Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Wageningse Windvisie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWageningse Windvisie
CiteertitelWageningse Windvisie
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-2022nieuwe regeling

17-01-2022

gmb-2022-202452

21.0201767

Tekst van de regeling

Intitulé

Wageningse Windvisie

De raad van de gemeente Wageningen;

 

Gelezen:

het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 26 oktober 2021;

 

gelet op:

 

Besluit

________________________________________

 

  • 1.

    De Wageningse Windvisie (stuknummer ZS21010369) vast te stellen met dien verstande dat de wijzigingen in beslispunt 3bi en 4 worden verwerkt, waarbij:

     

    Het merendeel reeds vastgesteld is in eerdere stukken, namelijk de Regionale Energiestrategie Regio Foodvalley (stuknummer ZS21010072) en de Visie Buitengebied (stuknummer ZS21010071);

     

    De volgende beslispunten hebben betrekking op nieuw beleid:

     

  • 2.

    De volgende uitgangspunten gelden voor windturbines in Wageningen:

    • a.

      We streven naar het realiseren van windturbines met zo hoog mogelijke energieopbrengst waarbij: (1) de ashoogte van de windturbine niet beperkt wordt, en (2) de maximale opbrengst van de windturbine per jaar niet beperkt wordt.

  • 3.

    Voor windturbines met een ashoogte vanaf 15 meter gelden de volgende randvoorwaarden:

    • a.

      Windturbines zijn voor minimaal 51% in bezit van lokale belanghebbenden

    • b.

      Met betrekking tot de omwonenden gelden de volgende voorwaarden:

      • i.

        Omwonenden en belanghebbenden in een straal van 2 kilometer hebben voorrang bij de aankoop van aandelen, worden gecompenseerd door korting op de elektriciteit en hebben een leidende stem in de besteding van geld uit het gebiedsfonds

      • ii.

        Omwonenden en belanghebbenden in een straal van 5 kilometer hebben voorrang bij de aankoop van aandelen

    • c.

      Zo min mogelijk overlast voor omwonenden en natuur:

      • i.

        Afstand tot omwonende: de afstand tot woningen is minimaal 400 meter;

      • ii.

        Compensatie hinderlijke slagschaduw: een gevel met ramen mag niet meer slagschaduw ontvangen dan 17 dagen per jaar, en niet meer dan 20 minuten per dag. Indien deze norm overschreden wordt, worden omwonenden die het betreft gecompenseerd;

      • iii.

        Compensatie bij geluidsoverlast: we volgen de nieuwe normen die momenteel landelijk voorbereid worden naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State (Uitspraak 202003882/1/R3). Indien deze norm overschreden wordt, worden omwonenden in een straal van 2 km gecompenseerd;

      • iv.

        Windturbines worden niet in broedgebieden of migratieroutes geplaatst;

      • v.

        Maatregels worden getroffen om botsingen van de wieken met gevleugelden te voorkomen.

    • d.

      Windmolens met een ashoogte kleiner dan 15 meter worden vrijgesteld van de randvoorwaarden genoemd in 3a, b en c.

  • 4.

    Initiatiefnemers van windprojecten dragen aan het landschapsfonds en aan het gebiedsfonds €0,50 (dus in totaal €1) per opgewekte MWh per jaar af zolang de molen in werking is.

     

  • 5.

    Proces van aanvraag tot realisatie kent de volgende zes stappen:

    • a.

      Intakegesprek

    • b.

      Schetsplan

    • c.

      Omgevingsdialoog

    • d.

      Beoordeling door college van Burgemeester en Wethouders

    • e.

      Anterieure overeenkomst

    • f.

