Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

Nota reserves en voorzieningen 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota reserves en voorzieningen 2021
CiteertitelNota reserves en voorzieningen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de “Nota reserves en voorzieningen 2017” van 15 december 2016.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-05-2022nieuwe regeling

22-04-2021

gmb-2022-204986

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota reserves en voorzieningen 2021

 

1. - Inleiding

1.1 - Aanleiding

De financiële verordening is het kader voor het financiële beleid van de gemeente. Deze verordening wordt per 1 januari 2021 aangepast aan de wijzigingen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). In de verordening is opgenomen dat minstens eens in de 4 jaar door de raad een Nota reserves en voorzieningen wordt vastgesteld en waarin wordt behandeld:

  • De vorming en besteding van reserves;

  • De vorming en besteding van voorzieningen;

  • De rentetoerekening aan reserves.

In de afgelopen jaren zijn nieuwe reserves gevormd, reserves opgeheven en/of omgezet naar een voorziening. Ook hebben er meerdere wijzigingen in het BBV plaatsgevonden. Samen met de herijking van de financiële verordening is dit de aanleiding tot het actualiseren van de Nota reserves en voorzieningen.

 

1.2 - Doelstelling

De doelstelling van deze nota is het actualiseren van het bestaande beleid, zoals is opgenomen in de huidige “Nota reserves en voorzieningen uit 2017”. In de nota wordt onder andere ingegaan op het doel en de uitgangspunten van reserves en voorzieningen en de bevoegdhedenverdeling. Tenslotte worden ook de reserves en voorzieningen beschreven, die vanaf 2021 worden gevoerd.

 

1.3 - Wettelijk kader

De nota sluit aan bij de Gemeentewet (art. 212) en bij het BBV. In deze nota zijn de recente wijzigingen van het BBV ten aanzien van reserves en voorzieningen verwerkt.

2. - Algemeen (theoretisch) kader

2.1 - Reserves

Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vrij beschikbaar zijn. Reserves worden onderscheiden in:

  • De algemene reserve;

  • Bestemmingsreserves; dit zijn reserves waaraan door de gemeenteraad een bepaalde bestemming is gegeven om bepaalde doelen te realiseren.

Reserves kunnen in theorie 4 functies vervullen, namelijk:

  • Een spaarfunctie: bij deze reserves wordt er gespaard voor een nader door de raad omschreven doel. Aanwendingen van deze reserves hebben een incidenteel karakter;

  • Een buffer- en risicofunctie: bij deze reserves wordt er een “spaarpot” gecreëerd om ongewenste en onvoorziene toekomstige uitgaven op te kunnen vangen en om risico’s af te dekken welke niet via de reguliere exploitatie zijn op te vangen;

  • Een egalisatiefunctie: deze reserves worden gevormd om baten en lasten in de exploitatie over de jaren heen gelijkmatig te verdelen. Extreme pieken en dalen in de exploitatie kunnen zo worden voorkomen, waardoor onder andere schommelingen in tarieven aan derden kunnen worden opgevangen;

  • Een inkomensfunctie: er is sprake van een inkomensfunctie als structureel onttrekkingen aan de reserve worden gedaan ter dekking van structurele lasten of wanneer de renteopbrengsten van de reserves worden gebruikt als algemeen dekkingsmiddel.

2.2 - Voorzieningen

Voorzieningen worden getroffen voor toekomstige uitgaven waarvan de oorzaak zich nu voordoet of al heeft voorgedaan en waarvan de omvang van de uitgaven of het moment van afwikkeling onzeker is. Voorzieningen zijn vermogensbestanddelen die als vreemd vermogen zijn aan te merken omdat deze gelden niet vrij beschikbaar zijn. Er is geen vrije keuze en er staat altijd een verplichting tegenover. In artikel 44 van het BBV is beschreven wanneer voorzieningen moeten worden gevormd:

  • Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is maar de hoogte van de uitgaven redelijkerwijs kunnen worden geschat (b.v. wachtgeldverplichtingen en pensioenverplichtingen);

  • Bestaande risico’s ten aanzien van te verwachten verplichtingen of verliezen, waarvan omvang redelijkerwijs is in te schatten (bijvoorbeeld schadeclaims van derden, lopende rechtsgedingen en onzekerheden in de bedrijfsvoering);

  • Kosten die zich in een volgend begrotingsjaar zullen voordoen maar waarvan de oorsprong in het lopende jaar of een voorafgaand jaar ligt. De voorziening zorgt voor een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal jaren (bijvoorbeeld voorzieningen voor onderhoud);

  • Van derden verkregen middelen die specifiek besteed moet worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren (artikel 49 lid 1b BBV).

Vanuit het BBV worden specifieke eisen aan voorzieningen gesteld, te weten:

  • Voorzieningen worden zo goed mogelijk geraamd c.q. geschat zodat deze dekkend zijn voor de achterliggende verplichtingen of risico’s en moeten altijd onderbouwd zijn, bijvoorbeeld door middel van een meerjarenbeheersplan bij onderhoudsvoorzieningen;

  • Mutaties in voorzieningen vloeien uitsluitend voort uit het aanpassen aan een nieuw noodzakelijk, onderbouwd niveau en uit verminderingen wegens aanwending voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld;

  • Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan (artikel 45 BBV);

  • Het is niet toegestaan een negatieve voorziening aan te houden.

Een storting in of onttrekking aan een voorziening is een last voor de begroting en komt direct ten laste van de exploitatie en is daardoor resultaat bepalend.

 

2.3 - Verschil reserve en voorziening

Het belangrijkste onderscheid tussen reserves en voorzieningen is dat reserves tot het eigen vermogen behoren en voorzieningen tot het vreemd vermogen. Het verschil tussen een voorziening en een reserve ligt in het feit, dat er bij voorzieningen altijd sprake is van een (redelijkerwijs in te schatten) verplichting voor de gemeente. Bij een reserve gaat het over het apart zetten van (gespaard) geld, waarmee de raad een bepaalde bestemming voor ogen heeft.

 

2.4 - Claim

Claims zijn bestuurlijke voornemens, al dan niet op basis van een besluit van raad of college, die in de toekomst beslag kunnen leggen op een reserve. Voor de onttrekking uit de reserve om de claim te effectueren, is op basis van het budgetrecht altijd een raadsbesluit nodig. Op het moment dat de raad de onttrekking autoriseert is er geen sprake meer van een claim maar van een begrote mutatie.

 

2.5 - Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

  • De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten die onverwachts en aanzienlijk zijn, te dekken. Het gaat om die elementen waarmee eventuele tegenvallers bekostigd kunnen worden;

  • De risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd of die niet tot afwaardering van activa hebben geleid en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie.

