Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sociaal

Beleidsregels Vrijlating giften, schadevergoedingen en erfenissen Drechtsteden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSociaal
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels Vrijlating giften, schadevergoedingen en erfenissen Drechtsteden
CiteertitelBeleidsregels vrijlating giften, schadevergoedingen en erfenissen Drechtsteden
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 10:16 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 17 van de Participatiewet
  4. artikel 31 van de Participatiewet
  5. Gemeenschappelijke Regeling Sociaal
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-05-202201-04-2022nieuwe regeling

04-04-2022

bgr-2022-535

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Vrijlating giften, schadevergoedingen en erfenissen Drechtsteden

Het Dagelijks Bestuur van de GR Sociaal,

 

Overwegende dat:

  • het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent giften en andere dan de in onderdeel l van de Participatiewet bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn;

  • alle uitvoerende taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de Participatiewet, alsmede de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en uitvoeringsregelingen, aan de colleges zijn toegekend, zijn gedelegeerd aan het Dagelijks Bestuur;

 

Gelet op

  • artikelen 1:3 en 10:16 van de Algemene wet Bestuursrecht, de artikelen 17 en 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet en artikel 5, eerste lid van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal;

  • het advies van de Cliëntenraad Regio Drechtsteden van 22 februari 2022 en 4 april 2022;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen, de navolgende Beleidsregels Vrijlating Giften, Schadevergoedingen en Erfenissen Drechtsteden.

 

Hoofdstuk I Begripsbepaling

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene bijstand: de algemene periodieke bijstand ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan zoals die op grond van hoofdstuk 3 van de Participatiewet kan worden verstrekt;

  • b.

    Belanghebbende: persoon of personen met een bijstandsuitkering;

  • c.

    Bijzondere bijstand: de bijstand die kan worden versterkt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, overeenkomstig artikel 35 Participatiewet;

  • d.

    Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Sociaal;

  • e.

    De wet: de Participatiewet;

  • f.

    Echtparen of belanghebbenden met een gezamenlijke huishouding: echtparen of belanghebbenden zoals omschreven in artikel 3 van de wet;

  • g.

    Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van personen of instellingen (fondsen e.d.). Kenmerkend voor een gift is dat geen sprake is van enige vorm van tegenprestatie. Een gift kan zowel giraal, contant als in natura zijn;

  • h.

    Gift in natura: schenking van goederen of een andere vorm niet zijnde geld;

  • i.

    Middel: middelen als bedoeld in artikel 31 lid 1 van de wet;

  • j.

    Problematische schuld: een schuld waarvan voorzienbaar is dat de schuldenaar de schuld niet zal kunnen blijven afbetalen of is gestopt met afbetalen, waaronder in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin niet binnen 36 maanden alle openstaande vorderingen betaald kunnen worden, al dan niet met een betalingsregeling;

  • k.

    Schadevergoeding: een vergoeding voor geleden materiële en immateriële schade;

  • l.

    Vrijlaten: het niet in aanmerking nemen als middel.

 

Hoofdstuk II Verantwoorde giften

Artikel 2 Vrijlating giften algemeen

  • 1.

    Giften worden door de belanghebbende altijd gemeld bij het Dagelijks Bestuur tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald.

  • 2.

    Giften tot een bedrag van € 1.200,- in een kalenderjaar aan alleenstaanden worden vrijgelaten.

  • 3.

    Giften tot een bedrag van € 1.700,- in een kalenderjaar aan alleenstaande ouders, echtparen of belanghebbenden met een gezamenlijke huishouding worden vrijgelaten.

  • 4.

    Het is niet mogelijk om een "ongebruikt" deel van de vrijlating uit lid 2 en lid 3 mee te nemen naar een volgend kalenderjaar.

 

Artikel 3 Giften met een specifieke bestemming

  • 1.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de Voedselbank, kledingbank, speelgoedbank, Stichting Urgente Noden, Stichting Leergeld en soortgelijke erkende charitatieve instellingen worden vrijgelaten. Voor deze giften geldt geen meldingsplicht.

  • 2.

    Giften met een specifieke bestemming worden vrijgelaten, indien belanghebbende, indien hij de gift niet had ontvangen, aanspraak had gemaakt op bijzondere bijstand op grond van de Wet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.

    Giften voor noodzakelijke kosten die aantoonbaar bijdragen aan toekomstige arbeidsinschakeling, worden vrijgelaten.

  • 4.

    Giften voor medisch noodzakelijke kosten worden vrijgelaten.

  • 5.

    Giften waarmee belanghebbende eenmalig betaalachterstanden voldoet van huur, drinkwater, zorgverzekering, elektra, gas of warmte, worden vrijgelaten.

  • 6.

    Giften die worden verstrekt ter delging van een problematische schuld worden vrijgelaten.

  • 7.

