Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS LEERLINGENVERVOER ARNHEM 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels Leerlingenvervoer Arnhem 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | beleidsregels leerlingenvervoer |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2022 | wijziging beleidsregels | 05-04-2022 | 642700 |
Het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs en gelet op het gestelde in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Arnhem 2020;
Bij de behandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer, gelden een aantal algemene uitgangspunten. Deze uitgangspunten blijken ook uit de onderstaande artikelen van deze beleidsregels in combinatie met de Verordening Leerlingenvervoer.
Volgorde toekenning leerlingenvervoer
Als de school voor het primaire onderwijs of de school voor het voortgezet onderwijs, zoals bedoeld in de Wet op de expertisecentra, op meer dan 6 kilometer van de woning ligt, wordt bij de toekenning van leerlingenvervoer de volgende volgorde aangehouden:
Basis is artikel 1 van de Verordening Leerlingenvervoer
Met wijkteam wordt in deze beleidsregels bedoeld het Team Vervoer van de Stichting Wijkteams Arnhem. Dit ter onderscheiding van de Wijkteams Leefomgeving.
Alle overige begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet in deze beleidsregels worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Arnhem 2020.
Artikel 2 Toekenning vervoersvoorziening
Basis is artikel 2 van de Verordening Leerlingenvervoer
Tijdstip en termijn van uitbetaling
De uitbetaling (bekostiging) van de kosten voor het OV, vervoer per (brom)fiets of eigen vervoer (over het algemeen auto) vindt plaats na inlevering van het declaratieformulier en de gevraagde bewijzen. Zo’n bewijs is bijvoorbeeld een overzicht van de school waarin wordt aangegeven welke dagen de leerling niet naar school is geweest of bewijzen van bijvoorbeeld betaling OV. De gemeente betaalt bij toewijzing van de vervoersvoorziening OV de kosten voor het OV of verstrekt een OV-abonnement.
Toewijzing één of meerdere schooljaren
Het uitgangspunt is dat een toewijzing leerlingenvervoer geldt voor (maximaal) één schooljaar.
Hier zijn 2 uitzonderingen op:
Als een uitzonderingssituatie van toepassing is, maar de situatie van de leerling is niet voldoende duidelijk, dan geldt weer het uitgangspunt dat leerlingenvervoer voor (maximaal) één schooljaar wordt toegewezen.
Basis is artikel 3 van de Verordening Leerlingenvervoer
Waar in de Verordening en deze Beleidsregels gesproken wordt van een beperking, wordt een ‘structurele’ beperking bedoeld. Dat betekent dat verwacht wordt, dat die beperking langer dan 6 maanden aaneengesloten zal duren. Ook de vervoersvraag moet voor minimaal een aaneengesloten periode van 6 maanden zijn. Het gaat hierbij dus niet om de leerling met een gebroken been of de leerling die af en toe wegens omstandigheden niet naar school kan komen.
Er wordt geen leerlingenvervoer toegewezen, als een leerling op afwijkende tijden van de schoolgids (primair onderwijs) of het schoolrooster naar school of naar huis gaat.
Hier is één uitzondering op: als er door de onderwijsinspectie een onderwijsverkorting aan de leerling is toegekend en er leerlingenvervoer in de vorm van aangepast vervoer (taxibusje) is toegewezen. In dat geval wordt van de ouders verwacht dat zij zelf hun kind vervoeren van en naar het primair of voortgezet onderwijs op de tijden die afwijken van de schoolgids of het schoolrooster, waarbij de gemeente de kosten voor dat eigen vervoer vergoedt op basis van de kilometervergoeding. Indien dat vervoer door ouders aantoonbaar niet mogelijk is, zal de gemeente alsnog aangepast vervoer (taxibusje) regelen.
Basis is artikel 4 van de Verordening Leerlingenvervoer
Een aanvraag leerlingenvervoer wordt digitaal bij het wijkteam (Team Vervoer) ingediend. Voor de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer is het noodzakelijk dat ouders bij de aanvraag (vervoers)adviezen van deskundigen bijvoegen, waarin gemotiveerd wordt aangegeven of een kind wel/niet zelfstandig of onder begeleiding met de fiets of het openbaar vervoer kan reizen. Indien de bijgevoegde adviezen, ook na telefonische toelichting, niet voldoende kunnen worden beoordeeld, wordt door de gemeente een onafhankelijk adviesbureau ingeschakeld.
(Medische) Verklaring en adviezen
Op basis van de Verordening kan om verschillende redenen gevraagd worden om een (medische) verklaring van derden, zoals de schoolarts, de school maatschappelijk werker of een medisch specialist. Hierin moet staan waarom het medisch noodzakelijk is dat leerlingenvervoer wordt toegewezen.
Ook kan het samenwerkingsverband gevraagd worden om een verklaring voor een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school af te geven.
Als het gaat om hoogbegaafden onderwijs wordt een verklaring vanuit Passend Wijs gevraagd, waarin is opgenomen dat er sprake is van hoogbegaafdheid en in welke mate en welk onderwijstype (bijvoorbeeld plusklas of voltijds onderwijs gericht op hoogbegaafde leerlingen) er specifiek nodig is voor deze leerling.
Artikel 5 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
Basis is artikel 5 van de Verordening Leerlingenvervoer
Dichtstbijzijnde toegankelijke school
De dichtstbijzijnde school is de school die qua afstand het dichtstbij gelegen is vanaf het woonadres waar de leerling staat ingeschreven. Deze afstand wordt berekend via de ANWB routeplanner.
Ouders zijn vrij om hun kind naar elke school van hun keus te laten gaan, maar in het kader van het leerlingenvervoer hoeft alleen een vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school te worden verstrekt.
Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school
Indien bij een dichtstbijzijnde toegankelijke school sprake is van een wachtlijst, moeten ouders een bewijs van de school aanleveren dat daar een wachtlijst geldt. Leerlingenvervoer wordt in dat geval alleen toegewezen naar de volgende dichtstbijzijnde school, die door het samenwerkingsverband moet zijn aangedragen, waar de leerling wel naartoe kan.
Op het moment dat er voor de leerling geen wachtlijst meer geldt voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school, wordt van ouders verwacht dat ze dit zo snel mogelijk aan Team Vervoer doorgeven. Het uitgangspunt blijft dat de leerling de dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt. Als er geen wachtlijst meer is, zal bij de herbeoordeling van het leerlingenvervoer gekeken worden of de leerling alsnog overgaat naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Ouders kunnen vragen om voortzetting van het leerlingenvervoer, als ze ervoor kiezen om het kind op de school te laten blijven waar het in de tussentijd op gezeten heeft. Dit verzoek moet dan worden gemotiveerd. Team Vervoer van de wijkteams zal dan beoordelen of het leerlingenvervoer naar die school voortgezet kan worden of niet.
Artikel 7 Doorgeven van wijzigingen
Basis is artikel 7 van de Verordening Leerlingenvervoer
Ouders moeten het college (feitelijk Team Vervoer van de wijkteams) zo snel mogelijk schriftelijk of via e-mail op de hoogte brengen van alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toewijzing.
Het gaat om alle wijzigingen met betrekking tot de situatie van de kinderen, zoals bijvoorbeeld:
Artikel 8 Ontzegging aangepast vervoer
Basis is artikel 8 van de Verordening Leerlingenvervoer
De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders. Zij moeten de gelegenheid krijgen hun kind te begeleiden bij het vervoer. Wanneer het gedrag beïnvloedbaar is door de leerling te laten begeleiden, is er geen reden om de leerling individueel te vervoeren.
Bij de beschikking op een aanvraag voor leerlingenvervoer wordt verwezen naar het vervoersreglement en het incidentenprotocol van de vervoerder. Ook wordt aangegeven waar deze te vinden zijn. De regels in deze documenten vormen de basis om te bepalen of het gedrag in een taxibusje onacceptabel is. Gedrag is in ieder geval onacceptabel als het gedrag een gevaar vormt voor de leerling zelf en/of voor anderen of als het gedrag bedreigend of onhygiënisch is.
Als een dergelijke situatie zich voordoet, wordt onderzocht of voor dit gedrag een medische oorzaak is. Afhankelijk van de uitkomst van het medisch onderzoek wordt de verstrekte toewijzing aangepast of zullen de ouders worden aangesproken op het gedrag. Als het onacceptabel gedrag verwijtbaar is en ondanks wijzigingen niet verandert, kan de vervoerder in samenspraak met de gemeente stappen ondernemen zoals beschreven in het incidentenprotocol.
Basis is artikel 9 van de Verordening Leerlingenvervoer
Wanneer een leerling begeleiding nodig heeft tijdens het vervoer, is dat primair een taak en verantwoordelijkheid van de ouders. Zij zijn en blijven verantwoordelijk voor de schoolgang van hun kind. Als zij niet in staat zijn hun kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Zo kan bijvoorbeeld ook een familielid, een kennis, een oppas, een van de buren of een ouder van een andere leerling de betreffende leerling begeleiden. Met de begeleiding van een jongere leerling door een oudere leerling moet uiteraard heel omzichtig worden omgegaan. Een en ander hangt af van factoren als leeftijd, verkeerssituaties en dergelijke.
Wie de leerling ook begeleidt, de bekostiging vindt plaats aan de ouders van de leerling voor het deel van de reis, dat de leerling begeleidt wordt.
Werk van ouders of anderszins ontslaat ouders niet van deze verantwoordelijkheid. Wanneer ouders zelf niet in staat zijn om begeleiding te bieden, is het hun verantwoordelijkheid iemand te zoeken, die deze taak van hen hetzij tijdelijk en/of deeltijds kan overnemen.
De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft ingevolge de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders/verzorgers liggen.
Aangepast vervoer (taxibusje) kan worden toegewezen, als de draaglast voor ouders te groot is om te kunnen begeleiden. In dat geval wordt van ouders niet gevraagd om hun kind te begeleiden en wordt aangepast vervoer toegewezen. De draaglast wordt per geval bekeken en beoordeeld.
Bij de beoordeling of begeleiden onmogelijk is of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als ze moet zorgen voor de begeleiding van een kind naar (speciale scholen voor) basisonderwijs of het speciaal onderwijs, wordt er vanuit gegaan dat is voldaan aan het geldende afstandsregel (meer dan 6 kilometer).
Aangepast vervoer (taxibusje) wordt in ieder geval toegekend als:
het een eenoudergezin betreft waarin een 2e kind aanwezig is dat ouder is dan 9 jaar, dat door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft en daardoor niet alleen naar school kan of alleen thuis kan blijven. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld en de ouder dient hiervoor een medische verklaring te leveren. De andere ouder (die op een ander adres woonachtig is) is niet in staat de benodigde begeleiding naar school te verzorgen. Ook moeten er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn;
De bewijslast voor de genoemde voorwaarden ligt in alle genoemde gevallen bij de ouder die het leerlingenvervoer aanvraagt.
Het feit dat beide ouders werken is op zichzelf geen reden om aangepast vervoer (taxibusje) toegewezen te kunnen krijgen. Voor het aantonen van de noodzakelijkheid van het moeten werken door ouders en daardoor niet kunnen brengen/begeleiden van het kind, is een werkgeversverklaring nodig. In deze verklaring moet staan wat de werktijden van de betreffende ouder zijn en waarom daarvan niet afgeweken kan worden. Zo’n verklaring maakt onderdeel uit van de totale afweging of er leerlingenvervoer wordt toegekend.
Artikel 11 Algemene bepalingen omtrent vervoer van leerlingen van scholen voor primair en voortgezet onderwijs
Artikel 12 Vervoersvoorzieningen
Basis is artikel 12 t/m 16 van de Verordening Leerlingenvervoer
Bij de beoordeling van de aanvragen moet de afstand van woning/opstapplaats naar school worden berekend om:
Voor de berekening van de hiervoor bedoelde afstand wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner. Bij de berekening wordt uitgegaan van de optie kortste route per fiets. Aan de hand van deze afstand wordt bepaald of voldaan wordt aan het afstandscriterium en of het de dichtstbijzijnde school betreft.
Als er een vergoeding voor het eigen vervoer (fiets of eigen auto) wordt toegewezen, wordt het aantal te vergoeden kilometers vastgesteld op de afstand die aan de hand van dat vervoermiddel is berekend met de ANWB routeplanner.
De gemeente Arnhem wil zelfstandig(er) reizen stimuleren en helpen mogelijk te maken. Op ieder moment kunnen ouders en leerlingen met de gemeente in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen. Ook de gemeente kan contact zoeken met ouders en leerlingen.
Indien het nodig is om te oefenen met de leerling, zijn ouders en het eigen netwerk de eerste aangewezenen om dit te doen. Indien er geen adequate ondersteuning kan komen uit het eigen netwerk, kan er gekeken worden naar de mogelijkheden van de inzet van het leertraject zelfstandig leren reizen. In Arnhem wordt gewerkt met de inzet van de Reiskoffer, waarin verschillende vormen van ondersteuning worden aangeboden om leerlingen zelfstandig te leren reizen.
In groep 7 wordt het vrijblijvend aangeboden, vanaf groep 8 en in het VSO is het een verplicht traject.
