Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

Financiële verordening gemeente Goes 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Goes 2021
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Goes 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Goes 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-05-202201-01-2021nieuwe regeling

22-04-2021

gmb-2022-204927

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Goes 2021

De raad van de gemeente Goes;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Financiële Verordening Goes 2021.

 

1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. - Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • Afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • Inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • Uitgaven: totaal van de lasten voor toevoeging reserves;

  • Investeringen: een investering is een strategische uitgave tot het verkrijgen van kapitaalgoederen;

  • Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • (Dis)agio: agio is het positieve of negatieve (dis) verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio kan ook te maken hebben met aandelen. De prijs, of koers van een aandeel is opgebouwd uit de nominale waarde plus het agio of minus het disagio;

  • Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting;

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

2. - Begroting en verantwoording

Artikel 2. - Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij een eerste begroting in een nieuwe raadsperiode op voorstel van het college een programma-indeling voor die raadsperiode vast;

  • 2.

    De raad stelt bij een eerste begroting in een nieuwe raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast;

  • 3.

    De raad stelt bij de behandeling van de programmabegroting op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • 4.

    De raad stelt bij een eerste begroting in een nieuwe raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd;

  • 5.

    Een deel van het rekeningresultaat van een jaar kan tot stand zijn gekomen doordat werkzaamheden (voor een deel) niet zijn uitgevoerd. Het werk of de activiteit wordt in het volgende jaar alsnog afgerond. Om financiële middelen daarvoor beschikbaar te hebben dient dat specifieke deel van het rekeningresultaat “bestemd” te worden. Voor deze bestemming gelden de volgende uitgangspunten:

     

    Voor de bestemmingsvoorstellen die aan de criteria in lid a en b voldoen, kan het college, vooruitlopend op besluitvorming door de raad, starten of doorgaan met de al gestarte werkzaamheden. Aanpassing van de begroting vindt achteraf plaats middels een door de gemeenteraad vast te stellen begrotingswijziging via een separaat voorstel daartoe of bij de behandeling van de jaarrekening.

    • a)

      Het restant budget was incidenteel beschikbaar gesteld;

    • b)

      Voor de te leveren prestatie is een (contract)verplichting aangegaan, de prestatie vloeit voort uit wet- en regelgeving of vloeit voort uit een eerder genomen raadsbesluit.

    Als de gemeenteraad niet akkoord gaat met deze voorstellen zullen eventuele aangegane verplichtingen binnen het budget van het volgende begrotingsjaar (jaar t+1) opgevangen moeten worden.

Artikel 3. - Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven. Afwijkingen in de jaarrekening ten opzichte van de begroting die groter zijn dan € 50.000 op taakveldniveau worden inhoudelijk toegelicht.;

  • 2.

    De begroting bevat een investeringsplanning waarin de geautoriseerde investeringen worden weergegeven. In de jaarstukken wordt de uitputting van de beschikbaar gestelde kredieten weergegeven;

  • 3.

    In de begroting en jaarstukken wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie;

  • 4.

    In de begroting en jaarstukken wordt een overzicht van de incidentele baten en lasten opgenomen. Incidentele baten en lasten worden afzonderlijk gespecificeerd in het overzicht als de omvang € 50.000 of hoger is.

Artikel 4. - Kaders opstellen begroting

  • 1.

    Het college biedt voor 1 juli aan de raad een perspectiefbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 augustus vast;

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. - Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma1;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de raad een activiteit welke onderdeel is van een programma, als speerpunt aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren;

  • 3.

    Bij de perspectiefbrief geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investerings- en vervangingskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen begroting geautoriseerd;

  • 4.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of een speerpunt de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een speerpunt de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden met een bedrag van € 50.000 én groter dan 1% van de geautoriseerde lasten of baten. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de speerpunt, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid;

  • 5.

