Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand De Fryske Marren 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand De Fryske Marren 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2022 | nieuwe regeling | 14-04-2022 | Z.696245 |
Artikel 2. Recht op bijzondere bijstand 2
Artikel 3. Hoogte van de bijstand 4
Artikel 4. Algemene medische kosten 7
Artikel 5. Specifieke medische kosten 7
Artikel 6. Begrafenis- en crematiekosten 11
Artikel 7. Juridische kosten 12
Artikel 8. Jongeren van 18 tot en met 20 jaar 14
Artikel 9. Kosten babyuitzet 14
Artikel 13. Kosten van verhuizing, eerste maand huur en inrichtingskosten 18
Artikel 14. Woonkostentoeslag 21
Artikel 15. Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting 25
Artikel 16. Kosten vaste lasten tijdens detentie 26
Artikel 17. Verblijfsvergunning 26
Bijlage 1: Lijst van afkortingen relevante organisaties en begrippen 28
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet (GW).
Artikel 2. Recht op bijzondere bijstand
a.Geen ondersteuning mogelijk vanuit het eigen sociaal netwerk
Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als belanghebbende redelijkerwijs geen beroep kan doen op ondersteuning vanuit het eigen sociale netwerk. Bij het beoordelen van het recht wordt onderzocht of het sociale netwerk van belanghebbende, in relatie tot de kosten, een rol kan spelen in het beperken of voorkomen van bijzondere bijstand.
b.De kosten moeten bijzonder zijn
De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt.
c.De kosten moeten noodzakelijk zijn
Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, kan het college advies bij een externe deskundige inwinnen. In artikel 14 Participatiewet worden een aantal kosten genoemd die in ieder geval niet noodzakelijk zijn.
d.Oorzaak komt voort uit individuele omstandigheid
De in deze beleidsregels genoemde kosten kunnen, voor zover zij voldoen aan de nadere bepalingen die in deze regels zijn opgenomen, worden gezien als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en vermogen, zoals genoemd in aanmerking voor bijstandsverlening, conform de bepalingen die ter zake in de beleidsregels zijn opgenomen.
e.De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald
Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht. Dit betekent dat het college zelf kan bepalen welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het bepalen van het inkomen en het vermogen.
Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de wet, ligt ook het niveau van de voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequate oplossing biedt voor noodzakelijke kosten, als passend wordt geacht.
Besparingskosten zijn kosten die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden. Dit zijn kosten die een inwoner ook maakt als er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn of waren. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand, wordt nagegaan of er sprake is van besparingskosten. Van besparingskosten is bijvoorbeeld sprake bij orthopedisch schoeisel. Want iedereen besteedt van tijd tot tijd geld aan schoenen. De besparingskosten worden in mindering gebracht op de hoogte van de bijzondere bijstand. De hoogte van deze besparingskosten wordt vastgesteld op basis van het bedrag dat hiervoor in de Nibud prijzengids is vermeld.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van een voorliggende voorziening, die voor een belanghebbende en/of zijn gezin gezien haar aard en doel passend en toereikend kan worden geacht.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een uitkering om niet, tenzij anders bepaald in deze beleidsregels en/of naar het oordeel van het bestuur ten aanzien van belanghebbende zich omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48, lid 2 Participatiewet.
j.Eigen risico zorgverzekering
Voor het eigen risico in de zorgverzekering wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Het verplichte eigen risico is een algemene maatregel die geldt voor alle verzekerden. Als men er daarnaast voor heeft gekozen een vrijwillig een hoger eigen risico af te sluiten, komt ook deze niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Voor veel voorzieningen geldt een (inkomensafhankelijke) wettelijke eigen bijdrage. Denk aan de eigen bijdrage die vanuit de Wmo 2015 worden opgelegd voor maatwerkvoorzieningen, zoals bij hulp bij het huishouden.
l. Inkomensafhankelijke bijdrage
Vergoeding van de inkomensafhankelijke eigen bijdragen is niet mogelijk. Bovendien wordt vanuit de AV Frieso in deze kosten voorzien. Deelname aan deze collectieve aanvullende verzekering staat open voor personen met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en weinig vermogen. Voor wettelijke eigen bijdragen wordt (zowel niet- als wel inkomensafhankelijke) geen bijzondere bijstand verleend.
2.Moment van aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)
Het wettelijke uitgangspunt is dat een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend moet zijn voordat de kosten zijn gemaakt.
Uit praktische overwegingen kan een aanvraag nog worden ingediend voor kosten die tot maximaal twee maanden voor de aanvraagdatum zijn opgekomen. Deze zogenaamde terugwerkende kracht beperkt zich tot kosten waarvan de noodzaak nog kan worden aangetoond.
Voorwaarde is dat de inwoner ten tijde van het ontstaan van de kosten niet over voldoende middelen beschikte. De terugwerkende kracht geldt in ieder geval niet voor de kosten van woninginrichting, omdat dit kosten zijn waarvan de noodzaak moeilijk aangetoond kan worden als de kosten eenmaal gemaakt zijn. Wanneer een inwoner een aanvraag indient voor kosten die langer dan twee maanden geleden zijn opgekomen, dan wel gemaakt, moet altijd onderzocht worden of er bijzondere omstandigheden dan wel dringende redenen zijn die bijstandsverlening rechtvaardigen.
Artikel 3. Hoogte van de bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de kosten en de aanwezige draagkracht.
1.In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht
Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand, conform de artikelen 31, 32 en 33 van de Participatiewet. Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen genoemd in artikel 31 lid 2 van de Participatiewet niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend, met uitzondering van de huurtoeslag indien de aanvraag bijzondere bijstand betrekking heeft op de woonkosten.
Uitgangspunt is het periodieke inkomen over de maand direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan. Wanneer de inkomsten maandelijkse wisselen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de afgelopen zes maanden direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.