      Planologische procedure

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 januari 2022,

 

de voorzitter,

 

de griffier,

 

De Wageningse Windvisie

 

Inleiding

De voorbije maanden zijn de gevolgen van klimaatverandering wereldwijd zichtbaar en in Nederland nu ook zelfs voelbaar geweest toen de grote hoeveelheden water letterlijk woonkamers binnenstroomden en grote delen infrastructuur vernielden. Extreme regenbuien wisselden warme temperaturen af. Het waterpeil van de grote rivieren stond extreem hoog voor de tijd van het jaar. Elders in de wereld was het extreem warm en stonden bossen in vuur en vlam. Naast deze observaties beschrijft het recent gepubliceerde wetenschappelijk rapport van het IPCC expliciet dat de mensheid de klimaatverandering veroorzaakt en dat de negatieve trends versneld doorzetten. Alleen door ons eigen menselijke handelen te veranderen is beterschap mogelijk. De urgentie is hoog. Er moet meteen een zo ambitieus mogelijk plan komen om hier concreet mee aan de slag te gaan.

In de Gemeente Wageningen dragen we duurzaamheid uiteraard al langer hoog in het vaandel. Dat komt omdat onze raad en inwoners het belangrijk vinden om zorgvuldig met onze leefomgeving om te gaan en de klimaatverandering zoveel mogelijk af te remmen. Daarom wil de Gemeente Wageningen voorop lopen op de verschillende thema’s die raken aan duurzaamheid, waaronder de energietransitie. De energietransitie die toch wel één van de grootste uitdagingen van de komende jaren wordt. Hoe realiseren we de omslag van een energiesysteem dat draait op fossiele brandstoffen naar een duurzaam alternatief waarbij de natuurlijke hulpbronnen lokaal geoogst en gebruikt worden?

In de Visie Buitengebied worden zoekgebieden voor windmolens aangewezen. In de RES RFV 1.0. wordt dit verfijnd en aangevuld met een ambitie voor lokale opwek van duurzame energie via zonnevelden en windturbine(s). In de Wageningse Windvisie werken we dit praktisch uit. Waar is ruimte in onze gemeente voor windenergie, wat zijn hier de voorwaarden bij en hoe ziet het proces eruit om tot realisatie te komen? Het doel van deze Wageningse Windvisie is zowel de randvoorwaarden als het proces met de omgeving vast te leggen. Een proces dat zorgvuldig doorlopen moet worden en waarbij omwonenden een belangrijke stem hebben.

1. Overzicht bestaand beleid m.b.t. wind

 

De verschillende overheidslagen hebben beleid geformuleerd met betrekking tot windenergie. Hieronder geven we een overzicht van relevant beleid opgesteld door de rijksoverheid, door de provincie Gelderland en tenslotte ons eigen huidige lokale beleid.

 

1.1. Landelijk beleid

De Nederlandse Rijksoverheid stelt in het Klimaatakkoord dat in 2030 van alle elektriciteit 70% uit hernieuwbare bronnen komt, waarvan door zon- en windprojecten op land ten minste 35 TWh gerealiseerd moeten worden. Samen met zonne-energie zal windenergie dus een groot aandeel hebben in het behalen van deze doelstelling. Naast de ambities m.b.t. het oogsten van windenergie op land, wordt gestreefd naar 49 TWh windparken op zee in 2030.

In het Activiteitenbesluit Milieubeheer en de Activiteitenregeling worden normen voor windparken m.b.t. bijvoorbeeld geluid en slagschaduw gegeven. In een recente uitspraak van de Raad van State (30 juni 2021, Windpark Delfzijl) wordt geoordeeld dat de regering hier nalatig is geweest in het opstellen van de landelijke milieunormen voor windparken. De komende maanden wordt alsnog een milieueffectenrapport geschreven, en in tussentijd mogen lokale overheden zelf inschatten wat de effecten op milieu zijn en op basis hiervan handelen. Deze uitspraak geldt enkel voor windparken. In die zin is uitspraak niet relevant voor Wageningen, omdat wij streven naar 1 of 2 individuele molens.

 

1.2. Gelders provinciaal beleid

De provincie Gelderland heeft een “Beleidslijn Windenergie” opgesteld (zie bijlage 1). Hierin staan bepalingen die de provincie heeft vastgesteld m.b.t. het plaatsen van windmolens. Het gaat hier vooral om inpassingsvoorwaarden (afstanden tot hoogspanningskabels, rekening houden met vliegtuigroutes, etc.). Deze voorwaarden moeten in acht genomen worden bij het realiseren van een windmolen op Wagenings Grondgebied.

