Organisatie | Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Boezemwaterkeringen en daaraan gelijke waterkeringen |
Citeertitel | Beleidsregel Boezemwaterkeringen en daaraan gelijke waterkeringen |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2017 | nieuwe regeling | 09-05-2017 | 2017.02839 |
Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK genoemd) zorgt voor goede waterkeringen zodat men in het beheergebied veilig kan wonen, werken en recreëren. Om de waterkeringen in goede staat te houden stelt HHSK beperkingen aan het gebruik van de waterkering. Alleen onder voorwaarden kunnen de waterkeringen van HHSK voor andere doeleinden (dan water keren) gebruikt worden. Dit document geeft, samen met de algemene regels bij de keur (zie bijlage IV), deze voorwaarden.
Deze beleidsregel is van toepassing op de boezemwaterkeringen, de ringkade Zestienhoven-Schiebroek, de kade waterberging Eendragtspolder en de direct waterkerende delen van de landscheiding, zoals aangegeven op de kaart in Figuur 1 en in Bijlage III Lijst kadevakken.
Figuur 1: Waterkeringen waarop de beleidsregel van toepassing is
Hoofdstuk 1 geeft een toelichting op de beleidsdoelstellingen van HHSK en een korte uitleg over beleidsregels. In hoofdstuk 2 is het algemene toetsingskader gegeven waaraan elke vorm van medegebruik moet voldoen. Hoofdstuk 3 geeft tot slot voor een aantal veel voorkomende gebruiksvormen een uitwerking in specifieke voorwaarden.
1. Beleidsdoelstellingen en algemene criteria
Waterkeringen zijn van groot belang voor de maatschappij. Zonder goede waterkeringen kunnen we hier immers niet wonen, werken en recreëren. Waterkeringen zorgen voor droge voeten, maar worden ook voor andere doeleinden of functies gebruikt. Vanuit maatschappelijk oogpunt is dit medegebruik van de waterkeringen wenselijk, zeker gezien de grote druk op de ruimte in het beheergebied van HHSK. HHSK staat daarom medegebruik toe waar dit mogelijk is, zonder de waterveiligheid en de zorg voor de waterkering te schaden.
1.2 Keur, algemene regels en beleidsregels
Om haar taken uit te kunnen voeren heeft HHSK een keur. De keur is een soort verordening van het waterschap. De keur (artikel 3.1, 2016) verbiedt het gebruik van waterkeringen anders dan in overeenstemming met de waterstaatkundige functie om de kans op overstromingen klein te houden.
In veel situaties is medegebruik van de waterkering mogelijk zonder dat het risico op overstromingen significant groter wordt. Voor eenvoudige en veel voorkomende activiteiten of objecten is er een algemene regel waarin staat onder welke voorwaarden deze zonder vergunning zijn toegestaan. Voor complexere objecten/ activiteiten wil het hoogheemraadschap toetsen of de waterkering nog steeds veilig en goed te beheren is. Voor dit soort activiteiten moet een vergunning worden aangevraagd. Een stappenplan om te bepalen of wel of geen vergunning nodig is voor medegebruik van de kering is weergegeven in Figuur 2.
Figuur 2: Stappenplan gebruik waterkeringen
Om te zorgen dat elke vergunningsaanvraag op dezelfde, transparante manier wordt beoordeeld maakt het hoogheemraadschap gebruik van algemene criteria en van specifieke criteria per type medegebruik. De algemene en specifieke criteria vormen samen het kader waarmee het hoogheemraadschap beslist of een vergunning verleend kan worden. Deze criteria zijn in dit document opgenomen en worden beleidsregels genoemd. Een uitgebreide toelichting op het hoe en waarom van beleidsregels is te vinden in bijlage II
Het belangrijkste is dat de boezemwaterkeringen voorkomen dat er water vanuit de boezem de polder instroomt. Hiervoor moet de kade hoog en sterk genoeg zijn. Er zijn activiteiten die de hoogte of de sterkte van de kade kunnen verminderen. Het is daarom van belang dat de kade in tact blijft en bijvoorbeeld niet wordt doorgraven. Ook het plaatsen van objecten kan de kade verzwakken. Dit kan bijvoorbeeld doordat het gewicht van het object de kade onderuit duwt, of dat een object zoveel wind kan vangen dat de kade niet sterk genoeg is om de kracht op te vangen. Via deze en andere mechanismen kan de waterkerende functie van de kering in het geding komen.
Het is belangrijk om de boezemwaterkeringen goed te kunnen monitoren. Hierbij kijkt het waterschap of de waterkeringen nog in goede staat zijn en of er bijvoorbeeld geen scheuren, natte plekken of lage plekken in de kade zijn. Het gebruik van de waterkeringen mag inspectie en beheer van de waterkering niet onevenredig belemmeren.