De volgende afbeelding geeft inzicht in de onderdelen waaruit het weerstandsvermogen is opgebouwd. De verschillende onderdelen worden vervolgens kort toegelicht.

 

 

1) Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen is het bedrag dat de gemeente nodig heeft om de niet structurele financiële tegenvallers, samenhangend met de geïnventariseerde risico’s, op te kunnen vangen om haar primaire taken te kunnen voortzetten. Het betreft daarom het saldo tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s die de gemeente loopt.

 

2) Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen die kunnen worden ingezet om tegenvallers op te vangen. Het gaat om de beschikbare algemene reserve, het vrij beschikbare deel van de bestemmingsreserves, de stille reserves, de onbenutte belastingcapaciteit en de begrotingsruimte. Als de weerstandscapaciteit zich op het minimaal gewenste niveau bevindt, leidt een financiële tegenvaller direct tot een te laag niveau van de weerstandscapaciteit. Bij de bepaling van de weerstandscapaciteit moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat tegenvallers zich snel na elkaar aandienen. Bij geconstateerde risico’s moet de weerstandscapaciteit worden aangevuld.

 

3a) Algemene reserve

 

3b) Bestemmingsreserves

 

3c) Stille reserves

Stille reserves zijn de bestanddelen van het eigen vermogen, die niet in de balans tot uitdrukking komen. Van een stille reserve is sprake als de (actuele) waarde van een actief hoger is dan de boekwaarde. De stille reserve heeft slechts betrekking op de niet-bedrijfsgebonden activa. Zolang de desbetreffende eigendommen niet voor verkoop in aanmerking komen, kunnen de stille reserves niet te gelde worden gemaakt. Stille reserves ontstaan omdat volgens artikel 63, lid 1 van het BBV-bezittingen gewaardeerd moeten worden tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Alleen als de waarde lager wordt dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs moet de waarde worden aangepast. Als de werkelijke waarde hoger is, mag de waarde niet worden aangepast. Omdat de hogere waarde van de bezitting normaal zou leiden tot een hoger eigen vermogen wordt gesproken van een stille reserve.

 

4) Langlopende voorzieningen

Een voorziening is een onderdeel van het vreemd vermogen waarvan de omvang óf het moment van afwikkeling onzeker is. Voorzieningen worden getroffen voor toekomstige uitgaven waarvan de oorzaak zich nu voordoet of zich al heeft voorgedaan. Tot de voorzieningen worden ook gerekend de van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, maar die hetzij nog niet zijn besteed hetzij in termijnen ten gunste van de exploitatierekening komen. 

 

5) Onbenutte belastingcapaciteit

Het begrip onbenutte belastingcapaciteit heeft betrekking op de nog aanwezige ruimte in de mogelijkheden tot belastingheffing door de gemeente. Gemeenten hebben een eigen belastinggebied en kunnen binnen de voorgeschreven kaders hun reserves weer op peil brengen door de belastingopbrengsten te vergroten. Aangezien de onbenutte belastingcapaciteit deel uitmaakt van de weerstandscapaciteit, daalt de weerstandscapaciteit voor de duur van de lastendrukverzwaring met eenzelfde bedrag. De belastingen kunnen weer worden verlaagd op het moment dat de reserves weer op peil zijn gebracht.

 

6) Begrotingsruimte

Onder het begrip begrotingsruimte worden de mogelijkheden verstaan die een inkomens-bestedende huishouding als een gemeente heeft om een kostenreductie te realiseren. Hier valt ook de post onvoorzien onder.

 

7) Geïnventariseerde risico’s

Bij de geïnventariseerde risico’s moet worden gedacht aan risico’s uit het verleden, de niet-voorziene zaken en niet-verzekerbare risico’s, evenals bedreigingen voor de reguliere exploitatie. De risico’s die relevant zijn voor het weerstandsvermogen zijn die risico’s die niet anderszins te ondervangen zijn. Reguliere risico’s maken daarom geen deel uit van de risico’s die in de paragraaf weerstandsvermogen worden behandeld.

 

In de programmabegroting en -rekening wordt de relatie tussen weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen als volgt gepresenteerd:

 

Bij het bepalen van de relatie tussen weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen wordt voor beide onderdelen een uitzondering gemaakt voor de bouwgrond en het sociaal domein (zie toelichting 3.3.3).

3. - Beleidsuitgangspunten Goes

In dit hoofdstuk wordt in dit hoofdstuk het Goese beleid beschreven voor de wijze waarop met reserves en voorziening wordt omgegaan. Dit beleid wordt vormgegeven door het vaststellen van de uitgangspunten en de hierbij behorende bevoegdheidsverdeling tussen de raad en het college.

 

3.1. - Beleidslijn reserves

3.1.1 - Onderscheid in reserves

Naast de algemene reserve kent Goes drie soorten bestemmingsreserves:

  • Bestemmingsreserves met als doel om specifieke risico’s op te vangen die niet via de reguliere exploitatie zijn af te dekken;

  • Bestemmingsreserves met als doel te egaliseren;

  • Bestemmingsreserves met als doel te sparen voor een door de raad omschreven doel.

3.1.2 - Terughoudend bij het instellen van bestemmingsreserves

Goes is terughoudend bij het instellen van (nieuwe) bestemmingsreserves. Een uitgebreid scala aan bestemmingsreserves (vooral met een spaarfunctie) belemmert de integrale afweging van prioriteiten en komt de transparantie van de gemeentelijke financiën niet ten goede. Als zich toch de noodzaak voordoet om een nieuwe reserve in te stellen, gebeurt dit bij besluit van de gemeenteraad. In een dergelijk besluit wordt minimaal aangegeven:

  • Het doel, functie en looptijd van de reserve;

  • De noodzakelijke minimale en/of maximale omvang bij reserves;

  • De wijze, frequentie en omvang van de dotaties en onttrekkingen.

Voor het instellen van nieuwe bestemmingsreserves geldt op het moment van instellen een minimale omvang van € 100.000. Als er sprake is van een lagere omvang wordt een oplossing getroffen binnen de reguliere exploitatie of via de algemene reserve.

3.1.3 - Toevoeging en aanwending reserves

Het beschikkingsrecht van het eigen vermogen ligt bij de gemeenteraad. Toevoegingen aan reserves gebeuren op basis van het door de raad genomen besluit tot het instellen van de reserve evenals het doen van uitgaven (onttrekkingen) ten laste van een reserve.

