Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leidschendam-Voorburg

Beleidsregel “Wet aanpak woonoverlast gemeente Leidschendam-Voorburg”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeidschendam-Voorburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel “Wet aanpak woonoverlast gemeente Leidschendam-Voorburg”
CiteertitelBeleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Leidschendam-Voorburg
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151d van de Gemeentewet
  2. Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-03-2019nieuwe regeling

12-02-2019

Het Krantje, Gemeenterubriek 6 maart 2019

982

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel “Wet aanpak woonoverlast gemeente Leidschendam-Voorburg”

De burgemeester van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

 

overwegende dat hij ter uitvoering van artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:29 van de Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg (hierna: Apv) een (concept-)beleidsregel heeft opgesteld;

dat deze (concept-)beleidsregel ter inzage is gelegd voor inspraak van 28 november tot en met 28 december 2018;

dat er in deze periode geen zienswijzen en inspraakreacties zijn ontvangen;

gelet op het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 Apv,

 

Besluit:

 

Vast te stellen de volgende beleidsregel “Wet aanpak woonoverlast gemeente Leidschendam-Voorburg”.

 

 

 

Inleiding

Op 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden (artikel 151d Gemeentewet).

Deze wet maakt het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaalde hinder (woonoverlast) de overlastgever een gedragsaanwijzing op te leggen.

In een gedragsaanwijzing staat dat de overlastgever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten. Het heeft de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. In het uiterste geval kan het zelfs een tijdelijk huisverbod inhouden.

 

Het moet gaan om ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden die niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Als er andere bevoegdheden of methoden van aanpak beschikbaar zijn, mag er geen gedragsaanwijzing worden opgelegd.

 

De gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg heeft op 11 september 2018 besloten om de burgemeester deze bevoegdheid toe te kennen. Hiervoor is artikel 2:79 “Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet” toegevoegd aan de Apv.

 

Deze beleidsregel bevat de wijze waarop de burgemeester uitvoering geeft aan deze bevoegdheid. De burgemeester is bevoegd gemotiveerd van de beleidsregel af te wijken indien bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven. De burgemeester informeert de raad jaarlijks over de toepassing van deze bevoegdheid. Daarbij geeft de burgemeester gemotiveerd aan waarom het instrument van de gedragsaanwijzing is ingezet.

 

Wettelijk kader

De bevoegdheid van de burgemeester vindt zijn grondslag in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de Apv.

 

Artikel 151d Gemeentewet

1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

 

Artikel 2:79 Apv

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt;

2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

 

Vanwege de bevoegdheidstoedeling om een last onder bestuursdwang op te leggen, is de burgemeester op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht ook bevoegd een last onder dwangsom op te leggen. Verder volgt uit artikel 151d, derde lid, van de Gemeentewet dat de Wet tijdelijk huisverbod gedeeltelijk van toepassing is.

 

Partijen en verantwoordelijkheden

Bij woonoverlast zijn verschillende partijen betrokken met ieder zijn eigen verantwoordelijkheden.

 

Gemeente

De gemeente heeft als beheerder van de openbare ruimte, van de staat van de bebouwing en de leefbaarheid een belangrijke taak om overlast te voorkomen en aan te pakken. Op basis van het bestuursrecht heeft de gemeente bestaande bevoegdheden om op te treden bij overlast.

Bij bijvoorbeeld woningvervuiling, stank, verontreiniging, ongedierte, brandgevaar en hennepplantages kan dit op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit. Daarnaast zijn er ook zwaardere middelen die kunnen worden ingezet bij bijvoorbeeld drugshandel (Opiumwet) en verstoring van de openbare orde rond de woning (Gemeentewet). Deze bevoegdheden dienen altijd eerst te worden onderzocht voordat het instrument van een gedragsaanwijzing mag worden ingezet.

 

Politie/Openbaar Ministerie

Ook de politie heeft een handhavende taak en bevoegdheden om op te treden bij overlast.

Bij ernstige normschendingen, bedreiging, discriminatie en geweld kan het Openbaar Ministerie de overlastgever op basis van het strafrecht vervolgen.

