Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eersel

Burgerparticipatienota gemeente Eersel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEersel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBurgerparticipatienota gemeente Eersel
CiteertitelBurgerparticipatienota gemeente Eersel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuur
Externe bijlageBijlagen - Burgerparticipatienota

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-07-2015Ter vervanging van De Leidraad Interactieve Beleidsvorming (vastgesteld 14-12-2004)

07-07-2015

gemeenteblad

22.08958

Tekst van de regeling

Intitulé

Burgerparticipatienota gemeente Eersel

 

de gemeenteraad van de gemeente Eersel

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 mei 2015;

gelet op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

 

b e s l u i t

 

 

vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Burgerparticipatienota gemeente Eersel

Meedoen?!

 

Theoretisch kader

Inleiding

Nederland kent drie verschillende bestuurslagen, de Rijksoverheid, Provincies en de Gemeenten. Gemeenten kennen twee soorten taken, namelijk medebewind en autonome taken. Onder medebewind verstaan we het uitvoeren van taken die opgelegd worden door de Rijksoverheid of Provincie. Het zijn taken die vaak vastgelegd zijn in wet- en regelgeving. Bij autonome taken kunnen gemeenten eigen keuzes maken, binnen zekere grenzen, andere overheden mogen zich hier niet mee bemoeien. Ongeveer 90% van alle taken bij een gemeente bestaan uit medebewindstaken. Hierin is nagenoeg geen speelruimte voor gemeenten. Van het relatief kleine aantal autonome taken dat dan overblijft, zijn er slechts een aantal geschikt voor burgerparticipatie. Deze nota geeft handvatten om te bepalen of een onderwerp geschikt is voor burgerparticipatie en hoe we een traject het beste kunnen opzetten.

 

Aanleiding

De raad van de gemeente Eersel heeft in 2004 de leidraad vastgesteld. Uit de praktijk bleek dat ambtenaren hier nauwelijks gebruik van maakten. Ze zagen het nut van burgerbetrokkenheid wel in, paste dit ook toe, maar de leidraad was te theoretisch en niet praktisch genoeg.

In 2009 is gevraagd een evaluatie te maken van het gebruik van de leidraad. In 2010 is een korte evaluatie uitgevoerd. Daarna is gewerkt aan een praktische werkwijzer die in 2012 door het college van B&W is vastgesteld. Deze wijzer is een werkinstrument, waardoor ambtenaren erachter kunnen komen welke participatievorm het meest gewenst en het best passend is voor het betreffende vraagstuk en welke actoren ze moeten betrekken.

 

Nadat de participatiewijzer in 2012 vastgesteld was door college, heeft het college de raad gevraagd om de leidraad in te trekken, zodat er maar één beleidsdocument zou gelden met betrekking tot burgerparticipatie. Toen dit agendapunt besproken werd in de raadsvergadering van 5 november 2013 konden de raadsleden niet instemmen met het voorstel. Zij gaven aan dat de nieuwe participatiewijzer niet toereikend was, omdat er geen theoretisch kader was opgenomen. Hierdoor ontstond een onwenselijke situatie. De leidraad (2004) bleef vastgesteld terwijl de nieuwe participatiewijzer (2012) meer aansloot bij de huidige tijd.

 

Uit beide beleidsstukken blijkt dat de gemeente Eersel haar burgers wil laten participeren. Redenen hiervoor zijn:

  • Het verbeteren van de kwaliteit van het beleid;

  • Het vergroten van de betrokkenheid tussen overheid en burger;

  • Het vergroten van draagvlak voor beleid.

 

De raad heeft in juni 2013 haar Toekomstvisie gemeente Eersel 2030 vastgesteld. Hierin is een kernambitie uitgesproken, die verdeeld is in drie delen. De ambitie voor de gemeente Eersel is “(A) Kempisch Wonen, (B) Aangesloten zijn op een wereldregio, (C) In een 21e eeuwse cultuur”. In alle delen van de ambitie zijn ‘keuzes’ benoemd.

 

Voor de burgerparticipatienota is het derde gedeelte (In een 21e eeuwse cultuur) relevant. Hierin zit de volgende keuze: ‘Keuze voor 21e-eeuws gemeentelijk organiseren’. De gemeente Eersel (hierna: wij) vult deze ontwikkeling aan met de opmerking dat de overheid opereert in een netwerksamenleving. Eenzijdige sturing door het lokaal bestuur vinden wij dan ook tot de verleden tijd behoren, want wij willen het beleid in samenwerking met maatschappelijke partijen en burgers opstellen én uitvoeren. Dus is er gewerkt aan een praktische burgerparticipatienota met een afwegingskader voor ambtenaren binnen een theoretisch kader.

 

Wat is burgerparticipatie?

De termen burgerparticipatie en interactief beleid worden als synoniemen gebruikt, terwijl er wel een (minimaal) verschil is. Burgerparticipatie is een algemeen begrip en omvat alles waarin burgers kunnen en mogen participeren. We bedoelen echter in deze nota interactief beleid en hanteren de definitie van Pröpper:

 

”Interactief beleid betekent dat een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of de evaluatie van beleid te komen.” (Pröpper, 2009, p. 33).

 

Gezien de later beschreven ontwikkelingen is een aanvulling hierop noodzakelijk. Niet alleen overheden kunnen initiatiefnemer zijn, maar ook andere partijen kunnen het initiatief nemen, waarbij de overheid ‘slechts’ een partner is.

 

In deze nota wordt gepraat over de ‘burger’ of over ‘burgers’. We bedoelen hiermee alle inwoners, ondernemers, organisaties, dorpsraden, leefbaarheidsgroepen en andere belanghebbenden binnen de gemeente Eersel.

 

Waarom burgerparticipatie?

De burger is mondiger en kritischer geworden en het wordt steeds gemakkelijker (gemaakt) om een visie ten aan zien van een probleem kenbaar te maken. De gemeente Eersel staat hier welwillend tegenover en moedigt dit zelfs aan. We vinden het eenzijdig besturen tot de verleden tijd behoren. We kunnen gebruik maken van de expertise die onze burgers hebben en hen een bijdrage laten leveren aan de kwaliteit van projecten. Ook kan burgerparticipatie het draagvlak vergroten en dat kan de relatie tussen de gemeente en de burgers verbeteren. Aan de andere kant verbetert participatie ook het omgevingsbewustzijn van de gemeente en krijgen burgers meer kennis. Wij moeten er wel rekening mee houden dat hoe meer burgers participeren, hoe meer (verschillende) meningen er zijn. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat we als gemeente het algemeen belang dienen in tegenstelling tot individuele, burgers die wellicht een ander belang dienen. Teleurstelling is daarom niet altijd te voorkomen.

 

Beschrijving van ontwikkelingen

Burgerparticipatie kent in Nederland een hele geschiedenis. De afgelopen halve eeuw heeft de overheid een andere rol gekregen. Van een voorschrijvende en verzorgende naar een meer verbindende en faciliterende rol. Daarmee zijn ook houding en gedrag van bestuur, ambtenaren en burgers veranderd.