 

1.3. Wagenings lokaal beleid

Er is vastgesteld beleid van de gemeente Wageningen met betrekking tot het opwekken van duurzame (wind)energie. In de Visie Buitengebied worden 5 onderzoeksgebieden omschreven. In de recent door de raad vastgestelde Regionale Energiestrategie Regio FoodValley 1.0. (RES RFV 1.0.) wordt de opgave voor duurzame opwek van 0,111 TWh gesteld. Dit bod zal vooral gerealiseerd worden door middel van zonneparken. Het aandeel windenergie in het totale bod is beperkt omdat de ervaring leert dat het erg complex is om wind te realiseren o.a. door beperkt draagvlak bij omwonenden voor windturbines en de aanwezigheid van de wespendief. In de RES RFV 1.0. gaat het voor Wageningen over de eventuele inpassing van 1 grote windmolen of 2 kleinere tegen 2030.

 

Door het vaststellen van de Visie Buitengebied en de RES RFV 1.0. heeft de raad een helder kader gegeven voor wind. Dat betekent dat het niet gaat over de vraag óf er windmolens komen, maar uitsluitend met wáár ze precies komen. Dat wil zeggen dat er goed nagedacht moet worden over het proces dat regelt waar de windmolens geplaatst zullen worden. Enerzijds houdt dit in dat er vanuit de gemeente duidelijke randvoorwaarden worden gesteld aan een goede locatie voor een windmolen. Anderzijds houdt dit in dat er een duidelijke werkwijze is waarop de dialoog gevoerd zal worden met de omwonenden van een mogelijke locatie voor een windmolen. Deze randvoorwaarden vertrekken vanuit het idee dat je de eventuele overlast voor omwonenden en natuur zo klein mogelijk wil maken. Denk bijvoorbeeld aan minimale afstand tot woningen, eventuele compensatie bij een uitzonderlijke afwijking hiervan, maatregelen om botsingen door vogels en vleermuizen met de turbine te verminderen, afspraken om molens stil te zetten op het moment dat slagschaduw ervaren wordt etc. Het doel van deze Wageningse Windvisie is zowel de randvoorwaarden als het proces met de omgeving vast te leggen.

2. Zoekgebieden voor windturbines

 

Zoals hierboven beschreven worden in de Visie Buitengebied 5 onderzoeksgebieden voor windmolens beschreven. Regionale samenwerking wordt genoemd als aanleiding om de onderzoekvolgorde voor windmolens te wijzigen. De regionale verkenning vanuit de RES RFV 1.0. heeft ertoe geleid dat de gemeenten Rhenen en Wageningen gezamenlijk eerst de mogelijkheid van windmolens langs het grensgebied van de twee gemeenten gaan onderzoeken (zoekgebied Nude/Binnenveld zuid). De onderzoeksgebieden Bos en Kern Binnenveld, op plaats 4 en 5 in de volgorde te onderzoeken gebieden voor windmolens, passen niet bij de strategische voorkeuren die in de RES 1.0 worden afgesproken. Onderzoeksgebied Bos komt tot zeker 2030 niet in beeld vanwege Natura2000 en onderzoek naar de wespendief. De drie resterende locaties (Nude/Binnenveld zuid, Bennekomse veld, en rondom de haven) passen hier wel bij en zijn verwerkt als zoekgebieden in het kaartmateriaal van de RES, zie figuur 1.

 

Figuur 1 Voorlopige zoekgebieden voor wind (Bron: RES RFV 1.0.)