 

Inwoners

Inwoners hebben zelf ook een belangrijke rol in het onderling oplossen van hun problemen.

Een inwoner die overlast ondervindt, zal in eerste instantie zelf de overlastgever moeten aanspreken op het hinderlijke gedrag. Als het gesprek moeilijk verloopt, kan een inwoner buurtbemiddeling inschakelen om het gesprek te laten leiden. Wanneer onderling overleg/buurtbemiddeling niet helpt, kan een melding van woonoverlast worden opgepakt door de gemeente. Daarnaast hebben inwoners ook de mogelijkheid om zelf naar de civiele rechter te stappen.

 

Verhuurders/woningcorporaties

Als een overlastsituatie zich voordoet in huurwoningen en overleg/buurtbemiddeling niet heeft geholpen, zal de inwoner zich eerst moeten richten tot de verhuurder.

Verhuurders zijn eerstverantwoordelijk voor het optreden tegen overlast binnen hun woningbestand.

Zij zijn hier op basis van het huurcontract en het huurrecht toe verplicht. Verhuurders hebben de mogelijkheid om een vrijwillige gedragsaanwijzing op te leggen aan een huurder. Ook kunnen zij een civielrechtelijke gedragsaanwijzing laten op leggen aan een huurder. Dit kan via de rechter op basis van artikel 3:296 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Indien een verhuurder alles wat in zijn macht ligt, heeft ingezet om de overlast te stoppen maar hiertoe niet slaagt dan kan de verhuurder de situatie voorleggen aan de burgemeester. Er wordt dan onderzocht of een gedragsaanwijzing op grond van de Apv oplossing biedt.

 

Zorg- en hulpverleningsinstanties

Bij een overlastsituatie kunnen psychische- en/of verslavingsproblemen een rol spelen. De overlastgever is dan vaak niet aanspreekbaar op zijn/haar gedrag maar de overlast moet wel gestopt worden. Zorg- en hulpverleningsinstanties hebben in dat geval een belangrijke rol.

Een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen is van belang om voor deze mensen de passende zorg te regelen en de overlast te stoppen.

 

Begrippen

Hieronder volgt een toelichting van de begrippen uit artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:79 van de Apv.

 

“andere geschikte wijze”

De burgemeester legt alleen een gedragsaanwijzing op als er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om een einde te maken aan de woonoverlast zoals bijvoorbeeld op grond van de Woningwet, de Gemeentewet, de Opiumwet, buurtbemiddeling/mediation, het geven van een bestuurlijke waarschuwing, civielrechtelijke mogelijkheden (van verhuurder of slachtoffer van woonoverlast).

 

De burgemeester heeft beleidsvrijheid bij het maken van de afweging of er geen andere geschikte wijze (meer) is om hinder te stoppen. De gedragsaanwijzing dient als uiterst redmiddel. Dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

 

“woning of een bij die woning behorend erf”

Hieronder worden verstaan: de woning, de rest van het betrokken perceel, zoals een tuin, en de gezamenlijke ruimte binnen de wooneenheid, zoals het portiek, de parterretrap, de buitenruimte etc.

 

“de onmiddellijke nabijheid”

Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan: gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning. Maatgevend voor de begrenzing is dat er een directe relatie moet zijn met de woning en het bijbehorende erf.

 

“degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt”

Onder dit begrip wordt verstaan de gebruiker van de woning. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning te hebben en hoeft niet de rechtmatige bewoner van de woning te zijn. Ook een regelmatige gast, een illegale onderhuurder of een kraker van de woning vallen onder dit begrip.

 

“gedragingen”

Hieronder vallen de gedragingen van zowel de gebruiker zelf als anderen die zich op het perceel of de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden. Het kan gaan om bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker maar ook om een dier bijvoorbeeld een hond die overlast veroorzaakt.

 

“zorgplicht”

De gemeenteraad heeft in artikel 2:79 van de Apv bepaald dat degene die een woning of een bij de woning behorend erf gebruikt er zorg voor moet dragen dat er geen sprake is van gedragingen die ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Een gebruiker die niet aan de zorgplicht voldoet is in overtreding.