 

Tot begin jaren zeventig was de rol van de overheid regelgever en probleemoplosser, die de zorg van anderen uit handen nam. Inspraak was er niet. Het was de periode van de opbouw van de verzorgingsstaat waarin brede voorzieningen werden georganiseerd met solidariteit als uitgangspunt. Door de democratiseringsbeweging in de 60-er en 70-er jaren kwam inspraak van de grond. Deze 1e generatie burgerparticipatie is het wettelijke recht dat burgers hebben op inspraak.

 

In de laatste twee decennia van de 20e eeuw kwam onder druk van bezuinigingen en het no-nonsense beleid verandering in de overheidsrol. De overheid trok zich terug en koos voor een zakelijke opstelling. Als vangnet bleven er voorzieningen, maar zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid namen in belang toe. In deze periode kwam de interactieve beleidsvorming op, de 2e generatie burgerparticipatie. Burgers mochten meepraten en meedenken over de voorstellen van de overheid, en dat past bij meer zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid.

 

Deze terugtrekkende overheid zorgde voor ongewenste ongelijkheid in de samenleving. Dat was aanleiding om in het nieuwe millennium te zoeken naar een rolverdeling met een gedeelde verantwoordelijkheid. Van zowel overheid als burgers worden aanpak en inzet verwacht. Het initiatief kan ook uit de samenleving komen en kan daarom ook agenderend (burgerinitiatief) zijn. Dit is de 3e generatie van burgerparticipatie. De gehanteerde definitie van Pröpper sluit aan bij deze generatie.

 

De 4e en meest nieuwe generatie is de doe-democratie, burgers gaan zelf zaken organiseren en de overheid kan hierbij een faciliterende rol krijgen. Dit is een nieuwe generatie waar op dit moment nog veel pilots plaatsvinden. In de volgende paragraaf wordt hier meer over geschreven.

 

Vormen van burgerbetrokkenheid

Volgens het pon (Burgerbetrokkenheid, Z.D.) kunnen burgers op drie manieren betrokken zijn in de gemeenschap, al dan niet in aanraking met de overheid. Dit kan via:

  • Beleidsparticipatie / meedenken: de overheid of een organisatie nodigt burgers uit om mee te praten en te denken. Dit valt onder de 2e en 3e generatie van burgerparticipatie (1980-heden)

  • Maatschappelijke participatie / meedoen: hier gaat het om alle activiteiten en contacten van mensen in het maatschappelijk verkeer, zoals vrijwilligerswerk, verenigingsleven, buurtcontacten, etc.

  • Maatschappelijk initiatief / zelf doen: Hierbij nemen (samenwerkingsverbanden van) burgers zelf het heft in handen om een plan te maken of initiatief te realiseren met een maatschappelijk doel. (4e generatie).

 

In afbeelding 1 zijn de drie vormen van burgerbetrokkenheid getekend als tandwielen die in elkaar verweven zijn.

 

 

Vanuit de belevingswereld van burgers lopen al deze vormen van betrokkenheid door elkaar maar vanuit het perspectief van beleidsmakers gaat het om heel verschillende vraagstukken en verantwoordelijkheden. Door deze vormen van actief burgerschap uit elkaar te halen wordt duidelijk hoe de overheid zich kan verhouden tot burgers, in het licht van een te bereiken maatschappelijk doel.

 

  • Beleidsparticipatie / meedenken: Hieronder vallen allerlei vormen van inspraak, adviesraden en interactieve beleidsvorming.

    Door de intensieve interactie tussen burgers en overheid is het ook mogelijk de wederzijdse verwachtingen bij te stellen. Voor de overheid is dit niet alleen een zaak van ambtenaren: ook het college en de raad hebben hierbij een rol. De overheid of een organisatie nodigt burgers uit om mee te praten en te denken.

  • Maatschappelijke participatie / meedoen: Het verenigingsleven, vrijwilligerswerk, de contacten in de buurt: met elkaar vormt het een belangrijke basisstructuur van sociale netwerken waarbinnen mensen hulp en steun van elkaar kunnen ontvangen. Dit is het basisveld van burgerkracht. Daar is de burger aan zet, maar de overheid speelt op de achtergrond een voorwaardenscheppende rol. Als het de komende jaren steeds meer aankomt op burgerkracht, moet de sociale infrastructuur ruimte bieden voor verschillende mensen om mee te doen en zo van betekenis te zijn. Hier gaat het om alle activiteiten en contacten van mensen in het maatschappelijk verkeer, zoals vrijwilligerswerk, verenigingsleven, buurtcontacten, etc.

  • Maatschappelijk initiatief / zelf doen: Dit veld staat sterk in de belangstelling en wordt gezien als de toekomst van burgerkracht. Waar mensen het heft in handen nemen om zaken in hun leefomgeving aan te pakken, is de overheid echter niet uit beeld verdwenen. Hierbij nemen (samenwerkingsverbanden van) burgers zelf het heft in handen om een plan te maken of initiatief te realiseren met een maatschappelijk doel.

 

Onderzoeksverantwoording

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) heeft in 2010 een onderzoek uitgevoerd naar burgerparticipatienota’s van gemeenten in Nederland. Om te komen tot een nieuwe burgerparticipatienota hebben we in totaal vier nota’s uit dat onderzoek geanalyseerd van de gemeenten: Amersfoort, Eemsmond, Katwijk en Roosendaal. Bij drie van de vier gemeenten zijn we op bezoek geweest om te leren van hun praktijkervaringen en te vragen naar eventuele verbeterpunten aan de burgerparticipatienota van hen. Binnen de gemeente Eersel hebben we met vier (willekeurige) ambtenaren gesproken over burgerparticipatie. Voor alle dorpsraden en leefbaarheidsgroepen hebben we een presentatie georganiseerd. Ook hebben we gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur te weten, het boek van de bekende bestuurskundige (Pröpper), ‘De aanpak van interactief beleid’ (2009) en het handboek ‘Help een burgerinitiatief!’ (BZK, 2010) gebruikt.

 

Uitleg van de stappen

De burgerparticipatienota helpt de beleidsmedewerker/projectleider om een goed plan van aanpak te schrijven voor een burgerparticipatietraject. Deze nota reikt de juiste handvatten aan, maar voor de juiste keuzes is de beleidsmedewerker/projectleider zelf verantwoordelijk. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de nota eruit ziet en wat in elk hoofdstuk aan informatie aan bod komt. In ieder geval staat het vast dat er per project gekeken moet worden welke vorm van participatie het beste past. Hierin zijn de problematiek, de deelnemers en het aantal deelnemers van belang.

 

Hoofdstuk 1 In welke beleidsfase(n) is burgerparticipatie mogelijk/wenselijk?

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de beleidscyclus, vanuit het maatschappelijk probleem beredeneerd. Wanneer kan en is het zinvol om burgerparticipatie in een beleidsfase(n) in te zetten?

 

Hoofdstuk 2 Is burgerparticipatie geschikt?

In dit hoofdstuk staat in het kort beschreven wat de eerste stap is bij een (potentieel) burgerparticipatietraject.

 

Hoofdstuk 3 Wie zijn de (mogelijke) participanten?

In dit hoofdstuk staat een actorenanalyse beschreven. Hierin worden vragen gesteld, zodat je weet wie de actoren (kunnen) zijn en wat onder andere hun belangen (kunnen) zijn.