    In de begroting zijn de investeringskredieten die al besloten zijn, evenals vervangingsinvesteringen opgenomen in de investeringsplanning. Nieuwe investeringen of aanvullingen op bestaande kredieten, worden separaat aan de raad voorgelegd. Bij investeringen groter dan 1,0% van de schuldquote op basis van de laatst vastgestelde financiële verordening (in casu € 1,4 miljoen op basis van de begroting 2021) informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente;

  • 6.

    De gemeentesecretaris wordt door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als hoofdbudgethouder van budgetten/investeringskredieten, die door de Raad via de programmabegroting of begrotingswijzigingen zijn toegekend en legt daarover verantwoording af aan het college van burgemeester en wethouders. De gemeentesecretaris is bevoegd tot het verschuiven van personele budgetten (binnen de loonsom) tussen programma’s en/of taakvelden. Een ambtshalve begrotingswijziging volstaat hierbij. Het inzetten van inhuurbudgetten ten behoeve van vaste formatie valt buiten bovenstaande bevoegdheid en is voorbehouden aan het college van burgemeester en wethouders. Daarnaast mag structurele formatie niet gedekt worden vanuit incidentele middelen.

Artikel 6. - Bestuursrapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een bestuursrapportage over de afwijkingen c.q. realisatie van de begroting van de gemeente;

  • 2.

    Bij de behandeling van de bestuursrapportage(s) doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en wordt er inzicht gegeven in de voortgang van het beleid;

  • 3.

    In de bestuursrapportage worden wijzigingen op de baten en lasten toegelicht. Daarbij worden afwijkingen boven € 25.000 op taakveldniveau nader toegelicht.

Artikel 7. - EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

3. - Financieel beleid

Artikel 8. - Waardering en afschrijving vaste activa en rente

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de nota waardering en afschrijving die minimaal eens in de 4 jaar door de raad wordt vastgesteld;

  • 2.

    Uitgangspunt bij afschrijving is dat de lineaire afschrijvingsmethodiek wordt toegepast;

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • 4.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair afgeschreven over de looptijd van de desbetreffende schuld.

Artikel 9. - Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de 4 jaar of zoveel vaker als bijstelling nodig is, een nota reserves en voorzieningen.

Artikel 10. - Rente

De berekening en de verwerking van de rentelasten en rentebaten in de begroting en jaarrekening is opgenomen in de beleidsnota “Rente Goes 2021”.

Artikel 11. - Kostprijsberekening

Het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Goes dient te geschieden conform de door de raad vastgestelde nota kostentoerekening.

Artikel 12. - Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd;

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd;

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van: leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid:

    • a.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • b.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • c.

      Een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • d.

      Een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • e.

      Een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • f.

      Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. - Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en de overige rechten en leges;

  • 2.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders een besluit voor aan de raad.

Artikel 14. - Financieringsfunctie

Het college stelt regels op ten behoeve van de financieringsfunctie in het treasurybeleid.

4. - Paragrafen

Artikel 15. - Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen;

  • b.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen;

  • c.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 16. – Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 17. - Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    Een inventarisatie van de weerstandscapaciteit

  • b.

    Een inventarisatie van de risico’s

  • c.

    Een kengetal voor:

    • Belastingcapaciteit;

    • Grondexploitatie;

    • Netto schuldquote;

    • Solvabiliteitsratio;

    • Structurele exploitatie ruimte.

Artikel 18. - Onderhoud kapitaalgoederen

Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar afzonderlijke beheersplannen openbare ruimte aan. De plannen geven kaders weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het groen, gemeentelijke gebouwen, riolering, havens, sluis en kades, wegen, en civieltechnische kunstwerken. De raad stelt de plannen vast.

Artikel 19. – Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 20. - Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 21. - Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad 2 keer per jaar een herziening van de grondexploitaties aan. Hierin wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      Te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      Het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      De uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

5. - Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22. - Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • 2.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.;

  • 3.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • 5.