Als niet meegewerkt wordt aan het leertraject of het (medisch) onderzoek om te beoordelen of zelfstandig leren reizen mogelijk is, kan besloten worden om geen vervoersvoorziening toe te wijzen of de reeds ingezette vervoersvoorziening stop te zetten. Als ouders met een (medische) verklaring kunnen aantonen waarom het zelfstandig leren reizen met de fiets of het openbaar vervoer niet mogelijk is, besluit het college om de leerling van groep 8 niet te verplichten deel te nemen aan het leertraject of deelname uit te stellen tot op het VSO.
Mocht de leerling via de Jeugdwet al een vorm van persoonlijke begeleiding toegewezen hebben gekregen, dan zal worden bekeken of deze begeleider ook de hulpvraag van het zelfstandig(er) reizen op kan nemen in het hulpverleningsplan.
Als tijdens de oefenperiode de vervoersvoorziening moet worden aangepast, zal vanuit leerlingenvervoer worden gekeken naar de mogelijkheden. Als het zelfstandig(er) reizen toch niet haalbaar blijkt, dan is er (weer) aanspraak op een vervoersvoorziening op basis van onzelfstandigheid en/of een beperking (conform de verordening).
De onderstaande voorwaarden hanteert de gemeente als algemene richtlijnen. Wanneer persoonskenmerken of andere factoren er toe leiden, dat nader onderzoek nodig is om vast te stellen of de betreffende leerling al dan niet binnen de hieronder gestelde criteria valt, kan hiervan afgeweken worden. Dergelijke omstandigheden worden meegenomen in de beoordeling.
Bijzondere indicaties in het aangepast vervoer kunnen onder voorwaarden worden toegekend. Het gaat hierbij om de volgende indicaties en voorwaarden:
Bij aangepast vervoer bestaat de mogelijkheid van de voorinzitgarantie. Dit betekent dat de leerling altijd voorin de taxi, dat wil zeggen naast de bestuurder, kan zitten tijdens de rit. Ook voor deze indicatie geldt in het leerlingenvervoer een medische verklaring van een medische specialist waarin is aangegeven waarom de indicatie noodzakelijk is.
Indien het tijdens de rit (medisch) noodzakelijk is dat er een begeleider aanwezig is kan er een indicatie medisch begeleider worden afgegeven. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het uitvoeren van medisch noodzakelijke handelingen tijdens de rit of zeer ernstig gedragsmatige redenen. Voor deze extra indicatie kan men in aanmerking komen mits er sprake is van een medische verklaring afgegeven door een medisch specialist waarin is aangegeven waarom de indicatie noodzakelijk is.
Er wordt een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto gegeven, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De kilometervergoeding is opgenomen in de Verordening. Voor de hoogte van de vergoeding voor het gebruik van de eigen auto wordt uitgegaan van de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding.
Artikel 13 Vervoersvoorziening naar stage
Basis is artikel 17 van de Verordening Leerlingenvervoer
Voor stagevervoer moet een aparte aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst.
Vervoer naar stageadressen vindt alleen op schooldagen plaats dus niet tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties.
Omdat stage een opstap is naar deelname in het maatschappelijk verkeer zal de gemeente kritisch kijken naar de mogelijkheden van het openbaar vervoer of fiets, omdat dit de zelfredzaamheid van de leerling bevordert.
Artikel 14 Vervoersvoorziening naar opvangadres
Basis is artikel 18 van de Verordening Leerlingenvervoer
Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze uitvoeringsregels als volgt
uitgelegd: ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden.
Er is sprake van co-ouderschap als zowel de ene ouder, als de andere ouder in een regelmatige afwisseling en vaste structuur de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Onder vaste structuur verstaat het college een vast patroon per week of per twee weken dat zich op dezelfde wijze door het schooljaar herhaalt.
Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft (ouder moet wonen in Arnhem). De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft. Dit doet de ouder in de gemeente waar de ouder woonachtig is.
Bij co-ouderschap is er recht op bekostiging leerlingenvervoer indien voldaan wordt aan het gestelde in de Verordening en de aanvraag door ouders apart voor de betreffende dagen wordt ingediend.
Artikel 15 Andere vergoedingen
Basis is artikel 19 van de Verordening Leerlingenvervoer
Wat beschreven staat in artikel 19 van de Verordening geldt niet voor vergoedingen die – op aanvraag – aan ouders van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs worden verstrekt op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze vergoeding is opgebouwd uit verschillende componenten, zoals lesgeld, en is zeker niet uitsluitend bestemd voor reiskosten. Daarom wordt deze vergoeding niet verrekend met de vervoersvoorziening.