 

Hoofdstuk 4 Heeft burgerparticipatie meerwaarde?

Is het onderwerp uiteindelijk wel geschikt voor burgerparticipatie? Sluit het onderwerp burgerparticipatie uit? Heeft het meerwaarde? Voldoen we aan de randvoorwaarden.

 

Hoofdstuk 5 Welke participatievorm past het beste bij de casus?

In dit hoofdstuk staan de participatievormen en de daarbij behorende bestuursstijl beschreven. In veel gevallen kun je zelf al de best-passende participatievorm aanwijzen, maar in sommige gevallen kan dit niet. Daarom is er een schema opgenomen wat hierbij ondersteuning biedt.

 

Hoofdstuk 6 Welke werkvormen kunnen gebruikt worden?

Als je de juiste participatievorm gekozen hebt, kun je de best-passende werkvorm(en) kiezen.

 

Hoofdstuk 7 Wat en hoe ga je communiceren?

Nadat je ook de werkvorm(en) gekozen hebt, kun je gaan kijken hoe je de actoren het beste kunt benaderen. In dit hoofdstuk staan alle communicatiemiddelen beschreven en de populariteit daarvan onder de burgers van de gemeente Eersel. Hierna is je concept plan van aanpak af en kun je in overleg treden met een medewerker van team communicatie en de coördinator dorpsraden en leefbaarheidsgroepen. Na dit overleg kan het definitieve plan van aanpak afgerond worden en kunnen de verdere stappen genomen worden naar het MT.

 

Hoofdstuk 8 Uitgangspunten en praktische tips

In dit hoofdstuk staan uitgangspunten en praktische tips die belangrijk zijn als het burgerparticipatietraject gestart is.

 

Hoofdstuk 9 Afwegingskader

In dit hoofdstuk staat een overzichtelijk afwegingskader. Dit kader helpt je om het juiste burgerparticipatieniveau te kiezen voor je project.

 

1. In welke beleidsfase(n) is burgerparticipatie mogelijk/wenselijk?

 

In deze nota gebruiken we de term ‘probleem’, omdat dit een makkelijke verzamelnaam is. Het kan ook bijvoorbeeld een ongewenste (maatschappelijke) situatie zijn of een opdracht van het college/raad.

 

Om een burgerparticipatietraject succesvol te laten verlopen, is inzicht in de beleidscyclus noodzakelijk. Beleid komt immers niet uit de lucht vallen en per beleidsfase kan een ander niveau van burgerparticipatie wenselijk zijn. Hier moet je rekening mee houden in je concept plan van aanpak. De beleidscyclus ziet er als volgt uit:

 

Afbeelding 2 Beleidscyclus

 

 

In iedere beleidsfase horen andere werkzaamheden en zijn ook andere vormen van burgerparticipatie wenselijk. Om deze reden beschrijven we kort de beleidscyclus en mogelijkheden voor burgerparticipatie.

 

Agendavorming

Deze fase wordt soms ook wel de initiatieffase genoemd. In deze fase wordt het probleem onderkend, geanalyseerd en gedefinieerd. Deze fase begint met de signalering van een probleem door een beleidsmedewerker, een bestuurder, een raadslid, een hogere overheid, een maatschappelijke instelling. Of door een burger door middel van het burgerinitiatief.

In eerste instantie is het zaak om dit probleem ook daadwerkelijk te erkennen als een probleem voor de gemeente. De kernvraag in deze is namelijk of het een probleem voor de gemeente is of niet. Het antwoord op deze vraag en het gegeven of het probleem wel of niet ‘de politieke agenda haalt’ zijn bepalend als het gaat om het erkennen van het probleem. Deze politieke erkenning is te allen tijde de verantwoordelijkheid van het college van B&W of van de raad, die ook het recht heeft onderwerpen op de politieke agenda te plaatsen. De Verordening burgerinitiatief maakt het ook mogelijk dat door burgers een agendapunt op agenda van de raad wordt geplaatst. Uit de praktijk blijkt dat in deze beleidsfase zelden burgerparticipatie wordt ingezet.

 

Beleidsvoorbereiding

Met betrekking tot het aspect burgerparticipatie is dit de meest essentiële fase in het beleidsvormingsproces. In deze fase worden oplossingen geïnventariseerd en geanalyseerd en vindt uiteindelijk de ontwikkeling en uitwerking van beleid plaats. Deze fase is uitermate geschikt voor burgerparticipatie.

 

Van groot belang is dat aan het begin van deze fase weloverwogen wordt bepaald wat voor het participatieniveau het meest geschikt is. Dit kan door te kijken naar de aard van het te ontwikkelen beleid en op basis van de gemaakte actorenanalyse. Van groot belang is dat de betrokken interne en externe actoren zich bewust zijn van de rol die zij spelen op basis van het gekozen model en bereid zijn het spel volgens deze regels te (blijven) spelen. Afhankelijk van de eindverantwoordelijkheid, wordt van collegeleden en/of raadsleden gevraagd om de doelstellingen, kaders en spelregels voor het burgerparticipatieproces vast te leggen.

 

Besluitvorming

In deze fase vindt besluitvorming plaats. In het beste geval is in de fase van beleidsontwikkeling al gekozen voor een oplossingsrichting waarover alle betrokken interne en externe actoren het (in hoofdlijnen) eens zijn. Als dit niet zo is, dan moeten er knopen worden doorgehakt en moeten er door college en/of raad bestuurlijke keuzes worden gemaakt. Als de actoren het in de beleidsontwikkelingsfase niet eens zijn geworden.

Bijvoorbeeld over de gekozen oplossingsrichting of als, door de (schaarste aan) beschikbare middelen prioriteiten moeten worden gesteld. In ieder geval is in deze fase het (laatste) woord aan de politiek: het college en de raad. De nadruk ligt hier dan ook niet meer op burgerparticipatie, maar juist op voorlichting en eventueel inspraak. Uit de praktijk blijkt dat in deze fase nagenoeg geen gebruik (kan) worden gemaakt van burgerparticipatie.

 

Beleidsuitvoering

Na de besluitvorming volgt de fase van beleidsuitvoering. Vaak blijkt dat binnen de gestelde kaders nog verschillende vormen van uitvoering mogelijk zijn. Door middel van de actorenanalyse (hoofdstuk 4) komt naar voren welke partij(en) bij de uitvoering betrokken worden.

Vaak zal het gaan om meer basale keuzes, zoals de concrete invulling van een sportvoorziening of de keuze voor verkeersmaatregelen in een bepaalde buurt. Vaak gaat het om keuzes die burgers direct raken of gaat het om beleidsuitvoering in samenwerking met actoren. Uit de praktijk blijkt dat deze beleidsfase uiterst geschikt is voor burgerparticipatie.

 

Evaluatie

Dit is de laatste fase. Centraal in deze fase staat de vraag of het geformuleerde beleid geleid heeft tot de gewenste effecten. Op basis van de beleidscyclus, dient hier de vraag gesteld te worden met welke actoren en op welke manier we het geïmplementeerde beleid gaan evalueren. Dit is een afweging die we zorgvuldig maken. Er is niet voor niets in de vorige fases bewust voor gekozen om bepaalde actoren bij het proces te betrekken. Op basis van hun rol in het hele proces moeten zij ook een bijdrage kunnen leveren aan de evaluatie. Uit de praktijk blijkt dat deze beleidsfase uiterst geschikt is voor burgerparticipatie.

