Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Legger oppervlaktewateren 2018 - Toelichting |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-11-2018 | nieuwe regeling | 21-11-2018 Waterschapsblad van het hoogheemraadschap van Rijnland nr. 11538, 26 november 2018 |
Voor u ligt de legger oppervlaktewateren die op 21 november 2018 door het bestuur van Rijnland is vastgesteld. In het Rijnlandse beheergebied ligt een uitgebreid stelsel van meren, plassen, watergangen en sloten: in deze nota aangeduid met de term oppervlaktewateren. In de legger oppervlaktewateren is vastgelegd wat de vereiste minimale afmetingen zijn, wie verantwoordelijk is voor het onderhoud en wat het onderhoud inhoudt. Dit schept duidelijkheid voor zowel Rijnland als alle andere betrokkenen. De legger vormt daarmee een belangrijke basis voor de Rijnlandse uitvoeringsprogramma’s, de Rijnlandse toezichthoudende taak en een informatiebron voor de omgeving.
Het opstellen van een legger is ook een wettelijke verplichting die volgt uit de Waterwet, de Waterschapswet en de Waterverordening Rijnland.
De legger oppervlaktewateren bestaat uit de volgende onderdelen:
Geografische database waarin alle leggergegevens zijn opgenomen. Deze database wordt ontsloten via de Rijnlandse internetsite: www.rijnland.net/legger.
In de legger oppervlaktewateren zijn geen ondersteunende kunstwerken zoals gemalen, duikers en beschoeiingen opgenomen. Daarvoor wordt een nieuwe/aparte legger ondersteunende kunstwerken ontwikkeld die volgens planning in 2020 beschikbaar zal komen. Naast de legger oppervlaktewateren heeft Rijnland ook een legger waterkeringen waarin de alles rondom de waterkeringen is opgenomen.
Mocht u in de legger nog fouten tegen komen of andere suggesties hebben voor verbetering, dan horen we dat graag. Uw opmerkingen kunt u doorgeven via het leggercontactformulier op www.rijnland.net/legger.
Rijnland, waterbeheerder in West-Nederland
Rijnland ligt midden in de Randstad. Grofweg in de vierhoek IJmuiden - Amsterdam West - Gouda - Wassenaar, met een totale oppervlakte van 1175 km2. Het is een prachtig afwisselend gebied: strand en duinen, de Bollenstreek, het Groene Hart, meren en plassen en de historische waterrijke steden Haarlem, Leiden en Gouda. Bovendien is er veel bedrijvigheid in dit deel van de Randstad: vanzelfsprekend in de steden maar ook op en rond de luchthaven Schiphol. Bovendien liggen in Rijnland drie belangrijke land- en tuinbouwgebieden: Boskoop, Aalsmeer en de Duin- en Bollenstreek. In dit gebied beheert Rijnland het water al sinds 1255.
Droge voeten en schoon water, het lijkt zo vanzelfsprekend. Maar dat is het niet. Want Rijnland ligt voor een groot deel onder zeeniveau. Bovendien zijn er flinke hoogteverschillen ontstaan tussen gebieden die naast elkaar liggen, soms met een verschil van meer dan vijf meter. Door klimaatverandering en bodemdaling neemt de druk op het watersysteem toe. Dag in dag uit zijn onze gemalen aan het werk om overtollig water af te voeren of tijdens droogte juist water aan te voeren. Daarnaast is schoon en gezond water in de dichtbevolkte waterrijke delta van West-Nederland belangrijk. Zowel voor de mens, de natuur als de bedrijven. Schoon en gezond water is essentieel voor een goede biodiversiteit, belangrijk voor de landbouw en om lekker te kunnen zwemmen, vissen of varen.
Dit alles vraagt om een uitgekiend watersysteem dat natuurlijk is ingericht en ecologisch wordt beheerd en onderhouden. Een goed functionerend watersysteem:
Keur en legger wat is het verschil?
De regelgeving voor Rijnland is vastgelegd in verordeningen. In deze verordeningen zijn de procedures geregeld waaraan de ingelanden en het hoogheemraadschap van Rijnland zich moeten houden. De verordeningen beschrijven wat wel en niet mag.
De Keur, het Reglement en de legger vormen een drie-eenheid en sluiten naadloos op elkaar aan. In het Reglement van bestuur van Rijnland zijn de taken en verplichtingen van het waterschap beschreven. In de Keur van Rijnland en de bij de Keur behorende beleidsregels zijn deze taken en verplichtingen nader uitgewerkt in ge- en verbodsbepalingen ten aanzien van de waterhuishoudkundige infrastructuur. Op basis van de algemene omschrijvingen uit het Reglement, worden in de legger de onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen nader geconcretiseerd.
In een legger zijn de onderhoudsverplichtingen en onderhoudsplichtigen gedetailleerd vastgelegd. Dit voorkomt dat meningsverschillen ontstaan. Als dat toch gebeurt, is de legger een bewijsmiddel dat een rol kan spelen bij juridische uitspraken. Omdat er onderhoudsverplichtingen in de legger zijn opgenomen moet de legger een inspraakprocedure doorlopen. Belanghebbenden krijgen dan de gelegenheid om te controleren of alle gegevens goed zijn opgenomen in de legger. Zonodig kunnen zij bezwaar indienen.
De voorwaarden die Rijnland stelt aan de oppervlaktewateren zijn beschreven in hoofdstuk 2, dit zijn de zogenoemde leggerbepalingen. De toelichtingen op de leggerbepalingen zijn in hoofdstuk 3 opgenomen.
In deze nota worden veel formele waterschapstermen gebruikt zoals aangeland of primair oppervlaktewater. In bijlage 1 is een verklarende woordenlijst opgenomen waarin deze termen worden toegelicht.
De wettelijke kaders van de legger zijn in bijlage 2 weergegeven.
Artikel 1: categorieën oppervlaktewateren
De in de legger vastgelegde wateren zijn alle oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden in het Reglement in artikel 1 naar functie onderscheiden in:
Artikel 2: werkingsgebied legger oppervlaktewateren
In de legger oppervlaktewateren zijn de volgende zoneringen vastgelegd:
Artikel 3: onderhoudsplichtigen
Welke persoon of instantie (gedeeltelijk) onderhoudsplichtig is voor het waterstaatwerk is vastgelegd in de legger. Bij de toedeling van de onderhoudsplichtigen zijn onderstaande regels toegepast.
*Ieder voor de halve breedte en naar de lengte van zijn recht
Artikel 4: onderhoudsverplichtingen
De onderhoudsplicht met betrekking tot het waterstaatswerk omvat:
1. Gewoon onderhoud natprofiel
De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede staat van het natprofiel van de oppervlaktewateren door:
2. Buitengewoon onderhoud natprofiel
* Betreffende dieptematen gelden alleen indien de grondslag en de breedte dit toelaten, anders is een afwijkend profiel toegestaan, zie toelichting.
De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede staat van de taluds door het behoorlijk in stand houden van de taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de afvoer en/of aanvoer van water wordt gehinderd, dan wel dat aangelegde onderhoudsstroken en/of afrasteringen door inzakking worden bedreigd. Deze zorg omvat ook het maaien van het bovenwater gelegen talud.
Artikel 5: overgangsbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel
Alle hiervoor genoemde artikelen zijn ook van toepassing op oppervlaktewateren die nog niet in de legger zijn vastgelegd. Daarbij geldt dat betreffende oppervlaktewateren door de onderhoudsplichtigen in stand moeten worden gehouden: overeenkomstig de voorwaarden zoals vermeld in de verleende ontheffing of, indien geen ontheffing voorhanden is, de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting en constructie.
De overige boezemoppervlaktewateren in onderhoud van particulieren die als zodanig in de legger zijn opgenomen, worden en zijn vanaf 2004 eenmalig door en op kosten van Rijnland op de voorgeschreven afmetingen gebracht en dienen vervolgens door de onderhoudsplichtigen op die afmetingen te worden gehouden.
3. Toelichting leggerbepalingen
3.1 Toelichting artikel 1: categoriën oppervlaktewateren
Welke oppervlaktewateren worden in de legger opgenomen?
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is Rijnland verantwoordelijk voor het waterbeheer in een gebied dat globaal ligt in de vierhoek: Amsterdam - IJmuiden - Wassenaar - Gouda. Één van de taken is het zorgen voor het afvoeren van het wateroverschot in natte perioden en het aanvoeren van water in droge perioden. Om deze taak goed uit te kunnen voeren heeft Rijnland circa 375 gemalen en circa 13.000 kilometer aan oppervlaktewateren in beheer. Gezien de belangen die met goed peilbeheer samenhangen, is het essentieel dat er voldoende oppervlaktewater aanwezig is. Elke vierkante meter oppervlaktewater is daarbij nodig. We investeren daarbij fors om de afvoercapaciteit waar mogelijk uit te breiden en voeren een streng beleid ten aanzien van dempingen. Hiervoor is het noodzakelijk dat we een goed overzicht hebben waar alle oppervlaktewateren liggen. Dit overzicht wordt vastgelegd in de legger. In de periode 2007 - 2009 hebben we gewerkt aan een nieuwe legger voor de oppervlaktewateren. Dit was een grootschalige operatie waarbij in principe alle - met elkaar in verbinding staande - oppervlaktewateren op basis van nauwkeurige luchtfoto’s zijn vastgelegd in de legger oppervlaktewateren. Van het kleinste slootje tot en met het grootste meer, inclusief een aantal in de zomer droog vallende sloten.
Kleine waterpartijen* die niet in directe verbinding staan met de rest van het watersysteem en die niet van belang zijn voor het watersysteem, zijn niet in de legger opgenomen. Waar dit toch het geval is, worden deze na melding aan Rijnland uit de legger gehaald. In die gevallen waar er discussie is of een waterpartij nu wel of niet tot de legger behoort, bepaalt Rijnland in overleg met de belanghebbenden wat in voorkomende gevallen de beste oplossing is. (*privevijvers, regenwaterbassins en dergelijke).
3.2 Toelichting artikel 2: werkingsgebied legger oppervlaktewateren
De in de legger weergegeven breedte is geen ‘vereiste breedtemaat of een ontwerp parameter, maar ‘slechts’ een weergave van de gemiddelde breedte voor dat traject. In de praktijk varieert de breedte van een oppervlaktewater altijd. Bij een groot aantal oppervlaktewateren is deze variatie beperkt, slechts enkele decimeters, maar er zijn oppervlaktewateren waar de variatie groot kan zijn. Voor de werkelijke breedte van een oppervlaktewater op een bepaalde locatie wordt verwezen naar de leggerkaart.
3.3 Toelichting 3: onderhoudsplichtigen
Natprofiel, primaire oppervlaktewateren
Uitgangspunt voor de toewijzing van de onderhoudsplicht is dat diegene die het meeste belang heeft bij het onderhoud, verantwoordelijk is voor het onderhoud. Op basis van het Reglement is Rijnland verantwoordelijk voor het onderhoud van het natprofiel van primaire oppervlaktewateren. Achterliggende reden is het algemene zwaarwegende maatschappelijke belang van deze categorie oppervlaktewateren.
Er zijn situaties, zoals op het terrein van de luchthaven Schiphol of langs (spoor)wegen, waar Rijnland het onderhoud aan primaire oppervlaktewateren zelf niet goed kan uitvoeren. In die gevallen worden met betreffende beheerders maatwerkafspraken gemaakt welke in het beheerregister worden vastgelegd. Uitgangspunts hierbij is dat Rijnland verantwoordelijk blijft voor het onderhoud, maar het onderhoud via een overeenkomst door een derde partij laat uitvoeren.
De aangelanden/kadastrale eigenaren van overige oppervlaktewateren zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van het natprofiel. Zij hebben in principe het meeste baat bij het goed functioneren van het oppervlaktewater en dus met goed onderhoud. Tevens geldt dat elk jaar een efficiente onderhoudsslag plaatsvindt door enerzijds de eigen inzet van middelen, arbeid en afzet op de kant en anderzijds de druk van een effectieve schouw.
Dat er een verschil in onderhoudsplicht is tussen de boezem (de kadastrale eigenaren) en de polders (aangelanden) is historisch zo gegroeid. Dit wijzigen heeft verschillende consequenties: belangrijkste is dat er met duizenden onderhoudsplichtigen afspraken moeten worden gemaakt over wisseling/overdracht van taken. Aangezien de noodzaak van wijzigen niet groot is, is bij de leggerwijziging in 2009 uit praktische overwegingen besloten dit verschil te handhaven.
Wel is bij de leggerwijziging in 2009 besloten dat ook alle overige polderoppervlaktewateren in stedelijk gebied, net als in de boezem, in onderhoud komen bij de kadastrale eigenaren. Dit sluit beter aan bij de praktijk waarbij (grote) wateren in stedelijk gebied over het algemeen in eigendom zijn van gemeenten en het belang dat gemeenten (als vertegenwoordiger van alle inwoners in een gemeente) hebben bij goed onderhoud. Als aangelanden in stedelijk gebied verantwoordelijk zouden zijn voor het onderhoud, zijn dus ook langs grote waterpartijen wonende particulieren verantwoordelijk voor het onderhoud van de helft van betreffende waterpartijen. Dergelijk onderhoud kunnen particulieren niet (goed) uitvoeren en sluit ook niet aan bij het gebruik van de stedelijke wateren, omdat in principe alle inwoners van een gemeente baat hebben bij goed onderhoud en niet alleen de mensen die er toevallig langs wonen.
De aangelanden zijn aangewezen als onderhoudsplichtige van de taluds. Reden hiervoor is dat de aangeland het meeste baat heeft bij een goed onderhouden talud.
Veel taluds hebben een oeververdediging: houtenbeschoeiing, stalen damwand, gemetselde kademuur en dergelijke . De redenen dat deze oeververdedigingen zijn geplaatst zijn divers: waterstaatkundig, vaarwegbeheer, wegbeheer en dergelijke. In de legger ondersteunende kunstwerken wordt vastgelegd wie onderhoudsplichtige is van de oeververdedigingen.
Overige oppervlaktewateren die door Rijnland worden onderhouden
In een aantal gevallen is Rijnland verantwoordelijk voor het onderhoud van overige oppervlaktewateren:
Overname stedelijke water: Rijnland heeft sinds 2002 de intentie om het onderhoud van de stedelijke wateren over te nemen van betreffende gemeenten en particulieren. Hiertoe is een overname traject gestart. Inmiddels heeft Rijnland met diverse gemeenten afspraken gemaakt, te weten: Alpen aan den Rijn, Zoetermeer, Haarlemmermeer en Haarlem. Deze afspraken zijn verwerkt in de legger.
Op basis van oude leggers: In de oude leggers van de voormalige waterschappen was Rijnland (en zijn voorgangers) in een aantal gevallen aangewezen als onderhoudsplichtige van overige oppervlaktewateren. Deze onderhoudsverplichtingen zijn één op één overgenomen in de nieuwe legger. In principe heeft Rijnland in betreffende wateren geen belang en zal de onderhoudsplicht worden overgedragen aan de betreffende kadastrale eigenaren/aangelanden. Dit geldt ook voor de kadastrale percelen die niet meer functioneel in gebruik zijn (zie het onderstaande punt).
3.4 Toelichting 4: onderhoudsverplichtingen
Voor goed waterbeheer is het van belang dat oppervlaktewateren goed worden onderhouden. In natte perioden moet het overtollige water naar de gemalen kunnen stromen om het water weg te pompen en in droge tijden moet water juist worden aangevoerd. Dit betekent niet dat alle vegetatie in oppervlaktewateren moet worden verwijderd. In tegendeel zelfs. Groene, begroeide oevers bieden ruimte aan veel soorten planten, insecten en vissen. Daarnaast levert een begroeide oever een natuurlijke bescherming tegen afkalving en uitspoeling van voedingsstoffen van het land naar het water.
Veel oppervlaktewateren zijn breder dan voor de wateraanvoer en waterafvoer strikt noodzakelijk. Dit betekent dat er ruimte aanwezig is om begroeiing te laten staan. Daarbij geldt wel dat er geen sprake mag zijn van verlanding. In de legger wordt hier als volgt mee om gegaan:
Maatwerk: Als onderhoudsplichtigen dat wensen kan er, op grond van artikel 2.2.1 lid 3 van de Keur, onder voorwaarden een afwijkend onderhoudsregime worden aangevraagd. Samen met de aanvrager beoordeelt Rijnland welk soort onderhoud en/of profiel gewenst is en of dit qua andere functies, zoals de wateraanvoer en waterafvoer, ook mogelijk is. De afspraken hierover worden vastgelegd in een onderhoudsplan en middels een aparte zonering vastgelegd op de leggerkaart.
In artikel 4.2 zijn de vereiste afmetingen opgenomen. Deze zijn gebaseerd op:
Voor de primaire oppervlaktewateren is per oppervlaktewater rekenkundig bepaald wat de vereiste afmetingen zijn. Daarbij is – ten behoeve van de (ecologische)waterkwaliteit – een minimale waterdiepte van 1,0 meter gehanteerd. Een diepte van tenminste 1,0 meter biedt de randvoorwaarden voor een gezonde zuurstofhuishouding. Dieper water warmt minder snel op dan ondiep water. Het voorkomt zuurstofloosheid, overmatige kroosbedekking en vissterfte, zowel in de zomer als de winter. In brede, diepe wateren met een flauw talud is ruimte voor alle groepen waterplanten en oeverplanten. Dit vormt de basis voor een gezond ecosysteem.
In de overige oppervlaktewateren zijn de eisen die de (ecologische) waterkwaliteit stelt aan het natteprofiel ‘zwaarder’ dan de waterkwantiteitseisen. Dit betekent dat er geen wateraanvoer en waterafvoerberekeningen nodig zijn om de profielen van de overige oppervlaktewateren te bepalen. Ten behoeve van de algemene waterkwaliteit en ecologie wordt gestreefd naar een waterdiepte van minimaal 0,5 meter in landelijk en 0,75 meter in stedelijk gebied. Dit zorgt voor een goede zuurstofhuishouding en randvoorwaarden voor een gezond ecosysteem. Ondiepere wateren warmen snel op waardoor kroos en alg overmatig kan groeien en vissterfte kan optreden. In ondiepe wateren groeien oeverplanten over de gehele slootbreedte en is er minder diversiteit dan in diepere sloten. Voor de algemene waterkwaliteit is het daarnaast van belang dat de dikte van de baggerlaag niet te groot wordt.
Zowel voor de primaire oppervlaktewateren als de overige oppervlaktewateren geldt dat er in principe nooit dieper wordt gebaggerd dan de vaste bodem. Dit in verband met mogelijk instabiliteit van de ondergrond en de oevers.
Bij smalle overige oppervlaktewateren dienen de volgende afwijkende maten te worden toegepast.
Bij waterbodemverontreinigingen geldt dat alles onder de onderhoudsmaat aangemerkt wordt als waterbodemsanering.
In de legger oppervlaktewateren worden, conform de Waterwet en de Waterschapswet, alleen die profielen vastgelegd die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de watersysteemtaak. In de legger worden dus geen afmetingen voor andere functies vastgelegd, zoals bijvoorbeeld voor het vaarwegbeheer. Het is aan betreffende (vaarweg)beheerders om eventuele afwijkende profielen te borgen. Waar nodig leggen we dit soort gegevens vast in het beheerregister.
In het STOWA rapport ´inventarisatie meetmethoden voor het bepalen van baggervolumes’ is beschreven op welke wijze de hoogteligging van de sliblaag en de vaste bodem moeten worden bepaald.
(Buiten)gewoon onderhoud versus onderhoud taluds
Doel van artikelen 4.1 en 4.2 is om de wateraanvoerfunctie en de waterafvoerfunctie van oppervlaktewateren te kunnen blijven garanderen door bagger en begroeiing in het natprofiel te verwijderen. Indien een oever steiler is dan volgens de legger noodzakelijk, is de onderhoudsplichtige van het natprofiel op basis van artikel 4.2 niet verplicht het te steile/onstabiele talud weer minder steil cq. stabiel te maken. Die verplichting ligt op grond van artikel 4.3 bij de aangeland.
Meren zijn dermate complex dat het niet mogelijk is in de legger de gewenste minimale inrichtingscriteria vast te leggen. De weergegeven waterdiepten zijn dan ook slechts indicatief en gebaseerd op de gemiddelde waterdiepte. Lokaal kan en mag de waterdiepte flink afwijken.
Wat valt niet onder de onderhoudsplicht?
De volgende zaken vallen niet onder de onderhoudsplicht:
Verwijderen kadavers en dode vis uit het water: dit is in belang van de volksgezondheid. Voor het verwijderen van kadavers en dode vis uit het water is vanuit de regelgeving geen duidelijke verantwoordelijke organisatie aan te wijzen. Met de gemeenten worden hierover nadere afspraken gemaakt. Doel is dat dode dieren zo snel mogelijk uit het water zijn om problemen met waterkwaliteit, botulisme en volksgezondheid te voorkomen. Het streven is om dat integraal te doen.
Verwijderen van kroos(varen) en andere drijflagen (bijvoorbeeld blauwalgen): er is geen wetgeving/regel die voorschrijft dat drijflagen moeten worden verwijderd. De groei van kroos(varen) en blauwalgen kan wel leiden tot overlast voor waterkwantiteit (verstoppingen) en/of waterkwaliteit (zuurstofloosheid en vervolgens ernstige stankoverlast). Pas dan nemen we actie om drijflagen te (laten) verwijderen of andere maatregelen om de (stank)overlast te verminderen.
Verwijderen van exotische waterplanten (invasieve soorten):er is (nog) geen wetgeving/regel die voorschrijft dat exoten moeten worden verwijderd. Echter, om te voorkomen dat watergangen volledig dichtgroeien en inheemse waterplanten verdringen zullen wij dergelijke invasieve soorten vroegtijdig opsporen en verwijderen. Zowel in primair als in overig oppervlaktewater.
3.5 Toelichting 5: overgangsbepalingen
Overige boezemoppervlaktewateren
Op grond van keurartikel 29, lid 5 (oude keur) en artikel 31 (Keur 2006) is Rijnland verantwoordelijk voor het voor de eerste keer op diepte brengen van de overige oppervlaktewateren in de boezem (oudeterm ‘secundaire boezemwateren’). In de notitie Onderhoudsplicht, mei 2000 is keurartikel 29, lid 5 nader uitgewerkt, waarbij het de eerste keer op diepte brengen van toepassing is verklaard op overige oppervlaktewateren in de boezem (oude term ‘secundaire boezemwatergangen’) waarvan de onderhoudsplicht bij particulieren berust.
Met ingang van 2004 is Rijnland gestart met het baggeren van betreffende oppervlaktewateren. Zoals in het artikel staat aangegeven vervalt, nadat Rijnland na 2004 een oppervlaktewater op diepte heeft gebracht, de onderhoudsplicht weer aan de kadastrale eigenaar.
Overige polderoppervlaktewateren
Een aantal overige polderwateren heeft bij de leggeractualisatie in 2009 om waterkwaliteitsredenen een iets diepere leggermaat dan voorheen. Als uitgangspunt daarvoor geldt de meest recente leggers van de voormalige waterschappen Wilck & Wiericke, De Oude Rijnstromen en Groot Haarlemmermeer. In WBP2 en WBP3 is bepaald dat de kosten van deze eenmalige verdieping (ten opzichte van de vorige leggerdiepte) van oppervlaktewateren niet ten laste komen van de onderhoudsplichtigen, maar van Rijnland. Dit omdat de verdieping nodig is voor verbetering van de waterkwaliteit.
In deze legger wordt verstaan onder:
Waterbergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied of locatie, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen en ook als waterbergingsgebied op de leggerkaart is opgenomen;
Oppervlaktewater(lichaam): samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens deze wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. De term ‘oppervlaktewaterlichaam’ is de formele term uit de Waterwet. In deze legger wordt de verkorte term ‘oppervlaktewater’ gebruikt;
In gebieden waarvoor in het peilbesluit een flexibelpeil is opgenomen komt het schouwpeil overeen met het daarin genoemde peil. Als alleen de boven en onder grens zijn aangegeven komt het schouwpeil overeen met het gemiddelde van de boven en ondergrens. In die gebieden waar het schouwpeil mag uitzakken is het schouwpeil gelijk aan de ondergrens;
Rijnland is op grond van de volgende regelgeving verplicht tot het opstellen van een legger:
De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.
Waterschapswet, artikel 78 lid 2
Tevens stelt het algemeen bestuur vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.
Waterverordening Rijnland, artikel 4.1
De legger bedoeld in artikel 5.1 van de wet bevat, in aansluiting op het bepaalde in het eerste en tweede lid van dat artikel, in ieder geval:
Reglement van bestuur Rijnland, artikel 5