Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leidschendam-Voorburg

Beleidsregels Wet taaleis Leidschendam-Voorburg 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeidschendam-Voorburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet taaleis Leidschendam-Voorburg 2016
CiteertitelBeleidsregels Wet taaleis Leidschendam-Voorburg 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregels zijn eerder bekend gemaakt in de Gemeenterubriek van Het Krantje d.d. 30 maart 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201601-01-2016Nieuwe regeling

15-03-2016

gmb-2022-222406

1516871

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet taaleis Leidschendam-Voorburg 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg;

gelet op de Wet taaleis Participatiewet;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

Vast te stellen de navolgende:

Beleidsregels Wet taaleis Leidschendam-Voorburg 2016

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet;

    • c.

      Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

    • d.

      Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Participatiewet teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis Participatiewet);

    • e.

      Referentieniveau: het fundamentele niveau taal en rekenen volgende de richtlijnen van de Rijksoverheid (F-niveau);

    • f.

      Wet educatie: de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingscentra.

    • g.

      Inburgering: Inburgering als bedoeld in de Wet inburgering.

 

Artikel 2. Aantonen kennis van de Nederlandse Taal

  • 1.

    De bewijslast om aan te tonen dat belanghebbende op het vereiste niveau vaardig is in de Nederlandse taal ligt bij belanghebbende.

  • 2.

    Een diploma inburgering of gelijkwaardig document geldt als bewijs dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst en aan de Wet taaleis voldoet.

  • 3.

    De beoordeling van de klantmanager vastgelegd in een rapportage dat belanghebbende voldoet aan de beheersing van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F is bewijslast in het kader van artikel 18b, lid 2.

 

Artikel 3. Taaltoets

De taaltoets wordt na ontvangst van de aanvraag voor bijstand binnen 8 weken door het college afgenomen.

 

Artikel 4. Geen taaltoets

Het college neemt geen taaltoets af indien vastgesteld kan worden dat elke vorm van verwijtbaarheid om aan de Wet taaleis te voldoen ontbreekt. Er is sprake van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid als belanghebbende:

  • a.

    is ontheven of vrijstelling heeft van de inburgeringsplicht;

  • b.

    is ontheven van de arbeidsplicht of een algemene ontheffing heeft op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek;

  • c.

    de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar tijdens een eerdere uitkeringsperiode ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • d.

    naar het oordeel van de klantmanager er geen sprake is van enige verwijtbaarheid blijkens uit de rapportage.

 

Artikel 5. Verwerving vereiste taalniveau

  • 1.

    Belanghebbende wordt binnen 8 weken na het afleggen van de toets door het college geïnformeerd over de uitslag van de taaltoets.

  • 2.

    Als de uitslag van de toets is dat belanghebbende niet aan de Wet taaleis voldoet, dan wordt belanghebbende uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek wordt de uitslag van de taaltoets besproken en wordt in afstemming met belanghebbende bepaald hoe deze naar het gewenste taalniveau gaat toewerken.

  • 3.

    In het gesprek na de taaltoets is besproken wat het startniveau van belanghebbende is en wat belanghebbende gaat doen om de taalvaardigheden op referentieniveau 1F te werven. Het college monitort of belanghebbende de gemaakte afspraken nakomt. Als dit niet het geval is dan wordt belanghebbende door het college uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek wordt besproken wat de reden is dat de afspraken niet zijn nagekomen.

  • 4.

    Als belanghebbende is begonnen met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

  • 5.

    Als belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis is begonnen met een taaltraject in het kader van de Wet educatie, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld in de Wet taaleis.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking en werken terug tot en met1 januari 2016.

 

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet taaleis Leidschendam-Voorburg 2016’.

 

Aldus vastgesteld op 15 maart 2016.

Burgemeesters en wethouders van Leidschendam-Voorburg

Secretaris, Burgemeester

BIJLAGE

 

Algemene toelichting

Op 17 maart 2015 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet taaleis WWB’. Met dit wetsvoorstel worden de voorwaarden in het kader van de bijstand uitgebreid met een taaleis. Hiermee wordt beoogd de kansen van uitkeringsgerechtigde voor deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten. Het niet goed beheersen van de Nederlandse taal maakt het immers moeilijker om aan het werk en daarmee uit de bijstand te komen. Daarnaast draagt een goede taalkennis bij aan

maatschappelijke participatie.

 

De Wet taaleis legt aan bijstandsgerechtigde een inspanningsverplichting op om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te beheersen. Bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal niet op dit niveau beheersen dienen zich voldoende in te spannen om de Nederlandse taal machtig te worden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

 

Artikel 2. Aantonen kennis van de Nederlandse taal

  • Belanghebbende kan op verschillende manieren aantonen de Nederlandse taal voldoende te beheersen. In dit artikel is opgenomen welke documenten belanghebbende hiervoor kan overleggen. De bewijslast ligt bij belanghebbende. Tevens is de beoordeling van de klantmanager vastgelegd in een rapportage bewijs in het kader van de Wet taaleis. In deze rapportage worden de volgende elementen opgenomen: spreekvaardigheid

  • luistervaardigheid

  • gespreksvaardigheid

  • schrijfvaardigheid

  • leesvaardigheid

 

In lid 2 wordt gesproken over documenten die gelijkwaardig aan het diploma Inburgering.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma I of II;

  • een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor het onderdeel Oriëntatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (Niveau A2);

  • een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

  • een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

  • een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

 

Artikel 3. De taaltoets

Het college neemt binnen 8 weken na aanvraag van bijstand de taaltoets af indien belanghebbende niet kan aantonen de Nederlandse taal voldoende te beheersen.

 

Artikel 4. Geen taaltoets

Het college acht het niet zinvol een taaltoets af te nemen indien van te voren al is vastgesteld dat belanghebbende niet is staat is om aan de Wet taaleis te voldoen en elke vorm van verwijtbaarheid hiervoor ontbreekt. In lid 1 is vastgelegd bij welke situatie het college er vanuit gaat dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. De ontheffing van de inburgeringsplicht kan zijn afgegeven op grond van psychische en/of lichamelijke belemmeringen, dan wel een verstandelijke handicap of indien iemand op grond van aantoonbare inspanningen is ontheven van de verplichting in het kader van de Wet inburgering.

 

Artikel 5. Verwerving vereist taalniveau

De wet taaleis is een inspanningsverplichting. Het college monitort in welke mate belanghebbende zich inzet om de taalvaardigheden op referentieniveau 1F te werven.

 

Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Lid 3 bepaalt dat wanneer belanghebbende begonnen is met het leertraject in het kader van de Wet inburgering, dit kan worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van belanghebbende, zoals bedoeld in de Wet taaleis. Het college zal monitoren in welke

mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. De bewijslast ligt bij belanghebbende. Desgevraagd zal belanghebbende moeten aantonen dat er sprake is van het volgen van een leertraject in het kader van de Wet inburgering en welke voortgang wordt gemaakt. Als belanghebbende nalaat dit aan te tonen, dan kan er een taaltoets worden afgenomen.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.