 

Overweging

Er is wel een belangrijke overweging om mee te nemen. In de beleidsvoorbereidings- of uitvoeringsfase wordt het beleid heel concreet. Je kunt daarom rekenen op een warme belangstelling van degenen die het beleid aangaan. Die grote belangstelling kan gepaard gaan met hoog oplopende emotionele reacties van verschillende actoren. Je kunt er van op aan dat mensen de gemeente verwijten dat ze niet eerder betrokken zijn.

Begin je eerder in het beleidsproces met het betrekken van mensen, dan zul je waarschijnlijk ook minder emotionele reacties tegenkomen. Daarbij komt dat je (alle) actoren mee kunt nemen in het proces, waardoor je minder last van ongenuanceerde weerstand hebt.

Mensen betrekken aan het begin van een proces heeft wel als nadeel dat het onderwerp vaak nog niet zo concreet is. Daardoor is er vaak minder belangstelling omdat het nog abstract is. Daar komt vaak bij dat mensen zich vaak nog niet realiseren wat het beleid voor hun zou kunnen betekenen. En soms is er ook gewoon tijd nodig om de aandacht voor een bepaald onderwerp te krijgen. Kortom, het is moeilijker om belangstelling te krijgen voor je burgerparticipatietraject. Je kunt dit voor een deel wel ondervangen met communicatie (hoofdstuk 7).

 

In tabel 1 staan in een overzicht de doelen, tips en aandachtspunten per beleidsfase.

 

Tabel 1 Praktische burgerparticipatie voorbeelden per beleidsfase

Beleidsfase

Voorbeelden van mogelijkheden en aandachtspunten voor participatie

Agendavorming

Participatie is geschikt om signalen op te vangen.

Alertheid van raadsleden, leden van het college, MT-leden en ambtenaren bij het opvangen van signalen is belangrijk.

Beleidsvoorbereiding

Participatie is geschikt voor het inwinnen van adviezen bij adviesraden, burgerpanels. Beleidsonderwerpen of projecten waar ervaringsdeskundigheid en leefbaarheid in de eigen woonomgeving een rol spelen zijn hierbij uiterst geschikt.

Besluitvorming

In deze fase is er vooral publiciteit en informatie naar de inwoners belangrijk. Na de besluitvorming is het van belang om betrokkenen uit te leggen waarom college en/of raad besluiten hebben genomen en welke afwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Mocht burgerparticipatie gebruikt zijn in de eerdere beleidsfase(n) dan moeten ze deze ook verantwoorden.

Beleidsuitvoering

Burgerparticipatie is geschikt om inwoners invloed te geven op de voor hen belangrijke details van uitvoering.

Evaluatie

Niemand beter dan de betrokken actoren kunnen bepalen hoe beleid uitgepakt heeft, vraag deze dan ook actief om mee te doen en te denken.

Bron: gemeente Amersfoort. (2009). Participatiewerkvormen.

 

2. Is burgerparticipatie geschikt?

 

Dit hoofdstuk is verwerkt in stap 1 van het afwegingskader.

 

In deze fase wordt het maatschappelijk probleem onderkend, geanalyseerd en gedefinieerd. Het begint met de signalering van een probleem door een beleidsmedewerker, een bestuurder, een raadslid, een hogere overheid, een maatschappelijke instelling of een burger (burgerinitiatief). Deze stap behoort daarom tot de agenderende fase.

 

In eerste instantie is het zaak om dit probleem ook daadwerkelijk te erkennen als een probleem voor de gemeente. De kernvraag in deze is namelijk of het een probleem voor de gemeente is of niet. Afhankelijk van het onderwerp is de raad, het college van B&W of de burgemeester eindverantwoordelijk voor het hele burgerparticipatietraject.

Als een van deze bestuursorganen besloten heeft tot nader onderzoek is dat het moment dat een beleidsmedewerker/projectleider aangesteld wordt om te onderzoeken of een burgerparticipatietraject opzetten mogelijk is en dat is het moment dat jij aan de slag gaat.

 

Burgerparticipatie is niet altijd geschikt. Daarom moet je kijken naar onderstaande criteria. Wanneer sprake is van één of meerdere van onderstaande criteria, dan is het betreffende probleem niet geschikt voor burgerparticipatie, maar is het wel verstandig om burgers te informeren.

  • Het probleem kan opgelost worden door daadkrachtig bestuur;

  • Het probleem is niet handzaam;

  • De uitvoering is medebewind, er is dus geen beleidsvrijheid;

  • Het gaat om een individuele kwestie;

  • Het om kleine wijzigingen gaat in het beleid;

  • Burgers willen niet participeren, omdat het bijvoorbeeld niet interessant is.

 

3. Wie zijn de (mogelijke) participanten?

 

Dit hoofdstuk is verwerkt in stap 2 van het afwegingskader.

 

Het is van groot belang dat je weet wie je betrekt en waarom. Welke actoren (burgers/organisaties) betrek je en wat zijn hun belangen? Gooi niet alle actoren op een hoop, maar deel deze in. Om deze reden is het noodzakelijk dat er een actorenanalyse gemaakt wordt, die ook kenmerken bevat van een krachtenveldanalyse.

 

Een actorenanalyse zorgt voor een duidelijk overzicht van alle actoren die betrokken zijn bij het probleem. Er zijn twee type actorenanalyses, namelijk een voor interne betrokkenen en een voor externe actoren.

 

Interne actorenanalyse

  • Welke interne actoren zijn bij het beleid betrokken en/of zijn hiervoor belangrijk?

  • Hoe wordt de beleidsproblematiek geïnterpreteerd of omschreven? Bestaat hierover overeenstemming of zijn er verschillende inzichten?

  • Welke opvattingen en argumenten zijn er over het beleid (doelen, middelen en tijdskeuzen)? Bestaat hierover overeenstemming of zijn er verschillende inzichten?

  • Welke standpunten over het beleid zijn reeds ingenomen en uitgedragen?

  • Welke opvattingen leven er over burgerparticipatie in het algemeen en in relatie tot de problematiek en het beleid in kwestie? Bestaat hierover overeenstemming of zijn er verschillende inzichten?

 

Externe actorenanalyse

  • Welke externe actoren zijn belangrijk voor het slagen van het beleid?

  • Van welke actoren is men afhankelijk om de problematiek aan te pakken?

  • Welke actoren kunnen het verloop en/of resultaat van het beleid beïnvloeden?

  • Wat is de mogelijke inbreng van deze actoren? Dragen zij relevante kennis bij, of kunnen zij ook een eigen beleidsinspanning leveren?

  • Wat zijn de relevante belangen en doelen van deze actoren?

  • Hoe interpreteren of omschrijven deze actoren de problematiek?

  • Welke standpunten over beleid (doelen, middelen en tijdskeuzen) hebben deze actoren reeds ingenomen (en naar buiten toe uitgedragen) en welke argumenten spelen daarbij een rol?