3. Randvoorwaarden bij het inpassen van windturbines

 

In dit hoofdstuk worden alle voorwaarden die Gemeente Wageningen stelt bij de realisatie van windmolens opgesomd en toegelicht. De voorwaarden gaan over hoe lokale participatie vormgegeven moet worden én hoe we kunnen borgen dat de molen zo min mogelijk overlast voor omwonenden en natuur veroorzaakt. Belangrijk hierbij geldt dat deze voorwaarden van kracht zijn bij windmolens met een ashoogte groter dan 15 meter. Omdat er in Wageningen niet veel ruimte is voor windturbines en we streven naar 1 tot 2 molens tegen 2030, wil de gemeente inzetten op grote varianten bijvoorbeeld met een ashoogte van 130m. Met betrekking tot de ashoogte wil de gemeente geen beperkingen opleggen. Met betrekking tot de energieopbrengst per windturbine per jaar willen we geen beperkingen opleggen. Hoe hoger de efficiëntie van de windturbine, hoe beter. Windmolens met een ashoogte kleiner dan 15 meter hebben een beperkte omvang en leveren ook beperkt energie op. Deze windmolens zijn dus vooral voor eigen energiegebruik en kunnen zonder aanvullende voorwaarden geplaatst worden, maar moet uiteraard wel het vergunningstraject zorgvuldig doorlopen.

 

3.1. De windturbine is voor minstens 50% in het bezit van lokale belanghebbenden, waarbij gestreefd wordt naar 100% lokaal eigenaarschap.

In onze visie Buitengebied en in de RES RFV 1.0. staat genoemd dat bij de realisatie van grote duurzame energieopwekking het belangrijk is dat er “minimaal 50% lokale participatie is”. De Gemeente Wageningen vindt het dus erg belangrijk dat bij grote windprojecten minimaal de helft in handen is van lokale eigenaars. De achterliggende gedachte is dat op deze manier omwonenden – indien ze het met elkaar eens zijn – de doorslaggevende stem hebben in hoe het project aangepakt zal worden. Waar precies komen de molens, welke wensen hebben de omwonenden hierbij, waarvoor zal het geld dat in het landschapsfonds terugstroomt gebruikt worden (zie verderop) etc. De gemeente wil dus primair ruimte bieden aan initiatieven vanuit de lokale samenleving: door en voor Wageningers. Initiatiefnemers van buiten Wageningen worden niet uitgesloten.

Daarom stelt de Gemeente Wageningen als randvoorwaarde voor een grote windturbine dat deze er komt in samenwerking met de bestaande lokale energiecoöperatie of met een voor dit specifieke project opgerichte energiecoöperatie, waarbij deze laatste een dochtercoöperatie van de grotere lokale energiecoöperatie kan zijn. Hierbij is het van belang dat minstens 50% van de gelden die nodig zijn voor het realiseren van de windmolen geworven wordt via de energiecoöperatie en haar (lokale) leden. Inwoners van Wageningen kunnen aandelen kopen in de windmolen en worden via die weg automatisch lid van de energiecoöperatie die hen van de duurzame windenergie zal voorzien. Naast een financieel aandeel is het ook mogelijk om bijvoorbeeld via een crowdfundingscampagne extra budget in te zamelen, op die manier kunnen omwonenden en andere belanghebbenden iets vrijblijvender een financiële bijdrage leveren. Indien het niet mogelijk is om de windmolen volledig via bovenstaande weg te financieren, is het mogelijk om een investeerder mede-eigenaar te laten worden voor maximaal 50% van de waarde van de windturbine. Dan is alsnog geborgd dat de windmolen voor minimaal de helft in het bezit is van lokale belanghebbenden.

Van deze randvoorwaarde kan niet afgeweken worden tenzij 50% financieel eigenaarschap door lokale belanghebbenden niet haalbaar blijkt, maar er toch een groot draagvlak is voor de realisatie van de windmolen. In dat geval kan een uitzondering gemaakt worden. De voorwaarde wordt dan dat er juridische deelname van de lokale belanghebbenden ontstaat door de lokale energiecoöperatie als mede-initiatiefnemer te benoemen in het project. Op deze manier wordt de lokale doorslaggevende stem geborgd in het tot stand komen van de windturbine. De lokale energiecoöperatie (en haar betrokken leden) hebben dan écht een stem in het project waar rekening mee gehouden moet worden in de uitwerking. Denk hierbij aan hoe iets eruit zal zien, aantallen, wat nog meegenomen moet worden in het project, inpassing in de ruimte etc.

