Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leudal

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeudal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2022
CiteertitelAfstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2022.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8 van de Participatiewet
  2. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  3. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-05-202201-05-2022Nieuwe regeling

26-04-2022

gmb-2022-216747

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2022

 

De gemeenteraad van de gemeente Leudal,

Gezien het voorstel het college d.d. 29 maart 2022 nummer 3322.

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a en c van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

Besluit

Vast te stellen de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2022.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening betekenen de volgende begrippen:

  • a.

    benadelingsbedrag: netto-uitkering waardoor eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan door een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • b.

    bijstandsnorm: de geldende bijstandsnorm volgens artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet (PW), eventueel aangevuld met de bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor 18 tot 21 jarigen, of de geldende grondslag van de uitkering volgens artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) of de geldende bijzondere bijstand volgens artikel 5, onderdeel d van de PW.

 

Artikel 2 Het besluit om een verlaging op te leggen

In het besluit waarin de uitkering wordt verlaagd volgens artikel 18 lid 2, 5 en 6 van de PW, de artikelen 20 en 38 lid 12, van de IOAW en de IOAZ, staat in ieder geval:

  • a.

    de reden van de verlaging;

  • b.

    de duur van de verlaging;

  • c.

    de hoogte van de verlaging, uitgedrukt in een bedrag of in procenten; en

  • d.

    wanneer van toepassing, de reden om af te wijken van de standaard verlaging.

 

Artikel 3 Horen van belanghebbende

Voordat een maatregel wordt opgelegd krijgt de belanghebbende de mogelijkheid om hierop te reageren en zijn mening te geven.

 

Artikel 4 Afzien van verlaging

  • 1.

    Het college ziet af van een verlaging als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      het college vaststelt dat de gedraging meer dan 1 jaar geleden is gebeurd.

  • 2.

    Het college ziet af van een verlaging bij dringende redenen of individuele bijzondere omstandigheden.

  • 3.

    Als het college af ziet van een verlaging, krijgt de belanghebbende hiervan een besluit.

  • 4.

    Het afzien van een verlaging volgens lid 2 telt mee voor het vaststellen van recidive.

 

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

  • 1.

    De verlaging wordt opgelegd vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de datum waarop het besluit om de uitkering te verlagen naar de belanghebbende is verstuurd.

  • 2.

    Anders dan wat staat in het eerste lid, wordt de verlaging met terugwerkende kracht opgelegd als de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Als een verlaging niet of niet helemaal kan worden uitgevoerd omdat de uitkering is gestopt, wordt bij hernieuwde toekenning beoordeeld of de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog kan worden opgelegd.

 

Artikel 6 Berekeningsgrondslag

Een verlaging wordt berekend over de bijstandsnorm.

 

Hoofdstuk 2 Niet nakomen van de niet geüniformeerde arbeidsverplichtingen

Artikel 7 Gedragingen PW

Gedragingen waardoor een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid niet krijgt, behoudt, of accepteert of een verplichting volgens de artikelen 9, 9a en 55 niet of onvoldoende nakomt, zijn verdeeld in de volgende categorieën:

  • a.

    eerste categorie: het zich niet op tijd inschrijven als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • b.

    tweede categorie:

    • 1.

      het niet of onvoldoende meewerken aan het maken, uitvoeren en bespreken van een plan van aanpak volgens artikel 44a;

    • 2.

      Wanneer het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, tijdens de vier weken na een melding zoals staat in artikel 43 lid 4 en 5: het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen volgens de artikelen 9, lid 1, of 55, wanneer deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18 lid 4;

    • 3.

      het niet of onvoldoende naar zijn mogelijkheden zijn best doen om een door het college opgedragen tegenprestatie zoals staat in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, uit te voeren.

  • c.

    derde categorie: het niet of onvoldoende naar zijn mogelijkheden zijn best doen om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, wanneer deze verplichting niet staat genoemd in artikel 18 lid 4.