  • Wat is de betrokkenheid van de actoren bij de problematiek? Zijn zij direct belanghebbend vanuit hun eigen interesse of zijn zij belangstellend vanuit maatschappelijke interesse?

  • Hoe goed zijn deze actoren geïnformeerd? Zijn zij op de hoogte van de problematiek, achtergronden daarvan en het tot nu toe gevoerde beleid?

  • Hoe goed zijn deze actoren georganiseerd? Spreekt een woordvoerder of vertegenwoordiger ook werkelijk namens de organisatie? Hoe snel verlopen interne meningsvorming en besluitvorming?

  • Wat is de kans op constructieve samenwerking met deze actoren? Kunnen krachten gebundeld worden, of is er kans op tegenwerking? In hoeverre zijn partijen bereid tot het sluiten van compromissen? Welke ervaringen met deze actoren zijn er in het verleden?

  • Wat zijn (mogelijke) motieven van deze actoren om te participeren of juist niet te participeren?

 

Afhankelijk van de beschikbare tijd, omvang en intensiteit van het burgerparticipatietraject kunnen bovenstaande vragen meer of juist minder diepgaand beantwoord worden. De antwoorden op deze vragen zijn belangrijk, zodat je vooraf weet wat de belangen en standpunten kunnen zijn per actor. De dorpsraden, leefbaarheidsgroepen en de WMO-Adviesraad zijn vaste overlegorganen die gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen aan het gemeentebestuur. Uit de praktijk zal dan ook blijken dat (een van) deze organen vaak een actor zijn in het burgerparticipatietraject.

 

4. Heeft burgerparticipatie meerwaarde?

 

Dit hoofdstuk is verwerkt in stap 3 en 4 van het afwegingskader.

 

Na de actorenanalyse is het noodzakelijk dat je kijkt of burgerparticipatie een meerwaarde heeft. Hierbij spelen twee elementen een rol, namelijk: heeft het meerwaarde en voldoet aan de randvoorwaarden?

 

4.1 Heeft het meerwaarde?

Als het probleem wel geschikt is voor burgerparticipatie, moet de meerwaarde bepaald worden, want er moet niet ‘zomaar’ gekozen worden voor burgerparticipatie. Er zijn vier typen doelen, namelijk meerwaarde voor: het beleid; de relatie overheid – samenleving; de interne organisatie en/of de samenleving.

 

Doelen rond het beleid

  • Beter beleid en daadkracht door toevoeging van informatie, kennis, geld, ervaring en creativiteit van actoren;

  • Meer kans op wederzijds begrip en consensus door constructieve communicatie tussen de actoren;

  • Meer burgers zijn tevreden, omdat zij hebben mogen meepraten;

  • Het kost in de beginfase meer tijd, maar het bespaart aan de achterkant van het proces vaak bezwaren en/of procedures;

  • Een neveneffect van burgerparticipatie is dat er meer draagvlak voor beleid is, doordat men zich serieus gehoord voelt in het proces.

  •  

Doelen rond de relatie overheid – samenleving

  • Betere relatie met externe partijen en inzicht in de mogelijkheden voor toekomstige samenwerking met actoren;

  • Imagoverbetering door openheid, zorgvuldigheid en het serieus nemen van actoren;

  • Verwachtingsmanagement mogelijk door direct contact met actoren.

 

Doelen rond de interne organisatie

  • Het omgevingsbewustzijn stimuleren binnen de organisatie;

  • Afstemming tussen de ambtelijke en politieke aanpak van problemen. Om een probleem op te lossen, maken we als ambtenaren een analyse van feiten, de politicus heeft meer oog voor het inventariseren van de belangen. Burgerparticipatietrajecten integreren beide benaderingen in één proces.

 

Doelen rond de samenleving

  • De burger vergaart kennis over het lokaal bestuur zodat hij kan groeien in zijn rol. Het kan de (actieve) betrokkenheid bij het bestuur stimuleren;

  • Versterken van sociale cohesie doordat partijen uit de samenleving niet alleen met de gemeente, maar ook met elkaar in contact worden gebracht;

  • Het verbeteren van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van burgers;

  • Partijen uit de samenleving worden direct geconfronteerd met andere belangen. Het verbreedt mogelijk de blik van burgers en organisaties. Het maakt van een abstract tegengesteld belang, een belang met een menselijk gezicht.

 

4.2 Randvoorwaarden

Het is van belang dat aan de randvoorwaarden voldaan wordt. Mocht niet aan voldoende (rand)voorwaarden voldaan worden dan is een interactief burgerparticipatietraject niet wenselijk en/of mogelijk. Burgers kunnen dan nog niet-interactief betrokken worden. Dit zijn de randvoorwaarden:

  • Als er nog écht beïnvloedingsruimte is;

  • Als er intern commitment (ambtelijk, bestuurlijk en politiek) is, want de invloed moet gedeeld worden met de deelnemende partijen;

  • Als er voldoende tijd (fte en doorlooptijd), geld en deskundigheid beschikbaar is. Soms zijn de nadelen van uitstel van het beleid groter dan de nadelen van het niet betrekken van de burgers bij de voorbereiding;

  • Als de actoren de bereidheid hebben om deel te nemen. Hebben ze tijd, zijn ze competent hiervoor en vinden ze het belangrijk genoeg?;

  • Als de (persoonlijke) verhoudingen tussen het bestuur en de participanten werkbaar zijn.

 

5. Welke participatievorm past het beste bij de casus?

 

De niet-interactieve stijlen zijn verwerkt in stap 1, 3 en 4. De interactieve stijlen zijn verwerkt in stap 5 van het afwegingskader.

 

Hoe intensief je mensen bij het proces betrekt hangt af van het doel van het maatschappelijk probleem, de actoren en het onderwerp. Deze participatieladder geeft een overzicht van de vormen van participatie volgens Pröpper en de daarbij behorende bestuursstijl die wij –als gemeente- moeten aannemen. Het linker rijtje beschrijft de rol van de participant, terwijl de bestuursstijl de rol van de gemeente beschrijft. In bijlage 1 zijn alle bestuursstijlen per burgerparticipatieniveau uitgewerkt.

 

De ladder is zo opgezet dat de verschillende vormen van participatie ook werkelijk onderscheidend zijn en elkaar niet overlappen. Daarbij is sprake van een logische opbouw waarbij de invloed en inhoudelijke openheid groter zijn bij een hogere trede op de participatieladder. Dit is cruciaal voor heldere communicatie met participanten en voor een goede rolverdeling in elk beleidsproces.

 

Afbeelding 3 Participatieladder

 

Bron: Partners+Pröpper (2009). Opgeroepen op 19 maart 2015. Geraadpleegd van http://www.interactief2.nl/pages/expertsysteem-interactief-2.0/participatieladder.php

 

Uit afbeelding 3 is te herleiden dat er zeven rollen zijn te onderscheiden voor participatie. We geven nu een beschrijving van de verschillende vormen van participatie. Gesorteerd naar

niet-interactieve en interactieve stijlen. Ook moeten we er rekening mee houden dat hoe interactiever een burgerparticipatietraject is, dat we ook minder grip hebben op de oplossingen.