De vermogensgrens wordt voor de bijzondere bijstand afwijkend vastgesteld. De vermogensgrens bedraagt 50% van de toepasselijke vermogensgrens uit artikel 34 Participatiewet plus eenmaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Gespaard vermogen tijdens de bijstand wordt niet vrijgelaten. Middelen die door de aanvrager zijn ontvangen via compensatieregelingen (bijvoorbeeld in verband met de Toeslagenaffaire) worden wel vrijgelaten. In de woning gebonden vermogen voor zover dit minder bedraagt dan vastgestelde norm wordt vrijgelaten.
De draagkrachtberekening bestaat uit twee onderdelen. Draagkracht in vermogen en draagkracht in inkomen.
a.Draagkrachtpercentage naar vermogen
Al het vermogen boven 50% van de geldende vermogensgrens plus eenmaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt voor 100% in aanmerking genomen. Vermogen dat is gespaard tijdens de bijstand wordt niet vrijgelaten. Dit geldt voor alle kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, alsmede voor de minimaregelingen, behalve voor de individuele inkomenstoeslag. De vermogensgrens voor de individuele inkomenstoeslag is geregeld in artikel 36 Participatiewet. Van het saldo op de lopende rekening wordt niet maximaal eenmaal de toepasselijke bijstandsnorm in mindering gebracht.
b.Draagkrachtpercentage naar inkomen
Als het netto inkomen inclusief vakantietoeslag:
c.Kostensoorten afwijkend draagkrachtregime
Wanneer het een aanvraag betreft voor kosten die naar hun aard behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan of als er sprake is van een aanvraag voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele, dan geldt het afwijkend draagkrachtregime als bedoeld onder d. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende kostensoorten:
Als het inkomen incl. vakantietoeslag hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm incl. vakantietoeslag (incl. de kostendelersnorm) dan wordt al het meerdere inkomen dat boven deze grens uitkomt voor 100% in aanmerking genomen als draagkracht.
e.Traject schuldsanering in kader WSNP
Wanneer iemand in een traject voor schuldsanering zit in het kader van de Wet Schuldsanering natuurlijke personen wordt alleen het inkomen waarover men daadwerkelijk kan beschikken tot het inkomen gerekend. Hetzelfde geldt voor personen die in een minnelijk traject bij een schulddienstverlener via de gemeente zitten of loonbeslag hebben. Hierbij is het noodzakelijk dat men een vrij te laten bedrag berekening, opgesteld door de schulddienstverlener, overlegt als bewijsstuk.
De kostendelersnorm, zoals bedoeld artikel 22a van de wet, is altijd van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht.
De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht word berekend. De draagkrachtperiode is een periode van twaalf maanden die start op de eerste dag van de maand waarin een nieuwe aanvraag is ontvangen en is dus niet per definitie een kalenderjaar.
b.Aanvraag met terugwerkende kracht
Wanneer er sprake is van terugwerkende kracht bij een aanvraag bijzondere bijstand gaat de draagkrachtperiode in op de eerste van de maand waarin de kosten zijn opgekomen. Dit betekent dat in een situatie waarin de kosten binnen twee maanden voor de aanvraag (of langer) zijn opgekomen, de draagkrachtperiode ook vanaf dat moment dient in te gaan.
5.Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode
In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in principe voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt niet meer aangepast. Tenzij door de wijziging in de draagkracht er niet langer recht bestaat op bijzondere bijstand. Als het inkomen lager wordt, kan dit wel reden zijn om de draagkracht aan te passen. Dit op verzoek van de aanvrager.
Artikel 4. Algemene medische kosten
1.Collectieve zorgverzekering minima (AV Frieso)
De Fryske Marren heeft voor haar inwoners met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen een collectieve verzekering afgesloten bij de Friesland Zorgverzekering, de AV Frieso Compleet. De verzekering bevat de basisverzekering met een aanvullende zorgverzekering (alles verzorgd) én een aanvullende gemeentelijk pakket. Dit betekent dat iedereen die voldoet aan de voorwaarden deze verzekering kan afsluiten en daarmee in aanmerking komt voor een korting op de totale premie en aanvullende vergoedingen. Daarnaast verstrekt de gemeente maandelijks een premiebijdrage aan de zorgverzekeraar ten behoeve van de deelnemers.
Artikel 5. Specifieke medische kosten
De Zorgverzekeringswet (met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering) is een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Naast de basisverzekering kunnen aanvullende verzekeringen worden afgesloten. Een aanvullende verzekering is geen wettelijke voorliggende voorziening, maar een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Het hebben van een aanvullende verzekering voor medische kosten behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.
a.Vaststellen medische noodzaak.
De medische noodzaak van kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, wordt vastgesteld aan de hand van het verstrekkingenpakket van de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. In dit verband is het in beginsel dus niet nodig een advies aan te vragen. Indien er bijzondere bijstand wordt gevraagd voor voorzieningen waarvoor geen voorliggende voorziening voorhanden is, dient een advies te worden opgevraagd bij een onafhankelijk medisch adviseur.
3.Beoordeling en bewijsstukken medische kosten
Het college kan van bepaalde medische kosten - onder omstandigheden - de noodzaak of de bijzondere omstandigheid om andere dan medische reden aanwezig achten. Hierbij moet dan vooral aandacht worden besteed aan de voorwaarden waaronder de noodzaak van genoemde kosten aanwezig is.
Voor de beoordeling van het recht op bijstand zijn de volgende bewijsstukken noodzakelijk:
Bijzondere bijstand in de kosten van het verblijf in een hospice is mogelijk voor zover die kosten niet op grond van een voorliggende voorziening (aanvullende zorgverzekering) vergoed worden en de belanghebbende daarop aanspraak kan maken. De bijzondere bijstand wordt verleend tot het maximale bedrag voor de eigen bijdrage per dag gelijk aan de vergoeding uit de AV Frieso.