    Voorwaarde voor volledige vrijlating bij lid 2 t/m 6 is dat de gift aantoonbaar wordt aangewend voor de specifieke bestemming. Indien dit niet aantoonbaar wordt gemaakt, wordt de gift aangemerkt als gift onder artikel 2 lid 2 of lid 3.

 

Artikel 4 Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    Indien de schadevergoeding voor immateriële schade meer bedraagt dan € 5.000,- wordt 2/3 deel van het meerdere van het bedrag in aanmerking genomen als vermogen. Daarnaast blijft de vermogensvrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid van de wet van toepassing.

  • 3.

    Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

 

Artikel 5 Erfenissen

  • 1.

    Erfenissen worden in lijn met giften behandeld en komen in aanmerking voor de vrijlating beschreven in artikel 2 lid 2 en lid 3. Het meerdere wordt in aanmerking genomen als vermogen.

  • 2.

    Voor erfenissen geldt altijd een meldplicht, ook als het nog niet duidelijk is wat precies de hoogte van de erfenis is.

 

Hoofdstuk III Overige bepalingen

Artikel 6 Afwijking

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van deze bepalingen indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking ervan en werken terug vanaf april 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels vrijlating giften, schadevergoedingen en erfenissen Drechtsteden.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 4 april 2022,

drs. D.J. van Maanen, drs. P.J. Heijkoop

secretaris, voorzitter

Toelichting

Algemeen

Deze beleidsregel geeft invulling aan de beleidsvrijheid die het college heeft op basis van het bepaalde in artikel 31, tweede lid onder m van de Participatiewet en geeft aan hoe giften en schadevergoedingen moeten worden beoordeeld.

 

Giften

Wanneer een bijstandsgerechtigde een gift ontvangt, kan dit invloed hebben op de hoogte bijstand. Afhankelijk van het karakter van de gift kan een gift zowel als inkomen als vermogen worden gezien. Indien de gift niet in aanmerking komt voor een volledige vrijstelling of indien een gift boven het bedrag van de vrijlating komt, wordt een gift met een periodiek karakter aangemerkt als inkomen en een gift met een incidenteel karakter als vermogen. Inkomen wordt verrekend met de hoogte van de bijstand. Vermogen wordt opgeteld bij het vrij te laten vermogen1. Als er geen sprake meer is van vrij te laten vermogen heeft een incidentele gift (pas) invloed op de hoogte bijstand.

 

Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat er ruimte gegeven wordt aan religieus en particulier initiatief.

 

Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is. Wanneer giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn. Het is onmogelijk om alle scenario's vast te leggen in beleidsregels. Het uitgangspunt bij de vrijlating van giften is dat er maatwerk geleverd kan worden en dat er gekeken wordt naar de situatie van de belanghebbende.

 

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. In beginsel is de belanghebbende verplicht giften te melden.

 

Uit deze beleidsregels volgt wanneer giften in de bijstand tot de middelen moeten worden gerekend. Het omgekeerde is niet per definitie het geval. Wanneer er sprake is van giften die buiten deze beleidskaders vallen, betekent het niet automatisch dat mag worden aangenomen dat deze niet tot de middelen gerekend hoeven worden. Ten aanzien van deze giften zal altijd nog een specifieke afweging moeten worden gemaakt of de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. De genoemde criteria in deze beleidsregels zijn slechts handvatten om tot een redelijke afweging te komen wat wel en wat niet verantwoord is in het kader van (verdere) bijstandsverlening: in bijzondere gevallen kan het individualiseringsprincipe worden toegepast.

 

Schadevergoedingen

Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële schadevergoedingen. Een materiele schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakt kosten zijn, verlies van inkomen of kosten die nog gemaakt moeten worden.

 

Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding exorbitant hoog, of heeft deze een loon dervend karakter, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat door de gemeente wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.

 

Artikelsgewijs

Toelichting artikel 1Begripsbepaling

Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet regelt dat de belanghebbende uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op bijstand.

Artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bepaalt dat niet tot middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften en daar genoemde uitkeringen en vergoedingen voor schade, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

Toelichting artikel 2Giften algemeen

Eerste lid: Giften worden altijd gemeld in het kader van de inlichtingenplicht. Vervolgens wordt bekeken of de gift in aanmerking komt voor een vrijlating of in aanmerking genomen moet worden als inkomen of vermogen. Hierbij geldt dat er altijd ruimte is voor maatwerk op grond van artikel 8.

 

Tweede en derde lid: Giften kunnen plaats vinden in de vorm van financiële middelen of als een gift in natura. De bepalingen in deze beleidsregels zullen in de praktijk wellicht vooral bij financiële giften toepassing vinden. Ook giften in natura dienen echter beoordeeld te worden op basis van deze beleidsregels. In dit artikel is daarom bepaald dat de geldwaarde van een gift in natura daarbij als uitgangspunt wordt genomen. Van een gift in natura wordt daarom de tegenwaarde in het economisch verkeer in aanmerking genomen. De waarde wordt bepaald aan de hand van de NIBUD-lijst. Het onderscheid tussen alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens is in lijn met hoe de hoogtes van de vermogensgrens bepaald zijn.