 

3.2. Betrokkenheid van de omwonenden

Naast financiële betrokkenheid zoals in 3.1. beschreven is, stelt de gemeenten aanvullende randvoorwaarden voor het betrekken van omwonenden bij de realisatie van een windmolen. Immers: niet alle omwonenden zullen voldoende financiële middelen hebben om zich in te kopen in de molen en op die manier een stem krijgen in het proces. Daarom is het belangrijk te borgen dat met álle bewoners in een bepaalde straal omheen de windmolen in gesprek te gaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • -

    Voor omwonenden en belanghebbenden die in een staal van 2km om de windturbine gevestigd zijn geldt:

    • o

      Voorrang bij het aankopen van aandelen van de windmolen, zij mogen deze “voor de markt uit” kopen om verzekerd te zijn van hun betrokkenheid in het windproject.

    • o

      Compensatie door korting op hun elektriciteit die ze inkopen via de energiecoöperatie.

    • o

      Indien gewenst krijgen zij een leidende stem in de keuze hoe het geld uit het landschapsfonds besteed zal worden.

  • -

    Voor omwonenden en belanghebbenden die in een straal van 5km om de windturbine gevestigd zijn geldt:

    • o

      Voorrang bij het aankopen van aandelen van de windmolen, zij mogen deze “voor de markt uit” kopen om verzekerd te zijn van hun betrokkenheid in het windproject.

3.3. “Zo min mogelijk overlast voor omwonenden en natuur”

Bij het inpassen van windmolens in de openbare omgeving is het uitgangspunt van de gemeente Wageningen dat dit steeds vanuit het volgende idee gebeurt: “de windmolen moet zo min mogelijk overlast voor omwonenden en natuur veroorzaken”. Hieronder lijsten we op hoe dit eruit moet zien.

3.3.1. Zo min mogelijk overlast voor omwonenden

Hieronder worden voorwaarden opgesomd die gelden bij het realiseren van een windmolen op Wagenings grondgebied.

 

Afstand tot omwonenden

De gemeente Wageningen volgt de richtlijnen van Provincie Gelderland op met betrekking tot de afstand tot woningen namelijk dat deze ten minste 400 meter moet zijn. Met deze voorwaarde wil de Gemeente Wageningen de overlast voor haar inwoners beperken. Er kan uitzonderlijk afgeweken worden van deze voorwaarde indien de initiatiefnemer met de omwonende(n) binnen deze straal compensatieafspraken maakt.

 

Compensatie bij hinderlijke slagschaduw

De gemeente Wageningen wil dat er afspraken gemaakt worden bij de ontwikkeling van een windmolen met de inwoners die binnen een straal van 2 km rondom de molen wonen m.b.t. compensatie bij overlast door slagschaduw, d.i. een bewegende schaduw in de buurt van de windmolen veroorzaakt door een laagstaande zon. In het “Besluit wijziging milieuregels windturbines” staat dat een gevel met ramen niet meer slagschaduw mag ontvangen dan 17 dagen per jaar. En niet meer dan 20 minuten per dag. Dagen met heel korte slagschaduw hoeven niet te worden berekend. Bijvoorbeeld bewolkte dagen. Het is aan de omwonenden om dit zelf op te volgen en in de bewijsvoering hiervan te voorzien. Indien de gestelde normen overschreden worden kunnen omwonenden voor de dagen dat er teveel slagschaduw op hun gevels viel financieel gecompenseerd worden. De specifieke invulling hiervan laat de gemeente over aan de ontwikkelaars en de betreffende omwonenden.

 

Compensatie bij geluidsoverlast

In het “Besluit wijziging milieuregels windturbines” staat dat een windmolen gemiddeld niet meer dan 47 decibel geluid mag maken. 's Nachts mag dit niet meer dan gemiddeld 41 decibel zijn. Hiervoor worden metingen op gevels van woningen in de buurt verricht. Indien een molen meer geluid maakt zullen omwonenden in een straal van 2 km rondom de molen (financieel) gecompenseerd worden. Dit kunnen afspraken zijn een financiële tegemoetkoming op dagen met geluidsoverlast, of afspraken m.b.t. geen elektriciteitslasten op dagen met geluidsoverlast. De specifieke invulling hiervan laat de gemeente over aan de ontwikkelaars en de betreffende omwonenden.

 

3.3.2. Zo min mogelijk overlast voor natuur

Hieronder worden de voorwaarden genoemd die gelden bij het plaatsen van windmolens in Wageningen om de natuur zoveel mogelijk te beschermen.

 

Niet in broedgebieden of migratieroutes

Bij voorkeur worden er geen windmolens geplaats op belangrijke trekroutes, op routes die vogels of vleermuizen dagelijks afleggen tussen hun slaap- en foerageergebieden, direct langs bosranden en bomenlanen (waar vleermuizen vaak jagen), in natuurgebieden en in weidevogelgebieden en ganzen-rustgebieden. Ook mogen windmolens niet geplaatst worden in broedgebieden van bepaalde vogelsoorten zoals de wespendief.

 

Voorkomen van botsingen met gevleugelden

Daarnaast moeten windmolens op zo’n manier aangepast worden dat ze botsingen met vogels of vleermuizen voorkomen. Denk hierbij aan markeringen op de wieken die duidelijk zichtbaar zijn voor vogels of geluidssignalen voor vleermuizen. Daarnaast kan het draaipatroon van de molen afgestemd worden op activiteit gevleugelden. Er is gelukkig steeds meer mogelijk om de negatieve effecten die windmolens mogelijks hebben op fauna te voorkomen. Door in gebieden waar veel vleermuizen wonen molens ’s nachts stil te zetten wanneer de temperatuur hoger is dan 11,5°C en de windsnelheid lager dan 5 m/s kan de sterfte onder vleermuizen fors worden gereduceerd. Op deze momenten is de oogst van de windmolen relatief laag. Ook kan er op basis van trekvoorspellingen een windmolen tijdelijk stilgezet worden. De gemeente Wageningen stelt als randvoorwaarde dat voor het plaatsen van een windmolen onderzocht wordt welke mitigerende maatregels er genomen kunnen worden om sterfte van dieren nóg meer te voorkomen.

 

3.4. Bijdrage aan een landschaps- en gebiedsfonds

De Gemeente Wageningen stelt als voorwaarde dat er – parallel zoals dat voor zonnevelden zal gebeuren- een afdracht van het rendement terugstroomt naar het in oprichting zijnde landschapsfonds. De doelen van het landschapsfonds zijn gericht op aanleg van natuur- en landschaps- en recreatieve elementen en het langjarig beheer en onderhoud van deze elementen. Daarnaast wordt gekozen om aanvullend een afdracht in een gebiedsfonds dat speciaal opgericht wordt bij de tot stand koming van de windturbine te doen. Waar de middelen van een landschapsfonds enkel terugstromen naar natuur- en landschapselementen en het onderhoud hiervan, kunnen de middelen uit een gebiedsfonds ook ingezet worden voor lokale projecten in de wijk. Denk hierbij aan een speelplek voor kinderen of een leuke buurtactie. Op die manier is een windmolen in de buurt ook een kans voor omwonenden. Dit zal helpen om omwonenden in de meedenk-stand te zetten in plaats van in de tegen-stand. De inwoners zullen immers via de uitvoering van projecten gefinancierd door het landschaps- of gebiedsfonds hun wijk zien floreren op punten die ze zelf gekozen hebben.

