Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 19 april 2022 nr. 82467963 houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Presentatieregeling voor talentvolle makers in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 19 april 2022 nr. 82467963 houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Presentatieregeling voor talentvolle makers in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht)
CiteertitelPresentatieregeling voor talentvolle makers in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-202201-01-2024Nieuwe regeling

19-04-2022

prb-2022-5217

2022-44

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 19 april 2022 nr. 82467963 houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Presentatieregeling voor talentvolle makers in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht)

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

Gelet op het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ en artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

 

Overwegende dat

  • -

    Talentvolle makers in de kunst- en cultuursector onvoldoende zijn ondersteund in de coronacrisis, zich niet in voldoende mate artistiek hebben kunnen ontwikkelen en zich te weinig konden presenteren. Zij daarmee niet de mogelijkheid hebben gekregen door te groeien waardoor het makersklimaat in de provincie Utrecht en het behoud van talent worden bedreigd;

  • -

    culturele presentatie instellingen door de gevolgen van de coronacrisis nog niet volledig zijn hersteld en daarom onvoldoende in staat zijn risicovol te programmeren en aanstormend talent een plek te geven in hun programmering;

  • -

    om de gevolgen hiervan te verlichten en bij te dragen aan het in stand houden van de regionale culturele infrastructuur en het makersklimaat en daarmee aan het behoud van talent in de provincie Utrecht, provinciale steun nodig is;

  • -

    deze subsidieregeling de mogelijkheden biedt culturele presentatie instellingen een financiële impuls te geven om talentvolle makers te programmeren en de samenwerking tussen beide te initiëren of te verbeteren met als doel het makersklimaat te versterken en daarmee de doorstart en het herstel van de culturele sector na corona op provinciaal niveau te bevorderen;

Besluiten de volgende subsidieregeling vast te stellen:

 

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU), nr. 651/2014 (PB L187, van 17 juni 2014);

  • c.

    Coronacrisis: coronavirusepidemie die eind 2019 ontstond door de uitbraak van de infectieziekte COVID-19 en sinds 11 maart 2020 als pandemie is erkend;

  • d.

    Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • e.

    Presentatie instelling: een culturele instelling met een presenterende functie die makers betaalt voor hun activiteit zoals (film)theaters, (pop)podia, kunstencentra, broedplaatsen, productiehuizen, bibliotheken, musea en festivals;

  • f.

    Productiehuis voor talentontwikkeling: een instelling met als primaire functie het begeleiden van talentvolle makers in de provincie Utrecht, zoals Het Huis voor dans en theater, de Coöperatie voor muziek en Machinerie voor beeldcultuur;

  • g.

    Regiogemeenten: gemeenten in de provincie Utrecht met uitzondering van de gemeente Utrecht en de gemeente Amersfoort;

  • h.

    Talententvolle makers: (collectief van) talenten die geen meerjarige subsidie van overheden of fondsen ontvangen die na hun opleiding of als autodidacte maker op professioneel niveau artistieke producties realiseren. Hiermee ontwikkelen zij hun talent en worden in staat gesteld naar een zelfstandige beroepspraktijk in de kunst- en cultuursector te groeien.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten zoals voorstellingen, tentoonstellingen en projecten van talentvolle makers die bijdragen aan het versterken van het makersklimaat in de provincie Utrecht en daarmee de doorstart en het herstel van de cultuursector na corona bevorderen.

  • 2.

    Subsidiabel zijn kosten zoals genoemd in art.53 AGVV lid 5 a. t/m f. (zie bijlage art. 53 AGVV), namelijk kosten die voortvloeien uit het project of de activiteit zoals activiteitenlasten materieel (programma, techniek en marketing), activiteitenlasten personeel (gages of uitkoopsommen, productie en publiciteit) en beheerslasten zoals coördinatie t.b.v. de activiteit.

Artikel 3 Criteria

  • 1.

    De activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één van de in art. 53 AGVV genoemde culturele activiteiten en doelstellingen zoals met name genoemd in artikel in lid 2. Als bijlage is art. 53 AGVV toegevoegd.

  • 2.

    De uitvoering van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet zijn gestart tussen 1 mei 2022 en 30 april 2023 en plaatsvinden binnen de provincie Utrecht.

Artikel 4 Doelgroepen, subsidieontvangers

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt aan presentatie instellingen in de provincie Utrecht ten behoeve van programmering van talentvolle makers.

  • 2.

    Niet in aanmerking voor subsidie komen:

    • a.

      Festivalorganisaties die een subsidie hebben ontvangen of in aanmerking komen voor de provinciale regeling voor kleine festivals;

    • b.

      Producerende instellingen zoals amateurinstellingen en -verenigingen, gezelschappen of ensembles;

    • c.