3.1.4 - Resultaatbestemming en resultaatbepaling

Gezien de eigenheid van gemeenten ten opzichte van bedrijven is het mogelijk om toevoegingen en onttrekkingen aan reserves bij de begroting op te nemen. Gemeenten moeten bij de begroting kunnen bepalen of ze reserves willen vormen voor de toekomst of gevormde reserves willen benutten. In het BBV is opgenomen op welke wijze toevoegingen en onttrekkingen plaatsvinden. Bij de begroting en rekening worden eerst alle baten en lasten geboekt, vervolgens wordt het resultaat bepaald en daarna wordt het resultaat bestemd, dat wil zeggen wordt toegevoegd of onttrokken aan reserves. Ten slotte wordt het resultaat na bestemming bepaald en wordt dit resultaat (bij de rekening) afzonderlijk op de balans opgenomen. Toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves maken zo onderdeel uit van de bestemming van het rekeningresultaat.

3.1.5 - Minimumpositie weerstandsvermogen en algemene reserve

De algemene reserve vormt een belangrijk onderdeel van het weerstandsvermogen van de gemeente. Voor het bepalen van de minimale buffer voor het afdekken van toekomstige risico’s wordt de beschikbare weerstandscapaciteit afgezet tegen de norm van het weerstandsvermogen. Deze norm wordt bepaald op basis van de risico-inventarisatie en de risicomethodiek. Als de stand van de vrij beschikbare reserves onder de minimale norm komt zal de raad alleen nog tot (nieuwe) onttrekkingen besluiten als dat onvermijdelijk is en zal de raad op voorstel van het collegemaatregelen nemen om het weerstandsvermogen weer op het gewenste niveau te krijgen.

3.1.6 - Overige ‘spelregels’ reserves

Daarnaast gelden de volgende spelregels voor reserves:

  • De gemeenteraad besluit tot het opheffen van reserves. Opheffing kan als het geformuleerde doel is gerealiseerd of als het doel op basis van ontwikkelingen niet meer van toepassing is. Als tot opheffing van reserves wordt besloten, vloeien de eventueel vrijkomende gelden naar de algemene reserve;

  • Afwijkingen kleiner dan 10% ten opzichte van de geraamde onttrekking met een maximum van € 100.000 in de geraamde onttrekkingen of stortingen worden toegelicht bij de jaarrekening. Afwijkingen die deze criteria te boven gaan worden aan de raad ter goedkeuring voorgelegd. Als onttrekkingen niet noodzakelijk blijken te zijn, vloeien de middelen automatisch terug naar de algemene reserve. De middelen kunnen dan bij de eerstvolgende integrale afweging van beleidsbeslissingen eventueel worden ingezet;

  • Volgens het BBV mogen reserves geen negatieve stand hebben. Dit betekent dat voordat er nieuwe voorstellen worden gedaan tot onttrekkingen uit reserves, de reserve ook van voldoende omvang moet zijn;

  • Claims worden alleen meegenomen als deze direct en expliciet voortvloeien uit een college- of raadsbesluit;

  • Reserves worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

  • Aan reserves wordt vanaf 2017 geen rente meer toegevoegd. Aangezien bij de jaarlijkse behandeling de noodzaak en omvang van de reserves wordt getoetst, is het niet noodzakelijk bij voorbaat een inflatiecorrectie toe te passen op de reserves.

3.2 - Beleidslijn voorzieningen

3.2.1 - Onderscheid in voorzieningen

De voorzieningen worden onderverdeeld in onderhoudsvoorzieningen en overige voorzieningen.

 

Onderhoudsvoorzieningen worden vooraf door de gemeenteraad ingesteld. De vorming van de voorziening dient gebaseerd te zijn op een beheerplan dat een periode van minimaal 20 jaren bestrijkt. In het uitgavenpatroon van het beheerplan wordt rekening gehouden met het bij de Perspectief vast te stellen inflatiepercentage. Het beheerplan wordt op basis van artikel 15 van de Financiële verordening op zijn minst eens in de 5 jaar geactualiseerd. Deze actualisatie is nodig om periodiek het noodzakelijke niveau te kunnen actualiseren. Bij de vaststelling van het beheerplan wordt het te hanteren kwaliteitsniveau vastgesteld. Daarmee wordt de continuïteit van het gemeentelijke voorzieningenniveau beleidsmatig en financieel gewaarborgd.

 

Overige voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen en risico’s die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk zijn. Daarnaast kunnen voorzieningen worden gevormd voor geoormerkte gelden in verband met terugbetalingsverplichtingen (rijks- /provinciegelden). Het instellen van deze voorzieningen kan zowel vooraf bij de begroting als achteraf bij de vaststelling van de jaarrekening (toelichting op de balans) plaatsvinden. Bij instelling van deze voorzieningen wordt in ieder geval de onderbouwing voor het vormen en de omvang van de voorziening en de geplande looptijd van de voorziening aangegeven.

3.2.2 - Toevoeging en aanwending voorzieningen

Voorzieningen moeten de omvang hebben van de betreffende verplichting(en). De voeding van de voorziening vindt plaats via de exploitatie en de onttrekkingen geschieden rechtstreeks ten laste van de voorziening en vloeien uitsluitend voort uit het aanpassen aan een nieuw noodzakelijk niveau. Toevoegingen aan voorzieningen gebeuren op basis van het door de gemeenteraad genomen besluit tot het instellen van een voorziening. Voor onttrekkingen aan voorzieningen is geen afzonderlijk raadsbesluit noodzakelijk. De mutaties bestaan alleen uit verminderingen wegens aanwending voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld. Overige mutaties vloeien uitsluitend voort uit het aanpassen aan een nieuw noodzakelijk niveau of uitbreiding van het doel waarvoor de voorziening is ingesteld. In beide gevallen wordt het saldo en de toevoegingen aan de voorziening hierop aangepast ten laste van de reguliere exploitatie indien noodzakelijk.

 

Toevoegingen aan voorzieningen maken onderdeel uit van de rekening van baten en lasten. Dit betekent dat toevoegingen aan voorzieningen onderdeel uitmaken van het resultaat (resultaatbepaling).