 

Artikel 8 Gedragingen IOAW en IOAZ

Gedragingen waardoor een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid niet krijgt, behoudt, of accepteert of een verplichting volgens de artikelen 37 en 38 niet of onvoldoende nakomt, worden verdeeld in de volgende categorieën:

  • a.

    eerste categorie: het zich niet op tijd inschrijven als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

  • b.

    tweede categorie:

    • 1.

      het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • 2.

      het niet of onvoldoende gebruiken van een door het college aangeboden voorziening volgens de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, maar de voorziening is toch doorgegaan en niet gestopt;

    • 3.

      het niet of onvoldoende naar zijn mogelijkheden zijn best doen om een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals staat in artikel 37 lid 1, onderdeel f, uit te voeren;

  • c.

    derde categorie:

    • 1°.

      het niet zijn best doen om algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen;

    • 2°.

      het niet accepteren van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • 3°.

      het door eigen schuld niet houden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • 4°.

      het niet of onvoldoende gebruiken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling volgens de artikelen 36 lid 1, en 37 lid 1, onder e, wanneer hierdoor de voorziening niet is doorgegaan of is gestopt.

 

Artikel 9 Hoogte en duur van de verlaging

De verlaging, bij gedragingen volgens de artikelen 7 en 8, wordt vastgesteld op:

  • a.

    10% van de bijstandsnorm voor de duur van één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    50% van de bijstandsnorm voor de duur van één maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    100% van de bijstandsnorm voor de duur van één maand bij gedragingen van de derde categorie.

 

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen

Artikel 10 Duur verlaging bij niet nakomen geüniformeerde arbeidsverplichting

De verlaging is 100% van de bijstandsnorm voor de duur van 1 maand bij het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting volgens artikel 18 lid 4 PW.

 

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 11 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid PW

  • 1.

    Toont een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan volgens artikel 18 lid 2, dan wordt de uitkeringsnorm verlaagd. De verlaging is:

    • a.

      10% van de bijstandsnorm voor de duur van 3 maanden bij een benadelingsbedrag tot € 3.000

    • b.

      10% van de bijstandsnorm voor de duur van 6 maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 3.000 tot € 7.500;

    • c.

      15% van de bijstandsnorm voor de duur van 6 maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 7.500 tot € 25.000;

    • d.

      20% van de bijstandsnorm voor de duur van 6 maanden bij een benadelingsbedrag van € 25.000 of meer.

  • 2.

    Toont een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van het bestaan en is de hoogte van het benadelingsbedrag niet vast te stellen, dan is de verlaging in principe 20% van de uitkeringsnorm voor de duur van één maand.

 

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen

De uitkering van een belanghebbende die zich heel erg misdraagt tegenover personen en instanties die de PW als bedoeld in artikel 9, zesde lid van die wet, uitvoeren, tegenover personen en instanties die de IOAW en de IOAZ als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, uitvoeren, wordt verlaagd met:

  • a.

    100% van de bijstandsnorm voor de duur van 2 maanden, bij het uitoefenen van lichamelijk geweld tegen de genoemde personen;

  • b.

    50% van de bijstandsnorm voor de duur van 2 maanden, bij het uitoefenen van lichamelijk geweld tegen materiële zaken en bij mondelinge of schriftelijke bedreigingen gericht tegen de genoemde personen.

 

Artikel 13 Niet nakomen van overige verplichtingen

De verlaging is 50% van de bijstandsnorm voor de duur van 1 maand bij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen volgens artikel 17 lid 2, artikel 55 van de PW of artikel 13, lid 2 van de IOAW of de IOAZ.

 

Hoofdstuk 5 Samenloop en recidive

Artikel 14 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Wanneer een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de verlaging uitgegaan van de som van de verlagingen van de afzonderlijke gedragingen, tot een maximum van 100% voor de duur van één maand.

  • 2.

    Kan het college voor dezelfde gedraging de bijstand verlagen volgens artikel 18 of 18b PW én een boete geven volgens de Wet inburgering 2021, dan wordt de bijstand verlaagd en wordt geen boete gegeven.

 

Artikel 15 Recidive

Wanneer een belanghebbende binnen twaalf maanden na het eerdere besluit waarin de uitkering is verlaagd opnieuw dezelfde soort verwijtbare gedraging zoals benoemd in deze verordening laat zien, wordt de duur van de eerdere verlaging verdubbeld.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekken oude verordening

De Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Leudal wordt ingetrokken.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2022.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Leudal, 26 april 2022.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEUDAL,

De griffier, De voorzitter,

Drs. W.A.L.M. Cornelissen D.H. Schmalschläger