Voorbeeld I. Een alleenstaande krijgt een tuinset in natura. Hij ontvangt zelf dus geen geld, maar de kosten worden door een derde voldaan. Ook dan geldt dat van deze gift € 1200,- kan worden vrijgelaten, en dat het meerdere tot de middelen wordt gerekend.

Indien volledige vrijstelling op grond van artikel 3 van toepassing is, heeft dit geen invloed op de algemene vrijstelling.

 

Toelichting artikel 3Giften met een specifieke bestemming

Eerste lid: Allereerst wordt vastgesteld dat giften en schenkingen van maatschappelijke en charitatieve instellingen buiten beschouwing worden gelaten. Het primaat van hetgeen ooit “armenzorg” werd genoemd ligt sinds de invoering van de Algemene bijstandswet in 1965 bij de overheid. Dat neemt echter niet weg dat nog steeds een zeer belangrijke rol is weggelegd voor diverse andere maatschappelijke instellingen en groeperingen. Deze bepaling geeft daartoe de ruimte.

 

Tweede lid: Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is worden niet gerekend tot de middelen waarmee bij de bijstand rekening wordt gehouden. Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag de kosten vergoedt en de gift hoger is.

Voorbeeld II. Als iemand van zijn ouders geld krijgt voor een nieuwe wasmachine waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden, kan de gift worden vrijgelaten als de gift ook daadwerkelijk voor dit doel wordt aangewend. Daarbij kan ook in redelijkheid worden afgeweken van de richtbedragen die de gemeente hanteert.

Voorbeeld III. Als de ouders van een alleenstaande belanghebbende iedere maand zijn zorgkostenverzekering voor hun rekening nemen, komt het doel van de gift overeen met het doel van de periodieke algemene bijstand. Iedereen wordt immers geacht zijn eigen premie te kunnen betalen van zijn inkomen. Vrijlating is dan mogelijk tot maximaal € 1200,- per kalenderjaar.

 

Derde lid: denk hierbij aan een bijdrage voor een rijbewijs of opleiding. Indien er onduidelijkheid is of er sprake is van noodzakelijke kosten wordt dit voorgelegd aan de consulent sociaal domein of een andere professional die op enige wijze betrokken is of bekend is met de situatie van de belanghebbende.

 

Zesde lid: de wet biedt eigenlijk geen mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is echter in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen.

 

Zevende lid: Giften die onder dit artikel vallen worden volledig vrijgelaten als ze aantoonbaar aangewend worden voor de specifieke bestemming. Dit betekent dat volledige vrijlating op grond van lid 1 t/m 6 geen invloed heeft op de vrijlating uit artikel 2 lid 2 en lid 3.

 

Toelichting artikel 4Schadevergoeding

Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de schade aannemelijk moeten maken.

 

Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.

 

Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, wegvalt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand.

 

Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld door middel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

 

Derde lid: wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van € 5.000,- wordt gezien als verantwoord. Wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag dat de vermogensgrens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen.

Voorbeeld IV: een alleenstaande heeft een vermogen van € 1.000,- en krijgt een immateriële schadevergoeding van € 11.000,-. Hiervan wordt € 7.000,- volledig vrijgelaten. De overige € 4.000,- wordt bij het vermogen opgeteld waardoor het vermogen nu € 5.000,- bedraagt.

Het kan voorkomen dat er situaties zijn waarin het wenselijk is dat er afgeweken wordt van de richtlijn op basis van een individuele situatie. Artikel 8 geeft hier ruimte voor.

Uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade zoals beschreven in artikel 31 lid 2 onderdeel l Participatiewet worden altijd volledig vrijgelaten. Dit is geregeld bij ministeriële regeling. De regeling die hier bedoeld wordt is de Regeling PW, IOAW en IOAZ, artikel 7. Hieronder valt bijvoorbeeld een schadevergoeding voor gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire.

 

Toelichting artikel 5Erfenissen

Eerste lid: Erfenissen zijn geen giften als bedoeld in onderdeel m van de Participatiewet. Het behandelen van erfenissen als zodanig betreft bovenwettelijk begunstigend beleid. Gezien erfenissen en giften zonder specifieke bestemming allebei ter vrije besteding is worden deze op eenzelfde wijze behandeld.

 

Tweede lid: De bijstandsgerechtigde is te allen tijde verplicht om een erfenis te melden bij de gemeente. Ook in de situatie dat de hoogte van de erfenis nog niet is vastgesteld, dient er een melding gemaakt te worden van dat er mogelijk recht is op een erfenis.


1

Voor gezinnen bedraagt dit vrij te laten vermogen € 13.010,- en voor alleenstaanden € 6.505,- in 2022.