 

In de Visie Buitengebied zijn voor zonneparken normbedragen afgesproken per oppervlakte eenheid voor afdracht in het landschapsfonds. Deze normbedragen zijn niet opgenomen voor windmolens. Wij stellen in deze visie het volgende voor: er wordt een afdracht gedaan in zowel het landschapsfonds als een afdracht aan een voor deze molen specifiek opgericht gebiedsfonds. Hierbij geldt het volgende m.b.t. de afdracht voor windmolens aan het landschaps- en gebiedsfonds: de initiatiefnemers betalen zolang de molen draait het bovenwettelijke bedrag van 0,50 euro per opgewekte MWh per jaar aan het landschaps- en gebiedsfondsfonds (in totaal dus 1,0 euro per opgewekte MWh). Dit is conform de NWEA-gedragscode Wind op Land. De exacte jaarlijkse bijdrage aan het landschaps- of gebiedsfonds hangt dus af van de hoeveel de windturbines in het afgelopen jaar hebben opgewekt.

 

Als rekenvoorbeeld nemen we de verwachte opbrengst van een efficiënte grote windmolen. Deze kan per jaar tot 10.000.000 kWh (is 10.000 MWh) aan elektriciteit opleveren. Vermenigvuldigd met de 0,50 euro per opgewekte MWh betekent dat een jaarlijkse bijdrage van 5.000 euro aan het landschapsfonds en een jaarlijkse bijdrage van 5.000 euro aan het gebiedsfonds.

4. Proces van aanvraag tot realisatie

 

In dit hoofdstuk beschrijven wij op hoofdlijnen stap-voor-stap het proces van aanvraag tot realisatie. Met de kanttekening dat hiervan kan worden afgeweken als maatwerk nodig is.

 

Stap 1: het intakegesprek

Net als bij andere grote ruimtelijke initiatieven start het proces dat als doel heeft om een windmolen met ashoogte groter dan 15 meter te realiseren met een intakegesprek. Tijdens dit gesprek zitten de initiatiefnemer en de gemeente samen om tafel om kennis te maken en op grote lijnen het voorstel met elkaar bespreken. Het liefst van al vindt dit gesprek in een zo vroeg mogelijk stadium plaats opdat de gemeente zo goed mogelijk mee kan denken. Tijdens dit gesprek wordt een eerste algemene inschatting gemaakt of het initiatief kansrijk is door deze voor zover mogelijk te toetsen aan de voorwaarden die de gemeente stelt in deze Wageningse Windvisie.

 

Stap 2: het schetsplan

Op basis van het intakegesprek kan de initiatiefnemer een schetsplan indienen bij de Omgevingsdienst de Vallei (OddV). De OddV beoordeelt het initiatief op zichzelf maar ook in samenhang met zijn omgeving. Hierbij worden niet alleen ruimtelijke aspecten getoetst maar wordt ook gekeken naar een communicatie- en participatieplan. Belangrijk hierbij is om voordat het participatieproces start, er zelf al eerste beelden ontworpen worden van hoe deze molens in de ruimte geplaatst worden en hoe dit er ongeveer uit zal zien. Hierbij worden de genoemde voorwaarden in de Wageningse Windvisie gebruikt. De OddV geeft aan of aanvullend onderzoek vereist is of dat de initiatiefnemer verder kan naar stap 3.

 

Stap 3: omgevingsdialoog

Initiatiefnemers moeten in deze stap met de omgeving in gesprek gaan over het voorgenomen initiatief. Gezien de voorwaarde dat bij een windproject minstens 50% lokale participatie vereist is, zal de initiatiefnemer vaak een lokale partij zijn (of een collectief van mensen), en indien dit niet het geval is al een heel gedegen beeld hebben bij wie de omwonenden en andere belanghebbenden zijn. In deze fase wordt gebouwd aan het lokale netwerk en draagvlak om dit initiatief tot een succes te maken. In deze fase ligt een mooie kans voor een vruchtbare samenwerking met de lokale energiecoöperatie of met een actieve bewonersvereniging. Concreet moeten de volgende zaken zeker aan bod komen in deze stap:

  • Het maken van afspraken tussen initiatiefnemer en omwonenden/lokale belanghebbenden over de precieze inpassing van de molen en de invulling van het gebied rondom het project. Er wordt besloten hoe omwonenden hier (financieel) in kunnen participeren. Dit wordt vastgelegd in het “participatieplan”.

