Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Son en Breugel

Beleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSon en Breugel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019
CiteertitelBeleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 18b van de Participatiewet
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-10-2019Nieuwe regeling

03-09-2019

Gemeenteblad 2019, 252043

Corsanummer 19.9737

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019

Het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel;

Gelet op,

  • artikel 18b van de Participatiewet,

  • de artikelen 4.81 en 4.84 van de Algemene wet Bestuursrecht,

besluit vast te stellen de hieronder beschreven:

 

Beleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019

 

 

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet;

  • c.

    belanghebbende: de persoon voor wie de wet taaleis van toepassing is;

  • d.

    referentieniveau: het fundamentele niveau (1F-niveau ofwel A2-niveau) volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid;

  • e.

    taaltoets: de toets zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 van de Participatiewet.

Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal

  • 1.

    Wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (5 tot en met het schooljaar waarin leerlingen 16 jaar worden) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond, wordt ervan uitgegaan dat door belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd.

  • 2.

    Belanghebbende toont het volgen van Nederlandstalig onderwijs aan met rapporten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen (zowel basis- als voortgezet-/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlands onderwijs in het buitenland zijn.

  • 3.

    Een diploma inburgering of een gelijkwaardig document geldt als bewijs dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst en aan de taaleis voldoet.

  • 4.

    Belanghebbende toont aan voldoende kennis te hebben van de Nederlandse taal indien hij, tijdens een vorige uitkeringsperiode en/of bij een andere gemeente, een taaltoets in verband met de taaleis met goed gevolg heeft afgerond of anderszins door een college is vastgesteld dat hij de Nederlandse taal op het referentieniveau beheerst.

  • 5.

    Wanneer belanghebbende niet kan beschikken over de in dit artikel genoemde bewijsstukken, kan belanghebbende middels een eigen verklaring aantonen te voldoen aan het referentieniveau. Bij twijfel over deze verklaring kan het college ervoor kiezen een taaltoets af te (laten) nemen.

  • 6.

    Het college kan besluiten om belanghebbende, die aan één van bovenstaande voorwaarde voldoet, toch een taaltoets af te laten nemen als blijkt dat belanghebbende het referentieniveau van de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.

Artikel 3 De taaltoets

  • 1.

    Het college neemt een taaltoets af bij belanghebbende wanneer niet is aangetoond dat belanghebbende voldoet aan het referentieniveau.

  • 2.

    De taaltoets bevat het oordeel over de taalvaardigheid alsook een oordeel over de meest geschikte taaltraining voor belanghebbende.

Artikel 4 Geen taaltoets

Wanneer de taalvaardigheid op het referentieniveau niet is aangetoond door belanghebbende, wordt toch geen taaltoets afgenomen indien:

  • a.

    het college kan vaststellen, aan de hand van bewijsstukken, dat er in de individuele situatie van belanghebbende duurzame of langdurige belemmeringen zijn richting de arbeidsmarkt; of

  • b.

    een belanghebbende een inburgeringstraject volgt in het kader van de Wet inburgering, dan wel op korte termijn (< drie maanden) gaat starten met een dergelijk traject; of

  • c.

    bij aanvang van de uitkering duidelijk is dat er sprake is van kortdurende bijstand, waarbij kortdurend een periode van maximaal vier maanden betreft.

Artikel 5 Niet behalen van de toets

Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:

  • a.

    Wanneer belanghebbende de taaltoets niet heeft gehaald, dan wordt belanghebbende binnen acht weken na de uitkomst van de toets hiervan op de hoogte gesteld en heeft hij één maand zich bereid te verklaren om aan te vangen met het verkrijgen van de vaardigheden in de Nederlandse taal en daarmee te voldoen aan de inspanningsverplichting.

  • b.

    Na de bereidverklaring zal belanghebbende worden uitgenodigd om het taaltraject te bespreken.

Artikel 6 Taaltraject

  • 1.

    Bij het niet behalen van de taaltoets worden er afspraken gemaakt met de consulent over het taaltraject.

  • 2.

    De consulent bepaalt samen met belanghebbende:

  • a.

    het startniveau;

  • b.

    de activiteiten die nodig zijn om het taalniveau te halen;

  • c.

    de begin- en (geschatte) einddatum van de benodigde activiteiten;

  • d.

    de op belanghebbende van toepassing zijnde beperkingen en mogelijkheden;

  • e.

    de afspraken over reiskosten;

  • f.

    de wederzijdse rechten en plichten.

Artikel 7 Ontbreken van verwijtbaarheid

  • 1.

    Er vindt ook geen toetsing van het taalniveau plaats indien is vastgesteld dat iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt om aan de taaleis te voldoen.

  • 2.

    Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval wanneer er:

  • a.

    sprake is van een ontheffing in het kader van de Wet inburgering;

  • b.

    sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

  • c.

    diverse malen een taalcursus is gevolgd en is vastgesteld door de educatie-instelling dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op het referentieniveau machtig te worden;

  • d.

    een andere in de persoon gelegen factor aanwezig is waardoor belanghebbende geen enkele vorm van verwijtbaarheid is aan te rekenen voor het niet beheersen van de Nederlandse taal op het referentieniveau.

Artikel 8 Verlaging uitkering bij onvoldoende inspanning

  • 1.

    Indien belanghebbende zich na de bereidverklaring onvoldoende blijkt in te spannen gaat de verlaging van de algemene uitkering in op de datum dat de verwijtbaarheid is ontstaan; het moment dat belanghebbende niet meer voldoet aan de inspanningsverplichting.

  • 2.

    Indien er een maatregel is opgelegd op grond van artikel 18b van de Participatiewet, kan belanghebbende maandelijks aan het college vragen om te beoordelen of de verlaging nog toegepast dient te worden.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking na bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel taaleis Participatiewet gemeente Son en Breugel 2019”.

 

Toelichting

Deze beleidsregel is gebaseerd op de Participatiewet en het besluit taaltoets Participatiewet. De taal-eis geldt voor eenieder die een uitkering heeft of aanvraagt op grond van de Participatiewet en aan wie de arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9 van de Participatiewet van toepassing zijn. Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor de bijstand.

De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden om zo belemmeringen richting re-integratie en de arbeidsmarkt weg te nemen. Niet meewerken aan de inspanning tot verbetering van de Nederlandse taal, kan volgens artikel 18b leiden tot afstemming van de uitkering tot uiteindelijk 100%.

 

Artikel 1 Begripsbepaling

Lid 2 sub d: Niveau 1F komt overeen met het niveau einde basisschool en taalniveau A2, het niveau dat bij het inburgeringsexamen wordt behaald.

Het referentieniveau omvat de volgende vaardigheden:

  • spreekvaardigheid;

  • luistervaardigheid;

  • gespreksvaardigheid;

  • schrijf- en leesvaardigheid.

 

Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal

De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat deze de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust in beginsel op de belanghebbende.

Lid 1: Wanneer belanghebbende in een leerplichtige leeftijd (tussen 5 tot en met het schooljaar waarin leerlingen 16 jaar worden) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond (vanaf 1969, ingang leerplicht zoals we die nu kennen), kan ervan uitgegaan worden dat door belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Dit hoeft niet verder met bewijsstukken onderbouwd te worden, omdat dat duidelijk is vanuit basisregistratie. Hiermee is het een feit van algemene bekendheid, dat niet bewezen hoeft te worden.

Bij een ander document kan bijvoorbeeld gedacht worden aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst, denk aan taalcursussen.

Lid 4: Er wordt in dit lid gesproken over ‘een’ college. Dat betekent dat het ook een college kan zijn van een andere gemeente in Nederland. Indien het niveau door een college is vastgesteld op grond van artikel 18b van de Participatiewet is ook in een andere gemeente voldaan aan de taaleis.

Lid 5: In bepaalde gevallen kan het college bovenstaande zaken in haar systemen terug vinden, maar kan een belanghebbende dat zelf niet aantonen. In dergelijke gevallen geldt een eigen verklaring als het document waarmee zij het niveau aantonen. De eigen verklaring bevat op welke manier belanghebbende voldoet aan de taaleis, indien mogelijk wordt de verklaring vergezeld met relevante bewijsstukken.

