Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRegionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingVerordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021
CiteertitelVerordening Individuele Inkomenstoeslag Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021.
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening inkomenstoeslag 2015 Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet
  2. artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet
  3. artikel 36 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-05-2022nieuwe regeling

30-06-2021

bgr-2022-558

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021

Het Algemeen Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;

 

gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur van xxxxxxxx

 

gelet op de artikelen 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid en artikel 36 van de Participatiewet;

 

besluit vast te stellen, de volgende verordening:

 

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • c.

      aanvraagdatum: de datum waarop een belanghebbende individuele inkomenstoeslag aanvraagt door middel van een daarvoor bestemd aanvraagformulier;

    • d.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de individuele inkomenstoeslag ontstaat;

    • e.

      bijstandsnorm: de norm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

    • f.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, waarbij voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” wordt gelezen de “referteperiode”. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag als inkomen gezien;

    • h.

      in aanmerking te nemen vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 2 Recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een belanghebbende kan op verzoek in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag als hij:

    • a.

      op de datum van het verzoek 21 jaar of ouder is maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en

    • b.

      een langdurig laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen, en

    • c.

      naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur, gelet op de individuele omstandigheden, geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Artikel 3 Geen recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Geen recht op de individuele inkomenstoeslag heeft een belanghebbende die:

    • a.

      op de peildatum of gedurende de referteperiode uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of heeft gevolgd, dan wel een inkomen op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten ontvangt of heeft ontvangen;

    • b.

      in de referteperiode niet heeft voldaan aan de aan hem opgelegde arbeids- en of re-integratieverplichtingen, dan wel onvoldoende medewerking verleende aan een re-integratietraject en waarvoor een maatregel is opgelegd;

    • c.

      een studie volgt op grond van het Besluit uitbreiding kring studerenden Wet Wajong.

Artikel 4 Langdurig laag inkomen

  • 1.

    Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet:

    • a.

      als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • b.

      als gedurende de referteperiode alleen een Wajong-uitkering ter hoogte van 75% van het wettelijk minimumloon is ontvangen.

  • 2.

    Daarnaast wordt als langdurig, laag inkomen aangemerkt het inkomen dat gedurende de referteperiode gemiddeld hoger is dan 100% van het wettelijk minimum loon, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 5 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      € 417,00 voor een alleenstaande;

    • b.

      € 534,00 voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 593,00 voor gehuwden.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van artikel 11 of 13, eerste lid van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De in lid 1 genoemde bedragen worden elk jaar op 1 januari aangepast met het percentage waarmee het minimumloon ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar is gestegen. De bedragen worden in hele euro’s naar boven afgerond.

Artikel 6 Onvoorziene omstandigheden

Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van de verordening tot onredelijk en onbillijkheid leidt.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Individuele Inkomenstoeslag Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug 2021’.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking;

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Verordening inkomenstoeslag 2015 Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug’ ingetrokken.

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug in zijn openbare vergadering van 30 juni 2021

ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING

In het beginsel is het normbedrag, om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, toereikend. Toch kan de financiële positie van inwoners die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door te gaan werken dit inkomen te verhogen. Om die reden is de individuele inkomenstoeslag in het leven geroepen.

 

De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor inwoners die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen zonder dat zij uitzicht hebben op verbetering van dat inkomen. Dat laatste onderdeel betekent dat er individueel getoetst wordt of iemand in aanmerking kan komen voor een individuele inkomenstoeslag.

 

Vast te leggen regels in de verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel. Bij verordening stelt het Algemeen Bestuur, op grond van artikel 8 van de wet, regels vast over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald te worden.

 

Het Dagelijks Bestuur kan in een beleidsregel aangeven wanneer er sprake is van ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid van de wet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. De verordening beperkt zich grotendeels tot de invulling die wettelijk voorgeschreven is.

 

In deze verordening en ook in de beleidsregel over de individuele inkomenstoeslag is het maatwerkprincipe tot uitdrukking gebracht.

Uit jurisprudentie1 is gebleken dat het bij verordening aanwijzen van een categoriale doelgroep, waardoor iedereen die tot die doelgroep behoort (of juist niet tot die doelgroep behoort), wordt uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag, in strijd is met artikel 36, eerste lid van de wet. De wetgever heeft namelijk een duidelijk uitgangspunt geformuleerd dat individueel maatwerk moet worden verricht. Dit moet ervoor zorgen dat de toeslag terechtkomt bij inwoners die deze toeslag echt nodig hebben.

 

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de bepalingen die nadere toegelicht moeten worden hier behandeld.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Referteperiode

De referteperiode is feitelijk de invulling van het begrip ‘langdurig’ en betreft een periode van 36 maanden, voorafgaand aan de peildatum.

 

Artikel 4 Langdurig laag inkomen

Bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is het van belang om te beschrijven wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

 

Langdurig

De door het Algemeen Bestuur vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

 

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

 

De vraag of het inkomen van een belanghebbende gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet te strikt moeten worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. Gaat het inkomen van een belanghebbende gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks meerdere keren met ongeveer € 10 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm. Er is dan namelijk geen sprake meer van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele centen.

 

Personen die alleen een Wajong-uitkering ontvangen ter hoogte van 75% van het minimumloon, hebben een inkomen dat iets hoger ligt dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Echter bij deze personen wordt er van uitgegaan dat ze beschikken over een langdurig laag inkomen.

 

Artikel 6. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

 

Gehuwden

Bij gehuwden komt het recht op individuele inkomenstoeslag gezamenlijk toe. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

 

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Het gaat hier bijvoorbeeld om een partner die op één van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand.

 

Indexering

In het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen.


1

ecli:NL:RBLM:2016:7454, de uitspraak komt in essentie erop neer dat uit de bepalingen van de betreffende verordening voortvloeit dat uitsluitend die personen, die geen arbeidsverplichtingen hadden, in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag. Het bij verordening aanwijzen van een categoriale doelgroep, waardoor iedereen die niet tot de aangewezen doelgroep behoort, wordt uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag, in strijd is met artikel 36, lid 1 Pw.