In beginsel bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet omdat deze meestal niet medisch noodzakelijk zijn, dan wel niet leiden tot kosten die meer bedragen dan de kosten voor normale voeding. De kosten voor normale voeding kan belanghebbende voldoen uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke norm algemene bijstand. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien er een medische indicatie is voor het volgen van een dieet. De medische indicatie moet worden vastgesteld door een behandelen specialist (geen huisarts).
Dieetpreparaten zijn preparaten die ten opzichte van normale voeding zowel een gewijzigde chemische samenstelling als een gewijzigde fysische vorm hebben. Er bestaat alleen aanspraak in geval van een ernstige slikstoornis, passagestoornis, voedselallergie of stofwisselingsstoornis. Deze preparaten worden door de Wet langdurige zorg vergoed. Als er een advies van een diëtist/specialist aanwezig is waaruit blijkt dat het een dieetpreparaat betreft, kan direct verwezen worden naar de Wet langdurige zorg. De kosten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
c.Alternatieve diëten en voedingssupplementen
Alternatieve diëten en voedingssupplementen komen niet voor vergoeding in de vorm van bijzondere bijstand dan wel vanuit de Zorgverzekeringswet /wet in aanmerking, omdat er geen medische noodzaak aanwezig is.
d.Hoogte van de bijzondere bijstand
In Schulinck / NIBUD-prijzengids is een tabel opgenomen met de meerkosten.
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend. Een vergoeding voor dieetkosten wordt in beginsel voor de duur van één jaar toegekend en maandelijks uitbetaald. Dit houdt in dat na verloop van dat jaar een herbeoordeling dient plaats te vinden.
f.Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Dieetproducten zijn voedingsmiddelen die moeten worden aangeschaft voor een dieet. Als er sprake is van een noodzakelijk dieet en hiervoor dieetproducten moeten worden aangeschaft, kan voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij moet eerst worden nagegaan of de zorgverzekeraar (een deel van) de kosten vergoedt. De meerkosten van dieetproducten zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de prijzengids van het Nibud. De meerkosten worden maandelijks uitbetaald. In beginsel moet voor deze kosten jaarlijks opnieuw bijzondere bijstand worden aangevraagd.
Bij een permanente aandoening kan de bijstand voor onbepaalde tijd worden toegekend waarbij (indien nodig) jaarlijks de draagkracht opnieuw wordt vastgesteld.
Bijzondere bijstand in de kosten voor pruiken is mogelijk voor zover die kosten niet op grond van een voorliggende voorziening (zorgverzekering) vergoed worden en de belanghebbende daarop aanspraak kan maken. De vergoeding is maximaal een bedrag van €750,-, inclusief de vergoeding(en) vanuit de eigen ziektekostenverzekering.
7.Bewassing en kledingslijtage
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
als gevolg van extra wassen in verband met van het noodzakelijke gebruik van bijvoorbeeld zalf sprake is van meer dan normale slijtage. Hoewel het gebruik van zalf het gevolg kan zijn van een lichamelijk gebrek, hoeft dit niet altijd te leiden tot extra bewassing en extra slijtage. Zo leidt het gebruik van crèmes die worden voorgeschreven bij klachten van het bewegingsapparaat niet tot extra waskosten.
Hoogte van de bijzondere bijstand voor bewassing en kledingslijtage
De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende
8.Voormalig alleenstaande ouder
Voor de voormalig alleenstaande ouder waarvan het laatste ten laste komende kind een opleiding volgt waarvoor recht bestaat op Wet studiefinanciering (WSF) of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos), wordt de bijstandsnorm voor een alleenstaande aangevuld vanaf de datum dat het kindgebonden budget eindigt tot de eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het kind 18 jaar is geworden. De aanvulling op de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder, bedraagt 20% van de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd.
Bijzondere bijstand in de kosten voor brillen en contactlenzen bedraagt maximaal € 225,- na aftrek van de eigen bijdrage van € 75,- en wordt eens per 3 jaar op aanvraag toegekend.
11.Fysiotherapie/oefentherapie
Bijzondere bijstand in de kosten voor fysiotherapie/oefentherapie is mogelijk voor zover de behandelingen noodzakelijk zijn en tot een maximum van 20 behandelingen per kalenderjaar.
13.Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg
Er bestaat recht op bijzondere bijstand in de kosten van de eigen bijdrage voor de geneeskundige gezondheidszorg. De kosten worden niet vergoed indien de belanghebbende voor de tweedelijns zorg kiest terwijl de eerstelijns zorg eigenlijk volstaat. Er dient hiervoor een medische indicatie zijn afgegeven.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid Pw). Voor de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg geldt de Zorgverzekeringswet als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Voor deze kosten bestaat derhalve geen recht op bijzondere bijstand
14.Steunzolen/aangepaste schoeisel
Bijzondere bijstand voor de kosten van steunzolen en aangepast schoeisel bedraagt maximaal € 100,- per jaar.
Artikel 6. Begrafenis- en crematiekosten
Aanvragen bijzondere bijstand voor begrafenis- of crematiekosten kunnen worden gedaan voordat de begrafenis plaatsvindt. De kosten van een begrafenis behoren niet tot de kosten van de overledene, maar komen ten laste van de nalatenschap. Is het erfdeel niet toereikend, dan kunnen de erfgenamen individueel bijzondere bijstand aanvragen. Er kan niet meer bijstand worden verstrekt dan het verplichte aandeel van belanghebbende in de totale kosten.
Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover:
Een eenmalige overlijdensuitkeringen van de Sociale Verzekeringsbank, gemeente of het uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wordt niet gezien als voorliggende voorziening.
3.Bijstand aan de nabestaanden
Indien er sprake is van een langstlevende partner dan komen de begrafeniskosten volledig voor rekening van deze partner. Op basis van het erfrecht vallen zowel de positieve als de negatieve vermogensbestanddelen de langstlevende ten deel. Alleen de partner kan dan ook nog een beroep doen op de bijzondere bijstand voor deze begrafeniskosten. Is er geen langstlevende partner dan komen andere erfgenamen in aanmerking voor de nalatenschap, inclusief de kosten van begrafenis of crematie. De overledene kan in een testament erfgenamen hebben aangewezen, anders moeten de erven worden gezocht in de familielijn.
Voor de totale kosten van een begrafenis of crematie wordt in principe maximaal € 4.750,00 bijzondere bijstand verstrekt. De bijzondere bijstand wordt verstrekt naar rato van het aantal erfgenamen. Van de bijzondere bijstand wordt eerst de opbrengst uit eventuele polissen, nalatenschap en andere middelen bestemd voor de uitvaart afgetrokken.
Wanneer niet tijdig nabestaanden kunnen worden gevonden die voor de begrafenis of crematie zorg dragen, dan is op grond van de Wet op de Lijkbezorging de gemeente verplicht te zorgen voor de “lijkbezorging”. Wordt door de gemeente later een nabestaande getraceerd en worden de kosten op deze persoon verhaald, dan kan betrokkene voor deze kosten bijzondere bijstand aanvragen. Voor de Wet op de lijkbezorging is een aparte werkinstructie beschikbaar.
a.Bewindvoering Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen
Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
b. Bewindvoering en Mentorschap
Bij bewindvoering en mentorschap heeft de kantonrechter de noodzaak van het bewind of mentorschap vastgesteld. Voor de kosten van bewindvoering en mentorschap bestaat recht op bijzondere bijstand. De hoogte van de bijstand is dan gelijk aan de normen en tarieven zoals bedoeld in de Regeling van 4 november 2014, inhoudende de invoering van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De Staatssecretaris (Veiligheid en Justitie) heeft eenduidige regels vastgesteld voor de beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Voor personen die bijzondere bijstand vragen voor de kosten van bewindvoering in het kader van beschermingsbewind, kan bij vervolgaanvragen ook het ‘Plan van aanpak beschermingsbewind’ worden opgevraagd bij de bewindvoerder.
3.Schuldenregeling voor ex-ondernemers
Een ondernemer is wettelijk verplicht om een deugdelijke boekhouding bij te houden. In uitzonderlijke gevallen heeft het niet afronden van de bedrijfsadministratie wel degelijk gevolgen voor de voorziening in het levensonderhoud en zullen de mogelijkheden voor bijzondere bijstand voor deze kosten worden onderzocht.
Het is in principe niet mogelijk bijzondere bijstand voor budgetbeheer te verstrekken.
Op grond van een toevoeging vanuit de Wet op de rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor wat betreft de werkelijk gemaakte kosten. Op dit bedrag wordt de verlaging toegepast als eerst gratis rechtshulp is gevraagd via het Juridisch Loket. Als een belanghebbende heeft nagelaten eerst gratis rechtshulp te vragen aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen en daardoor niet in aanmerking komt voor verlaging van de eigenbijdrage, dan bestaat voor dat deel geen recht op bijzondere bijstand.
6.Rechtsbijstand nareisprocedure (gezinshereniging)
Voor de kosten van rechtsbijstand in het kader van een nareisprocedure (gezinshereniging) bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
7.Kosten schuldhulpverlening of schuldsanering
Het betreft hier de kosten die zijn verbonden aan het oplossen van schuldenproblematiek. De Schuldhulpverlening door de Kredietbank Nederland en de WSNP worden beschouwd als een passend en toereikende voorliggende voorziening voor deze kosten. Er wordt voor deze kosten geen bijzondere bijstand verstrekt tenzij er in het kader van vroegsignalering en duurzaam oplossen van de schuldenproblematiek dit noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 8. Jongeren van 18 tot en met 20 jaar
1.Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in een inrichting
Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende kan daarmee dus een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand.
a.Recht op bijzondere bijstand uitwonende
Als de jongere noodzakelijk uitwonend is en er daardoor sprake is van hogere bestaanskosten, dan waarin de bijstandsnorm voorziet, dan kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt. Voorwaarde is dat de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of als de jongere zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken. Als er sprake is van een situatie waarbij de ouders wel kunnen betalen maar dit niet willen of als er bijvoorbeeld sprake is van een verstoorde relatie tussen ouder(s) en kind dan kan de bijzondere bijstand worden verhaald op de ouders.
De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt in beginsel het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm voor een jongere van 18 tot 20 jaar en de norm alleenstaande 21 jaar of ouder – pensioengerechtigde leeftijd. De norm wordt vastgesteld met inachtneming van de kostendelersnorm, voor zover er sprake is van één of meerdere kostendelers. Ook kan de norm lager worden vastgesteld als iemand geen of lagere woonlasten heeft.
2. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting
Als een jongere de onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken doordat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of als er sprake is van een verstoorde verhouding, dan kan bijstand worden verleend aan 18- tot en met 20-jarigen die in een inrichting verblijven. Deze groep is in artikel 13, lid 2 onderdeel 1 Participatiewet uitgesloten van het recht op algemene bijstand. Het geheel wordt als bijzondere bijstand verleend. De bijzondere bijstand kan worden verhaald op de ouders.
De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Als er op grond van artikel 35 Participatiewet bijzondere bijstand kan worden verstrekt, dan wordt daarbij in elk geval het volgende in aanmerking genomen:
De bijstand wordt in beginsel in de vorm van een geldlening verstrekt. Als dat gezien de schuldensituatie van belanghebbende niet zinvol is, wordt bijstand om niet verstrekt.
Tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van voeding. Een inkomen op bijstandsniveau voorziet dus in deze kosten. In principe kan voor deze kosten geen bijstand worden verleend.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval en iemand gebruik moet maken van een maaltijdservice, kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
Om de noodzaak vast te stellen moet een indicatie worden overlegd door een indicatieorgaan of huisarts.
2.Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk kosten van een warme maaltijd onder aftrek van het bedrag per warme maaltijd zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids. De vergoeding geldt alleen voor de kosten van een warme maaltijd. De bijstand wordt om niet toegekend.
De eigen bijdrage wordt vergoed via de AV Frieso tot een maximumbedrag per jaar. Personen die niet via AV Frieso zijn verzekerd komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking voor de eigen bijdrage.
Voor het bezoek van een medisch specialist wordt er voor de reiskosten en parkeerkosten bijzondere bijstand verstrekt. Hierbij wordt niet langer uitgegaan van de kortste afstand tot een ziekenhuis maar wordt er gerekend met daadwerkelijke reisafstand. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.
Voor personen die op grond van de ‘Beleidsregels Verwervingskosten Participatietrajecten’ in aanmerking komen voor een vervoerspas of schoolgaande kinderen die een vervoerspas hebben op grond van de ‘Beleidsregels Bijzondere bijstand vervoerskosten schoolgaande kinderen tot 18 jaar’ (Meedoenpas) geldt, dat als de vervoerspas (gedeeltelijk) kan worden gebruikt, er geen of slechts aanvullend recht bestaat op bijzondere bijstand voor reiskosten.
Reiskosten buiten Nederland komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
In principe komen alleen reiskosten voor vergoeding in aanmerking als de reisafstand meer bedraagt dan 13 kilometer enkele reis. Zodra dit het geval is worden alle reiskosten vergoed en niet alleen het meerdere van 13 kilometer enkele reis.
Wanneer bijzondere bijstand wordt verstrekt voor reiskosten dan wordt de hoogte als volgt bepaald:
Gebruik openbaar vervoer. De hoogte van de bijzondere bijstand is, wanneer gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer, gelijk aan de kosten zoals die worden berekent op de website 9292OV. Alleen de kosten van de belanghebbende zelf komen voor vergoeding in aanmerking. Is begeleiding van de belanghebbende noodzakelijk (bv kinderen door een derde) dan komen deze kosten ook voor vergoeding in aanmerking.
5.Reiskosten bezoek gedetineerde
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (= inwoner) naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde is aanwezig als:
De reiskosten voor verlof uit detentie worden niet aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan en komen niet bijzondere bijstand in aanmerking.
6.Reiskosten bezoek zieke familieleden
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (= inwoner) naar het verpleegadres waar de zieke verblijft.
7.Reiskosten in verband met bezoek aan uithuisgeplaatste kinderen
De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind (al dan niet in een gesloten setting) door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld door de SKJ geregistreerde jeugdconsulent. Er wordt bijzondere bijstand verstrekt voor alle reiskosten wanneer de afstand enkele reis meer dan 13 kilometer is. Onder dit onderdeel wordt ook verstaan het bezoek van de ouders aan veiligheidstafels (Veilig Thuis), overleggen in verband met (V)OTS en bezoek aan een specialistische aanbieder.
De reiskosten die worden gemaakt in verband met een omgangsregeling, omdat beide (gescheiden) ouders niet dicht bij elkaar wonen, komt op grond van vaste jurisprudentie niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten in het kader van een omgangsregeling komen ten laste van de ouder tot wiens gezin het kind behoort. De kosten worden gezien als uitgaven welke in het familieverkeer normaliter voorkomen en dus om die reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandigheden. Soms komt het voor dat de verzorgende ouder, ook na aanhoudende verzoeken, weigert de reiskosten te betalen. Dan is het voor de niet-verzorgende ouder alleen mogelijk de kinderen te ontvangen als deze zelf de reiskosten betaalt. Als deze ouder bijstandsafhankelijk is en aannemelijk kan maken (d.m.v. brief jeugdzorg of advocaat) alles te hebben gedaan om de ex-partner tot medewerking te bewegen, is bijzondere bijstand mogelijk.
8.Reiskosten gerechtelijke procedures
Er is bijzondere bijstand mogelijk voor de reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen. Voor de vaststelling van de noodzaak wordt aangesloten bij de noodzakelijkheid die door de Raad voor de rechtsbijstand is vastgesteld door afgifte van een toevoeging. Indien er een toevoeging is afgegeven kan de noodzaak worden aangenomen.
Artikel 12. Overbruggingsuitkering
Er kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt als een inwoner bij het indienen van de aanvraag voor uitkering niet voldoende middelen heeft om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen.
In de volgende situaties kan dit aan de orde zijn:
Daarnaast moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
Hoogte en vorm bijzondere bijstand
De overbruggingsuitkering bedraagt eenmaal de maandnorm exclusief vakantietoeslag. Op dit bedrag worden de middelen in mindering gebracht waarover op de datum aanvraag vrij kan worden beschikt. De bijstand wordt verstrekt als bijstand 'om niet'.
Bewijsstukken die aantonen dat er geen financiële middelen zijn (bijv. bank-/giroafschrift).
Artikel 13. Kosten van verhuizing, eerste maand huur en inrichtingskosten
Verhuiskosten worden gezien als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Mensen worden geacht te reserveren voor verhuiskosten. Dat geldt ook bij verhuizingen om medische of sociale redenen. Een uitzondering hierop zou kunnen zijn wanneer het om een niet-voorzienbare noodzakelijke verhuizing gaat (bijvoorbeeld bij brand) of ten behoeve van uitstroom uit de bijstand. Wanneer de betrokkene verhuist van een woning boven het maximum van de huurtoeslaggrens naar een woning die voor huurtoeslag in aanmerking komt, dan kan de bijstand om niet worden verstrekt. Bijzondere bijstand moet worden aangevraagd in de gemeente waar men woont voordat men gaat verhuizen.
De eerste huisvesting van jongeren die het ouderlijk huis gaan verlaten behoort in beginsel tot de algemene kosten van bestaan. Deze kosten wordt niet als noodzakelijk gezien omdat de keuze van het moment van zelfstandig wonen aangepast kan worden aan de financiële middelen van de jongere. Dit is anders als de jongere vanuit een jeugdzorginstelling gaat verhuizen naar een zelfstandige woonruimte.
De werkelijke kosten in verband met transport van de inboedel (huur aanhanger of busje incl. brandstofkosten)
De werkelijk gemaakte kosten van een verhuisbedrijf indien iemand aantoonbaar niet in staat is om de verhuizing zelf uit te voeren (geen rijbewijs, medische beperkingen).
Hoogte van de bijzondere bijstand
Voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Dit is in principe de huur van een boedelbak (ingeval van een auto met trekhaak) of de huur van een bus die zelf mag worden bestuurd.
2. Eerste maand huur en administratiekosten
De kosten van eerste maand huur en administratie behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die men in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten.
Als gevolg hiervan wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van eerste maand huur en administratie.
a.Garantstelling eerste huur voor mensen die verblijven in een crisisopvang
Voor mensen die in een crisisopvang verblijven en een huurcontract bij een woningcorporatie willen aangaan kan er een garantstelling voor de eerste huur en borg nodig zijn. De gemeente kan deze garantstelling afgeven. Dit is ook mogelijk voor inwoners die nog niet ingeschreven zijn in de gemeente, maar daar wel naartoe willen verhuizen.
b.Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (bijvoorbeeld verf en behang) horen tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende hiervoor had moeten reserveren.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Gedacht kan worden aan:
Bijzondere bijstand kan wel worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:
Een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag. Door de hoge woonlasten i.c.m. de korte periode waarin iemand moet verhuizen kan mogelijk onvoldoende worden gereserveerd. De kosten bestaan in beginsel voornamelijk uit stofferingskosten van de nieuwe woning;
De bijstand voor inrichtingskosten en vervanging duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt in de vorm van borgtocht. Door de KBNL wordt alleen bijstand in de vorm van borgtocht gevraagd in de volgende situaties:
Bestaan er geen mogelijkheden voor de belanghebbende om ondanks de verlening van bijstand in de vorm van borgtocht om te lenen of bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening terug kan betalen, wordt de bijstand om niet verstrekt. Hiervan is sprake in de volgende situatie:
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud. Bij een volledige woninginrichting wordt uitgegaan van 50% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het Nibud. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of Marktplaats/Kringloopwinkel.
Bij een onvolledige woninginrichting wordt gekeken naar wat iemand daadwerkelijk nodig heeft. Ingeval van echtscheiding is de bijzondere bijstand niet hoger dan de helft van het bedrag dat iemand maximaal kan krijgen bij een volledige woninginrichting.
De bijzondere bijstand wordt bij voorkeur in een keer uit uitbetaald aan belanghebbende. Wanneer de consulent twijfelt of de belanghebbende in staat is de bijstand verantwoord te besteden, wordt de bijstand in termijnen uitbetaald. Na verantwoording van het termijnbedrag wordt het volgende termijnbedrag uitbetaald. Wanneer de KBNL een lening verstrekt aan belanghebbende dient de KBNL zelf voor uitbetaling aan de belanghebbende te zorgen.
De aflossing van de KBNL-lening wordt ingehouden op de uitkering en doorbetaald aan de KBNL nadat daarover bericht is ontvangen van de KBNL.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Aan de bijstand in de vorm van borgtocht of geldlening wordt een bestedingsverplichting verbonden en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. De bewijsstukken moeten binnen 4 weken ingeleverd worden en 80% van het totaalbedrag waarvoor bijstand (ongeacht vorm) is verleend moet verantwoord kunnen worden. Wordt hier niet aan voldaan dan wordt het verschil tussen aangetoonde bestedingen (bijv 60%) en 80% verantwoordingsnorm teruggevorderd.
De Wet op de huurtoeslag is een voorliggende voorziening voor de kosten van huur voor zover deze kosten niet hoger zijn dan grens van de huurtoeslag. Om in aanmerking te komen voor woonkostentoeslag moet sprake zijn van woonlasten in de vorm van huur. Voor nieuwe huurders geldt dat over de eerste gebroken maand geen recht op huurtoeslag bestaat. De huurtoeslag gaat in per de eerste van de maand volgend op deze gebroken maand.
Huurders met woonlasten tot de huurtoeslaggrens
Als een huurcontact in de loop van een maand ingaat en er over deze gebroken maand geen recht bestaat op huurtoeslag, dan kan woonkostentoeslag worden verstrekt over deze gebroken maand als aan de voorwaarden wordt voldaan. Als de huur minder is dan de basishuur of als het recht op huurtoeslag op jaarbasis lager is dan € 24,00 dan wordt deze niet uitbetaald. Er bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand.
Huurders met woonlasten boven de huurtoeslaggrens
Als de huur hoger is dan de bovengrens bestaat geen recht op huurtoeslag. Er kan op grond van individuele omstandigheden een woonkostentoeslag worden verstrekt. Hierbij wordt beoordeeld in hoeverre de situatie te voorkomen was en of belanghebbende hierin een verwijt kan worden gemaakt.
Van 'sociale' omstandigheden is sprake als de situatie voortvloeit uit omstandigheden die niet als medisch zijn te kwalificeren, maar die het gevolg zijn van (veranderingen in) persoonlijke omstandigheden. Gedacht kan worden aan personen die na echtscheiding of overlijden alleen in een woning achterblijven.