      Individuele makers of collectieven van makers.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen digitaal worden ingediend via het subsidieportaal van de provincie Utrecht tot en met 30 september 2022, 23:59 uur.

  • 2.

    Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 3.

    Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Bij de aanvraag moeten in ieder geval worden gevoegd:

    • a.

      Een projectplan dat een omschrijving van de activiteit(en), beoogd aantal presentaties en beoogd aantal bezoekers bevat en daarnaast een omschrijving (bio) van de talentvolle makers waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      Een begroting en sluitend dekkingsplan van de activiteit(en).

  • 5.

    Met de aanvraag kan subsidie worden aangevraagd voor meerdere activiteiten mits deze in de periode tussen 1 mei 2022 en 30 april 2023 zijn gestart. Per organisatie mag één aanvraag voor deze subsidieregeling worden ingediend.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond van deze subsidieregeling bedraagt in 2022 in totaal € 450.000, waarvan:

  • maximaal € 350.000 voor aanvragers uit de gemeenten Utrecht of Amersfoort;

  • minimaal € 100.000 voor aanvragers gevestigd in regiogemeenten in de provincie Utrecht.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie zoals bedoeld in artikel 2 bedraagt minimaal € 3.000 en maximaal € 20.000 per aanvraag.

  • 2.

    Subsidiabel zijn kosten zoals genoemd in art. 53 AGVV lid 5 a. t/m f (zie bijlage voor art. 53 AGVV) met een maximum van 80% van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger wordt gevraagd bij de uitvoering van de activiteit het principe van de Fair Practice Code toe te passen.

Artikel 9 Europese regelgeving

  • 1.

    Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening EU nr. 651/2014 (PB L187, van 17 juni 2014) .

  • 2.

    Conform artikel 1, lid 4 sub a) en b) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

     

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2024.

Artikel 11 Citeertitel

Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als: Presentatieregeling voor talentvolle makers in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 april 2022.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H.Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G.Knol-van Leeuwen

Toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Het begrip ‘onderneming’ staat centraal in het staatssteunrecht. De staatssteunregels zijn alleen van toepassing als er sprake is van steun aan een onderneming die een economische activiteit verricht, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering. Iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden, is een economische activiteit. Daarmee kan bijvoorbeeld ook een stichting onder omstandigheden onder het begrip onderneming vallen. Als een overheid steun verleent aan een entiteit die niet als een onderneming kan worden aangemerkt, kunnen de staatssteunregels buiten beschouwing worden gelaten.

Artikel 4 Subsidieontvangers / doelgroepen

Festivalorganisaties met een bovenlokaal karakter en minder dan 3.000 bezoekers die een meerjarige subsidie ontvangen in het kader van het ‘Festivalbeleid 2021-2024’ van de provincie Utrecht kunnen geen aanvraag doen voor deze Presentatieregeling. Zij komen in aanmerking voor het ‘Beleidsmatig afwegingskader kleine festivals’ van het provinciale Herstelpakket.

 

Individuele of collectieven van makers kunnen geen subsidie aanvragen voor deze regeling omdat de subsidieaanvrager een culturele presenterende instelling moet zijn. Deze subsidieregeling is wel bedoeld om individuele of collectieven van makers hun werk te kunnen laten presenteren.

 

De subsidie is bedoeld om talentvolle makers in de provincie Utrecht te ondersteunen. Het gaat hierbij om (een collectief van) talenten die hun standplaats hebben in de provincie Utrecht.

Artikel 6 Subsidieplafond

Voor organisaties gevestigd in de regiogemeenten wordt binnen deze subsidieregeling een apart bedrag van minimaal 100.000 euro gereserveerd. Met dit gereserveerde bedrag wordt ervoor gezorgd dat de subsidie niet alleen terecht komt bij de grote steden Utrecht en Amersfoort maar ook bij de kleinere regiogemeenten. Op deze manier wordt een extra impuls gegeven om de subsidie in de gehele provincie Utrecht terecht te laten komen.

 

Voor organisaties die gevestigd zijn in de gemeente Utrecht wordt de aanvraag met 50% gematcht door deze gemeente. De gemeente Utrecht heeft hiervoor in totaal € 150.000 beschikbaar. Mochten deze middelen zijn uitgeput, dan dekt de provincie Utrecht 100% van de aanvraag. De gemeente Utrecht heeft in verhouding met de rest van de regiogemeenten in de provincie Utrecht voldoende budget om instellingen in het kader van de coronacrisis te ondersteunen. De overige gemeenten hebben absoluut en relatief minder middelen beschikbaar voor doorstart en herstelregelingen.

Bijlage

Artikel 53 AGVV Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed

  • 1.

    Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

     

  • 2.