3.2.3 - Overige ‘spelregels’ voorzieningen

Daarnaast gelden de volgende spelregels voor voorzieningen:

  • Voor het vormen van een voorziening wordt een minimumcriterium van € 100.000 op het moment van instellen van de voorziening gehanteerd. Uitzondering hierop is de voorziening in verband met ontvangen geoormerkte rijks- en provinciegelden met terugbetalingsverplichting;

  • Dotaties aan de onderhoudsvoorzieningen dienen gebaseerd te zijn op een vastgesteld beheerplan. Zowel de lasten als de baten worden in dit plan geïndexeerd (inflatiecorrectie);

  • Het opheffen van voorzieningen (m.u.v. onderhoudsvoorzieningen) vindt plaats op het moment dat de verplichting c.q. het ingeschatte risico zich heeft geëffectueerd of als gevolg van veranderde omstandigheden is vervallen. Nadat afhandeling heeft plaatsgevonden valt een eventueel saldo vrij ten gunste van de exploitatie in het jaar van afhandeling. Het besluit tot het opheffen van voorzieningen ligt bij de gemeenteraad;

  • Uitgaven komen rechtstreeks ten laste van voorzieningen en gaan niet via de exploitatie. Een voorziening wordt gevormd ten laste van een bepaald jaar omdat in dat jaar wel de voorwaardelijke verplichting ontstaat maar niet de bijbehorende uitgaven worden gedaan. Een uitzondering wordt gemaakt met betrekking tot de voorzieningen die gebaseerd zijn op het beschikbaar komen van middelen van derden;

  • Afwijkingen in geraamde dotaties worden gemeld bij de bestuursrapportage. Onttrekkingen worden aan eind van het jaar afgerekend, als toelichting bij de jaarrekening;

  • Bij de actualisatie van de beheerplannen wordt beoordeeld of de onderhoudsvoorziening op basis van de vastgestelde uitgangspunten meerjarig van voldoende omvang is. Als een voorziening een te hoge dan wel te lage omvang vertoont op basis van de vastgestelde nieuwe uitgangspunten zal het overschot c.q. te kort onderdeel uitmaken van de integrale afweging van beleidsbeslissingen (bijv. bij een tekort de afweging kwaliteitsniveau versus benodigde middelen);

  • Bij het opstellen van de begroting en jaarrekening wordt beoordeeld of de voorziening op basis van de vastgestelde uitgangspunten meerjarig van voldoende omvang is. Op momenten dat geconstateerd wordt dat de voorziening op basis van nacalculatie een te hoge of lage omvang vertoont, komt dit meerdere via de exploitatie ten gunste of ten laste van de algemene reserve;

  • Voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde;

  • Over voorzieningen vindt geen rentetoerekening en -toevoeging plaats.

3.3 - Beleidslijn risicobeleid

3.3.1 - Algemeen uitgangspunt

Om ook in de toekomst een financieel gezonde organisatie te blijven, gaat de gemeente Goes verstandig en verantwoord om met risico’s. Een risico wordt omschreven als de kans op het optreden van een niet gewenste gebeurtenis met een negatief gevolg of het uitblijven van een gebeurtenis met een positief gevolg. Risico’s zijn onlosmakelijk verbonden met de uitvoering van bedrijfsprocessen en kunnen nooit helemaal worden uitgesloten. Bij de beheersing van de risico’s is de beleidslijn dat er sprake moet zijn van een evenwicht tussen praktische uitvoerbaarheid en effectiviteit en kosten (efficiency) van een maatregel. Gemeente Goes gaat uit van een voorzichtig financieel beleid als fundament voor de weerstandscapaciteit.

3.3.2 - Aanvaardbare risico’s

Aanvaardbare risico’s voor de gemeente zijn die risico’s die onvermijdelijk zijn om de doelstellingen te realiseren die de raad heeft vastgesteld en waarbij de risico’s niet geheel of gedeeltelijk zijn af te dekken door kostenefficiënte beheersingsmaatregelen te treffen (bijvoorbeeld door het afsluiten van verzekeringen, het aanpassen van werkprocessen, het met externe partijen delen van het risico, het eisen van aanvullende zekerheden, etc.). Het verstandig omgaan met risico’s betekent dat de gemeente risico’s mag lopen, zolang dit maar een bewuste (bestuurlijke) keuze is en er binnen de gemeente ook voldoende weerstandscapaciteit aanwezig is om risico’s op te vangen.

3.3.3 - Welke risico’s?

Een belangrijk aspect van de methodiek van het risicomanagement is dat alle risico’s samen de norm bepalen. Impliciet betekent dit dat we ervan uitgaan dat niet alle risico’s op hetzelfde moment tot een nadeel leiden. Met andere woorden de financiële risico’s in totaal zorgen voor een juiste norm en alle vrije reserves zorgen in totaal voor het weerstandsvermogen. Op deze hoofdlijn worden twee uitzonderingen gemaakt:

  • Risicoreserve grondexploitaties (bestaand). Met de bouwgrondexploitatie zijn grote risico’s gemoeid. De exploitatie strekt zich uit over een groot aantal jaren en het gaat om grote investeringen. De risico’s worden zoveel mogelijk gekwantificeerd en in de exploitatieopzet meegenomen. Sommige risico’s zijn echter niet of nauwelijks te kwantificeren, vooral een aantal algemene risico’s welke inherent zijn aan de bouwgrondexploitatie. De reserve bouwgrondexploitatie dient om deze risico’s op te vangen. In Goes wordt voor de bouwgrond de risicomethode “scenarioanalyse” toegepast. De methode, met bijbehorende risico’s en benodigde omvang, wordt jaarlijks bij de actualisatie van de bouwgrondcomplexen opgesteld en aan de raad voorgelegd;

  • Risicoreserve sociaal domein. De decentralisaties in het sociaal domein hebben ervoor gezorgd dat het begrotingssaldo substantieel is gestegen. Het aantal regelingen met een open einde en de daarbij behorende risico’s voor de gemeente zijn daardoor fors toegenomen. De kans dat deze risico’s zich voordoen en de hoogte van deze risico’s zijn aanleiding om een adequate risicoreserve sociaal domein te vormen zodat de pieken in de uitgaven kunnen worden opgevangen en er voldoende tijd is om maatregelen te nemen waarmee de uitgaven weer binnen de begroting kunnen worden gebracht. In hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten en afspraken voor deze risicoreserve beschreven.

3.3.2 - Methodiek risicomanagement

De gemeente Goes hanteert een gedetailleerde vorm van risicomanagement, waarbij systematisch, cyclisch en continue risico's worden geïdentificeerd, geanalyseerd en beoordeeld, op basis waarvan maatregelen worden genomen en de risico's worden geëvalueerd. Het proces van risicomanagement maakt onderdeel uit van de jaarlijkse begrotingscyclus. Risicomanagement is hierbij geen doel op zich, maar een hulpmiddel bij het bereiken van gemeentelijke doelen. De methodiek bestaat uit de volgende stappen:

  • Inventariseren, analyseren en waarderen risico’s in kans op optreden en impact van het risico financieel en politiek/image. Het resultaat is een risicoscore (score kans x score impact);

  • De risico’s worden geordend per uitgavengebied, vervolgens aan de hand van de gemiddelde risicoscore ingedeeld naar een risicoprofiel (5 categorieën van zeer laag 5% tot zeer hoog 15%), en financieel gewaardeerd door het risicopercentage toe te passen op de desbetreffende uitgavenbegroting;

  • Voor risico’s zonder uitgavenpatroon zoals garanties vindt de financiële vertaling plaats door uit te gaan van 3 categorieën (laag 1%, gemiddeld 2% en hoog 3%);

  • Omdat niet alle risico’s zich tegelijk zullen voordoen wordt rekening gehouden met een bandbreedte van 75% tot 125%. Vanaf 2017 is de norm gesteld op 100%.

3.4 - Bevoegdheidsverdeling raad en college bij reserves en voorzieningen

Als algemeen uitgangspunt bij de procedure over de besluitvorming bij mutaties in het weerstandsvermogen kan worden gesteld dat het college de voorstellen doet ten aanzien van de bepaling van de omvang van de verschillende elementen van het weerstandsvermogen en dat de raad vervolgens al dan niet deze voorstellen overneemt.Verantwoordelijkheid college:

  • Het college doet jaarlijks via de begroting en jaarrekening in de paragraaf Weerstandsvermogen & Risicobeheersing een voorstel ten behoeve van de bepaling van het vrije deel van het weerstandsvermogen;

  • Het college heeft de verantwoordelijkheid om een voorstel aan de raad te doen voor een onttrekking uit een reserve. Dit voorstel moet in overeenstemming zijn met de opgegeven planning van de uitgaven en het opgegeven doel van de onttrekkingen. Als de onttrekkingen hoger zijn dan begroot, dan moet ook deze overschrijding ter goedkeuring worden voorgelegd aan de raad. Bij afwijkingen kleiner dan 10% ten opzichte van de onttrekking met een maximum van € 100.000 kan dit achteraf bij de jaarrekening. Afwijkingen die deze criteria te boven gaan dienen aan de raad ter goedkeuring te worden voorgelegd;

  • Minimaal eens in de 4 jaar vindt er een herijking plaats van alle bestemmingsreserves. Dit houdt in dat nagegaan wordt of het doel van de bestemmingsreserve nog steeds bestaat. Bovendien wordt vastgesteld of de hoogte van de bestemmingsreserve in overeenstemming is met de te verwachten uitgaven. Het resultaat van de herijking wordt aan de raad voorgelegd via actualisatie van de nota reserves en voorzieningen als bedoeld in art 9 van de financiële verordening.

Verantwoordelijkheid gemeenteraad:

  • De raad stelt op voorstel van het college bij de begroting en jaarrekening een minimumniveau van het weerstandsvermogen vast. Deze minimumpositie dient om over voldoende buffer te beschikken voor het opvangen van tegenslagen en/of risico’s;

  • De raad stelt voor bepaalde doelen bestemmingsreserves vast. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven is sprake van een bestemmingsreserve. Deze reserves kunnen worden gevormd ten laste van de algemene reserve. Al bestaande reserves worden gemuteerd via de resultaatbestemming. De raad stelt per bestemmingsreserve vast het doel van de reserve, de benodigde omvang van de reserve en de wijze, frequentie en omvang van de dotaties en onttrekkingen;

  • De raad kan na heroverweging van het beleid besluiten tot een wijziging van de bestemming van bestemmingsreserves dan wel tot een toevoeging aan de algemene reserve. Minstens eens in de 4 jaar neemt de raad op voorstel van het college (nota reserves en voorzieningen als bedoeld in art 9 van de financiële verordening ex. artikel 212 Gemeentewet) besluiten over de herijking van alle bestemmingsreserves.

In onderstaande tabel is de bevoegdheidsverdeling ten aanzien van reserves en voorzieningen tussen de raad en het college opgenomen.

 

Bevoegdheid

Raad

B&W

Algemene Reserve

  • -

    Onttrekking

  • -

    Toevoeging

X

X

 

Bestemmingsreserves

  • -

    Instellen nieuwe reserve

  • -

    Toevoeging en onttrekking

  • -

    Opheffen reserve

X

X

X

 

Voorzieningen

  • -

    Instellen nieuwe voorziening

  • -

    Toevoeging

  • -

    Onttrekking

  • -

    Opheffen voorziening

X

X

X

X

 

3.5 - Administratie en rapportage

De administratie wordt zodanig ingericht dat continu inzichtelijk zijn:

  • De begrote en werkelijke stand van de reserves en voorzieningen;

  • De geprognosticeerde stand, waarbij ook rekening is gehouden met de claims die op de reserves rusten.

4. – Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Nota reserves en voorzieningen 2017” van 15 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze nota is door de raad op 22 april 2021 vastgesteld en treedt in werking vanaf 1 januari 2021.

  • 3.

    Deze nota wordt aangehaald als “Nota reserves en voorzieningen 2021”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 april 2021.

De raad van de gemeente Goes,

de griffier,

drs. B.C. van Doornum

de voorzitter,

Drs. M. Mulder MSc.

5. Bijlage - Beschrijving reserves en voorzieningen

 

5.1 Reserves

 

Algemene reserve

Functie

Buffer- en risicofunctie als ook spaarfunctie

Doel

Deze reserve vormt het belangrijkste onderdeel van het weerstandsvermogen van de gemeente en is in eerste instantie bedoeld als buffer voor onvoorziene risico’s en in tweede instantie om nieuw beleid uit te financieren indien en voor zover de berekening van de weerstandscapaciteit vrije ruimte laat zien.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Minimale omvang

Bij de begroting en jaarrekening wordt in de paragraaf Weerstandsvermogen & Risicobeheersing het verschil tussen de weerstandscapaciteit en het benodigd weerstandsvermogen (de minimale omvang) berekend volgens, in overeenstemming met de beleidslijnen in deze nota. Daarbij wordt rekening gehouden met de bestaande claims (voornemens op basis van een besluit) op deze reserve.

Maximale omvang

De algemene reserve kent geen maximale omvang.

Voeding

Incidentele resultaten of overschotten op de jaarrekening. Als het weerstandsvermogen de weerstandscapaciteit overstijgt, neemt de raad op voorstel van het college direct maatregelen om de algemene reserve aan te vullen en de weerstandscapaciteit weer op het benodigde niveau te brengen.

Onttrekking

Onttrekkingen worden geautoriseerd door de raad op basis van de resultaatbestemming bij de jaarrekening dan wel beleidsvoorstellen bij begroting of afzonderlijk raadsvoorstel.

Toelichting

De algemene reserve vormt een belangrijke reserve voor de gemeente en heeft twee functies:

  • 1.

    De reserve vormt een buffer om risico’s af te dekken. Via een structureel systeem van risicomanagement worden de risico’s geïnventariseerd, gevolgd en beheerst. Voor deze risico’s wordt een norm gehanteerd voor de totale weerstandscapaciteit van 100% van het benodigde weerstandsvermogen. Voor de risico’s in de grondexploitatie en het sociaal domein is een aparte risicoreserve gevormd.

  • 2.

    De reserve kent een spaarfunctie waaruit via een integrale afweging nieuw beleid kan worden gefinancierd. Bestemmingsreserves worden zoveel als mogelijk beperkt vanuit de gedachte dat een eenvoudiger inzicht in de vermogenspositie van de gemeente de financial control versterkt en de integrale beleidsafweging beter ondersteunt. Het spaargedeelte van de algemene reserve (het vrij inzetbare deel) is het verschil tussen weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen.

Reserve majeure projecten

Functie

Spaarfunctie

Doel

Bekostiging van uitgaven van majeure infrastructurele projecten.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd.

Minimale omvang

De minimale omvang is gebaseerd op de door de raad en college genomen besluiten voor de uitvoering van de hieronder genoemde projecten.

Maximale omvang

Niet van toepassing.

Voeding

Voeding heeft plaatsgevonden door overheveling vanuit de algemene reserve, bestemmingsreserves, de bouwgrondexploitatie en een positief rekeningsaldo.

Onttrekking

In het jaar na ingebruikname van het betreffende project worden de gereserveerde middelen overgeheveld naar de reserve kapitaallasten of geboekt ten gunste van de gemeentelijke exploitatie (bijv. bij een bijdrage in activa in eigendom van derden)

Toelichting

Deze reserve is op basis van een college- en raadsbesluit inzetbaar voor de dekking van majeure infrastructurele investeringen/projecten. Als gevolg van de wijzigingen BBV moet vanaf 2017 worden afgeschreven op investeringen met maatschappelijk nut. Dat betekent dat op het moment van ingebruikname van ieder project afzonderlijk de gereserveerde middelen worden overgeheveld naar de nieuwgevormde reserve kapitaallasten waaruit de jaarlijkse afschrijvingen zullen worden gedekt.

Reserve bovenwijkse voorzieningen

Functie

Spaarfunctie

Doel

Het realiseren van sociaal-, culturele-, sport- en/of recreatieve voorzieningen.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Minimale omvang

Niet van toepassing

Maximale omvang

Niet van toepassing

Voeding

% van de verkoopprijs van uitgegeven bouwgrond bij afsluiting van een exploitatie (volgens, in overeenstemming met BBV).

Onttrekking

Op basis van raadsvoorstel tot het realiseren van infrastructurele, sociaal-culturele, sport- en/of recreatieve voorzieningen.

Toelichting

De achtergrond van deze reserve is om via bijdragen per m2 uit de bouwgrondexploitatie en vanuit storting door particuliere ontwikkelaars te sparen voor het aanleggen van nieuwe voorzieningen in toekomstige nieuwbouwwijken. De reserve wordt met 1,5% van de verkoopprijzen bouwgrond gevoed vanuit de bouwgrondexploitatie Bij particuliere exploitatieovereenkomsten wordt van dezelfde norm uitgaan.

Reserve onderhoud kleedaccommodaties buitensport

Functie

Spaarfunctie

Doel

Spaarfunctie voor de realisatie en beheer van sportpark ‘Het Schenge’ en het groot onderhoud van kleedaccommodaties buitensportaccommodaties.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Minimale omvang

Niet van toepassing

Maximale omvang

Niet van toepassing

Voeding

Eenmalig is bij oprichting € 625.000 vanuit de algemene reserve in deze bestemmingsreserve gestort. Ook zijn dotaties voor het Masterplan ‘Het Schenge’ gedaan.

Onttrekking

Uitgaven voor realisatie van het masterplan ‘Het Schenge’. Het positieve saldo van het masterplan is weer toegevoegd aan deze reserve.

Toelichting

Deze reserve is door de raad ingesteld en komt voort uit de sportnota. De reserve is ingesteld voor groot onderhoud/ renovatie bij 25 en 40 jaar voor alle buitensport kleedaccommodaties. Bij de afronding van het Masterplan ‘Het Schenge’ is het overschot toegevoegd aan deze reserve en is besloten de reserve tot en met 2025 in stand te houden.

Reserve duurzaam bouwen

Functie

Spaarfunctie

Doel

Uitgaven, subsidies voor maatregelen in het kader van duurzaam bouwen en duurzaam klimaatbeleid.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Minimale omvang

Op basis van een schatting van het verwachte gebruik van de subsidieregeling.

Maximale omvang

De maximale omvang is gelijk aan de minimale omvang.

Voeding

% van de verkoopprijs van nieuw uitgegeven bouwgrond bij het afsluiten van een exploitatie.

Onttrekking

Aanvragen op basis van de subsidieverordening

Toelichting

De reserve is bedoeld om het duurzaam bouwen te stimuleren. De reserve wordt daarom met een % van verkoopprijzen van verkochte bouwgrond gevoed vanuit de bouwgrondexploitatie bij het afsluiten van complexen. Bij particuliere exploitatieovereenkomsten wordt van dezelfde norm uitgegaan, maar wordt hierbij gewerkt met een bankgarantie. De koper kan hierbij aanspraak maken op een subsidie “duurzaam bouwen” als deze voldoet aan de eisen van duurzaam bouwen. Deze reserve is in stand gebleven, bij de jaarrekening 2020 zal in beeld worden gebracht welke minimale en maximale omvang nodig is om de aanvragen op basis van de subsidieregeling te kunnen waarmaken. Daarbij wordt het aantal lopende aanvragen meegenomen als ook de ervaringscijfers uit het verleden. Een eventueel surplus kan worden overgeheveld naar de algemene reserve.

Reserve stimuleringsmaatregelen duurzaamheid bedrijventerrein

Functie

Spaarfunctie

Doel

Uitgaven, subsidies voor maatregelen in het kader van duurzaam bouwen en duurzaam klimaatbeleid.

Tijdsfactor

Voor de duur van de subsidieregeling

Minimale omvang

Op basis van een schatting van het verwachte gebruik van de subsidieregeling.

Maximale omvang

De maximale omvang is gelijk aan de minimale omvang.

Voeding

% van de verkoopprijs van nieuw uit te geven bedrijfsgrond bij het afsluiten van een exploitatie.

Onttrekking

Aanvragen op basis van de subsidieverordening

Toelichting

De gemeenteraad heeft op 1 maart 2012 besloten deze reserve op te richten De reserve is bedoeld om het duurzaam bouwen op bedrijventerrein Poel II te stimuleren. De reserve wordt daarom met een % van de verkoopprijzen van bedrijfsgrond gevoed vanuit de bouwgrondexploitatie. Bedrijven kunnen aanspraak maken op een subsidie “duurzaam bouwen” als er maatregelen op het gebied van duurzaam bouwen worden getroffen, zoals gesteld in de Subsidieverordening duurzaam bouwen op bedrijventerreinen Goes 2012. Deze reserve is in stand gebleven, bij de jaarrekening 2020 zal in beeld worden gebracht welke minimale en maximale omvang nodig is om de aanvragen op basis van de subsidieregeling te kunnen waarmaken. Daarbij wordt het aantal lopende aanvragen meegenomen als ook de ervaringscijfers uit het verleden. Een eventueel surplus kan worden overgeheveld naar de algemene reserve.

Reserve bouwgrondexploitatie

Functie

Buffer- en risicofunctie

Doel

Algemene buffer om de risico’s in de bouwgrondexploitatie op te kunnen vangen.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Minimale omvang

De minimale omvang wordt jaarlijks bepaald op het bedrag van de rentelasten dat niet gedekt kan worden als in de komende 4 jaar de grondexploitaties volledig stilvallen en er geen verkopen plaatsvinden.

Maximale omvang

De maximale omvang van de reserve is gelijk aan de minimale omvang, eventueel aangevuld met specifieke risico’s die niet voortvloeien uit het bovengenoemde conjunctuurrisico maar uit algemene wet- en regelwijzigingen.

Voeding

% van de verkoopprijs van nieuw uit te geven bouwgrond en overschotten op afgesloten complexen. Als uit de jaarlijkse berekening van de benodigde omvang van de risicoreserve blijkt dat de reserve een overschot bevat, wordt dit overschot overgeheveld naar de algemene reserve.

Onttrekking

Als uit de jaarlijkse berekening van de benodigde omvang van de risicoreserve blijkt dat de reserve onder de minimale omvang uitkomt, wordt het tekort aangevuld vanuit de algemene reserve.

Toelichting

De reserve dient als buffer voor de risico’s in de grondexploitatie. Bij beëindiging van een exploitatie worden de overschotten aan de reserve toegevoegd. Tijdens de looptijd blijkende verliezen worden ten laste van de reserve gebracht. Voorbeelden van specifieke algemene risico’s zijn de invoering van de vennootschapsbelasting voor gemeenten per 1 januari 2016 en de wijziging van het BBV per 1 januari 2017 als gevolg waarvan niet in exploitatie genomen gronden op de balans moeten worden opgenomen. Bij de laatste wijziging is er een overgangsperiode van 4 jaar overeengekomen. Deze specifieke risico’s maken het noodzakelijk om de reserve grondexploitatie onaangetast te laten totdat er meer duidelijkheid is over de afloop van deze risico’s. Zodra er duidelijkheid is over de omvang van de risico’s en de reserve de maximale omvang dan overschrijdt dan wordt het surplus overgeheveld naar de algemene reserve.

Reserve sociaal domein

Functie

Buffer- en risicofunctie

Doel

Algemene buffer om de risico’s in het sociaal domein op te kunnen vangen

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Minimale omvang

De minimale omvang van de reserve wordt gebaseerd op een dekkingsgraad van 7,5% van het gehele programma Sociaal Domein en de minimale hoogte is door de raad vastgesteld op factor 1. Het (risico) bedrag wordt vermenigvuldigd met de factor 1, zodat de reserve voldoende is om de risico’s 1 jaar op te vangen.

Maximale omvang

De maximale omvang van de reserve wordt gebaseerd op een dekkingsgraad van 7,5% van het gehele programma Sociaal Domein en de maximale hoogte is door de raad vastgesteld op factor 2,5. Het (risico) bedrag wordt vermenigvuldigd met de factor 2,5, zodat de reserve voldoende is om de risico’s 2,5 jaar op te vangen.

Voeding

Vanuit overschotten in de exploitatie van het sociaal domein totdat het maximum is bereikt. Als de reserve onder het minimum komt wordt deze direct aangevuld vanuit de algemene reserve.

Onttrekking

Als op het totaal van de budgetten op het sociaal domein een tekort ontstaat, wordt het tekort vanuit de reserve aangevuld.

Toelichting

Deze reserve is gevormd om risico’s in de open-einde-regelingen in het sociaal domein op te kunnen vangen. Deze reserve werd gevoed door het overschot in de risicostelpost sociaal domein in de exploitatie. De basisafspraak is dat tekorten en overschotten op de budgetten in het sociaal domein eerst met elkaar worden vereffend en dat pas bij een resterend tekort op het totaal een beroep kan worden gedaan op de risicostelpost/reserve. Binnen het kader van deze basisafspraak wordt de wijze van risicoafdekking in het sociaal domein herijkt door een adequate reserve sociaal domein te vormen en het laten vervallen van de risicostelpost in de exploitatie.

Reserve afschrijvingen investeringen maatschappelijk nut

Functie

Egalisatiefunctie

Doel

Realiseren van jaarlijkse dekking van afschrijvingslasten van bepaalde investeringen met maatschappelijk nut.

Tijdsfactor

Afhankelijk van afschrijvingsperiode van te activeren investeringen met maatschappelijk nut.

Minimale omvang

Afhankelijk van omvang van te activeren investeringen met maatschappelijk nut.

Maximale omvang

Afhankelijk van omvang van te activeren investeringen met maatschappelijk nut.

Voeding

Incidentele overheveling vanuit andere bestemmingsreserves of vanuit de algemene reserve na afronding van de investering in het project.

Onttrekking

Jaarlijks wordt de afschrijvingslast van de opgenomen investeringen aan de reserve onttrokken.

Toelichting

Investeringen met maatschappelijk nut worden vanaf 2017 in tegenstelling tot voorheen niet meer in één keer ten laste van reserves gebracht. Deze moeten worden geactiveerd en over de verwachte levensduur worden afgeschreven. Daarbij brengt de gemeente de afschrijvingslasten ten laste van de reguliere exploitatie. Bij grote investeringen (investeringsbedrag € 100.000 of hoger) is de jaarlijkse dekking van de afschrijvingslasten ten laste van de algemene reserve of bestemmingsreserves te brengen. In dat geval wordt het totaal af te schrijven investeringsbedrag vanuit die reserve overgeheveld naar deze reserve. Daaruit kan gedurende de afschrijvingsperiode jaarlijks de dekking van de afschrijvingslasten ten gunste van de reguliere exploitatie worden gebracht.