Ook worden de boezemwaterkeringen regelmatig onderhouden. Dit is noodzakelijk omdat boezemwaterkeringen langzaam blijven zakken. Er wordt dan een nieuwe laag klei aangebracht op de kade. Meestal is dit in de eerste vijf meter vanaf het water, maar het kan ook nodig zijn het hele talud te versterken met klei. Als er objecten voor dit onderhoud in de weg staan moeten deze eenvoudig verwijderd kunnen worden. Voor objecten die niet eenvoudig te verwijderen zijn is het daarom belangrijk deze niet te plaatsen op plekken waar ze in de toekomst in de weg kunnen staan. Zo kan het waterschap ook in de toekomst zorgen voor veilige waterkeringen.
3. Veel voorkomend medegebruik
Voor een aantal veel voorkomende gebruiksvormen van waterkeringen is een algemene regel en een beleidsregel opgesteld die de uitgangspunten uit hoofdstuk 3 uitwerken. De beleidsregel is hier uitgewerkt. Voorafgaand aan een beoordeling aan de beleidsregel dient altijd te worden getoetst of het medegebruik al binnen de algemene regel mogelijk is.
Van de beleidsregel kan door het hoogheemraadschap mogelijk worden afgeweken wanneer:
Vee kan een negatief effect hebben op de waterkering doordat dieren de kade kunnen vertrappen en de oever kunnen beschadigen.
Vee binnen vijf meter uit de waterlijn is toelaatbaar als de vergunningsaanvrager aannemelijk maakt dat het vee, bijvoorbeeld door aantal, gedrag, pootvorm en gewicht, geen schade aan de waterkering veroorzaakt. Vee mag niet leiden tot vertrapping van het talud, kale plekken, lage plekken, looppaadjes, etc. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
Onder bebouwing worden alle gebouwen en andere bouwwerken verstaan met een oppervlakte van meer dan 6 m2 en/of een fundering dieper dan 30 cm onder maaiveld. Onder bebouwing vallen ook kunstwerken en tijdelijke of semipermanente bouwwerken zoals portocabines, etc. Bebouwing kan een fysieke beperking vormen voor werkzaamheden aan de dijk. Ook kan bebouwing indirect voor een risico zorgen doordat bij bebouwing meestal ook tuinen, wegen en kabels en leidingen aangelegd worden.
Bebouwing kan vergund worden onder de volgende voorwaarden:
Nieuwbouw of aanbouw aan de binnenzijde (landzijde) vindt buiten de in de legger aangegeven grens van de bebouwingsvrije zone plaats en niet verder naar as van de waterkering toe dan de doorgaande gevellijn. Aan de buitenzijde (waterzijde) van de waterkering geldt een minimale afstand van 4 meter uit de as van de waterkering. Nieuwbouw of aanbouw vindt plaats boven het profiel van vrije ruimte aangebracht zoals schematisch weergegeven in Figuur 3.
3.3 Ophogingen en ontgravingen
Door ontgraven wordt de kade kleiner van afmetingen en daardoor veelal minder sterk, dan wel minder hoog. Ophogingen kunnen leiden tot een extra belasting op de kade waardoor de kade mogelijk minder sterk wordt. Ophogingen en ontgravingen kunnen vergund worden onder de volgende voorwaarden:
Ophogingen/ Aanvullingen worden uitgevoerd met grond. Uitgangspunt voor het materiaal in de eerste vijf meter uit de waterlijn is klei met erosiebestendigheidsklasse 2. Andere grond is toegestaan als de vergunningaanvraag geschiktheid aan toont op het gebied van waterdoorlatendheid (of waterdichtheid), soortelijk gewicht, organisch stof gehalte, erosiebestendigheid en stevigheid.
Kabels en leidingen kunnen leiden tot lekkage door de waterkeringen. Leidingen kunnen daarbij bij lekkage van de leiding leiden tot het wegspoelen van de waterkering. Hogedrukleidingen kunnen bij falen (ontploffen gasleiding of klappen vloeistofleiding) ontgrondingskuilen veroorzaken die de stabiliteit van de waterkering kunnen beïnvloeden. Kabels en leidingen worden getoetst op veiligheid, beheerbaarheid en toekomstbestendigheid en kunnen worden vergund onder de volgende voorwaarden:
De stabiliteit van de sleufwanden wordt gewaarborgd, eventueel door het nemen van gepaste maatregelen (bijvoorbeeld sleufbekisting of taluds van 1:2). Bij ontgravingsdiepte van meer dan 1 m dient er een voorziening te worden getroffen om de sleufstabiliteit te garanderen, of dient de stabiliteit met een berekening te worden aangetoond. De minimale gronddekking is 0,5 m.