 

Niet-interactieve stijlen:

  • Gesloten autoritaire stijl: College/raad bepaalt zelf de agenda voor besluitvorming en houden betrokkenen hiervan niet op de hoogte. De gemeente informeert niet.

  • Open autoritaire stijl: College/raad bepaalt zelf de agenda voor besluitvorming en houden actoren hiervan op de hoogte. Het gaat dan slechts om formele inspraakprocedures op basis van wetten of verordeningen. Zij maken geen gebruik van de mogelijkheid om betrokkenen een inbreng te geven in de beleidsontwikkeling. De gemeente informeert.

  • Consultieve stijl: College/raad bepaalt in hoge mate zelf de agenda, maar zien actoren als gesprekspartners bij de ontwikkeling van beleid. De politiek verbindt zich echter niet aan de resultaten die uit de gesprekken voortkomen. De gemeente raadpleegt participanten.

 

Interactieve stijlen

  • Participatieve stijl: College/raad stelt in beginsel de agenda samen, maar geven betrokkenen gelegenheid om problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren, waarbij deze ideeën een volwaardige rol spelen in de beleidsfase(n). De politiek verbindt zich in principe aan de resultaten, maar kan bij de uiteindelijke besluitvorming hiervan (beargumenteerd) afwijken. De participanten adviseren de gemeente.

  • Delegerende stijl: College/raad en betrokkenen komen gezamenlijk een agenda overeen, waarna samen naar oplossingen gezocht wordt binnen vooraf vastgestelde randvoorwaarde of kaders. De politiek verbindt zich aan deze oplossingen met betrekking tot de uiteindelijke besluitvorming. De participanten mogen meebeslissen met de gemeente van het plan.

  • Samenwerkende stijl: College/raad laat de ontwikkeling van en de besluitvorming over het beleid over aan de betrokkenen zonder belemmerende randvoorwaarden, waarbij het ambtelijk apparaat een adviserende rol vervult. Ze zijn dan ook gelijkwaardige partners. De participanten gaan coproduceren.

  • Faciliterende stijl: Groepen nemen zelf het initiatief om in eigen beheer voorzieningen tot stand te brengen en te onderhouden. Politiek en bestuur dragen over. Participanten doen het in eigen beheer, slechts een bescheiden (faciliterende) rol voor gemeente.

 

Uit deze informatie kun je een voorstel maken voor een participatieniveau, dit wordt meegenomen in het overleg dat plaatsvindt als het volledige voorstel af is. We stellen voor om slechts één vorm te kiezen per beleidsfase. Je kunt dus wel voor verschillende niveaus kiezen in de beleidscyclus, maar niet in de beleidsfase.

 

6. Welke werkvormen kunnen gebruikt worden?

 

Op basis van alle afwegingen uit de vorige stappen, kun je eigenlijk nu pas een goede beslissing nemen over de werkvorm(en). Deze werkvormen zijn namelijk afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de beleidsfase, de actoren en de participatievorm.

In tabel 2 zijn de verschillende werkvormen beschreven en gesorteerd naar de verschillende participatievormen die veel gebruikt zijn in Nederlandse gemeenten. In bijlage 2 zijn alle werkvormen verder uitgewerkt.

Let op dat de werkvorm die je kiest in verhouding staat tot wat het oplevert. Als je groots uitpakt moet de uitkomst ook ‘groots’ zijn.

 

De werkvormen zijn onder te verdelen in zes doelen van participeren: informeren, raadplegen, adviseren, meebeslissen, coproduceren en faciliteren.

 

Tabel 2 Werkvormen

Participatievorm

Doel

Werkvorm

Idealemaximalegroottegroep

 

 

Open autoritaire stijl

 

 

Informeren

Persbericht

100+ personen

 

 

Informerende brief

100+ personen

 

 

Website

100+ personen

 

 

Inloopbijeenkomst

100+ personen

 

 

Informatieavond

100+ personen

 

 

Tentoonstelling

100+ personen

 

 

 

 

Consultieve stijl

 

 

 

 

Raadplegen

Burgerjury

<20 personen

 

 

Digitale enquête

100+ personen

 

 

Inloopbijeenkomst

100+ personen

 

 

Informatieavond

100+ personen

 

 

Focusgroep

<10 personen

 

 

Inspiratiegroep

<20 personen

 

 

World café

<50 personen

 

 

Huiskamergesprekken

<20 personen

 

 

Interviews

<30 personen

 

 

Participatieve stijl

 

 

Adviseren

Experts/denktank

<20 personen

 

 

Scenariomethode

<50 personen

 

 

Klankbordgroep

<20 personen

 

 

Workshops

<20 personen

 

 

Stakeholdersmethode

<20 personen

 

Delegerende stijl

 

Meebeslissen

Werkgroep ambtenaren en burgers

<20 personen

 

Samenwerkende stijl

 

Coproduceren

 

Ontwerpatelier

<20 personen

 

Faciliterende stijl

 

Faciliteren

Stakeholdersmethode

<20 personen

Naar: gemeente Amersfoort. (2009). Participatiewerkvormen.

 

Aan de hand van deze informatie kun je een voorstel maken voor een werkvorm(en), dit wordt meegenomen in het overleg dat plaatsvindt als het volledige voorstel af is. Afhankelijk van het maatschappelijk probleem kunnen meerdere werkvormen handig zijn.

 

7. Wat en hoe ga je communiceren?

 

In deze stap beschrijven we de mogelijkheden om met de juiste burgers in contact te komen. Om in contact te komen met bepaalde organisaties weet je wel hoe je in contact moet treden, maar ‘de’ burgers is minder afgebakend, terwijl je deze wel wilt bereiken. Dit hoofdstuk biedt daarvoor handvatten.

 

In het najaar van 2014 heeft er in de gemeente Eersel een onderzoek plaatsgevonden van waarstaatjegemeente.nl en de resultaten zijn in het voorjaar van 2015 gepubliceerd. In dit onderzoek had de gemeente Eersel extra vragen gesteld. In deze vragen werd onder andere stilgestaan bij het gebruik van communicatiemiddelen door de gemeente Eersel voor de burgers.

 

Hiernaast werd actief aan de burger de vraag gesteld door welke communicatiemiddelen zij meer geïnformeerd willen worden over beleidsonderwerpen. Achter bleek dat er per beleidsonderwerp een andere voorkeur uitkomt voor communicatiemiddelen. In bijlage 3 is per beleidsonderwerp een onderscheid gemaakt. In grafiek 1 zijn de totale resultaten opgenomen. Deze grafiek geeft in het algemeen aan welke communicatiemiddelen populair zijn onder de burgers. Ook moet hierbij opmerkt worden dat het ene middel het andere niet aansluit, of juist elkaar op dient te volgen. Een voorbeeld: als er een informatiebijeenkomst georganiseerd wordt, dan kan een uitnodiging bijvoorbeeld gepubliceerd worden in De Hint en op de website.

 

Grafiek 1 Communicatiemiddelen

Bron: waarstaatjegemeente.nl. (2015). Burgerrollen

 

Het is afhankelijk van het onderwerp van het burgerparticipatietraject wat zinvolle communicatiemiddelen zijn, maar website, De Hint, een informatiebulletin en een elektronische nieuwsbrief blijken goede communicatiemiddelen te zijn voor burgers. Dit zijn voorbeelden voor ideale communicatiemiddelen, maar andere middelen kunnen uiteraard ook gebruikt worden. Hiernaast moet je rekening houden met het type burgers dat je wilt bereiken en welke communicatiemiddelen zij gebruiken.

 

In deze stap is het ook noodzakelijk dat jij als beleidsmedewerker/projectleider in overleg gaat met een medewerker van team communicatie en met de coördinator dorpsraden en leefbaarheidsgroepen. Je kunt met deze twee personen je concept plan van aanpak bespreken, omdat zij gezamenlijk (praktijk) ervaring hebben op het gebied van communicatie en welke personen/vereniging relevant zijn voor het onderwerp.

Na dit overleg kun je het plan van aanpak definitief gaan maken en vast laten stellen door het MT en het college en indien nodig de gemeenteraad, zodat het burgerparticipatietraject van start kan gaan.

 

8. Uitgangspunten en praktische tips

 

Participatietrajecten verlopen soepeler wanneer de deelnemers elkaar kunnen aanspreken op een aantal spelregels. Als wij, de gehele organisatie, ons houden aan de afspraken dan is er grotere kans op een positief participatietraject. De uitgangspunten bevatten de belangrijkste afspraken in de communicatie en participatie met de actoren. Tijdens de startbijeenkomst van het participatietraject worden deze spelregels besproken, eventueel aangepast en vastgesteld. Ook wordt hier de gekozen participatievorm besproken en toegelicht waarom juist voor die vorm gekozen is. Het voordeel hiervan is dat alle partijen meegenomen worden in onze keuzes en hierop kunnen reageren. Ook beschrijven we nog een aantal praktische tips tijdens een burgerparticipatietraject.

 

8.1 Uitgangspunten

  • Je schrijft het plan van aanpak voor het burgerparticipatietraject in begrijpelijke taal en deze wordt besproken in het eerste gezamenlijk overleg;

  • Je zorgt ervoor dat alle participanten op tijd (vb. tenminste 1 week van te voren) kunnen beschikken over alle informatie die zij nodig hebben en biedt deze op basis van behoefte verschillende manieren aan (vb. post of e-mail). Goede communicatie is immers noodzakelijk;

  • Participatie betekent dat wij een open en attente houding hebben, serieus luisteren naar wat de actoren zeggen en zoeken naar mogelijkheden;

  • Wanneer er tussentijds wijzigingen optreden, in zowel het proces als de inhoud, dan laten we dit tijdig weten aan de actoren;

  • We nodigen burgers (tenminste 2 weken van te voren) uit voor bewonersavonden en organiseren deze bij voorkeur in de dorpen;

  • We informeren participanten over de uitkomst van het burgerparticipatietraject, de besluitvorming en het vervolg, zodat de juiste verwachtingen worden geschept;

  • De bereidheid naar elkaar te willen luisteren (horen, niet alleen aanhoren);

  • Inlevingsvermogen in het belang van de ander;

  • Een professional accepteert dat anderen iets van zijn werk mogen vinden;

  • Respect voor alle partijen;

  • De moeite doen om de actoren ook werkelijk te betrekken;

  • Het creëren van win-winsituaties: het realiseren van je projectdoelen, maar ook de wensen van actoren.

 

8.2 Praktische tips

Nu volgen praktische tips voor en tijdens een burgerparticipatietraject.

  • Ga nooit zonder kader ‘de boer op’. Geef aan waar actoren over mee kunnen praten, waar de ruimte zit en geef aan waar ze niet over mee kunnen praten;

  • Burgerparticipatie is maatwerk: elk project vraag om een andere aanpak want je werkt steeds in een andere omgeving, met andere doelgroepen;

  • Kies de communicatiemiddelen en momenten op basis van een goed projectplan. Laat je niet verleiden om op basis van een vaag projectplan een communicatieplan te maken of om zonder communicatieplan te gaan communiceren;

  • Jij, als beleidsmedewerker/projectleider en de bestuurlijke verantwoordelijke zijn het gezicht van het project. Maak de resultaten van de communicatie-inspanningen zichtbaar. Ook de minder leuke resultaten;

  • Laat tijdens een proces nooit grote tijdsgaten vallen. Als er vertraging optreedt in bijvoorbeeld besluitvorming of wettelijke procedures, koppel je dit altijd terug aan de doelgroepen;

  • Wees je bewust van de verwachtingen die je mogelijk wekt. Stem verwachtingen op elkaar af en communiceer hier helder over. Ook als er ontwikkelingen zijn waardoor verwachtingen moeten worden bijgesteld;

  • Burgerparticipatie schept verplichtingen: werk transparant en verander nooit stiekem tijdens het spel de spelregels;

  • Betrek bestuurders zo vroeg mogelijk. Maak ze enthousiast voor het project en voor de gekozen aanpak, zodat ze hun verantwoordelijkheid nemen en kunnen nemen;

  • Communiceer tijdens het proces met alle actoren regelmatig over zowel het proces als over de inhoud

 

9. Afwegingskader

 

Dit afwegingskader helpt je om het juiste niveau van burgerparticipatie te adviseren aan het college en/of het MT per beleidsfase.

 

 

Begrippenlijst

 

In dit hoofdstuk staat het begrippenapparaat, onderverdeeld naar een definitie- en afkortingenlijst, beschreven.

 

Definitielijst

  • Burgers: Alle inwoners, ondernemers, organisaties, dorpsraden, leefbaarheidsgroepen en andere belanghebbenden binnen de gemeente Eersel.

  • Participatie: Deelnemen aan iets, meedoen.

  • Burgerparticipatie: De termen burgerparticipatie en interactief beleid worden als synoniemen gebruikt, terwijl er wel een (minimaal) verschil is. In de volksmond is burgerparticipatie meer bekend dan het begrip interactief beleid. Om deze reden hanteer ik burgerparticipatie, maar ik bedoel eigenlijk de definitie van interactief beleid. Deze definitie is: ”Interactief beleid betekent dat een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of de evaluatie van beleid te komen.” (Pröpper, 2009, p. 33)

  • Deskresearch: Vorm van onderzoek doen waarin onderzoeken/rapporten/beleidsnota’s centraal staan.

  • Fieldresearch: Vorm van onderzoek waarin interviews centraal staan.

  • Raad: de gemeenteraad van de gemeente Eersel.

  • College: het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) van de gemeente Eersel.

 

Afkortingenlijst

  • BZK: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • Z.D.: Zonder Datum, datum van publicatie is onbekend

 

Literatuurlijst

 

In dit hoofdstuk staat de literatuurlijst, deze is onderverdeeld naar desk- en fieldresearch.

 

Rapporten, documenten, websites, enz. (deskresearch)

  • Boogers, M.J.G.J.A.. (2011). Hoe CLEAR zijn participatienota’s?. Evaluatie van burgerparticipatienota’s. Universiteit van Tilburg.

  • CBS Statline. (2014). Inwoneraantal gemeente Amersfoort. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=03759ned&D1=0,3,6,9,12&D2=129-132&D3=64,86,126&D4=25-26&VW=T, geraadpleegd op 28 januari 2015.