Duur van de bijstandsverlening en voorwaarden
In geval van sociale omstandigheden kan de bijstand worden verleend voor maximaal twaalf maanden. Aan de bijstandsverlening wordt de voorwaarde verbonden dat men zo snel mogelijk dient te verhuizen naar een geschikte woning. Dit kan ook buiten de gemeentegrenzen zijn. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd als blijkt dat belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt en hem of haar dit aantoonbaar niet te verwijten valt. Ook het omzien naar een andere (hogere) inkomensvoorziening kan als voorwaarde worden gesteld.
Van 'medische' omstandigheden is sprake als de woning waar aan hoge woonlasten zijn verbonden voor belanghebbende (of een gezinslid) passend is in verband met medische omstandigheden of omstandigheden, die maken dat wonen in een andere woning gezondheidsproblemen zou opleveren. Het kan daarbij gaan om een:
Als één van de onderstaande situaties zich voordoet, staat de medische noodzaak vast als:
In geval van medische omstandigheden wordt de bijstand verstrekt voor onbepaalde tijd, waarbij deze eindigt op het moment dat de medische noodzaak niet langer aanwezig is of het inkomen van betrokkene dermate stijgt dat niet langer bijstand verstrekt kan worden. Omdat in het geval van medische noodzaak meestal geen goedkoper alternatief bestaat, wordt aan deze bijstandsverlening geen verhuisverplichting verbonden.
In bijzondere omstandigheden kan de gemeente als de huur de maximale huurgrens overschrijdt een “passendheidsverklaring” voor de woning afgeven. Dit houdt in dat de huurder alsnog in aanmerking kan komen (als aan overige voorwaarden wordt voldaan) voor een huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De gemeente mag maximaal voor 4% van de woningmutaties een dergelijke verklaring afgeven. De verklaring moet aangevraagd worden op het moment van aanvaarden van de woning, maar uiterlijk binnen 6 maanden na aanvaarding van de woning. Denk hierbij vooral aan de situatie van een aanvrager die jonger is (of waarvan de partner jonger is) dan 23 jaar met een of meer ten laste komende kinderen. In deze situatie zijn de zogenaamde “jongerenwoningen” niet geschikt en zijn betrokkenen aangewezen op een gezinswoning waarvan de huur vaak hoger is dan de maximale huurgrens voor jongeren.
Voor huren tot de huurtoeslaggrens is de woonkostentoeslag gelijk aan het bedrag dat ontvangen zou zijn als er wel recht op huurtoeslag bestond.
Voor huren boven de huurtoeslaggrens bedraagt de woonkostentoeslag het verschil tussen de maximale huurgrens en de werkelijk rekenhuur.
Voor het berekenen van de hoogte van de woonkostentoeslag kan de proefberekening van de belastingdienst worden gebruikt (www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/toeslagen) of de tool op de website https://langhenkel-talenter.nl/winkel/gratis-berekeningen/ (berekening woonkostentoeslag eigen woning en huurwoningen).
Woonkostentoeslag recreatiewoningen
Huurders van een recreatiewoning ontvangen geen huurtoeslag meer. Personen die zich inschrijven op het adres van een recreatiewoning krijgen van de afdeling burgerzaken een brief mee waarin staat dat wonen in een recreatiewoning niet is toegestaan. Er bestaat in principe geen recht op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag.
Hierop zijn twee uitzonderingen gemaakt;
De belanghebbende bewoont onrechtmatig een recreatiewoning en kan aantonen dat hij/zij in echtscheiding ligt en de zorg heeft voor minderjarige kinderen. Dit kan worden toegelaten gedurende een termijn van maximaal zes maanden. Gelet op hun positie kan een woonkostentoeslag toegekend worden gedurende maximaal tien maanden.
De belanghebbende bewoont onrechtmatig een recreatiewoning en kan aantonen dat hij/zij in een traject betrokken is waarin het sociaal wijkteam, Limor, ZIENN of FACT regie voert met o.a. de intentie om andere woonruimte de vinden. Dit kan worden toegelaten gedurende een termijn van tien maanden. Gelet op hun positie kan een woonkostentoeslag toegekend worden gedurende maximaal tien maanden.
Wel (tijdelijk) woonkostentoeslag
Tot slot hebben we nog te maken met de groep die reeds lange tijd in de recreatiewoning woont (in ieder geval voor 1 januari 2018). Hun verblijf in een recreatiewoning binnen de gemeente is onrechtmatig, maar wel lange tijd gedoogd. Deze groep kan ook een woonkostentoeslag worden toegekend gedurende een beperkte termijn van maximaal tien maanden. Als aangetoond is dat alles in het werk is gesteld om voor een andere (reguliere) woning in aanmerking te komen.
2.Berekening woonkostentoeslag eigenaren
Als er sprake is van een door de inwoner zelf bewoonde eigen woning en er is sprake van een inkomensterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten. Om in aanmerking te komen voor woonkostentoeslag moet sprake zijn van woonlasten in verband met eigendom van de woning.
Recht op bijstand woonkosten minder dan de basishuur uit de Wet Huur Toeslag.
Als de huur minder is dan de basishuur of als het recht op huurtoeslag op jaarbasis lager is dan € 24,00 dan wordt deze niet uitbetaald. Er bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand.
De woningeigenaar kan bij de belastingdienst een (voorlopige) teruggave aanvragen wegens eigen woning (renteaftrek), hierdoor verminderen de woonkosten.
De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Hieronder volgt een opsomming van de woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.
Woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag
De rente die verband houdt met de woning.
Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. De belastingteruggave in verband met renteaftrek waarop belanghebbende aanspraak kan maken moet hierop in mindering gebracht te worden. De renteaftrek kan voorlopig op 30% van de verschuldigde rente worden vastgesteld. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht. Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld. De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
Onderhoudskosten eigen woning.
Voor bedragen zie Schulinck, normen en bedragen, onderhoudskosten eigen woning
Voor woonlasten tot de huurtoeslaggrens is de woonkostentoeslag gelijk aan het bedrag dat ontvangen zou zijn als er recht op huurtoeslag bestond.
Voor het berekenen van de hoogte van de woonkostentoeslag kan de proefberekening van de belastingdienst worden gebruikt of de tool op de website https://langhenkel-talenter.nl/winkel/gratis-berekeningen/ (berekening woonkostentoeslag eigen woning en huurwoningen).
De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting (bijvoorbeeld huurwoning waarvoor recht bestaat op huurtoeslag). De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen wordt een bestedingsverplichting opgelegd.
Artikel 15. Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting
Als iemand tijdelijk wordt opgenomen in een inrichting en er aan hem algemene bijstand is toegekend naar de norm voor zak- en kleedgeld, kan er bijzondere bijstand worden toegekend voor de vaste lasten van het aanhouden van de woning.
1.Omschrijving van in aanmerking komende kosten
Bij opname in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de doorlopende verschuldigde woonlasten. Uitgangspunt is dat het aanhouden van de woning noodzakelijk is. Is er sprake van een opname die naar verwachting korter dan 9 maanden duurt of opname gedurende een gedeelte van de week, dan wordt het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk geacht en worden de vaste lasten gezien als bijzonder noodzakelijk kosten van het bestaan. Tot de vaste lasten van de woning behoren niet de verbruikskosten van gas, water en elektriciteit.
Wanneer bij het begin van de opname blijkt, dat cliënt langer dan 9 maanden wordt opgenomen, wordt de noodzaak voor het aanhouden van de woonruimte in principe niet aanwezig geacht. De domicilie wijzigt dan in die van de gemeente van verblijf. In dat geval kan er eventueel bijzondere bijstand worden verleend voor de opslag van de inboedel.
De bijzondere bijstand voor de vaste lasten (huur onder aftrek van huurtoeslag en niet (tijdelijk) stop te zetten vastrecht) is maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de bijstandsnorm verblijvend in een inrichting (artikel 23 lid 1 Participatiewet) en de daarbij behorende toeslag (artikel 23 lid 2 Participatiewet).
Indien een cliënt gedeeltelijk thuis verblijft (tenminste twee dagen per week) bestaat er recht op een evenredig deel van de zak- en kleedgeldnorm plus eventueel een evenredig deel van de vaste lasten, evenals een evenredig deel van de volledige norm. Verblijft een cliënt zes dagen per week of meer thuis dan wordt de volledige norm doorbetaald.
De kosten van de opslag in een box bij een bedrijf dat daarin gespecialiseerd is.
In geval van een eigen woning worden de vaste kosten van de eigen woning gerekend. Zie hiervoor de richtlijn woonkostentoeslag eigenaren. Ook hier komt de aflossing niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen wordt een bestedingsverplichting opgelegd.
Artikel 16. Kosten vaste lasten tijdens detentie
Voor het aanhouden van woonruimte in de periode dat de betrokkene rechtens zijn vrijheid is ontnomen kan in principe geen bijzondere bijstand worden verleend. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene om hiervoor een regeling te treffen. In acute noodsituaties waarin dit niet mogelijk is, kan mogelijk de gemeente op grond van zeer dringende redenen bijzondere bijstand verstrekken voor woonkosten op grond van artikel 16 Participatiewet.
Hoogte van de bijzondere bijstand
Wordt individueel bepaald. Voor de hoogte en de duur van de bijzondere bijstand kan aansluiting worden gezocht bij de beleidsregel bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen wordt een bestedingsverplichting opgelegd.
Artikel 17. Verblijfsvergunning
Kosten aanvraag en verlenging verblijfsvergunning
Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor legeskosten verbonden aan het voor de eerste keer aanvragen van een verblijfsvergunning. Om recht te hebben op (bijzondere) bijstand moet de belanghebbende Nederlander of een aan een Nederlander gelijkgestelde zijn (artikel 11 Participatiewet). Dit geldt ook voor minderjarige kinderen. Voor de kosten verbonden aan het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning wordt is eveneens geen bijzondere bijstand mogelijk.
De (leges en reis)kosten van naturalisatie zijn geen noodzakelijke kosten in de zin van de bijzondere bijstand. Voor iemand die een verblijfsvergunning heeft is het niet noodzakelijk om de Nederlandse nationaliteit te verwerven om zijn verblijfsrecht of bestaanszekerheid te garanderen. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
Reiskosten voor afhalen verblijfsvergunning
Indien betrokkene de verblijfsvergunning in een andere gemeente dient af te halen kan voor de reiskosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Zie hiervoor het beleid reiskosten.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juni 2022 onder intrekking van de ‘Wijzigingen in de bijzondere bijstand’’ van 1 mei 2015.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand De Fryske Marren 2022.
Aldus vastgesteld door Burgemeester en wethouders van De Fryske Marren op 12 april 2022.
gemeentesecretaris, burgemeester,
Ditta Cazemier Fred Veenstra
Bijlage 1: Lijst van afkortingen relevante organisaties en begrippen
AKW Algemene Kinderbijslag Wet
Awb Algemene wet bestuursrecht
CAK Centraal Administratiekantoor
COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers
B&W burgemeester en wethouders
GGZ Geestelijke gezondheidszorg
IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
KNO Keel-, Neus- en Oorheelkunde
LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
LOVCK Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren
Nibud Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
NVVK Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet
ROA Regeling Opvang Asielzoekers
TOG Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten
WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wlz Wet langdurige zorg (voorheen AWBZ)
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
Wsf Wet studiefinanciering 2000
WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen
WTCG Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten