uitkering. Zie ook ECLI:NL:CRVB:2018:3418.

 

Sub e: Het Dagelijks Bestuur is bevoegd ook in andere situaties de IIT niet toe te kennen. Dit kan zijn als mensen in onvoldoende mate geprobeerd hebben om tot inkomensverbetering te komen of verwijtbaar hebben nagelaten om belemmeringen die in de weg staan tot inkomensverbetering weg te nemen of aan te pakken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het door eigen toedoen vroegtijdig beëindigen van een schuldhulpverleningstraject, maar ook andere situaties zijn denkbaar.

 

Sub f: Eén van de voorwaarden bij een schuldregeling houdt onder meer in dat belanghebbenden alles in het werk moeten stellen om een inkomen te verwerven. Het feit dat op deze belanghebbenden een schuldregeling van toepassing is, maakt niet dat zij geen uitzicht op inkomensverbetering hebben.

 

Artikel 4 Gehuwden

Lid 1: Bij gehuwden komt het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toe. Dit gaat over zowel inwoners die getrouwd zijn, als belanghebbenden die zijn gelijkgesteld aan gehuwden. Worden belanghebbenden op de datum van het verzoek als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid van de wet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat er voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

 

Lid 2: Voor de hoogte van het inkomen van de partner en niet-rechthebbende partner moet rekening worden gehouden met artikel 32, derde en vierde lid van de wet.