 

“omwonenden”

Hierbij gaat het om bewoners die woonachtig zijn in de directe nabijheid van woning en het bijbehorende erf van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.

 

“ernstige en herhaaldelijke hinder”

Het begrip “ernstig” slaat op de intensiteit van de hinder. De ernst van de hinder zal worden vastgesteld aan de hand van de normen die daarvoor in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn.

Het woord “herhaaldelijk” duidt op een terugkerend karakter. Er kan geen gedragsaanwijzing worden gegeven op basis van één incident.

 

“hinder”

Onder “hinder” wordt in elk geval verstaan:

- geluid- of geurhinder;

- hinder van dieren;

- hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in de woning of op het erf aanwezig zijn;

- hinder als gevolg van vervuiling of verwaarlozing van de woning of het erf;

- intimidatie van derden vanuit de woning of op of vanaf het erf voor zover niet strafbaar op grond van het Wetboek van strafrecht.

 

“gedragsaanwijzing”

De gedragsaanwijzing heeft de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.

De hoogte van de dwangsom wordt bepaald op basis van de aard en de omvang van de overtreding.

In de gedragsaanwijzing staat welke hinderlijke gedragingen moeten stoppen en binnen welke termijn dat dient te gebeuren. Er staat omschreven welke handelingen de overlastgever daarvoor moet doen of nalaten. Dit kan bijvoorbeeld inhouden: het beperken van het aantal bezoekers, een tijdsgrens stellen voor het ontvangen van bezoek, het muilkorven van een hond, het aanbrengen van geluidwerende vloerbedekking, het stoppen van het draaien van luide muziek etc.

 

Het moet wel in het vermogen van de overlastgever liggen om de hinder te beëindigen. Soms wordt de hinder veroorzaakt door mensen met psychische- en/of verslavingsproblemen die daardoor niet in staat zijn om de hinder te stoppen. In dat geval zal worden gezocht naar alternatieve maatregelen. Een gedragsaanwijzing kan ook inhouden de verplichting om psychische- of sociale hulp te zoeken of het volgen van een training agressiereductie.

 

De keuze voor een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang wordt gemaakt op basis van de specifieke situatie en de inschatting van welke van de twee het meest effectief zal zijn. Als blijkt dat een last onder dwangsom geen succes heeft opgeleverd, kan alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

 

Als de overlastgever geen gevolg geeft aan de last onder dwangsom, verbeurt de overlastgever een dwangsom. Verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. In het geval er geen gevolg wordt gegeven aan een last onder bestuursdwang, wordt bestuursdwang toegepast. De gemeente treft dan de maatregelen die nodig zijn om de hinder te stoppen. De kosten die gemoeid zijn met de voorbereiding en uitvoering van de bestuursdwang worden verhaald op de overlastgever (degene aan wie de last is gericht).

 

Een gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiervoor gelden de wettelijke termijnen. In het geval de gedragsaanwijzing de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang heeft, staat hiertegen bezwaar, beroep en hoger beroep open.

 

“tijdelijk huisverbod”

Een gedragsaanwijzing kan ook een tijdelijk huisverbod inhouden. Een huisverbod houdt in dat een overlastgever tien dagen zijn of haar woning niet meer in mag. De burgemeester kan afhankelijk van de situatie het huisverbod verlengen tot maximaal vier weken.

Alleen in het uiterste geval zal een tijdelijk huisverbod worden opgelegd aan een overlastgever. Een overlastgever is dan zelf verantwoordelijk voor een andere, tijdelijke huisvesting.

Het opleggen van een tijdelijk huisverbod is geregeld in de Wet tijdelijk huisverbod.

 

Tegen een tijdelijk huisverbod kan rechtstreeks beroep en vervolgens hoger beroep worden aangetekend.

 

“Lokale Kamer”

Lokale ketensamenwerking tussen strafrecht, zorg- en (andere) gemeentelijke partners, waarin zij onder eenduidige regie komen tot een keten overstijgende aanpak van complexe persoons-, systeem- en gebiedsgerichte problematiek om overlast en criminaliteit te bestrijden, recidive te verminderen en/of om passende zorg te verlenen.

