Organisatie | Goes |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota waardering en afschrijving 2021 |
Citeertitel | Nota waardering en afschrijving 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de ''Nota waardering en afschrijving 2017” van 15 december 2016.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-05-2022 | nieuwe regeling | 22-04-2021 |
De Financiële verordening is het kader voor het financiële beleid van de gemeente. Deze verordening wordt per 1 januari 2021 aangepast aan de wijzigingen in het Besluit Begroting en Verantwoording (2020). In artikel 8 van de verordening worden op hoofdlijnen regels gegeven voor de waardering en afschrijving van vaste activa. Daarbij is bepaald dat het college minstens eens in de 4 jaar de raad een nota aanbiedt waarin de grondslagen voor de waardering en afschrijving van vaste activa nader zijn uitgewerkt. Met deze nota wordt aan deze bepaling in de Financiële Verordening voldaan. Deze nota is van kracht vanaf 1 januari 2021.
De doelstelling van deze nota is het formuleren van beleid en het vastleggen van uniforme regels voor vaste activa. De nota gaat daarom in op activeren, waarderen, afschrijven. De nota legt de formele kaders vast waarbinnen Goes moet omgaan met investeringen en afschrijvingen. De nota draagt zo bij aan het ‘financieel in control’ zijn.
De nota sluit aan bij de Gemeentewet (art. 212) en bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De commissie BBV heeft daarnaast diverse notities geschreven waarin onderdelen van het BBV nader worden toegelicht. De vragen en antwoorden over het BBV geven verheldering over de bedoeling en interpretatie van de artikelen. Met deze nota wordt vastgelegd hoe de gemeente Goes omgaat met de waardering en afschrijving van kapitaalgoederen.
De nota is een kader, waarvan indien nodig bij uitzondering kan worden afgeweken. In dergelijke gevallen wordt bij het investeringsvoorstel de raad om instemming gevraagd.
Investeringen worden verantwoord op de balans onder de post vaste activa.
Volgens artikel 33 van het BBV worden de volgende vaste activa onderscheiden:
2.1.1 - Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa zijn uitgaven waar geen tastbare gemeentelijke bezittingen tegenover staan.
Op de balans worden immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen (BBV art. 34):
2.1.2 - Materiële vaste activa
Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. Het BBV (art. 35) maakt onderscheid in:
Investeringen met een economisch nut
Een deel van de gemeentelijke investeringen heeft economische waarde, omdat gemeenteprijzen en tarieven voor diensten kunnen vragen, waardoor deze investeringen rendabel kunnen zijn en weer verkocht kunnen worden. Volgens het BBV worden alle investeringen met een economisch nut geactiveerd (BBV, art. 59, lid 1).
Daarnaast gelden de volgende afspraken:
Software valt onder de materiële vaste activa met economisch nut. Dit geldt ook voor de gebruiksrechten op software die ineens in rekening worden gebracht. Implementatiekosten (direct) worden in de vorm van bijkomende kosten als onderdeel van de verkrijgingsprijs gezien en worden geactiveerd. Opleidingskosten voor het gebruik van de software zijn niet direct nodig om het actief gebruiksklaar te krijgen en worden niet geactiveerd.
Investeringen met een economisch nut, waarvoor een heffing kan worden geheven
Investeringen die worden gedaan ter bestrijding van de kosten voor bijvoorbeeld riolering, inzameling huishoudelijk afval, begraafrechten (heffingen) en parkeren worden geactiveerd.
Investeringen met een maatschappelijk nut
Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden verstaan investeringen in (de inrichting van) wegen, straten, pleinen, openbaar groen en civiele kunstwerken. Met het oog op een betere vergelijkbaarheid van de kosten, worden in het nieuwe BBV met ingang van 1 januari 2017 nieuwe investeringen met een maatschappelijk nut geactiveerd en over de verwachte levensduur afgeschreven.
