Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Beleidsregel inburgering Den Haag 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel inburgering Den Haag 2022
CiteertitelBeleidsregel inburgering Den Haag 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregel inburgering Den Haag 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet inburgering 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-05-2022nieuwe regeling

10-05-2022

gmb-2022-215738

RIS312189 SZW/10281243

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel inburgering Den Haag 2022

 

Toelichting

De Wet inburgering 2021 is op 1 januari 2022 in werking getreden. De regie op de uitvoering van de inburgering komt bij het college te liggen. Het doel van de wet is om inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk te laten meedoen in de Nederlandse samenleving, het liefst door middel van betaald werk. In deze beleidsregel geeft het college verdere invulling aan de wet.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet inburgering 2021,

 

besluit vast te stellen de Beleidsregel inburgering Den Haag 2022:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

 

AZC:

asielzoekerscentrum;

besluit:

het Besluit inburgering 2021;

Blik op Werk:

stichting die het keurmerk Inburgering verstrekt en houdt toezicht op de naleving van de aan het keurmerk verbonden voorwaarden;

BRP:

basisregistratie personen;

brede intake:

het intakegesprek als bedoeld in artikel 14 van de Wet inburgering 2021;

COA:

Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

entree-onderwijs

onderwijs op MBO-niveau dat gericht is op het behalen van een diploma dat toegang biedt tot vervolgonderwijs op het MBO, maar kan ook leiden tot uitstroom naar de arbeidsmarkt;

financieel ontzorgen:

ontzorgen zoals bedoeld in artikel 56a van de Participatiewet;

inburgeringsplichtige:

de inwoner die volgens artikel 13 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is alsmede de inwoner die op grond van artikel 19 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

inburgeringstraject:

het duale traject dat is gericht op het afronden van een leerroute, Module Arbeidsmarkt en Participatie en toeleiding naar participatie of werk;

leerbaarheidstoets:

de toets als bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef, onder b, van de Wet inburgering 2021;

leerroutes:

de leerroutes zoals bedoeld in artikel 7, artikel 8 en artikel 9 van de Wet inburgering 2021;

maatschappelijke begeleiding:

de begeleiding zoals geregeld in artikel 13 van de Wet inburgering 2021;

MAP:

de Module Arbeidsmarkt en Participatie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, van de Wet inburgering 2021;

nareiziger:

het nareizende familielid van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet dat na inwilliging van de gezinshereniging in Nederland mag verblijven;

PIP:

het persoonlijk plan inburgering en participatie, als bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

POP

het persoonlijk ontwikkelplan zonder rechtsgevolg, dat als aanvulling op het PIP wordt opgesteld;

PVT:

het participatieverklaringstraject, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a, van de Wet inburgering 2021;

regeling:

de Regeling inburgering 2021;

wet:

de Wet inburgering 2021.

 

Artikel 1:2 Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel is van toepassing op alle inburgeringsplichtigen woonachtig in Den Haag die onder de Wet inburgering 2021 vallen.

 

Hoofdstuk 2 Kernpunten Haagse inburgering

 

Artikel 2:1 Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten voor de inburgering in Den Haag zijn van toepassing:

  • a. in het geval van personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet zorgt het college voor een doorlopende lijn vanaf koppeling met de gemeente tot het inburgeringsexamen;

    b. het college zorgt voor integrale inburgeringstrajecten gericht op inburgering én (arbeids-) participatie;

    c. het college adviseert iedere inburgeringsplichtige over een passend traject dat aansluit op zijn of haar ambitieniveau en leervermogen;

    d. het college zorgt voor de financiële ontzorging en zet in op het ontwikkelen van financiële vaardigheden van de bijstandsgerechtigde persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet;

    e. het college bevordert de zeggenschap bij de inburgeringsplichtige door hem of haar zoveel mogelijk invulling te laten geven aan zijn of haar inburgeringstraject;

    f. het college maakt zo veel mogelijk gebruik van al bestaande initiatieven voor inburgeringsplichtigen in de stad en werkt zo veel mogelijk samen met partners in de stad.

 

Artikel 2:2 Regierol casemanager inburgering

  • 1.

    Het college wijst aan alle inburgeringsplichtigen een casemanager inburgering toe die de regie voert op het hele inburgeringstraject.

  • 2.

    De casemanager inburgering voor personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet:

    a. zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige aangemeld wordt bij de verschillende voorzieningen en monitort de voortgang;

    b. zorgt voor aansluiting en overlegt over de voortgang met de betrokken interne en externe partners;

    c. is verantwoordelijk voor de integrale aanpak op persoonsniveau en richt zich zowel op de doelmatigheid als de rechtmatigheid van de wet en de Participatiewet.

  • 3.

    De casemanager inburgering voor de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet:

    a. zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige aangemeld wordt op de introductiebijeenkomst, MAP en PVT;

    b. zorgt voor aansluiting en overlegt over de voortgang met de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet en de betrokken interne en externe partners.

 

Artikel 2:3 Kwalitatief aanbod voor gezinsmigranten

Het college draagt er zorg voor dat de kwaliteit van het taalaanbod voor de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet in de stad wordt gewaarborgd door:

  • a. het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst met Blik op Werk om sneller signalen van fraude en misstanden bij aanbieders aan te kaarten en beter in staat te zijn gegevens uit te wisselen;

    b. het sluiten van een Haags convenant inburgering en taal met taalaanbieders, waardoor er een nauwere samenwerking ontstaat met de taalaanbieders in Den Haag;

    c. het aanstellen van een relatiebeheerder taal door de gemeente.

 

Artikel 2:4 POP

  • 1.

    Het college stelt in gezamenlijkheid met de inburgeringsplichtige een persoonlijk ontwikkelplan op met als doel de zeggenschap van de inburgeraar te bevorderen over zijn of haar inburgeringstraject.

  • 2.

    In het POP wordt opgenomen:

    a. wat de motivaties, ambities en doelen van de inburgeringsplichtige zijn;

    b. actiepunten over hoe inburgeringsplichtigen invulling willen geven aan hun inburgeringstraject op het gebied van aanvullende activiteiten zoals trainingen en informeel oefenen met de taal; en

    c. de voortgang die inburgeringsplichtigen maken ten opzichte van de actiepunten.

 

Hoofdstuk 3Warm welkom

 

Artikel 3:1 Onderdelen warm welkom

  • 1.

    Het warme welkom bestaat voor inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13 van de wet uit:

    a. een warm overdrachtsgesprek tijdens het verblijf in het AZC met de casemanager COA, de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet en de casemanager inburgering;

    b. een regeldag;

    c. een brede intake;

    d. een brugklas; en

    e. een leerbaarheidstoets.

  • 2.

    Het warme welkom bestaat voor de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet uit:

    a. een brede intake;

    b. een leerbaarheidstoets; en

    c. twee introductiebijeenkomsten.

  • 3.

    De onderdelen genoemd onder het eerste en tweede lid vormen de basis voor het opstellen van het PIP.

 

Artikel 3:2 Warme overdrachtsgesprek

  • 1.

    Het warme overdrachtsgesprek wordt georganiseerd voor aan Den Haag gekoppelde personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet die verblijven in een AZC, tenzij het gaat om nareizigers die zich binnen vijf dagen na aankomst in het AZC vestigen bij hun familielid.

  • 2.

    Het warme overdrachtsgesprek is een digitaal driegesprek tussen de casemanager inburgering, de casemanager COA en de asielstatushouder.

  • 3.

    Onderdeel van het warme overdrachtsgesprek is de mogelijkheid tot aanvragen van diplomawaardering.

 

Artikel 3:3 Regeldag

  • 1.

    Personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet die in Den Haag voor het eerst een woning betrekken, hebben recht op een regeldag.

  • 2.

    De regeldag voor personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet wordt verzorgd door de aanbieder van de maatschappelijke begeleiding.

  • 3.

    Tijdens de regeldag worden de basisvoorzieningen aangevraagd en geregeld die nodig zijn voor de start van het financieel ontzorgen en het inburgeringstraject.

 

Artikel 3:4 Brede intake

  • 1.

    Het college nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde uitnodiging vermeldt naast de dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    a. het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    b. de informatie dat de gesprekken in het kader van de brede intake met alleen het college gevoerd kunnen worden, eventueel met een tolk of een door de inburgeringsplichtige aangewezen begeleider.

 

Artikel 3:5 Brugklas voor asielstatushouders

  • 1.

    De brugklas is een verplicht onderdeel van de brede intake voor personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet, tenzij hier door het college op basis van gegronde redenen van wordt afgeweken, bijvoorbeeld omdat het inburgeringsonderwijs direct kan starten. De redenen voor vrijstelling op deze plicht worden tijdens het brede intakegesprek vastgelegd.

  • 2.

    De brugklas wordt verzorgd door een door de gemeente gecontracteerde partij.

  • 3.

    De brugklas bestaat uit de volgende onderdelen:

    a. taallessen om zo een goed beeld van de startpositie, ambitie en ontwikkelmogelijkheden van de personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet te krijgen en tot een passend advies voor de leerroute te komen;

    b. kennismaking van de inburgeringsplichtige met andere inburgeringsplichtigen en met de stad;

    c. bekendmaking met het inburgeringsstelsel zodat de statushouder op de hoogte is van zijn of haar rechten en plichten;

    d. introductie van de MAP; om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de startpositie, ambitie en ontwikkelmogelijkheden van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet met betrekking tot participatie.

  • 4.

    De brugklas beslaat vier dagdelen per week, en duurt vier weken.

  • 5.

    Taaluren brugklas worden in mindering gebracht op de (in het PIP vast te leggen) vervolgafspraken over de te volgen taaluren in de leerroute.

 

Artikel 3:6 Introductiebijeenkomst gezinsmigranten

  • 1.

    De introductiebijeenkomst voor de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet wordt verzorgd door een door de gemeente gecontracteerde partij.

  • 2.

    De introductiebijeenkomst bestaat uit de volgende onderdelen:

    a. kennismaking met andere inburgeringsplichtigen en met de stad;

    b. kennismaking met het inburgeringsstelsel;

    c. introductie op de MAP en PVT;

    d. introductie op het taalaanbod in de stad.

  • 3.

    De introductiebijeenkomst beslaat twee dagdelen van vier uur.

 

Hoofdstuk 4PIP

 

Artikel 4:1 Vaststelling, onderdelen en voortgang PIP

  • 1.

    Indien door onvoorziene omstandigheden de PIP-termijn, krachtens artikel 5.3 van de Nota van toelichting op het besluit, niet kan worden gehaald, wordt dit tijdig gecommuniceerd aan de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Het PIP wordt opgesteld op basis van de instrumentaria beschreven in Hoofdstuk 3. Het PIP wordt bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    In het PIP is opgenomen:

    a. wat de vastgestelde leerroute is (en voor de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet ook de intensiteit hiervan);

    b. welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids-)participatie;

    c. welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    d. welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie in het geval van minderjarige kinderen;

    e. welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    f. de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat het college met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    g. wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het financieel ontzorgen (voor personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

 

Artikel 4:2 Voortgang inburgering

  • 1.

    Het college volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en monitort of het traject nog passend is. Het college voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op het niveau van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2.

    Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3.

    Ter voorbereiding op deze gesprekken wint het college informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 4.

    Het college maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek. Het college deelt dit met de inburgeringsplichtige wanneer er zaken besproken zijn die af dreigen te wijken of afwijken van het PIP.

  • 5.

    Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past het college zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

 

Hoofdstuk 5 Modules en begeleiding op maat

 

Artikel 5:1 Module arbeidsmarkt en participatie

  • 1.

    Het doel van de MAP is dat de inburgeringsplichtige:

    a. kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    b. inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    c. een concrete beroepswens kan formuleren;

    d. leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    e. praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    f. werk vindt.

  • 2.

    Het college houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het college legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet en het college en in het geval van de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet, tussen de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet en de gecontracteerde partner. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 5.

    Het college beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. Het college houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

 

Artikel 5:2 Participatieverklaringstraject

Het traject bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a. een inleiding op de Nederlandse kernwaarden;

    b. een excursie; en

    c. de ondertekening van de participatieverklaring.

 

Artikel 5:3 Maatschappelijke begeleiding

  • 1.

    De maatschappelijke begeleiding start zo spoedig mogelijk na huisvesting van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet in Den Haag.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding wordt door een door de gemeente gecontracteerde partij uitgevoerd.

  • 3.

    De maatschappelijke begeleiding duurt gemiddeld 1 jaar. De specifieke duur van de maatschappelijke begeleiding is maatwerk, en wordt aan de hand van het advies van de door de gemeente gecontracteerde partij bepaald door de casemanager inburgering.

  • 4.

    De activiteiten van de maatschappelijke begeleiding zijn verdeeld in de volgende drie fasen:

    a. fase 1 duurt 10 weken en start vanaf het moment dat de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet een woning toegewezen krijgt, tot het moment dat het PIP wordt ondertekend. Fase 1 bestaat uit de volgende activiteiten:

    1° organiseren van en begeleiding tijdens de regeldag;

    2° begeleiding en ondersteuning door een vestigingscoach;

    3° financiële en administratieve begeleiding;

    4° de brugklas.

    b. fase 2 begint op het moment dat het PIP is vastgesteld. De duur en intensiteit van de begeleiding is maatwerk. Fase 2 bestaat uit de volgende activiteiten:

    1° het leren kennen van de omgeving;

    2° ondersteunen bij het oefenen en toepassen van vaardigheden die de inburgeraar tijdens het inburgeringstraject leert;

    3° begeleiding op leefgebieden;

    4° informatieverstrekking in de vorm van een fysiek en telefonisch informatiepunt.

    c. fase 3 start bij afronding van de individuele maatschappelijke begeleiding en duurt voort gedurende het inburgeringstraject van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet en bestaat uit informatieverstrekking in de vorm van een fysiek en telefonisch informatiepunt.

  • 5.

    Het college stemt de inhoud, intensiteit en duur van de maatschappelijke begeleiding af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de statushouder.

 

Artikel 5:4 Financieel ontzorgen

  • 1.

    De exacte duur van het financieel ontzorgen zoals geregeld in artikel 56a van de Participatiewet is afhankelijk van de mate van financiële (zelf)redzaamheid van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet en duurt minimaal zes maanden.

  • 2.

    Onderdeel van het financieel ontzorgen is het volgen van financiële trainingen op maat die qua duur en intensiteit afgestemd zijn op de behoeftes en leerbaarheid van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet.

 

Hoofdstuk 6 Leerroutes

 

Artikel 6:1 Taken college met betrekking tot leerroutes

  • 1.

    Het college bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk:

    a. de B1-route, zoals beschreven in art. 7 van de wet;

    b. de onderwijsroute, zoals beschreven in art. 8 van de wet;

    c. de zelfredzaamheidsroute (Z-route), zoals beschreven in art. 9 van de wet; of

    d. de B1-entreeroute, een Haagse maatwerkroute die wettelijk onder de vereisten van de B1-route valt.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat er aan de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet tijdig een inburgeringsaanbod wordt gedaan dat aansluit bij de leerroute en andere elementen die in het PIP zijn vastgelegd.

  • 3.

    Het college borgt de integraliteit van het inburgeringstraject zoals bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, onder c van deze beleidsregel, door het participatieonderdeel ‘Taal in de praktijk’ te bieden binnen de B1- en Z-route.

  • 4.

    Wanneer uit de brede intake naar voren komt dat de inburgeringsplichtige niet of anders gealfabetiseerd is, zal een alfabetiseringstraject een onderdeel worden van de leerroute die gevolgd gaat worden. Dit alfabetiseringstraject zal ook onderdeel zijn van het inburgeringsaanbod dat het college aan de inburgeringsplichtige doet.

  • 5.

    Het college adviseert de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet over de te volgen leerroute. Indien de persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet dit wenst, kan gebruik worden gemaakt van de door het college ingekochte leerroute. De persoon als bedoeld in artikel 19 van de wet is zelf verantwoordelijk voor de bekostiging van dit onderdeel.

 

Artikel 6:2 Inhoud leerroutes

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2.

    Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt het college voor een gevarieerd aanbod aan leerroutes.

 

Artikel 6:3 B1-entree route

  • 1.

    De B1-entree route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen die entree-onderwijs willen gaan volgen.

  • 2.

    Het doel van de B1-Entreeroute is dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk, maar binnen drie jaar, taalniveau B1 behalen en dat zij hun toekomstperspectief vergroten door te starten met een entreeopleiding BBL- (Beroeps Begeleidende Leerweg) of BOL (Beroeps Opleidende Leerweg). 

  • 3.

    De inburgeringsplichtige die deze route volgt kan al – wanneer het taalniveau hiervoor voldoende is - tijdens de B1-entree route beginnen met een entreeopleiding.

  • 4.

    Inburgeringsplichtigen in de B1-Entreeroute doen voldoende kennis op van de Nederlandse maatschappij om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving en werken toe naar een zo hoog mogelijke mate van zelfstandigheid.  

  • 5.

    Het college biedt de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet de onderdelen van de B1-entreeroute aan, waarbij de invulling van deze onderdelen wordt afgestemd op het vermogen en de ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Indien taalniveau B1 voor een inburgeraar niet haalbaar blijkt, is het mogelijk af te schalen naar taalniveau A2 als aantoonbaar ten minste 600 uur taalles zijn gevolgd.

 

Hoofdstuk 7 Naleving en Handhaving

 

Artikel 7:1 Uitgangspunten naleving en handhaving

  • 1.

    Het handhavingsproces is gericht op het bevorderen van naleving van de afspraken, en bij het uitblijven van naleving handhaving van de afspraken.

  • 2.

    Het college zorgt voor heldere communicatie zodat:

    a. de inburgeringsplichtige weet wat zijn of haar rechten en plichten zijn gedurende het inburgeringstraject;

    b. de inburgeringsplichtige weet wat van hem of haar wordt verwacht gedurende het inburgeringstraject;

    c. de inburgeringsplichtige weet hoe hij of zij in bezwaar kan gaan tegen de afspraken die het college in het PIP vastlegt.

 

Artikel 7:2 Samenloop Participatiewet en Wet inburgering

  • 1.

    Bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen hebben te maken met zowel de wet als de Participatiewet. Het kan voorkomen dat er overlap is tussen verplichtingen opgelegd op grond van de wet enerzijds en de Participatiewet anderzijds. Bij de keuze tussen enerzijds handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en anderzijds handhaving op grond van de Inburgeringswet via een boete, legt het college een boete op grond van de Inburgeringswet op. Om dubbele sanctionering te voorkomen verlaagt het college in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 2.

    In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

 

Artikel 8:1 inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na datum van publicatie in het Gemeenteblad.

 

Artikel 8:2 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel inburgering Den Haag 2022.

 

Den Haag, 10 mei 2022

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen