Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van het gemeenschappelijk orgaan siteholderschap werelderfgoed Hollandse Waterlinies houdende de vaststelling van de bijdragen en aanvullende bijdragen van de deelnemende provincies aan de Gemeenschappelijke regeling siteholderschap werelderfgoed Hollandse Waterlinies |
Citeertitel | Bijdrageverordening Hollandse Waterlinies 2022 |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeenschappelijke regeling siteholderschap werelderfgoed Hollandse Waterlinies
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-05-2022 | Nieuwe regeling | 24-03-2022 | 2022-46 |
Artikel 1 van de Gemeenschappelijke regeling siteholderschap werelderfgoed Hollandse Waterlinies is van toepassing op dit besluit. Daarnaast wordt in dit besluit verstaan onder:
De provincie Utrecht komt met het orgaan een DVO overeen. De DVO bevat in ieder geval afspraken over de kostprijs voor de uitvoering van de taken, met de bijbehorende kwaliteit en prestaties en over de loonkosten van personeel dat door de provincie Utrecht of een andere deelnemende provincie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de ambtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 8 van de regeling. Op basis van de afspraken in de DVO betaalt het orgaan aan de provincie Utrecht de verschuldigde kosten voor haar ambtelijke ondersteuning. Voornoemde kosten van de ambtelijke ondersteuning worden opgenomen in de begroting van het orgaan en op basis van de bijdragen bekostigd.
Artikel 3: Vaststelling van de bijdrage
De gehele bijdrage per deelnemende provincie wordt vastgesteld in de jaarafrekening op basis van nacalculatie van het daadwerkelijk afgenomen volume taken, minus de loonkosten van het personeel dat de deelnemende provincie ter beschikking stelt aan de provincie Utrecht voor de inzet van ambtelijke organisatie , als bedoeld in artikel 8 van de regeling.
Binnen twee maanden na afloop van ieder begrotingsjaar vindt de jaarafrekening, bedoeld in artikel 3, vierde lid, plaats.
Artikel 6: Batig exploitatiesaldo en reservevorming
Bereikt de algemene reserve van het orgaan een niveau van meer dan 20% van het totaal aan opbrengsten van het betreffende begrotingsjaar, dan kan het surplus terugbetaald worden aan de deelnemende provincies dan wel als reserve worden opgenomen. Het orgaan besluit dit jaarlijks bij het vaststellen van de jaarrekening.