2.1.3 - Financiële vaste activa
Onder financiële vaste activa worden volgens artikel 36 BBV verstaan:
Als uitgangspunt worden de bijdragen in activa in eigendom van derden niet geactiveerd, tenzij de raad een expliciet besluit neemt over de activering van de betreffende bijdrage én wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV:
2.4 - Kosten van klein en groot onderhoud en levensduur verlengende investeringen
Kosten van zowel groot als klein onderhoud zijn niet levensduur verlengend en worden daarom niet geactiveerd. Kosten van klein onderhoud keren jaarlijks terug en worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. Kosten van groot (achterstallig) onderhoud worden of ten laste van de gevormde onderhoudsvoorziening gebracht of direct ten laste van de exploitatie. Investeringen die bijdragen aan een substantiële verlenging van de levensduur van een actief, bijvoorbeeld het renoveren van een gebouw, worden geactiveerd.
Een steeds vaker voorkomende vorm is het leasen van goederen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende twee vormen, operationele lease en financiële lease. Bij operationele lease wordt door de lessor een actief in de vorm van huur beschikbaar gesteld aan de lessee. De voor- en nadelen van het eigendom blijven geheel of nagenoeg geheel voor rekening van de lessor (verhuurder). Operationele lease leidt nooit tot activering. Wel zal hiervan in de toelichting op de balans melding worden gemaakt in verband met het langdurige karakter van de aangegane verplichtingen. Operationele lease wordt ook wel 'off balance lease' genoemd. Bij financiële lease blijft het juridische eigendom van het betreffende actief bij de lessor terwijl het economisch eigendom en daarmee het risico bij de lessee ligt. Het gehuurde object moet worden geactiveerd en in de toelichting wordt aangegeven dat er wel sprake is van economisch maar niet van juridisch eigendom. Op de balans wordt de som van de resterende jaarlijks te betalen leasetermijnen als schuld opgenomen tegenover de activapost. Financiële lease wordt ook wel 'on balance lease' genoemd.
3.1 - Uitgangspunt verkrijgings- of vervaardigingsprijs
Activa worden op de balans geactiveerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs inclusief de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Bijkomende kosten betreffen zowel de directe kosten (o.a. loonkosten) als de indirecte kosten (o.a. overhead en rentelasten).
Onderhanden werken in grondexploitaties worden opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengst wegens verkopen. Als de boekwaarde de marktwaarde van de grond overschrijdt wordt gekozen voor het treffen van een verliesvoorziening. Een investering met een economisch nut binnen een grondexploitatie wordt na oplevering geactiveerd op de balans.
3.7 - Bruto en netto verantwoording
Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief worden in mindering gebracht op de investering. Deze netto-methode is verplicht voor alle investeringen (BBV, art. 62, lid 2). Reserves mogen niet in mindering worden gebracht op investeringen met een economisch nut. Men spreekt hier van de bruto-verantwoording (BBV, art. 62, lid 3).
Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Als de marktwaarde duurzaam lager is dan wordt tegen deze lagere marktwaarde gewaardeerd. Kapitaalverstrekkingen en leningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde onder aftrek van eventuele aflossingen.
De verkoopopbrengst van een actief minus de boekwaarde van dit actief wordt de boekwinst of het boekverlies genoemd. Op het moment van afstoten wordt het resultaat in de exploitatie verantwoord als incidenteel voordeel of nadeel. De verkoopopbrengst zal in eerste instantie worden aangewend als dekking voor het volledig afschrijven van de restant boekwaarde van het actief. De boekwinst of het boekverlies mag in geen geval worden verrekend met de aanschaf- of verkrijgingsprijs van een nieuwe actief. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, moet worden afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling.
Herwaardering van materiële vaste activa met economisch nut vindt uitsluitend plaats als het actief
duurzaam in waarde vermindert of uit bedrijf wordt genomen (BBV art. 52, lid b en e). Er kan geen sprake zijn van duurzame waardevermindering bij activa met economisch nut dat een maatschappelijke functie vervult en daardoor duurzaam (al dan niet negatief) wordt geëxploiteerd. Het betreft hier in ieder geval activa als parkeergarage, scholen, schouwburg, sport en begraafplaats.
Bij activa met economisch nut zonder maatschappelijke functie is extra afschrijving noodzakelijk in geval van een duurzame waardevermindering als de directe opbrengstwaarde, bijvoorbeeld aangetoond door middel van een taxatie, lager is dan de boekwaarde. Wanneer de bestemming van een actief verandert wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans wordt opgenomen (BBV art. 63 lid 5). Wanneer deze waarde lager is dan de boekwaarde, is er sprake van een duurzame waardevermindering en vindt afwaardering plaats.
Afschrijven vindt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar plaats (BBV-artikel 64, lid 1). Slechts om gegronde redenen wordt de afschrijvingswijze gewijzigd. De reden van wijziging wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar. (BBV-artikel 64, lid 2). Op activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (BBV-artikel 64, lid 3).
De hoogte van de jaarlijkse afschrijvingslasten wordt bepaald door:
Onder de afschrijvingsbasis wordt verstaan het bedrag waarop wordt afgeschreven. De afschrijvingsbasis wordt bepaald door de verkrijgings- of vervaardigingsprijs minus de restwaarde en eventuele bijdrage van derden.
De restwaarde van een actief is de geschatte verkoopwaarde (directe-opbrengstwaarde)) aan het einde van de gebruiksduur. Een restwaarde leidt tot een lagere afschrijving. De restwaarde en het effect op de jaarlijkse afschrijving wordt per vast actief (of groep van vaste activa) bepaald.
De volgende restwaarden worden gehanteerd:
De technische gebruiksduur is de periode dat een actief technisch geschikt is om te worden gebruikt. De economische gebruiksduur is de periode waarbij naar schatting de totale kosten van gebruik van het actief het laagste zijn (kapitaallasten en onderhoudskosten). In de loop der tijd kunnen onderhoudskosten zo hoog worden dat vervanging van het actief goedkoper is dan doorgaan met het bestaande actief. Het actief kan dan technisch gezien nog bruikbaar zijn. Ook kunnen (technologische) ontwikkelingen ervoor zorgen dat 'alternatieve activa' lagere lasten met zich meebrengen, waardoor vervanging wenselijk is.
Voor het bepalen van de afschrijvingstermijn wordt de bij deze nota behorende afschrijvingstabel gehanteerd (bijlage 2). De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe activa en de bijbehorende afschrijvingstermijnen. Als het voornemen bestaat om af te wijken van de beschreven afschrijvingstermijnen wordt dit voorgelegd aan de raad.
4.1.3 - De ingangsdatum van het afschrijven
Afschrijven hangt samen met de ingebruikname van het actief.
Om de jaarlijkse onder uitputting kapitaallasten te verminderen, gelden de volgende regels:
Een eventuele financiële afwikkeling van de investering na activering die in een volgend jaar valt, wordt op hetzelfde actief geactiveerd. Het afschrijvingsbedrag wordt hierna herrekend. Hierbij mag het krediet niet overschreden worden, als dit wel het geval is, zal er een nieuw krediet aangevraagd moeten worden bij de Raad.
4.1.4 - De afschrijvingsmethode
Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur de afschrijvingslasten te bepalen. De afschrijvingsmethode voor nieuwe investeringen is de lineaire methode. Waar in het verleden de annuïteiten methode is toegepast, wordt dit gecontinueerd maar wel afgebouwd via een uitsterfconstructie.
Bij de lineaire afschrijvingsmethode blijven de jaarlijkse afschrijvingslasten gedurende de afschrijvingstermijn gelijk. De rentelasten nemen wel jaarlijks af. Het bedrag aan kapitaallasten laat daardoor een dalend verloop zien. Voor het berekenen van de lineaire kapitaallasten wordt gerekend met het rente-omslagpercentage.
Bij de annuïteiten afschrijvingsmethode blijft het jaarlijkse bedrag aan afschrijving en rente gedurende de hele gebruiksduur gelijk. Naar gelang het afschrijvingsbestanddeel van de annuïteit stijgt, daalt het rentebestanddeel. Voor het berekenen van de annuïteit wordt gerekend met de rekenrente zoals die voor het jaar van ingebruikname door de raad is vastgesteld.
Bij investeringen met een economisch nut is het mogelijk om de componentenbenadering toe te passen. De benadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden afgeschreven op basis van het individuele waardenverloop van die delen. De opdeling wordt gemaakt omdat de economische gebruiksduur per samenstellend deel kan verschillen. De componentenbenadering wordt alleen toegepast als de componenten eenduidig vast te stellen zijn.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 april 2021.
De raad van de gemeente Goes,
de griffier,
drs. B.C. van Doornum
de voorzitter,
Drs. M. Mulder MSc.