Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Legger oppervlaktewateren 2018 - Toelichting

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingLegger oppervlaktewateren 2018 - Toelichting
Citeertitel
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-2018nieuwe regeling

21-11-2018

Waterschapsblad van het hoogheemraadschap van Rijnland nr. 11538, 26 november 2018

Tekst van de regeling

Intitulé

Legger oppervlaktewateren 2018 - Toelichting

1. Inleiding

1.1. Doel van dit document

Voor u ligt de legger oppervlaktewateren die op 21 november 2018 door het bestuur van Rijnland is vastgesteld. In het Rijnlandse beheergebied ligt een uitgebreid stelsel van meren, plassen, watergangen en sloten: in deze nota aangeduid met de term oppervlaktewateren. In de legger oppervlaktewateren is vastgelegd wat de vereiste minimale afmetingen zijn, wie verantwoordelijk is voor het onderhoud en wat het onderhoud inhoudt. Dit schept duidelijkheid voor zowel Rijnland als alle andere betrokkenen. De legger vormt daarmee een belangrijke basis voor de Rijnlandse uitvoeringsprogramma’s, de Rijnlandse toezichthoudende taak en een informatiebron voor de omgeving.

 

Het opstellen van een legger is ook een wettelijke verplichting die volgt uit de Waterwet, de Waterschapswet en de Waterverordening Rijnland.

 

De legger oppervlaktewateren bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Toelichting (deze nota) waarin alle noodzakelijk informatie over de legger is vermeld.

  • Geografische database waarin alle leggergegevens zijn opgenomen. Deze database wordt ontsloten via de Rijnlandse internetsite: www.rijnland.net/legger.

 

In de legger oppervlaktewateren zijn geen ondersteunende kunstwerken zoals gemalen, duikers en beschoeiingen opgenomen. Daarvoor wordt een nieuwe/aparte legger ondersteunende kunstwerken ontwikkeld die volgens planning in 2020 beschikbaar zal komen. Naast de legger oppervlaktewateren heeft Rijnland ook een legger waterkeringen waarin de alles rondom de waterkeringen is opgenomen.

 

Mocht u in de legger nog fouten tegen komen of andere suggesties hebben voor verbetering, dan horen we dat graag. Uw opmerkingen kunt u doorgeven via het leggercontactformulier op www.rijnland.net/legger.

 

1.2 Achtergronden

Rijnland, waterbeheerder in West-Nederland

Rijnland ligt midden in de Randstad. Grofweg in de vierhoek IJmuiden - Amsterdam West - Gouda - Wassenaar, met een totale oppervlakte van 1175 km2. Het is een prachtig afwisselend gebied: strand en duinen, de Bollenstreek, het Groene Hart, meren en plassen en de historische waterrijke steden Haarlem, Leiden en Gouda. Bovendien is er veel bedrijvigheid in dit deel van de Randstad: vanzelfsprekend in de steden maar ook op en rond de luchthaven Schiphol. Bovendien liggen in Rijnland drie belangrijke land- en tuinbouwgebieden: Boskoop, Aalsmeer en de Duin- en Bollenstreek. In dit gebied beheert Rijnland het water al sinds 1255.

 

Droge voeten en schoon water

Droge voeten en schoon water, het lijkt zo vanzelfsprekend. Maar dat is het niet. Want Rijnland ligt voor een groot deel onder zeeniveau. Bovendien zijn er flinke hoogteverschillen ontstaan tussen gebieden die naast elkaar liggen, soms met een verschil van meer dan vijf meter. Door klimaatverandering en bodemdaling neemt de druk op het watersysteem toe. Dag in dag uit zijn onze gemalen aan het werk om overtollig water af te voeren of tijdens droogte juist water aan te voeren. Daarnaast is schoon en gezond water in de dichtbevolkte waterrijke delta van West-Nederland belangrijk. Zowel voor de mens, de natuur als de bedrijven. Schoon en gezond water is essentieel voor een goede biodiversiteit, belangrijk voor de landbouw en om lekker te kunnen zwemmen, vissen of varen.

 

Dit alles vraagt om een uitgekiend watersysteem dat natuurlijk is ingericht en ecologisch wordt beheerd en onderhouden. Een goed functionerend watersysteem:

  • kan voldoende water aanvoeren, water afvoeren, water bergen en is klimaatrobuust ingericht.

  • draagt bij aan een goede ecologische toestand van het watersysteem.

  • en wordt door de omgeving positief gewaardeerd en onderhouden.

 

Het belang van een goede ecologische toestand van het watersysteem

De inrichting van het watersysteem en de manier waarop het watersysteem wordt onderhouden bepaalt in hoge mate de ontwikkeling van de ecologie. Het is de uitdaging om te komen tot voldoende diepe en schone oppervlaktewateren die zoveel mogelijk ruimte bieden aan de ecologische ontwikkeling.

In het ideale geval hebben sloten voldoende diepte waardoor de wateren niet te snel op warmen, de zuurstofhuishouding op orde blijft en overmatige kroosgroei beperkt blijft. In voldoende diepe wateren kunnen vissen overleven als het water in de winter dichtvriest. De oevers hebben bij voorkeur een flauw talud waarin ruimte is voor de groei van oeverplanten. In een goed ingericht water is ruimte voor oeverplanten, ondergedoken waterplanten en drijfbladplanten. Deze diversiteit biedt de basis voor een diverse macrofauna en visbestand.