Oeverconstructies kunnen invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming in de waterkering. Dit kan leiden tot het verzwakken van de waterkering. Bij onderhoud wordt er met materieel over de waterkering gereden en wordt er extra gewicht op de waterkering aangebracht. Oeverconstructies moeten ook tegen deze toekomstige belasting bestand zijn. Ook kan een oeverconstructie het watersysteem beïnvloeden doordat er minder berging binnen het systeem mogelijk is en er een harde overgang is tussen water en land.
Oeverconstructies kunnen vergund worden onder de volgende voorwaarden:
3.6 Wegen en werkzaamheden aan wegen
Wegen leiden tot een extra belasting op de waterkering. Daarbij kunnen wegen het onderhoud van waterkeringen belemmeren. Belangrijk is hier bij het ontwerp en binnen het wegonderhoud rekening mee te houden.
Wegen kunnen vergund worden onder de volgende voorwaarden:
3.7 Bomen en overige beplanting
Bomen brengen een extra gewicht aan op de kade, kunnen wanneer ze omwaaien een deel van de kade wegnemen en leiden door evapotranspiratie (onttrekking van vocht uit de bodem door verdamping) tot het versneld verdrogen van de waterkering. Overige beplanting kan het zicht op de waterkering ontnemen. De wortels van bomen en beplanting en de werkzaamheden die nodig zijn om beplanting aan te brengen en te onderhouden kunnen de waterkering beschadigen.
Bomen en overige beplantingen kunnen vergund worden onder de volgende voorwaarden:
Bij kades die droogtegevoelig zijn (vetgedrukte vakken in Bijlage III Lijst kadevakken) vindt er geen significante wateronttrekking plaats. Hiertoe worden zowel de locatie als de onderlinge afstand en het type boom beoordeeld. Bomen zijn niet hoger dan 5 meter en hebben een minimale onderlinge afstand van 10 meter. Bij de indeling in droogtegevoelige kades is gekeken of buiten de eerste vijf meter uit de waterlijn veenpakketten aanwezig zijn.
3.8 Losse of eenvoudig verwijderbare objecten
Bij losstaande of eenvoudig verwijderbare objecten kan gedacht worden aan brievenbussen, bankjes, trampolines, kleine schuurtjes, plantenbakken, schapenhokken, etc. Objecten kunnen de waterkering extra belasten, de inspecteerbaarheid belemmeren en een obstakel zijn bij onderhoud.
Losstaande objecten kunnen vergund worden onder de volgende voorwaarden:
Verharding kan de doorlatendheid van de waterkering vergroten wanneer de fundering binnen het profiel van de waterkering komt te liggen. Daarbij kunnen verharding en vlonders het zicht op de waterkering weg nemen. Grootschalige verharding kan tot een beperking van het bergend vermogen van een gebied leiden.
Verharding kan vergund worden onder de volgende voorwaarden:
Het aanpassen van de bestaande bebouwing op een zodanige wijze dat het bebouwde oppervlak toeneemt. Toename van bebouwd oppervlak met minder dan 10% ten opzichte van bestaande bebouwing, met een maximum van 10 m2 wordt beoordeeld als aanbouw. Een uitbreiding met meer dan 10% en/of meer dan 10 m2 wordt beoordeeld als nieuwbouw.
Horizontale afbakening waarbinnen in principe geen nieuwe bebouwing plaats vindt.
Vee in de categorie ezel en groter.
Het realiseren van zelfstandig bouwwerk, dan wel het aanpassen van een bestaand bouwwerk anders dan volgens de definities aanbouw en verbouw. Onder nieuwbouw wordt ook verstaan het in één keer vervangen en vernieuwen van bestaande bebouwing. Het herstellen van de originele bebouwing na een calamiteit (brand, ontploffing, etc.) wordt ook beschouwd als nieuwbouw.
Driedimensionale ruimtereservering om toekomstig beheer en onderhoud aan de waterkering mogelijk te maken en de stabiliteit van de waterkering te waarborgen.
Onder vee vallen alle dieren die door mensen buiten gehouden worden zoals: schaap, geit, rund, varken, paard, ezel, pluimvee, kameel, lama, alpaca, struisvogel, emoe, hert, kangoeroe, etc.
Het aanpassen van bestaande bebouwing binnen de bestaande contouren van het aanwezige bouwwerk en van de bestaande fundering. Onderkeldering wordt gezien als nieuwbouw.