 

5.2 - Voorzieningen

 

Bij voorzieningen is in het BBV-onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:

  • A.

    Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs zijn in te schatten;

  • B.

    Op de balansdatum bestaande risico's voor te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • C.

    Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;

  • D.

    Van derden verkregen gelden met een bestedingsverplichting.

Per voorziening is aangegeven onder welke categorie de voorziening valt.

 

Voorziening Onderhoud gebouwen

BBV-categorie

C

Doel

Meerjarig egaliseren van onderhoudslasten voor de gemeentelijke gebouwen.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

Uit de voorziening worden de onderhoudsuitgaven aan de gemeentelijke gebouwen bekostigd. Op basis van inspecties worden per gebouw de onderhoudslasten in een bepaald jaar berekend. Deze inspecties worden eens per 5 jaar herhaald, waarna een herberekening van de dotatie aan de voorziening plaats vindt.

Voorziening Onderhoud wegen

BBV-categorie

C

Doel

Meerjarig egaliseren van onderhoudslasten voor de wegen.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

De voorziening dient om pieken in onderhoudsuitgaven van de wegen op te kunnen vangen. Op basis van het beheersysteem is volgens de CROW-methodiek voor de middellange termijn (5 jaar) een basisplanning voor het groot onderhoud opgesteld. De basisplanning wordt vervolgens jaarlijks gedetailleerd naar een gehomogeniseerde concrete onderhoudsplanning voor het komende jaar met een doorzicht naar de vier daaropvolgende jaren. Dit geschiedt mede op basis van de 2-jaarlijkse inspecties en waarnemingen van de eigen dienst vanuit het meldingen- en registratiesysteem en de jaarlijkse schouwen. Voor de lange termijn (20 jaar) is er een onderhoudskostenmodel ontwikkeld, wat de budgetbehoefte voor de lange termijn aangeeft.

Voorziening Onderhoud havens, sluis en bruggen

BBV-categorie

C

Doel

Meerjarig egaliseren van onderhoudslasten van de haven, het kanaal en de sluis.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

Deze voorziening is na de bouw van de nieuwe sluis (eind jaren 80) gevormd om pieken in de onderhoudsuitgaven op te kunnen vangen. Doordat de sluis als onderdeel van de waterkering ook een veiligheidsvoorziening vormt, was dit een tweede beweegreden om een voorziening te vormen. Aan de voorziening ligt een meerjaren onderhoudsplanning ten grondslag. Hierbinnen vindt twee keer per jaar een onderhoudsinspectie plaats.

Voorziening Onderhoud rioleringen

BBV-categorie

C

Doel

Meerjarig egaliseren van de onderhoudslasten van de riolering

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

Deze voorziening is gevormd om het grillige verloop in het groot onderhoud van de rioleringen te financieren. Het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) vormt het uitgangspunt voor de voorziening. In 2012 is een nieuw verbreed gemeentelijk rioleringsplan vastgesteld. Per twee jaar vindt er een inspectie plaats, op basis waarvan het onderhoud (- en vervangingsplan) wordt bijgesteld. In de voorziening onderhoud rioleringen is rekening gehouden met de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan. Op basis van het nieuwe GRP is de normstorting in de voorziening riolering gelijktijdig met de vaststelling van het plan aangepast en daarmee van voldoende omvang om het meerjarig plan uit te voeren

Voorziening Vervangingsinvesteringen rioleringen

BBV-categorie

D

Doel

Meerjarig egaliseren van de vervangingsinvesteringen van de riolering.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

Deze voorziening is gevormd om het grillige verloop in de vervangingsinvesteringen van de rioleringen te financieren. Het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) vormt het uitgangspunt voor de voorziening. In 2012 is een nieuw verbreed gemeentelijk rioleringsplan vastgesteld. Per twee jaar vindt er een inspectie plaats, op basis waarvan het vervangingsplan (en onderhoud) wordt bijgesteld. In de voorziening vervangingsinvesteringen rioleringen is rekening gehouden met de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan. Op basis van het nieuwe GRP is de normstorting in de voorziening riolering gelijktijdig met de vaststelling van het plan aangepast en daarmee van voldoende omvang om het meerjarig plan uit te voeren.

Voorziening Wethouderspensioenen en wachtgeld

BBV-categorie

A

Doel

Opvangen van toekomstige pensioenuitgaven van (voormalige) wethouders.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

De voorziening is gevormd om toekomstige pensioenuitgaven van wethouders te kunnen opvangen. De voorziening wethouderpensioenen wordt gevoed door een jaarlijkse storting vanuit de exploitatie. Jaarlijks wordt een actuariële berekening gemaakt van de pensioenverplichtingen, op basis waarvan aanpassing van de voorziening eventueel nodig is.

Voorziening Civieltechnische kunstwerken

BBV-categorie

C

Doel

Egaliseren onderhoudslasten civieltechnische kunstwerken.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

De voorziening is, op basis van de in 2005 door de raad vastgestelde nota Integraal Beheer Openbare Ruimte Goes (IBORG), gevormd. Uit de voorziening worden uitgaven gedaan voor vervanging en groot onderhoud aan voet- en fietsbruggen, keermuren, verkeersbruggen, tunnels, etc. Aanleiding voor het vormen van een voorziening was het streven naar meer planmatig onderhoud aan de hand van een meerjarige onderhoudsplanning, waarbij de uitgaven niet evenredig konden worden verdeeld over de jaren. Op basis van meerjarige inspectierapporten voor de kunstwerken wordt het beheersplan actueel gehouden.

Voorziening Groenprojecten

BBV-categorie

C

Doel

Meerjarig egaliseren van uitgaven voor vervanging en groot onderhoud aan groenvoorzieningen.

Tijdsfactor

Onbepaalde tijd

Toelichting

Deze voorziening is gevormd om uitgaven te doen voor vervanging en groot onderhoud aan groenvoorzieningen. Achterliggende gedachte bij de vorming van deze voorziening is om meer planmatig groot onderhoud te kunnen uitvoeren aan vooral grotere reconstructies van groen. Op basis van de meerjarenplanning wordt er jaarlijks een detaillijst gemaakt met de groenprojecten die moeten worden uitgevoerd.