 

Keur en legger wat is het verschil?

De regelgeving voor Rijnland is vastgelegd in verordeningen. In deze verordeningen zijn de procedures geregeld waaraan de ingelanden en het hoogheemraadschap van Rijnland zich moeten houden. De verordeningen beschrijven wat wel en niet mag.

 

De Keur, het Reglement en de legger vormen een drie-eenheid en sluiten naadloos op elkaar aan. In het Reglement van bestuur van Rijnland zijn de taken en verplichtingen van het waterschap beschreven. In de Keur van Rijnland en de bij de Keur behorende beleidsregels zijn deze taken en verplichtingen nader uitgewerkt in ge- en verbodsbepalingen ten aanzien van de waterhuishoudkundige infrastructuur. Op basis van de algemene omschrijvingen uit het Reglement, worden in de legger de onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen nader geconcretiseerd.

 

Inspraak

In een legger zijn de onderhoudsverplichtingen en onderhoudsplichtigen gedetailleerd vastgelegd. Dit voorkomt dat meningsverschillen ontstaan. Als dat toch gebeurt, is de legger een bewijsmiddel dat een rol kan spelen bij juridische uitspraken. Omdat er onderhoudsverplichtingen in de legger zijn opgenomen moet de legger een inspraakprocedure doorlopen. Belanghebbenden krijgen dan de gelegenheid om te controleren of alle gegevens goed zijn opgenomen in de legger. Zonodig kunnen zij bezwaar indienen.

 

1.3 Leeswijzer

De voorwaarden die Rijnland stelt aan de oppervlaktewateren zijn beschreven in hoofdstuk 2, dit zijn de zogenoemde leggerbepalingen. De toelichtingen op de leggerbepalingen zijn in hoofdstuk 3 opgenomen.

 

In deze nota worden veel formele waterschapstermen gebruikt zoals aangeland of primair oppervlaktewater. In bijlage 1 is een verklarende woordenlijst opgenomen waarin deze termen worden toegelicht.

 

De wettelijke kaders van de legger zijn in bijlage 2 weergegeven.

 

2. Leggerbepalingen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de voorwaarden opgenomen waar de oppervlaktewateren aan moeten voldoen. Het gaat daarbij om:

  • De ligging van de oppervlaktewateren en de vereiste afmetingen.

  • Wie verantwoordelijk is voor het onderhoud.

  • Wat deze onderhoudsplicht inhoudt.

 

In onderstaande figuur is schematisch de dwarsdoorsnede van een oppervlaktewater weergegeven. De diverse termen zijn in bijlage 1 nader toegelicht.

 

2.2 Leggerbepalingen

Artikel 1: categorieën oppervlaktewateren

De in de legger vastgelegde wateren zijn alle oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden in het Reglement in artikel 1 naar functie onderscheiden in:

Categorie

Lengte

Toelichting

Primair

Circa 2.300 kilometer

Oppervlaktewateren met een belangrijke functie (een regionaal belang) in de wateraan- en afvoer en/of waterberging en/of voor de instandhouding van de waterkering

Overig

Circa 10.800 kilometer

Oppervlaktewateren met een voornamelijk lokale transportfunctie en/of welke een zekere drooglegging (ontwatering) dienen te geven

 

Artikel 2: werkingsgebied legger oppervlaktewateren

In de legger oppervlaktewateren zijn de volgende zoneringen vastgelegd:

Zone

Breedte

Toelichting

Waterstaatswerk

breedte is locatie afhankelijk

Centrale gedeelte van een oppervlaktewater, van insteek tot insteek

Beschermingszone

  • Primaire oppervlaktewateren 5 meter breed

  • Overige oppervlaktewateren 2 meter breed

De afmetingen van de beschermingszone zijn gebaseerd op de ruimte die noodzakelijk is voor het uitvoeren van onderhoud en/of inspectie

 

Artikel 3: onderhoudsplichtigen

Welke persoon of instantie (gedeeltelijk) onderhoudsplichtig is voor het waterstaatwerk is vastgelegd in de legger. Bij de toedeling van de onderhoudsplichtigen zijn onderstaande regels toegepast.

Categorie

Onderhoudsverdeling waterstaatwerk

 

Natprofiel

Taluds

Primair

Rijnland

Aangeland

Overig - stedelijk gebied

Kadastrale eigenaren

Aangeland

Overig - meren

Kadastrale eigenaren

Aangeland

Overig - boezem

Kadastrale eigenaren

Aangeland

Overig - polder

Aangeland*

Aangeland

*Ieder voor de halve breedte en naar de lengte van zijn recht

 

Artikel 4: onderhoudsverplichtingen

De onderhoudsplicht met betrekking tot het waterstaatswerk omvat:

 

1. Gewoon onderhoud natprofiel

De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede staat van het natprofiel van de oppervlaktewateren door:

  • a.

    het verwijderen van overmatige plantengroei, voorwerpen, materialen en stoffen die de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water hinderen.

  • b.

    het vóór door het bestuur aangekondigde schouwdata, schonen van oppervlaktewateren door het maaien en verwijderen van begroeiingen anders dan die dienen tot verdediging van de taluds.

  • c.

    In aanvulling op het gestelde in lid a. en b. geldt dat in oppervlaktewateren langs de oeverlijn vegetatie mag blijven staan conform het bepaalde in onderstaande tabel.

Categorie

Breedte oppervlaktewater

op de waterlijn

Toelaatbare begroeiing

Overig

< 2 meter

Begroeiing in het natprofiel niet toegestaan

Overig

≥ 2 meter en <6 meter

Begroeiing aan elke oever over 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater toegestaan

Overig

≥ 6 meter

Begroeiing aan elke oever over 1/5 van de breedte van het oppervlaktewater toegestaan, met een maximum van 6 meter

 

2. Buitengewoon onderhoud natprofiel

  • a.

    De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewateren zijn verplicht deze in stand te houden naar vorm, richting en constructie. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

Categorie

Vereist profiel tov. schouwpeil (ingreepmaat)

primair

Het vereiste minimale profiel is per oppervlaktewater in de legger weergegeven

Overig – stedelijk

Minimale waterdiepte: 0,75 meter*. Taluds 1:3.

Indien de vaste bodem hoger ligt, dan nooit dieper dan de vaste bodem

Overig - landelijk

Minimale waterdiepte: 0,5 meter*. Taluds 1:3.

Indien de vaste bodem hoger ligt, dan nooit dieper dan de vaste bodem

* Betreffende dieptematen gelden alleen indien de grondslag en de breedte dit toelaten, anders is een afwijkend profiel toegestaan, zie toelichting.

  • b.

    De in de legger weergegeven waterdiepte is de ingreepmaat. De onderhoudsmaat ligt daar maximaal 0,2 meter onder.

  • c.

    Na beoordeling door Rijnland kan als gevolg van lokale omstandigheden (bijvoorbeeld loopzand, onstabiele waterbodems en dergelijke) afgeweken worden van de hierboven weergegeven afmetingen. Als dit het geval is, wordt dat in de legger vastgelegd.

 

3. Onderhoud taluds

De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede staat van de taluds door het behoorlijk in stand houden van de taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de afvoer en/of aanvoer van water wordt gehinderd, dan wel dat aangelegde onderhoudsstroken en/of afrasteringen door inzakking worden bedreigd. Deze zorg omvat ook het maaien van het bovenwater gelegen talud.

 

Artikel 5: overgangsbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Alle hiervoor genoemde artikelen zijn ook van toepassing op oppervlaktewateren die nog niet in de legger zijn vastgelegd. Daarbij geldt dat betreffende oppervlaktewateren door de onderhoudsplichtigen in stand moeten worden gehouden: overeenkomstig de voorwaarden zoals vermeld in de verleende ontheffing of, indien geen ontheffing voorhanden is, de oorspronkelijke richting, vorm, afmeting en constructie.

  • 2.

    De overige boezemoppervlaktewateren in onderhoud van particulieren die als zodanig in de legger zijn opgenomen, worden en zijn vanaf 2004 eenmalig door en op kosten van Rijnland op de voorgeschreven afmetingen gebracht en dienen vervolgens door de onderhoudsplichtigen op die afmetingen te worden gehouden.

  • 3.

    Voor de overige polderoppervlaktewateren die in deze legger een grotere leggerdiepte krijgen dan voorheen, geldt dat de meerkosten als gevolg van deze eenmalige verdieping eenmalig voor rekening van Rijnland komen.

  • 4.

    Deze legger treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking. Op die datum wordt de tot dan toe geldende legger oppervlaktewateren ingetrokken.

  • 5.

    Deze legger wordt aangehaald als: legger oppervlaktewateren.

 

3. Toelichting leggerbepalingen

3.1 Toelichting artikel 1: categoriën oppervlaktewateren

Welke oppervlaktewateren worden in de legger opgenomen?

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is Rijnland verantwoordelijk voor het waterbeheer in een gebied dat globaal ligt in de vierhoek: Amsterdam - IJmuiden - Wassenaar - Gouda. Één van de taken is het zorgen voor het afvoeren van het wateroverschot in natte perioden en het aanvoeren van water in droge perioden. Om deze taak goed uit te kunnen voeren heeft Rijnland circa 375 gemalen en circa 13.000 kilometer aan oppervlaktewateren in beheer. Gezien de belangen die met goed peilbeheer samenhangen, is het essentieel dat er voldoende oppervlaktewater aanwezig is. Elke vierkante meter oppervlaktewater is daarbij nodig. We investeren daarbij fors om de afvoercapaciteit waar mogelijk uit te breiden en voeren een streng beleid ten aanzien van dempingen. Hiervoor is het noodzakelijk dat we een goed overzicht hebben waar alle oppervlaktewateren liggen. Dit overzicht wordt vastgelegd in de legger. In de periode 2007 - 2009 hebben we gewerkt aan een nieuwe legger voor de oppervlaktewateren. Dit was een grootschalige operatie waarbij in principe alle - met elkaar in verbinding staande - oppervlaktewateren op basis van nauwkeurige luchtfoto’s zijn vastgelegd in de legger oppervlaktewateren. Van het kleinste slootje tot en met het grootste meer, inclusief een aantal in de zomer droog vallende sloten.

 

Kleine waterpartijen* die niet in directe verbinding staan met de rest van het watersysteem en die niet van belang zijn voor het watersysteem, zijn niet in de legger opgenomen. Waar dit toch het geval is, worden deze na melding aan Rijnland uit de legger gehaald. In die gevallen waar er discussie is of een waterpartij nu wel of niet tot de legger behoort, bepaalt Rijnland in overleg met de belanghebbenden wat in voorkomende gevallen de beste oplossing is. (*privevijvers, regenwaterbassins en dergelijke).

 

3.2 Toelichting artikel 2: werkingsgebied legger oppervlaktewateren

Gemiddelde breedte

De in de legger weergegeven breedte is geen ‘vereiste breedtemaat of een ontwerp parameter, maar ‘slechts’ een weergave van de gemiddelde breedte voor dat traject. In de praktijk varieert de breedte van een oppervlaktewater altijd. Bij een groot aantal oppervlaktewateren is deze variatie beperkt, slechts enkele decimeters, maar er zijn oppervlaktewateren waar de variatie groot kan zijn. Voor de werkelijke breedte van een oppervlaktewater op een bepaalde locatie wordt verwezen naar de leggerkaart.

 

3.3 Toelichting 3: onderhoudsplichtigen

Natprofiel, primaire oppervlaktewateren

Uitgangspunt voor de toewijzing van de onderhoudsplicht is dat diegene die het meeste belang heeft bij het onderhoud, verantwoordelijk is voor het onderhoud. Op basis van het Reglement is Rijnland verantwoordelijk voor het onderhoud van het natprofiel van primaire oppervlaktewateren. Achterliggende reden is het algemene zwaarwegende maatschappelijke belang van deze categorie oppervlaktewateren.

 

Er zijn situaties, zoals op het terrein van de luchthaven Schiphol of langs (spoor)wegen, waar Rijnland het onderhoud aan primaire oppervlaktewateren zelf niet goed kan uitvoeren. In die gevallen worden met betreffende beheerders maatwerkafspraken gemaakt welke in het beheerregister worden vastgelegd. Uitgangspunts hierbij is dat Rijnland verantwoordelijk blijft voor het onderhoud, maar het onderhoud via een overeenkomst door een derde partij laat uitvoeren.

 

Overige oppervlaktewateren

De aangelanden/kadastrale eigenaren van overige oppervlaktewateren zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van het natprofiel. Zij hebben in principe het meeste baat bij het goed functioneren van het oppervlaktewater en dus met goed onderhoud. Tevens geldt dat elk jaar een efficiente onderhoudsslag plaatsvindt door enerzijds de eigen inzet van middelen, arbeid en afzet op de kant en anderzijds de druk van een effectieve schouw.

 

Dat er een verschil in onderhoudsplicht is tussen de boezem (de kadastrale eigenaren) en de polders (aangelanden) is historisch zo gegroeid. Dit wijzigen heeft verschillende consequenties: belangrijkste is dat er met duizenden onderhoudsplichtigen afspraken moeten worden gemaakt over wisseling/overdracht van taken. Aangezien de noodzaak van wijzigen niet groot is, is bij de leggerwijziging in 2009 uit praktische overwegingen besloten dit verschil te handhaven.

 

Wel is bij de leggerwijziging in 2009 besloten dat ook alle overige polderoppervlaktewateren in stedelijk gebied, net als in de boezem, in onderhoud komen bij de kadastrale eigenaren. Dit sluit beter aan bij de praktijk waarbij (grote) wateren in stedelijk gebied over het algemeen in eigendom zijn van gemeenten en het belang dat gemeenten (als vertegenwoordiger van alle inwoners in een gemeente) hebben bij goed onderhoud. Als aangelanden in stedelijk gebied verantwoordelijk zouden zijn voor het onderhoud, zijn dus ook langs grote waterpartijen wonende particulieren verantwoordelijk voor het onderhoud van de helft van betreffende waterpartijen. Dergelijk onderhoud kunnen particulieren niet (goed) uitvoeren en sluit ook niet aan bij het gebruik van de stedelijke wateren, omdat in principe alle inwoners van een gemeente baat hebben bij goed onderhoud en niet alleen de mensen die er toevallig langs wonen.

 

Taluds

De aangelanden zijn aangewezen als onderhoudsplichtige van de taluds. Reden hiervoor is dat de aangeland het meeste baat heeft bij een goed onderhouden talud.

 

Veel taluds hebben een oeververdediging: houtenbeschoeiing, stalen damwand, gemetselde kademuur en dergelijke . De redenen dat deze oeververdedigingen zijn geplaatst zijn divers: waterstaatkundig, vaarwegbeheer, wegbeheer en dergelijke. In de legger ondersteunende kunstwerken wordt vastgelegd wie onderhoudsplichtige is van de oeververdedigingen.

 

Overige oppervlaktewateren die door Rijnland worden onderhouden

In een aantal gevallen is Rijnland verantwoordelijk voor het onderhoud van overige oppervlaktewateren:

  • Overname stedelijke water: Rijnland heeft sinds 2002 de intentie om het onderhoud van de stedelijke wateren over te nemen van betreffende gemeenten en particulieren. Hiertoe is een overname traject gestart. Inmiddels heeft Rijnland met diverse gemeenten afspraken gemaakt, te weten: Alpen aan den Rijn, Zoetermeer, Haarlemmermeer en Haarlem. Deze afspraken zijn verwerkt in de legger.

  • Op basis van oude leggers: In de oude leggers van de voormalige waterschappen was Rijnland (en zijn voorgangers) in een aantal gevallen aangewezen als onderhoudsplichtige van overige oppervlaktewateren. Deze onderhoudsverplichtingen zijn één op één overgenomen in de nieuwe legger. In principe heeft Rijnland in betreffende wateren geen belang en zal de onderhoudsplicht worden overgedragen aan de betreffende kadastrale eigenaren/aangelanden. Dit geldt ook voor de kadastrale percelen die niet meer functioneel in gebruik zijn (zie het onderstaande punt).

  • Rijnland is kadastrale eigenaar of aangeland: Indien Rijnland zelf aangeland of kadastrale eigenaar is van een overig oppervlaktewater, is Rijnland dus ook verantwoordelijk voor (een deel) van het onderhoud.

  • Molens in beheer van Rijnlandse molenstichting: Met de Rijnlandse Molenstichting zijn afspraken gemaakt over het onderhoud van polderwateren die in verbinding staan met de molens die de stichting beheert.

 

3.4 Toelichting 4: onderhoudsverplichtingen

Ruimte voor begroeide oevers

Voor goed waterbeheer is het van belang dat oppervlaktewateren goed worden onderhouden. In natte perioden moet het overtollige water naar de gemalen kunnen stromen om het water weg te pompen en in droge tijden moet water juist worden aangevoerd. Dit betekent niet dat alle vegetatie in oppervlaktewateren moet worden verwijderd. In tegendeel zelfs. Groene, begroeide oevers bieden ruimte aan veel soorten planten, insecten en vissen. Daarnaast levert een begroeide oever een natuurlijke bescherming tegen afkalving en uitspoeling van voedingsstoffen van het land naar het water.

 

Veel oppervlaktewateren zijn breder dan voor de wateraanvoer en waterafvoer strikt noodzakelijk. Dit betekent dat er ruimte aanwezig is om begroeiing te laten staan. Daarbij geldt wel dat er geen sprake mag zijn van verlanding. In de legger wordt hier als volgt mee om gegaan:

  • In primaire oppervlaktewateren wordt de vegetatie gemaaid conform de voorwaarden zoals ze worden vastgelegd in het ‘onderhoudsplan schonen watergangen’.

  • Voor overige wateren is de toelaatbare begroeiing in artikel 4.1.c bepaald per breedteklasse van het oppervlaktewater.

  • Maatwerk: Als onderhoudsplichtigen dat wensen kan er, op grond van artikel 2.2.1 lid 3 van de Keur, onder voorwaarden een afwijkend onderhoudsregime worden aangevraagd. Samen met de aanvrager beoordeelt Rijnland welk soort onderhoud en/of profiel gewenst is en of dit qua andere functies, zoals de wateraanvoer en waterafvoer, ook mogelijk is. De afspraken hierover worden vastgelegd in een onderhoudsplan en middels een aparte zonering vastgelegd op de leggerkaart.

 

Leggerafmetingen

In artikel 4.2 zijn de vereiste afmetingen opgenomen. Deze zijn gebaseerd op:

  • de waterkwantiteit: de voor de wateraanvoer en waterafvoer en het bergend vermogen vereiste afmetingen.

  • de waterkwaliteit: de vanuit de waterkwaliteit en de ecologie vereiste afmetingen.

  • de praktijk: het vanuit de praktijk haalbare profiel.

 

Voor de primaire oppervlaktewateren is per oppervlaktewater rekenkundig bepaald wat de vereiste afmetingen zijn. Daarbij is – ten behoeve van de (ecologische)waterkwaliteit – een minimale waterdiepte van 1,0 meter gehanteerd. Een diepte van tenminste 1,0 meter biedt de randvoorwaarden voor een gezonde zuurstofhuishouding. Dieper water warmt minder snel op dan ondiep water. Het voorkomt zuurstofloosheid, overmatige kroosbedekking en vissterfte, zowel in de zomer als de winter. In brede, diepe wateren met een flauw talud is ruimte voor alle groepen waterplanten en oeverplanten. Dit vormt de basis voor een gezond ecosysteem.

 

In de overige oppervlaktewateren zijn de eisen die de (ecologische) waterkwaliteit stelt aan het natteprofiel ‘zwaarder’ dan de waterkwantiteitseisen. Dit betekent dat er geen wateraanvoer en waterafvoerberekeningen nodig zijn om de profielen van de overige oppervlaktewateren te bepalen. Ten behoeve van de algemene waterkwaliteit en ecologie wordt gestreefd naar een waterdiepte van minimaal 0,5 meter in landelijk en 0,75 meter in stedelijk gebied. Dit zorgt voor een goede zuurstofhuishouding en randvoorwaarden voor een gezond ecosysteem. Ondiepere wateren warmen snel op waardoor kroos en alg overmatig kan groeien en vissterfte kan optreden. In ondiepe wateren groeien oeverplanten over de gehele slootbreedte en is er minder diversiteit dan in diepere sloten. Voor de algemene waterkwaliteit is het daarnaast van belang dat de dikte van de baggerlaag niet te groot wordt.

Zowel voor de primaire oppervlaktewateren als de overige oppervlaktewateren geldt dat er in principe nooit dieper wordt gebaggerd dan de vaste bodem. Dit in verband met mogelijk instabiliteit van de ondergrond en de oevers.

 

Bij smalle overige oppervlaktewateren dienen de volgende afwijkende maten te worden toegepast.

Categorie

Breedte op de waterlijn in meters

Waterdiepte

in meters

Minimaal talud

Bodembreedte

in meters

overig -stedelijkk

Overig landelijk

< 1,0

0,15

1:1

Variabel

 

 

1,0 – 1,5

0,25

1:1

> 0,5

 

 

1,5 – 2,0

0,25

1:2

> 0,5

 

 

2,0 – 2,5

0,35

1:2

> 0,5

 

 

2,5 – 3,5

0,5

1:2

> 0,5

 

 

3,5 – 5,0

0,5

1:3

> 0,5

 

X

> 5,0

0,75

1:3

> 0,5

 

Bij waterbodemverontreinigingen geldt dat alles onder de onderhoudsmaat aangemerkt wordt als waterbodemsanering.

 

Legger versus vaarwegbeheer

In de legger oppervlaktewateren worden, conform de Waterwet en de Waterschapswet, alleen die profielen vastgelegd die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de watersysteemtaak. In de legger worden dus geen afmetingen voor andere functies vastgelegd, zoals bijvoorbeeld voor het vaarwegbeheer. Het is aan betreffende (vaarweg)beheerders om eventuele afwijkende profielen te borgen. Waar nodig leggen we dit soort gegevens vast in het beheerregister.

 

Bepaling vaste bodem

In het STOWA rapport ´inventarisatie meetmethoden voor het bepalen van baggervolumes’ is beschreven op welke wijze de hoogteligging van de sliblaag en de vaste bodem moeten worden bepaald.

 

(Buiten)gewoon onderhoud versus onderhoud taluds

Doel van artikelen 4.1 en 4.2 is om de wateraanvoerfunctie en de waterafvoerfunctie van oppervlaktewateren te kunnen blijven garanderen door bagger en begroeiing in het natprofiel te verwijderen. Indien een oever steiler is dan volgens de legger noodzakelijk, is de onderhoudsplichtige van het natprofiel op basis van artikel 4.2 niet verplicht het te steile/onstabiele talud weer minder steil cq. stabiel te maken. Die verplichting ligt op grond van artikel 4.3 bij de aangeland.

 

Meren en plassen

Meren zijn dermate complex dat het niet mogelijk is in de legger de gewenste minimale inrichtingscriteria vast te leggen. De weergegeven waterdiepten zijn dan ook slechts indicatief en gebaseerd op de gemiddelde waterdiepte. Lokaal kan en mag de waterdiepte flink afwijken.

 

Wat valt niet onder de onderhoudsplicht?

De volgende zaken vallen niet onder de onderhoudsplicht:

  • Verwijderen van welvaartsvuil uit het water: dit is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker of, indien de veroorzaker niet duidelijk aanwijsbaar is, de gemeente.

  • Verwijderen kadavers en dode vis uit het water: dit is in belang van de volksgezondheid. Voor het verwijderen van kadavers en dode vis uit het water is vanuit de regelgeving geen duidelijke verantwoordelijke organisatie aan te wijzen. Met de gemeenten worden hierover nadere afspraken gemaakt. Doel is dat dode dieren zo snel mogelijk uit het water zijn om problemen met waterkwaliteit, botulisme en volksgezondheid te voorkomen. Het streven is om dat integraal te doen.

  • Verwijderen van wrakken uit het water: op basis van de Wrakkenwet kan de beheerder van een oppervlaktewater wrakken uit het water verwijderen indien de taken van de beheerder worden gehinderd.

  • Verwijderen van kroos(varen) en andere drijflagen (bijvoorbeeld blauwalgen): er is geen wetgeving/regel die voorschrijft dat drijflagen moeten worden verwijderd. De groei van kroos(varen) en blauwalgen kan wel leiden tot overlast voor waterkwantiteit (verstoppingen) en/of waterkwaliteit (zuurstofloosheid en vervolgens ernstige stankoverlast). Pas dan nemen we actie om drijflagen te (laten) verwijderen of andere maatregelen om de (stank)overlast te verminderen.

  • Verwijderen van exotische waterplanten (invasieve soorten):er is (nog) geen wetgeving/regel die voorschrijft dat exoten moeten worden verwijderd. Echter, om te voorkomen dat watergangen volledig dichtgroeien en inheemse waterplanten verdringen zullen wij dergelijke invasieve soorten vroegtijdig opsporen en verwijderen. Zowel in primair als in overig oppervlaktewater.

  • Verwijderen waterplanten ten behoeve van andere doeleinden (bijvoorbeeld recreatie): waterplanten worden alleen gemaaid als ze de aan- en afvoer van water belemmeren en/of een nadelig effect hebben op de waterkwaliteit.

 

3.5 Toelichting 5: overgangsbepalingen

Overige boezemoppervlaktewateren

Op grond van keurartikel 29, lid 5 (oude keur) en artikel 31 (Keur 2006) is Rijnland verantwoordelijk voor het voor de eerste keer op diepte brengen van de overige oppervlaktewateren in de boezem (oudeterm ‘secundaire boezemwateren’). In de notitie Onderhoudsplicht, mei 2000 is keurartikel 29, lid 5 nader uitgewerkt, waarbij het de eerste keer op diepte brengen van toepassing is verklaard op overige oppervlaktewateren in de boezem (oude term ‘secundaire boezemwatergangen’) waarvan de onderhoudsplicht bij particulieren berust.

 

Met ingang van 2004 is Rijnland gestart met het baggeren van betreffende oppervlaktewateren. Zoals in het artikel staat aangegeven vervalt, nadat Rijnland na 2004 een oppervlaktewater op diepte heeft gebracht, de onderhoudsplicht weer aan de kadastrale eigenaar.

 

Overige polderoppervlaktewateren

Een aantal overige polderwateren heeft bij de leggeractualisatie in 2009 om waterkwaliteitsredenen een iets diepere leggermaat dan voorheen. Als uitgangspunt daarvoor geldt de meest recente leggers van de voormalige waterschappen Wilck & Wiericke, De Oude Rijnstromen en Groot Haarlemmermeer. In WBP2 en WBP3 is bepaald dat de kosten van deze eenmalige verdieping (ten opzichte van de vorige leggerdiepte) van oppervlaktewateren niet ten laste komen van de onderhoudsplichtigen, maar van Rijnland. Dit omdat de verdieping nodig is voor verbetering van de waterkwaliteit.

 

Bijlage 1: Definities

In deze legger wordt verstaan onder:

  • 1.

    Aangeland (aanliggend perceeleigenaar): degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van aan het waterstaatswerk grenzende percelen. Conform de jurisprudentie is dat degene die binnen een halve meter van de insteek de perceeleigenaar is;

  • 2.

    Bergingscapaciteit: het volume water dat geborgen kan worden tussen het vastgestelde waterpeil en het aanvaardbaar hoogste peil;

  • 3.

    Waterbergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied of locatie, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen en ook als waterbergingsgebied op de leggerkaart is opgenomen;

  • 4.

    Beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van het waterstaatswerk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;

  • 5.

    Drooglegging: het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een oppervlaktewater en het grondoppervlak;

  • 6.

    Duiker: een constructie die oppervlaktewateren door een grondlichaam heen met elkaar verbindt;

  • 7.

    Insteek: de snijlijn van het schuine talud (oeverhelling) met het horizontaal gelegen grondoppervlak, dan wel de plaats van een aanwezige oeververdediging;

  • 8.

    Ingreepmaat: de minimaal vereiste waterdiepte ten opzichte van schouwpeil. In de praktijk zal gebaggerd worden tot onder de ingreepmaat om te voorkomen dat de minimale diepte (spoedig weer) wordt overschreden;

  • 9.

    Kant water: de grenslijn tussen water en oever bij het schouwpeil;

  • 10.

    Legger: openbaar register van de beheerder, waarin de onderhoudsplicht en de gewenste of vereiste (onderhouds)toestand van wateren, waterkeringen en andere waterhuishoudkundige werken en voorzieningen zijn aangegeven, evenals de keurbegrenzingen;

  • 11.

    Natuurvriendelijke oever: door Rijnland als zodanig aangewezen oevers die ten behoeve van de ecologisch toestand en (natte) natuurwaarden zijn ingericht met een ondiepe 'natte' zone die oever- en watervegetatie de kans bieden zich te ontwikkelen;

  • 12.

    Natprofiel: het, ten opzichte van schouwpeil, onder de waterspiegel gelegen oppervlakte van de dwarsdoorsnede van een oppervlaktewater;

  • 13.

    Oppervlaktewater(lichaam): samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens deze wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. De term ‘oppervlaktewaterlichaam’ is de formele term uit de Waterwet. In deze legger wordt de verkorte term ‘oppervlaktewater’ gebruikt;

  • 14.

    Overige oppervlaktewateren: oppervlaktewateren met een voornamelijk lokale transportfunctie en/of welke een zekere drooglegging (ontwatering) dienen te geven;

  • 15.

    Primaire oppervlaktewateren: oppervlaktewateren met een belangrijke functie (een regionaal belang) in de wateraanvoer en/of waterafvoer en waterberging en/of voor de instandhouding van de waterkering;

  • 16.

    Onderhoudsdiepte: de maximale waterdiepte tot waar gebaggerd mag worden;

  • 17.

    Onderhoudsplicht: de aansprakelijkheid voor onderhoud van bij het waterschap in beheer zijnde objecten, zoals in de legger of in voorschriften bij ontheffingen is aangegeven;

  • 18.

    Onderhoudsplichtigen: natuurlijke personen of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater;

  • 19.

    Ondersteunend kunstwerk: kunstwerken en bijzondere constructies die deel uitmaken van het oppervlaktewater of waterbergingsgebied en van invloed zijn bij het waterbeheer, dan wel maatschappelijk relevant zijn;

  • 20.

    Overige kunstwerken: kunstwerken die niet ondersteunend zijn, maar waarop wel een onderhoudsverplichting van kracht is;

  • 21.

    Peilbesluit: een door de waterbeheerder, op basis van integrale belangenafweging opgesteld besluit, waarin de streefpeilen voor het oppervlaktewatersysteem zijn vastgelegd. Het opstellen van peilbesluiten is een verplichting uit de Waterwet;

  • 22.

    Peilregulerend kunstwerk: kunstwerk voor het regelen van het waterpeil;

  • 23.

    Peilscheidend kunstwerken: kunstwerk voor het scheiden van twee verschillende waterpeilen;

  • 24.

    Schouwpeil:

    • a.

      Het schouwpeil komt, in die gebieden waarvoor in het peilbesluit van dat gebied een winterpeil is vastgesteld, overeen met het winterpeil;

    • b.

      In gebieden waarvoor in het peilbesluit een flexibelpeil is opgenomen komt het schouwpeil overeen met het daarin genoemde peil. Als alleen de boven en onder grens zijn aangegeven komt het schouwpeil overeen met het gemiddelde van de boven en ondergrens. In die gebieden waar het schouwpeil mag uitzakken is het schouwpeil gelijk aan de ondergrens;

    • c.

      Voor die gebieden waarvoor geen peilbesluit is vastgesteld komt het schouwpeil overeen met het gewoonlijk door of vanwege het college, in dat gebied gehandhaafd peil in de winterperiode;

  • 25.

    Stedelijk gebied: dit vlak is opgebouwd op basis van de Basisregistratie topografie (TOP 10NL) en dan de soorten plaats, bewoond gebied en buurtschap. Op de leggerkaart is de begrenzing van het stedelijk gebied weergegeven;

  • 26.

    Talud: glooiing, schuine, verhoogde kant van een berm, waterland, enz. Bij water de zijdelingse begrenzing tussen waterbodem en grondoppervlak, bij waterkeringen gelegen tussen de (min of meer) horizontale bovenzijde en de teen van het dijklichaam (helling tussen 1:1 en 1:10);

  • 27.

    Waterdiepte: verticale afstand tussen waterspiegel en bodem van een oppervlaktewater (de ingreepmaat);

  • 28.

    Waterstaatswerk:

    • a.

      een oppervlaktewaterlichaam, waterbergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk;

    • b.

      nog niet in de legger opgenomen wateren die gegraven worden na de inwerking treden van deze legger;

  • 29.

    Waterspiegel / Waterlijn: het grensvlak tussen water en lucht;

  • 30.

    Watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende waterbergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

  • 31.

    Welvaartsvuil: vuil dat door toedoen van mensen in het water is geraakt, zoals, fietsen, piepschuim, winkelwagentjes etc. Plantenresten die vrij zijn gekomen door onderhoudswerkzaamheden (baggeren en maaien van het oppervlaktewater) vallen daar niet onder;

  • 32.

    Winterpeil: het peil dat in het betreffende peilbesluit voor de winterperiode (globaal 1 september – 1 april) geldt of, bij het ontbreken ervan, in de praktijk wordt nagestreefd;

  • 33.

    Zomerpeil: het peil dat in het betreffende peilbesluit voor de zomerperiode (globaal 1 april – 1 september) geldt of, bij het ontbreken ervan, in de praktijk wordt nagestreefd;

 

Bijlage 2: Wettelijke kaders

Rijnland is op grond van de volgende regelgeving verplicht tot het opstellen van een legger:

  • Waterwet.

  • Waterschapswet.

  • Waterverordening Rijnland.

  • Reglement van bestuur Rijnland.

 

Waterwet, artikel 5.1

De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.

 

Waterschapswet, artikel 78 lid 2

Tevens stelt het algemeen bestuur vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.

 

Waterverordening Rijnland, artikel 4.1

De legger bedoeld in artikel 5.1 van de wet bevat, in aansluiting op het bepaalde in het eerste en tweede lid van dat artikel, in ieder geval:

  • a.

    het lengteprofiel en de dwarsprofielen van de primaire en regionale waterkeringen, alsmede het profiel van vrije ruimte.

  • b.

    de gemiddelde dwarsprofielen van de oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden onder beheer van het waterschap.

  • c.

    een omschrijving van de ondersteunende kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de primaire en regionale waterkering onder beheer van het waterschap.

  • d.

    een omschrijving van de ondersteunende kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden onder beheer van het waterschap.

 

Reglement van bestuur Rijnland, artikel 5

  • 1.

    De onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen betreffende waterkeringen en wateren worden aangegeven respectievelijk vastgelegd in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

  • 2.

    In de legger wordt vermeld wat de functie is van het desbetreffende waterstaatswerk, wie met het onderhoud is belast en wat het onderhoud omvat.

  • 3.

    Ten aanzien van de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.