  • De initiatiefnemer zit op regelmatige basis samen met de gemeente om te updaten over ontwikkelingen, openstaande vragen, ruimte voor mogelijkheden, hindernissen etc.

  • De initiatiefnemer is “dichtbij” en bereikbaar voor de omwonenden. Vragen en klachten worden serieus en tijdig in behandeling genomen.

  • De initiatiefnemer gaat met omwonenden in gesprek over hun beelden en wensen over de windturbine en het gebied eromheen. Ook worden eerste afspraken gemaakt over hoeveel winst er terug zal stromen naar het landschapsfonds en wat er met dit geld zal gebeuren om de lokale kernwaarden te versterken. Inwoners in een straal van minder dan 2 km tot de windturbine hebben hierin een leidende stem.

  • De initiatiefnemer gaat in gesprek met omwonenden in een straal minder dan 2 km om afspraken te maken over compensatie bij geluids- en slagschaduwhinder. Er wordt hierbij ook aandacht besteed aan hoe de normen gemonitord zullen worden.

  • De initiatiefnemer organiseert minimaal twee openbare bijeenkomsten waarbij breed inwoners en belanghebbenden in het gebied worden uitgenodigd, alsook de gemeente. In deze bijeenkomsten wordt toegelicht wat het plan inhoudt en hoe de wensen van de omgeving hierin meegenomen worden. Deze bijeenkomsten worden op een toegankelijke locatie in de buurt gehouden en achteraf wordt een onafhankelijk verslag rondgestuurd aan alle genodigden. Het is aan te raden om op deze avond een onafhankelijke persoon als voorzitter aan te wijzen.

  • Communicatie over het initiatief is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer.

Stap 4: beoordeling door college van Burgemeester en Wethouders

Na de beoordeling van het schetsplan reageert het college van Burgemeester en Wethouders met een beoordelingsbrief waarin eventuele randvoorwaarden en/of aandachtspunten of aanvullend onderzoek genoemd worden. De verdere planologische procedure wordt ook toegelicht.

 

Stap 5: anterieure overeenkomst

Een windmolen is geen bouwplan in de zin van de Wet op de ruimtelijke ordening, zodat er geen plicht is om een anterieure overeenkomst te sluiten met de initiatiefnemer voor de windmolen. Maar de jurisprudentie geeft aan dat er wel degelijk een mogelijkheid is om in dit geval een anterieure overeenkomst te sluiten, en dit is ook de voorkeur van Gemeente Wageningen. In deze overeenkomst worden onder andere alle afspraken die de initiatiefnemer met de omwonende gemaakt heeft opgesomd. Het gaat dan over het verrekenen van kosten, lokale compensatiemaatregels en een toelichting op hoe de financiële en juridische participatie eruit zal zien.

 

Stap 6: planologische procedure

Indien de initiatiefnemer succesvol alle stappen doorlopen heeft, kan hij overgaan tot de aanvraag van een omgevingsvergunning waarmee de planologische procedure van start gaat. Voor de initiatieven met windturbines met een ashoogte hoger dan 15 meter wordt gewerkt met een projectafwijkingsbesluit, dit is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo). Hierbij is een ruimtelijke onderbouwing vereist waarin de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van het project wordt beoordeeld (artikel 5.20 Bor jo. artikel 3.1.6 Bro). Bij het projectafwijkingsbesluit geldt een uitgebreide procedure met een beslistermijn van 26 weken. Het college is het bevoegd gezag bij deze omgevingsvergunningaanvraag. De gemeenteraad moet echter wel om een verklaring van geen bedenkingen (VVGB) worden gevraagd. Als de gemeenteraad weigert deze verklaring af te geven, dan moet het college de omgevingsvergunning weigeren (artikel 2.27, lid 1 Wabo).

Omdat windturbines een beperkte levensduur hebben, geeft de gemeente voor initiatieven een omgevingsvergunning af voor maximaal 25 jaar. Door de omgevingsvergunning te koppelen aan een projectafwijkingsbesluit, blijft de onderliggende bestemming intact.