  • CBS Statline. (2014). Inwoneraantal gemeente Eemsmond. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=03759ned&D1=0,3,6,9,12&D2=129-132&D3=283&D4=25-26&VW=T, geraadpleegd op 14 januari 2015.

  • CBS Statline. (2014). Inwoneraantal gemeente Eersel. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=03759ned&D1=0,3,6,9,12&D2=129-132&D3=285&D4=25-26&VW=T, geraadpleegd op 19 december 2014.

  • CBS Statline. (2014). Inwoneraantal gemeente Katwijk. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=03759ned&D1=0,3,6,9,12&D2=129-132&D3=441&D4=25-26&VW=T, geraadpleegd op 28 januari 2015.

  • CBS Statline. (2014). Inwoneraantal gemeente Roosendaal. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=03759ned&D1=0,3,6,9,12&D2=129-132&D3=683-684&D4=25-26&VW=T, geraadpleegd op 28 januari 2015.

  • CDA; D66; PvdA-Groenlinks. (2014). Coalitieakkoord. Coalitieakkoord voor de bestuursperiode 2014-2018. Gemeente Eersel.

  • Gemeente Amersfoort. (2009). Participatie en inspraak in Amersfoort. Burgerparticipatienota van de gemeente Amersfoort. Gemeente Amersfoort.

  • Gemeente Amersfoort. (2015). Aantal wijken/woonplaatsen en oppervlakte. Opgehaald van http://www.amersfoort.nl/, geraadpleegd op 28 januari 2015.

  • Gemeente Eemsmond. (2005). Burgerparticipatie. Burgerparticipatienota van de gemeente Eemsmond. Gemeente Eemsmond.

  • Gemeente Eemsmond. (2015). Aantal wijken/woonplaatsen en oppervlakte. Opgehaald van http://www.eemsmond.nl/, geraadpleegd op 13 maart 2015.

  • Gemeente Eersel. (2015). Aantal wijken/woonplaatsen en oppervlakte. Opgehaald van http://www.eersel.nl/, geraadpleegd op 28 januari 2015.

  • Gemeente Eersel. (2004). Leidraad Interactieve beleidsvorming gemeente Eersel. Burgerparticipatienota. Gemeente Eersel.

  • Gemeente Eersel. (2013). Toekomstvisie 2030. Toekomstvisie van de gemeente Eersel. Gemeente Eersel.

  • Gemeente Katwijk. (2008). Handleiding interactieve beleidsvorming. Burgerparticipatienota van de gemeente Katwijk. Gemeente Katwijk.

  • Gemeente Roosendaal. (2004). Burgers en Interactiviteit. Burgerparticipatienota van de gemeente Roosendaal. Gemeente Roosendaal.

  • Gemeente Roosendaal. (2015). Aantal wijken/woonplaatsen en oppervlakte. Opgehaald van http://www.roosendaal.nl/, geraadpleegd op 28 januari 2015.

  • de Graaf, L.J.; van Oostaaijen, J.J.C.; Hendrikx, P.M.A.. (2010). Noties voor participatienota’s?. Evaluatieonderzoek van 31 burgerparticipatienota’s. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

  • Geul, A. (2005). Beleidsconstructie, coproductie en communicatie: Zes beproefde methodieken van beleidsontwikkeling. Tweede geheel herziene druk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

  • Geul, A. (2013). Beleidsconstructie, coproductie en communicatie: Zes beproefde methodieken van beleidsontwikkeling. Derde druk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

  • Krielen, N.; Kromdijk, B.; Schoones, M.. (2005). Interactieve beleidsvorming – Gereedschapskist. Nota t.a.v. de nota ‘Burgers en Interactiviteit’. Gemeente Roosendaal

  • Kursten, A.; Geul, A.. (2014). Handleiding uitvoering afstuderen BSK 2014-2015. Handleiding voor de afstudeerfase. Avans Hogeschool.

  • Lowndes, V. and L. Pratchett. (2006). CLEAR: Understanding Citizen Participation in Local Government – and How to Make it Work Better, Local Governance Research Unit, De Montfort University, Leicester, Verenigd Koninkrijk.

  • Ministerie van Algemene Zaken. (2011). Aanpak: Factor C in zeven stappen. Ministerie van Algemene Zaken.

  • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. (2010). Help een burgerinitiatief! Werkboek voor gemeenten met tips voor burgerparticipatie. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

  • pon. (z.d.). Burgerbetrokkenheid. Een onderzoek naar rollen die burgers kunnen hebben. pon.

  • pon. (z.d.). Vormen van burgerbetrokkenheid. Opgehaald van http://toolkitburgerparticipatie.hetpon.nl/, geraadpleegd op 18 februari 2015.

  • Pröpper, I. (2009). De aanpak van interactief beleid: elke situatie is ander. Derde herziene druk, Bussum: Coutinho.

  • Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Boek voor methoden van onderzoek. Derde herziene druk. Den Haag: Boom Lemma.

  • Waarstaatjegemeente.nl. (2015). Burgerrollen. Een onderzoek naar algemene zaken voor inwoners van de gemeente Eersel. Waarstaatjegemeente.nl.

 

Interviews en presentaties (fieldresearch)

De namen zijn op alfabetische volgorde van de achternamen gesorteerd, indien dit mogelijk was.

  • Ansâr Ahmadali (gemeente Katwijk, Senior Communicatie Adviseur).

  • Dorpsraad Vessem, Leefbaar Wintelre, Zorg om Duizel, Leefbaarheidsgroep Knegsel en de WMO Adviesraad.

  • College van Burgemeester en Wethouders (Anja Thijs-Rademakers (Burgemeester),

    Ria van der Hamsvoord-Huijbers (Wethouder), Chris Tönissen (Wethouder),

    Liesbeth Sjouw (Wethouder) en Harrie Timmermans (Gemeentesecretaris).

  • Nicky Fischer (gemeente Eersel, Communicatie adviseur).

  • Monique van den Heuvel (gemeente Eersel, Beleidsmedewerker Onderwijs en Cultuur).

  • Bas Joosten (gemeente Eersel, Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening).

  • Claudia Noteboom (gemeente Roosendaal, Wijkmanager).

  • Anja Thijs-Rademakers (gemeente Eersel, Burgemeester en portefeuillehouder participatie).

  • Jan Smulders (gemeente Eersel, Teamcoördinator Uitvoering en Beheer).

  • Mariëlle Voermans (gemeente Eersel, Coördinator dorpsraden en leefbaarheidsgroepen).

  • Mirjam Wingelaar (gemeente Amersfoort, Communicatie Adviseur).

 

Intrekking oude beleidsregel

De Leidraad Interactieve Beleidsvorming (vastgesteld 14-12-2004) in te trekken;

 

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Burgerparticipatienota gemeente Eersel.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 juli 2015

De raad van de gemeente Eersel

de griffier, (plv.) mevrouw mr. drs. C.M.J.H. Stox

de voorzitter, mevrbųw J.A.M. Thijs-Rademakers

Bijlages 1 t/m 4 zijn apart toegevoegd

 

Bijlage 1 Bestuursstijlen behorende bij burgerparticipatieniveau

Bijlage 2 Werkvormen

Bijlage 3 Communicatievormen per onderwerp
Bijlage 4 Implementatieplan