    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • 6.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, en ook voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23. - Interne beheersing

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het collegemaatregelen tot herstel;

  • 2.

    De systematische controle vindt plaats op basis van het controleplan “Verbijzonderde Interne Control (VIC)””.

Artikel 24. - Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • 1.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • 2.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • 3.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 4.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • 5.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • 6.

    De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • 7.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • 8.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • 9.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

6. - Slotbepalingen

Artikel 25. - Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De "Financiële verordening gemeente Goes 2017” vastgesteld door de raad op 13 december 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2020.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de "Financiële verordening gemeente Goes 2017” van toepassing, zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 26. - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening gemeente Goes 2021”.

  • 2.

    Deze verordening is door de raad op 22 april 2021 vastgesteld en treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 april 2021.

De raad van de gemeente Goes,

de griffier,

drs. B.C. van Doornum

de voorzitter,

Drs. M. Mulder MSc.

Bijlage 1: beslisboom financiële besluitvorming

 

 

Artikelsgewijze toelichting “Financiële verordening Goes 2021”

1.- Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepaling

Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 18 van de verordening. Het begrip afdeling is gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 22 en 2 van de verordening. De begrippen inkomsten, netto schuld per inwoner en onbenutte belastingcapaciteit zijn gedefinieerd ten behoeve van artikel 17 van de verordening. Hiervoor zijn de definities gevolgd die www.waarstaatjegemeente.nl toepast voor de financiële kengetallen over de gemeentefinanciën. Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om in artikel 12 van de verordening nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen. Het begrip agio/disagio wordt gedefinieerd in verband met artikel 7 van de verordening. Voor de volledigheid wordt naast “inkomsten” ook “uitgaven” gedefinieerd en is “investering” toegevoegd.

 

2.- Begroting en verantwoording

 

Artikel 2 Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop, dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen. Het tweede lid regelt, dat de taakvelden op voorstel van het college aan de programma’s worden toebedeeld. Het derde lid bepaalt, dat op voorstel van het college de raad beleidsindicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording, welke zijn grondslag vindt in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV. Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte beleidsindicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende. Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid bepaalt, dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een paragraaf subsidies of een paragraaf duurzaamheid.

 

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV-bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per taakveld worden weergegeven. In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties. Het derde lid bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt. In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld. In de aanloop naar de begroting 2018 is in overleg met de raad een nieuwe programma-indeling gekozen waarbij de taakvelden worden toegewezen aan een programma.

 

Artikel 4 Kaders opstellen begroting

Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal, dat het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV. Het eerste lid van het artikel bepaalt, dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze systematiek wordt in veel gemeenten toegepast en deze nota draagt in Goes de naam perspectiefbrief. De perspectiefbrief wordt aangeboden voor 1 juli en wordt vastgesteld voor 1 augustus. Dit past binnen de huidige praktijk van Goes. Artikel 8 van het BBV zegt, dat het bedrag voor onvoorzien moet zijn opgenomen in het programmaplan. In het tweede lid van artikel 4 wordt een nadere invulling aan deze wettelijke verplichtingen gegeven door de omvang van het bedrag voor onvoorzien vast te leggen.

 

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s (eerste lid). De raad autoriseert op dit moment ook al de baten en lasten per programma. Het voorstel is dit zo te houden om een toename van het aantal begrotingswijzigingen voor de raad te voorkomen. Volgens, in overeenstemming met de VNG-modelverordening wordt daarnaast voorgesteld de mogelijkheid op te nemen speerpunten aan te wijzen zodat de raad in voorkomende gevallen op een lager niveau dan programma’s kan autoriseren.