Lid 6: Wanneer belanghebbende één van bovenstaande documenten bezit, kan het nog steeds zijn dat uit gesprekken met belanghebbende blijkt dat hij/zij de taal niet beheerst op het referentieniveau zoals beschreven in artikel 1, lid 2 sub d. Een voorbeeld is als belanghebbende het inburgeringsexamen jaren geleden heeft behaald, maar daarna de Nederlandse taal (bijna) niet meer heeft gesproken. Het college kan dan besluiten belanghebbende toch een taaltoets te laten afnemen.

 

Artikel 3 De taaltoets

Lid 2: Bij de meest geschikte taaltraining wordt rekening gehouden met de goedkoopste, adequate voorziening voor belanghebbende.

 

Artikel 4 Geen taaltoets

De keuze om geen taaltoets af te nemen is maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren worden altijd meegewogen in dit besluit. De gemeente ziet de taaltoets als re-integratie instrument en wil deze ook zo inzetten. Om die reden zal geen taaltoets worden afgenomen als er andere langdurige individuele belemmeringen zijn richting de arbeidsmarkt. Het moet dus niet gaan om een tijdelijke belemmering zoals bijv. een gebroken arm maar om echt een langdurige en/of duurzame belemmering.

Indien aan belanghebbende een ontheffing is verleend van de arbeidsplicht en deze ontheffing eindigt, dan dient belanghebbende (indien van toepassing) alsnog de taaltoets af te leggen.

 

Artikel 5 Niet behalen van de toets

Belanghebbende kan zich bereid verklaren door hiervan schriftelijk, mondeling of in persoon melding te doen (bij de werkconsulent).

 

Artikel 7 Ontbreken van verwijtbaarheid

De taaleis geldt niet voor belanghebbende waarbij sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid. Er moet dan sprake zijn van een omstandigheid waardoor belanghebbende geen verwijt kan worden gemaakt van het niet of niet in voldoende mate beheersen van de Nederlandse taal. Er zijn enkele situaties omschreven waarbij in ieder geval sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid. Deze omschrijving is niet limitatief. Er kan sprake zijn van andere factoren die de verwijtbaarheid doen ontbreken. Dit zal altijd individueel moeten worden beoordeeld. De bewijslast om aan te tonen dat sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid ligt bij belanghebbende.

Lid 2, sub d: Deze factoren worden aanwezig geacht wanneer dit door het huidige college of een vorige college, tijdens een vorige uitkeringsperiode, is vastgesteld.

 

Artikel 8 Verlaging uitkering bij onvoldoende inspanning

Lid 1: De taaleis (artikel 18b Participatiewet) omschrijft niet hoe er moet worden gehandeld op het moment dat iemand in eerste instantie voldoet aan de inspanningsverplichting, maar daar op enig moment mee stopt. Er wordt namelijk alleen genoemd dat de verlaging wordt ingezet vanaf het moment dat iemand het kennisgevingsbesluit heeft ontvangen (artikel 18b, lid 4 tweede zin Participatie-wet), waarin staat dat de Nederlandse taal onvoldoende wordt beheerst. Dit betekent dat er altijd met terugwerkende kracht moet worden verlaagd, ook wanneer iemand in beginsel wél de nodige inspanning heeft geleverd.

In deze beleidsregel is geformuleerd dat de verlaging in een dergelijke situatie pas wordt ingezet vanaf het moment dat de verwijtbaarheid ontstaat. Dit is de meest eerlijke en verdedigbare oplossing voor deze situatie. Het moment waarop de verwijtbaarheid ontstaat wordt individueel beoordeeld.

Lid 2: Met de opgelegde maatregel wordt bedoeld de maatregel opgelegd na het kennisgevingsbesluit, alsmede de maatregel opgelegd met inachtneming van lid 1 van dit artikel. Belanghebbende dient dit zelf te vragen. Van een verdere verlaging wordt afgezien als belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt te zijn aangevangen met voldoende inspanningen tot het verwerven van de Nederlandse taal. Belanghebbende kan hiertoe meerdere verzoeken indienen, echter moet hij/zij wel kunnen aantonen dat er veranderende omstandigheden zijn waardoor het college tot een ander besluit kan komen. Wanneer de situatie onveranderd is gebleven ten opzichte van het vorige verzoek, hoeft het college hier niet inhoudelijk op te reageren.