Artikel 16 Tijdelijk verblijf buiten de gemeente
Basis is artikel 20 van de Verordening Leerlingenvervoer
Het komt voor dat leerlingen uit andere gemeenten in het kader van jeugdzorg tijdelijk worden opgevangen bij pleegouders in onze gemeente. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit onze gemeente tijdelijk elders verblijven. Aanvragen om vervoer bij crisissituaties behandelen we met voorrang. Gemeenten werken met een overgangsperiode van 6 weken waarin de oorspronkelijke gemeente van herkomst de kosten voor vervoer voor haar rekening neemt.
In alle gevallen is sprake van maatwerk en zal afstemming gezocht worden met de andere gemeente.
Artikel 17 Vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie
Basis is artikel 21 en 22 van de Verordening Leerlingenvervoer
Artikel 4, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra geeft aan in de verordening bepalingen op te nemen voor het weekeinde- en vakantievervoer. In paragraaf 4 van de Verordening wordt hier invulling aan gegeven.
Weekend (en vakantie-) vervoer wordt alleen toegekend als de leerling in een internaat of pleeggezin verblijft met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs. Woont de leerling niet meer bij zijn ouders om sociale of medische redenen, denk daarbij aan uithuisplaatsing, crisisopvang of behandeling, dan valt het weekend- en vakantievervoer niet onder het leerlingenvervoer.
Doorslaggevend is de directe relatie tussen het verblijf in een internaat of pleeggezin en het volgen van passend onderwijs. Een voorbeeld: een leerling van 10 jaar is aangewezen op onderwijs voor dove kinderen. Vanuit de ouderlijke woning is de instelling redelijkerwijs niet bereikbaar met dagelijks vervoer. Verblijf in een internaat of een pleeggezin in de buurt van een geschikte school is daarom noodzakelijk. De ouders kunnen dan in de gemeente waar zij wonen een aanvraag voor weekendvervoer indienen.
Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs die zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen hebben geen recht op bekostiging van vervoer. Er bestaat dan ook geen recht op weekend- en vakantievervoer.
Wanneer de leerling in aanmerking komt voor dagelijks vervoer van het internaat of pleeggezin naar de school en terug, verstrekt het college van de gemeente waar de leerling in het internaat of het pleeggezin verblijft deze voorziening.
Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie
Het college van de gemeente waar de ouders wonen beoordeelt de aanvraag voor een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer. Dit college bepaalt ook welke vervoersvoorziening wordt toegekend.
Het feit dat de enkele reis met het OV langer dan 1,5 uur duurt, is geen reden om aangepast vervoer (taxibusje) toegewezen te krijgen. Er kan wel worden toegestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De bekostiging is dan afhankelijk van de vervoersvoorziening waarop de ouders aanspraak zouden maken.
Artikel 18 Beslissingen college in gevallen waarin de regeling niet voorziet, afwijken van bepalingen en beleidsregels.
Basis is artikel 23 t/m 25 van de Verordening Leerlingenvervoer
Van deze beleidsregels kan in uitzonderlijke situaties worden afgeweken wanneer de toepassing ervan tot een kennelijk onbillijke uitkomst zou leiden. Mocht hier volgens de leerling/ouder sprake van zijn, dan kunnen zij zich richten tot het Team Vervoer van de wijkteams.
Als de Verordening en de beleidsregels geen uitsluitsel bieden bij de beslissingen op aanvragen inzake het leerlingenvervoer, wordt jurisprudentie en het Basisboek Leerlingenvervoer, uitgegeven door SDU uitgevers, betrokken bij de beoordeling.
De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen. De reden daarvan is, dat ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.
Artikel 19 Intrekking, overgangsregeling en inwerkingtreding
Basis is artikel 26 van de Verordening Leerlingenvervoer
De Beleidsregels leerlingenvervoer 2020 blijven van toepassing op besluiten die vóór de inwerkingtredingsdatum van deze Beleidsregels zijn afgehandeld.
Op aanvragen die nog niet zijn afgehandeld vóór de inwerkingtreding van deze Beleidsregels, wordt beslist op grond van deze Beleidsregels.
De Beleidsregels Leerlingenvervoer Arnhem 2020 worden ingetrokken op de datum dat deze Beleidsregels in werking treden.
Deze Beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.