 

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is ervoor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (derde lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

 

Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld (lid 4). Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is ervoor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de bestuursrapportages (vijfde lid). Bij investeringen met een meerjarig karakter waaronder ook grondexploitaties, bepaalt het vijfde lid ook, dat bij elke begroting een actualisatie van de ramingen plaatsvindt en het college aan de raad voorstellen doet voor het wijzigen van de investeringskredieten. Mogelijk komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het zesde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten anders dan bij vaststelling van de begroting. Dus ook voor investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien. Daarbij draagt dit lid aan het college op bij investeringen groter dan 1,0% van de schuldquote op basis van de laatst vastgestelde financiële verordening (in casu € 1,4 miljoen op basis van de begroting 2021) de raad in het voorstel te informeren over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

 

Artikel 6 Bestuursrapportage

De bestuursrapportage(s) zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en control cyclus voor de raad. Op basis van bestuursrapportage(s) wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is niet gekozen voor een vast aantal bestuursrapportages omdat in de huidige situatie er 1 keer per jaar een tussentijdse rapportage aan het college en de raad wordt aangeboden. Het voorgestelde artikel biedt echter de mogelijkheid voor de raad het aantal rapportages uit te breiden zonder dat de financiële verordening moet worden aangepast. Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage, waarbij informatie over grondexploitatie valt onder investeringskredieten. Het derde lid bepaalt, welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de bestuursrapportages moet toelichten, waarbij de raad de mogelijkheid een drempel op te nemen. In de huidige situatie worden afwijkingen groter dan € 25.000 toegelicht. Door alleen de mogelijkheid op te nemen, kan de drempel worden aangepast zonder dat de financiële verordening hoeft te worden aangepast.

 

Artikel 7 EMU-saldo

Het EMU-saldo is in 1992 door de EMU ingevoerd om vergelijkingen tussen de verschillende eurolanden te kunnen maken. In het verleden hanteerde elke staat zijn eigen berekening voor het financieringssaldo. Vergelijken was hierdoor moeilijk. Volgens de regels van de EMU zoals vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, mag het vorderingentekort niet hoger zijn dan 3% van het bruto binnenlands product. Hiermee wil men de economische sterkte van de eurolanden behouden. Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt. Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken. In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

3.- Financieel beleid

 

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 8 invulling gegeven. De Memorie van Toelichting bij art.212 GW zegt hierover: Het gaat (…) om vastlegging van de beleidsmatige uitgangspunten. Deze geven de grenzen aan waarbinnen het college dient te opereren’. Artikel 8 in combinatie met de door de raad vast te stellen nota waardering en afschrijving vaste activa brengt de raad volledig in positie om de grenzen aan te geven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de nota Waardering en afschrijving vaste activa. Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief moeten afstemmen op de verwachte gebruiksduur. Als dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast.

 

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

Het artikel bepaalt, dat het college minstens eens in de 4 jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

 

Artikel 10 Rente

In dit artikel is geregeld dat er een nota rente wordt opgesteld waarin wordt geregeld hoe de rentelasten en rentebaten in de begroting en jaarrekening worden verwerkt. Hiervoor is geen aparte bepaling opgenomen. De nota rente heeft zowel betrekking op de rentetoerekening aan vaste activa in artikel 8 als aan de reserves en voorzieningen in artikel 9.

 

Artikel 11 Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs. Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd. Dit artikel regelt hoe deze toerekening technisch moet plaatsvinden.

 

Artikel 12 Prijzen economische activiteiten

Als een gemeentegoederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht. Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan het belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

 

Artikel 13 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid van artikel 13 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die ook voor andere rechten, leges en heffingen de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten, leges en heffingen uitbreiden. Het betekent, dat de bijbehorende verordeningen jaarlijks moeten worden herzien. Eventueel kan overwogen worden om ook de verordening ‘kwijtschelding gemeentelijke belastingen’ jaarlijks te herzien. Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad. Het tweede lid bepaalt, dat het college aan de raad jaarlijks een nota aanbiedt met daarin de kaders voor de te hanteren prijzen, huren en tarieven voor erfpacht. De raad stelt deze nota vast. Het derde lid bepaalt, dat tussentijdse wijzigingen van besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen die afwijken van de kaders uit de nota, vooraf ter besluitvorming aan de raad worden aangeboden.

 

Artikel 14 Financieringsfunctie

Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 14 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de financiële organisatie van de financieringsfunctie staan in artikel 20 van deze verordening. In aanvulling op de regels uit de Wet financiering decentrale overheden en daarop gebaseerde besluiten en regelingen stelt het eerste lid een aantal aanvullende kaders. Zo mag geen gebruik worden gemaakt van financiële derivaten. Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 van de Gemeentewet, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het tweede lid draagt het college op bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal zo mogelijk zekerheden te bedingen om zo het financiële risico waaraan de gemeente bloot komt te staan, te verminderen. Dit is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als instellingen bij een gemeente aankloppen voor een lening of garantiestelling dan hebben de banken er in de regel niet al te veel vertrouwen meer in.

 

4.- Paragrafen

 

Het BBV geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen, dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Binnen Goes worden is hier terughoudend mee omgegaan vanuit de gedachte van deregulering en vanuit de praktijk dat de raad aanvullende informatie actief wordt aangeboden als dat nodig is en als daarom worden gevraagd.

 

Artikel 17 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het BBV staat in artikel 11, welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd. Er is opgenomen, dat de raad voor het vormen van een oordeel van het weerstandsvermogen in deze paragraaf ook wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als aandeel van de inkomsten en over de onbenutte belastingcapaciteit als aandeel van de inkomsten. Met deze aanvulling op de wettelijk verplichte financiële kengetallen komt de set financiële kengetallen overeen met die van www.waarstaatjegemeente.nl.

 

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

In het BBV staat in artikel 12, welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. In het dit artikel wordt geregeld dat het college ten minste eens in de 5 jaar de raad onderhoudsplannen aanbiedt over respectievelijk het onderhoud openbare ruimte, het onderhoud riolering en het onderhoud gebouwen. Hiermee kan de raad de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.

 

Artikel 19. Bedrijfsvoering

In het BBV staat in artikel 14, welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 20. Verbonden partijen

In het BBV staat in artikel 15, welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 21 Grondbeleid

Het artikel bepaalt, dat het college 2 keer per jaar een herzieningen van de grondexploitaties aan de raad aanbiedt, waarmee de raad ook kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststelt.

 

5.- Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 22 Administratie

Onder artikel 18 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging ervan moeten voldoen.

 

Artikel 23 Interne beheersing

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 19 draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen. Het tweede lid bepaalt, dat het collegemaatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiele bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met wat de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd. Eens in 5 jaar moet worden gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

 

Artikel 24 Financiële organisatie

 

Artikel 20 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet. Artikel 19 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het collegebeleid en interne regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand, dat het college een organisatiebesluit en een treasurybesluit vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt. Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden. Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen. In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.

 

6.- Slotbepalingen

 

Artikel 25 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2021 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar 2019 en de begroting en jaarstukken van het jaar 2020. Hiervoor is in artikel 25een overgangsbepaling opgenomen. Met ingang van 1 januari 2017 gelden vanwege de wijzigingen van het BBV andere bepalingen voor het activeren en afschrijven van nieuwe investeringen met maatschappelijk nut. In het tweede lid van artikel 25 is een overgangsbepaling opgenomen. Voor investeringen met maatschappelijk nut voor 2017 zijn de bepalingen uit de oude financiële verordening nog van kracht.

 

Artikel 22 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel regelt de inwerkingtreding (1 januari 2017) en de citeertitel (Financiële verordening Goes 2021). De financiële verordening moet na vaststelling worden gepubliceerd. Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 van de Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet (artikel 215 van de Gemeentewet).


1

In de bijlage is een financiële beslisboom opgenomen om te bepalen wat voor soort begrotingswijziging wordt opgesteld en wie bevoegd is deze vast te stellen.