 

Stappenplan

Hieronder volgt het stappenplan dat kan leiden tot een gedragsaanwijzing.

 

Stap 1 – Melding woonoverlast

Meldingen van woonoverlast kunnen op de volgende manieren binnenkomen:

1.) Meldingen woonoverlast (voor inwoners)

Inwoners kunnen woonoverlast melden bij het meldpunt woonoverlast van de gemeente via de website. Meldingen die via andere kanalen binnenkomen (brief, e-mail etc.) worden ook in behandeling genomen.

Bij woonoverlast vanuit huurwoningen wordt doorverwezen naar de betreffende verhuurder.

2.) Meldingen van partners

Er kunnen ook meldingen van woonoverlast binnenkomen van partners zoals de politie, woningcorporaties, zorg- en hulpverleningsinstanties.

 

Stap 2 – Onderzoek en dossiervorming

De situatie wordt in beeld gebracht en er wordt gestart met een zorgvuldige opbouw van het dossier. Daarbij wordt samengewerkt met de partners zoals de politie, de woningcorporaties en de zorg- en hulpverleningsinstanties (Lokale Kamer). Alle mogelijkheden om de woonoverlast te stoppen worden onderzocht en tegen elkaar afgewogen in de Lokale Kamer. Alle partners hebben zitting in de Lokale Kamer. In de Lokale Kamer wordt een weegmoment ingelast om de woonoverlast te onderzoeken en daarna eventueel op te schalen naar een casusoverleg waarin een Plan van aanpak wordt opgesteld om de woonoverlast te stoppen.

 

Stap 3 – Voorleggen dossier aan burgemeester

Als de inspanningen en andere instrumenten (zoals buurtbemiddeling/mediation) om de woonoverlast te beëindigen al zijn geprobeerd en geen succes hebben gehad, wordt het dossier aan de burgemeester voorgelegd met het voorstel om een gedragsaanwijzing op te leggen.

 

Stap 4 – Beoordeling dossier

De burgemeester bestudeert het dossier en vormt zich een nauwkeurig beeld van de specifieke overlastsituatie. Uit concrete, objectieve en geverifieerde gegevens moet blijken dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. Daarnaast wordt onderzocht of er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om een einde te maken aan de woonoverlast. Indien dat beeld wordt bevestigd, staat de weg open voor het opleggen van een gedragsaanwijzing.

 

Stap 5 – Waarschuwing

Voordat een gedragsaanwijzing wordt opgelegd, geeft de burgemeester een schriftelijke waarschuwing aan de overlastgever. In de waarschuwing staat welk hinderlijk gedrag moet worden gestopt en wanneer (verbod). Een waarschuwing kan ook een gebod bevatten. Ook wordt in de waarschuwing vermeld dat, als geen gevolg wordt gegeven aan de waarschuwing, een gedragsaanwijzing volgt.

 

Stap 6 – Gedragsaanwijzing

Als er geen gehoor wordt gegeven aan de waarschuwing, legt de burgemeester een gedragsaanwijzing op. De burgemeester geeft gemotiveerd aan waarom het instrument van de gedragsaanwijzing wordt ingezet.

 

Stap 7 – Toezicht

De toezichthouders van de gemeente en de politie controleren op naleving van de gedragsaanwijzing.

 

Stap 8 – Vervolg bij niet naleving

Als geen gevolg wordt gegeven aan de gedragsaanwijzing is de dwangsom verbeurd of wordt bestuursdwang toegepast. Verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. De kosten die gemoeid zijn met de voorbereiding en uitvoering van de bestuursdwang worden op de overlastgever (degene aan wie de last gericht is) verhaald.

 

Bij het niet naleven van een last onder dwangsom kan een last onder bestuursdwang opgelegd.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze is bekendgemaakt.

 

 

 

Leidschendam, 12 februari 2019

De burgemeester van Leidschendam-Voorburg,

K. Tigelaar