    De steun wordt toegekend voor de volgende culturele doelstellingen en activiteiten:

    • a)

      musea, archieven, bibliotheken, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, operahuizen, concerthallen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen;

    • b)

      materieel erfgoed, waaronder alle vormen van roerend of onroerend cultureel erfgoed en archeologische sites, monumenten, historische locaties en gebouwen; natuurerfgoed met een rechtstreekse band met cultuurerfgoed of indien dit door de bevoegde overheidsinstanties van een lidstaat formeel is erkend als cultuur- of natuurerfgoed;

    • c)

      immaterieel erfgoed in welke vorm ook, met inbegrip van volksgebruiken en ambachten;

    • d)

      kunst- of culturele evenementen en performances, festivals, tentoonstellingen en andere vergelijkbare culturele activiteiten;

    • e)

      culturele en artistieke educatie alsmede de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • f)

      schrijven, uitgeven, productie, distributie, digitalisering en publiceren van muziek en literatuur, met inbegrip van vertalingen. 26.6.2014 L 187/64 Publicatieblad van de Europese Unie NL.

  • 3.

    De steun kan de vorm hebben van:

    • a)

      investeringssteun,

      met inbegrip van steun voor de bouw of modernisering van cultuurvoorzieningen;

    • b)

      exploitatiesteun.

  • 4.

    Wat investeringssteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten voor investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van:

    • a)

      kosten voor de bouw, modernisering, verwerving, instandhouding of verbetering van infrastructuur, indien jaarlijks ten minste 80% van de tijd- of ruimtecapaciteit voor culturele doeleinden wordt gebruikt;

    • b)

      kosten voor de verwerving, met inbegrip van huur, eigendomsoverdracht of fysieke verplaatsing van cultureel erfgoed;

    • c)

      kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultureel erfgoed, met inbegrip van bijkomende kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, onderzoek, digitalisering en publicatie;

    • d)

      kosten om cultureel erfgoed beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en andere nieuwe technologieën, kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met speciale behoeften (met name hellingbanen en liften voor mensen met een handicap, aanduidingen in braille en voel- en tastobjecten in musea) en kosten om de culturele diversiteit ten aanzien van presentaties, programma's en bezoekers te bevorderen;

    • e)

      kosten voor culturele projecten en activiteiten, samenwerkings- en uitwisselingsprogramma's en -beurzen, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 5.

    Wat exploitatiesteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de volgende:

    • a)

      de kosten van de culturele instelling of erfgoedlocatie in verband met vaste of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten die plaatsvinden in het kader van hun normale activiteiten;

    • b)

      kosten van culturele en artistieke educatie en van de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • c)

      kosten om de locaties en activiteiten van culturele instellingen of erfgoedlocaties beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en het gebruik van nieuwe technologieën, alsmede kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met een handicap;

    • d)

      exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, zoals het huren of leasen van vastgoed en culturele locaties, reiskosten, materialen en leveranties die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, architectonische structuren voor tentoonstellingen en podia, de ontlening, huur en afschrijving van werktuigen, software en uitrusting, kosten voor toegangsrechten tot auteursrechtelijk beschermde werken en andere verwante door intellectuele-eigendomsrechten beschermde content, promotiekosten en kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project of de activiteit. Afschrijvingslasten en financieringskosten komen alleen in aanmerking indien deze niet werden gedekt door investeringssteun;

    • e)

      kosten voor personeel dat werkt voor de culturele instelling, de erfgoedlocatie of een project;

    • f)

      kosten voor advies- en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

  • 6.

    In het geval van investeringssteun is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering.

    De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De exploitant van de infrastructuur mag een redelijke winst behouden over de betrokken periode.

     

  • 7.

    In het geval van exploitatiesteun is het steunbedrag niet hoger dan wat nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de betrokken periode te dekken. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme.

     

  • 8.

    Voor steun van ten hoogste 1 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag aan de hand van de in de leden 6 en 7 bedoelde methodiek ook worden vastgesteld op 80% van de in aanmerking komende kosten.

     

  • 9.

    Wat de publicatie van muziek en literatuur in de zin van lid 2, onder

    • f)

      betreft, is het maximale steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de gedisconteerde inkomsten van het project, noch hoger dan 70% van de in aanmerking komende kosten. De inkomsten worden in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor publicatie van muziek en literatuur, met inbegrip van de auteursvergoedingen (kosten van auteursrechten), vergoedingen van vertalers, vergoedingen van redacteuren, andere publicatiekosten (proeflezen, correctie, revisie), opmaak- en prepresskosten, en kosten voor drukken en e-publishing. 26.6.2014 L 187/65 Publicatieblad van de Europese Unie NL.

  • 10.

    Steun voor kranten en tijdschriften, ongeacht of deze op papier of elektronisch worden gepubliceerd, komt op grond van dit artikel niet in aanmerking.