Organisatie | Wassenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Kruimelgevallen Wassenaar 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels Kruimelgevallen Wassenaar 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-05-2022 | artikel 5, toelichting | 08-02-2022 | Z/22/062534 | ||
14-01-2016 | 05-05-2022 | nieuwe regeling | 08-12-2015 De Wassenaarse Krant, 13-01-2016 | WS Z-21913 |
Jaarlijks worden er in Wassenaar ongeveer 35 omgevingsvergunningen aangevraagd voor plannen die in strijd zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. In de meeste gevallen (ca. 90%) gaat het om kleine strijdigheden ook wel kruimelgevallen genoemd en kunnen de vergunningen verleend worden op basis van de reguliere voorbereidingsprocedure. Voorwaarde daarvoor is dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
SYSTEMATIEK WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT (WABO)
Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c Wabo regelt dat het verboden is een project uit te voeren dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Hierbij wordt met het "gebruiken van gronden" ook het bouwen op deze gronden bedoeld. Een ander uitgangspunt van de Wabo is dat een omgevingsvergunning voor bouwen geweigerd moet worden als het plan in strijd is met enige bepaling uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarbij regelt de Wabo overigens wel weer dat in die gevallen eerst onderzocht moet worden of er afgeweken kan worden van het bestemmingsplan.
Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo en de categorieën gevallen (kruimelgevallen) genoemd in artikel 4 van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) en geeft aan in welke concrete gevallen een omgevingsvergunning wordt verleend voor het handelen in strijd met een bestemmingsplan.
Over een aanvraag omgevingsvergunning voor handelen in strijd met een bestemmingsplan op basis van de kruimelgevallen moet binnen 8 weken een besluit genomen zijn. Door aanvragen omgevingsvergunning te toetsen aan deze beleidsregels is er sneller duidelijk of de vergunning verleend kan worden.
Efficiënte inzet van beschikbare middelen
Een gemeente is wettelijk verplicht om haar beschikbare middelen zo efficiënt als mogelijk in te zetten. Aanvragen omgevingsvergunning toetsen aan deze beleidsregels levert hieraan een aanzienlijke bijdrage.
Rechtsgelijkheid en -zekerheid
Goed bestuur hangt samen met planmatigheid en het handelen volgens een vaste, constante lijn. Een beleidsregel draagt bij aan consistent bestuur en heeft een toegevoegde waarde voor rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Een beleidsregel bevordert het "gelijk handelen" in "gelijke gevallen" en daarmee de voorspelbaarheid of in ieder geval de controleerbaarheid.
Artikel 4:81 Awb bepaalt dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Ter motivering van een besluit op basis van een dergelijke bevoegdheid kan dan worden volstaan met een verwijzing naar de beleidsregels.
Artikel 4:84 Awb verplicht het bevoegd gezag dat zij handelt in overeenstemming met de beleidsregels, tenzij dat voor één of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Hierdoor is specifieke hardheidsclausule in beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb overbodig.
Met inachtneming van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), besluiten wij met betrekking tot de aan ons toekomende bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan of een beheersverordening, de volgende beleidsregels vast te stellen:
Erf achter de lijn die een woning doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter de woning te komen.
Deel van de gemeente dat in de bouwverordening is aangewezen als bebouwde kom.
Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.
Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, evenals een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van die wet.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Hoogste punt van een schuin dak.
Laagste punt van een schuin dak.
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
Boven kant van de goot c.q. druiplijn, boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Huisvesting in verband met mantelzorg
Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, evenals pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
Erf dat geen onderdeel is van het achtererf gebied.
Erf bij een woning op 1 m achter de voorkant voor zover niet al aangemerkt als achtererf gebied.
Artikel 3 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan
Een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c Wabo wordt verleend voor:
Artikel 4 Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening
De meeste gebouwen voor de in dit onderdeel genoemde categorie voldoen aan de kenmerken genoemd in artikel 2 onderdeel 18 van bijlage II Bor en zijn daardoor vergunningsvrij voor zowel de activiteit bouwen als handelen in strijd met ruimtelijke regels. Plannen voor gebouwen die toch vergunningplichtig zijn komen mede daardoor zo weinig voor en hebben meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde gebouwen zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 5 Een bouwwerk geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk
Een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c Wabo wordt verleend voor
Het bouwen van een installatie ten behoeve van zonnepanelen of -collectoren, mits:
Bij een woning op de grond of ingegraven:
Indien in het zij- en achtererfgebied:
de onderzijde van het opstelpunt, frame of tribune ten minste 60 centimeter boven maaiveld bedraagt, de bovenzijde maximaal 2,5 meter, indien geclusterd of in rijen, niet meer dan drie panelen aaneengesloten, met telkens tussen de rijen en de clusters een open strook van 20 centimeter of anderszins een hemelwaterdoorlatende opening;
In het landschap, landgoed of buitenplaats:
de onderzijde van het opstelpunt, frame of tribune tenminste 60 centimeter boven maaiveld bedraagt, de bovenzijde maximaal 3 meter, indien geclusterd of in rijen, niet meer dan drie panelen aaneengesloten, met telkens tussen de rijen en de clusters een open strook van 20 centimeter of anderszins een hemelwaterdoorlatende opening.
Artikel 6 Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een woning
Een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c Wabo wordt verleend voor:
Artikel 7 Een antenne-installatie
Plannen voor de hier bedoelde bouwwerken komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde bouwwerken zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 8 Een installatie bij een glastuinbouwbedrijf
Plannen voor de hier bedoelde installaties komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde installaties zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 9 Een installatie bij een agrarisch bedrijf
artikel 4 zevende lid, bijlage II Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procédé genoemde nevenbestanddelen.
Plannen voor de hier bedoelde installaties komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde installaties zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 10 Het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied
Plannen voor het hier bedoelde gebruik komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde plannen zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 11 Het gebruiken van bouwwerken
Plannen voor het hier bedoelde gebruik komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde plannen zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 12 Het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning
Plannen voor het hier bedoelde gebruik komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde plannen zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Artikel 13 Ander gebruik van gronden of bouwwerken voor ten hoogste 10 jaar
Plannen voor het hier bedoelde gebruik komen zo weinig voor en hebben ook nog meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Voor afwijken van een bestemmingsplan voor de in dit onderdeel bedoelde plannen zullen per aanvraag omgevingsvergunning de belangen worden gewogen.
Aldus besloten in de vergadering d.d.
van burgemeester en wethouders van Wassenaar,
secretaris,
burgemeester,
Voor het opstellen van deze beleidsregels is geïnventariseerd voor welke categorieën gevallen het vaakst omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regels wordt aangevraagd (zowel direct als indirect op grond van artikel 2.10, tweede lid Wabo). Resultaat hiervan was dit met name de categorieën gevallen bijbehorende bouwwerken, bouwwerken geen gebouw zijnde en dakkapellen zijn. Om deze reden zijn alleen voor deze categorieën gevallen regels opgenomen.
Daarnaast is per categorie onderzocht in welke mate er de afgelopen 3 jaar afwijkingen van bestemmingsplannen zijn toegestaan. Deze resultaten zijn als uitgangspunt gebruikt voor specifieke regels per categorie die daardoor feitelijk een concretisering zijn van de tot nu toe ongeschreven acceptabele mate van afwijking.
Wassenaar is voor een groot deel aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Mede hierdoor hebben de gronden in dit gebied een dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie". Deze dubbelbestemming regelt dat bouwen zodanig dient plaats te vinden dat de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden niet (onevenredig) worden aangetast. Daarbij verplicht het bestemmingsplan het college van burgemeester en wethouders om daarover te laten adviseren door een deskundige, in dit geval, de commissie voor welstand en cultureel erfgoed.
Om te voorkomen dat deze beleidsregels die bescherming zonder meer te niet doen is er voor gekozen om bij een aantal categorieën de voorwaarde op te nemen dat in een beschermd dorpsgezicht het bouwen niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de te beschermen waarden.
Nagenoeg alle gronden in Wassenaar hebben een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Deze dubbelbestemming regelt er slecht op die gronden gebouwd mag worden als is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden geschaad.
Om te voorkomen dat deze beleidsregels die bescherming zonder meer te niet doen is er bij een aantal categorieën de voorwaarde opgenomen dat in geval van deze dubbelbestemming met het bouwen de vastgestelde archeologische waarden niet mogen worden geschaad.
Bij het definiëren van de begrippen is zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de begrippen uit bijlage II behorende het Besluit omgevingsrecht, de bouwverordening, de Woningwet en de Wabo.
Omdat bestemmingplannen veelal onderscheid maken tussen bouwen aan de achter-, zij- en voorgevel geven de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied onvoldoende houvast om kaders te stellen waarbinnen voor bouwen aan een zijgevel afgeweken kan worden van het bestemmingplan. Daarom is voor de gevallen waarin sprake is van een erf aan de zijkant van de woning gericht naar openbaartoegankelijk gebied het begrip "zijerf" opgenomen.
Net als bij de begrippen is er voor de wijze van meten aangesloten bij de methodiek zoals deze in het Besluit omgevingsrecht is opgenomen.
Artikel 3 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan
Dit artikel gaat over de categorie bijbehorende bouwwerken alsmede om uitbreidingen daar van. Bijbehorende bouwwerken is een verzamelbegrip. Hieronder vallen aan- en uitbouwen en bijgebouwen. En hoewel overkappingen (wegens het ontbreken van wanden) niet worden gezien als gebouwen vallen deze ook binnen deze categorie.
Uit een inventarisering van de bouwregels van de verschillende bestemmingsplannen blijkt dat grosso modo vrijstaande bijgebouwen tot 30m2 en een aan- of uitbouw aan de achtergevel van 3 meter diep mogelijk zijn, zolang het erf voor niet meer dan 30% bebouwd is.
Artikel 2 derde lid, onder f onder 1 van bijlage II Bor maakt het mogelijk om een bebouwingsgebied tussen de 50% en 20%, afhankelijk van de grootte van het gebied, te bebouwen. Dit met een absoluut maximum van 150 m2.
In deze beleidsregel is voor het afwijken van het bestemminsplan qua oppervlakte de systematiek gebruikt uit artikel 2 derde lid van bijlage II Bor, met dien verstande dat het percentage over de eerste 100 m2 achtererfgebied + zijerf 40% is. Hierdoor blijft het verschil met dat wat het bestemmingplan qua oppervlakte mogelijk maakt en de beleidsregel binnen een acceptabele marge (ca. 10%) en slaat het een tegelijk een brug tussen het bestemmingplan en artikel 2 derde lid bijlage II Bor.
Een rijwoning met een achtertuin (lees bebouwingsgebied) van 60 m2.
Op basis van artikel 2 derde lid, onder f onder 1 van bijlage II Bor, mag het bebouwingsgebied tot maximaal 30 m2 (50% van 60 m2) worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.
Rekenend met dat wat de bestemmingsplannen gemiddeld mogelijk maken zou er met omgevingsvergunning 18 m2 (30% van 60 m2) aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
Op basis van artikel 3 van deze beleidsregel kan omgevingsvergunning voor handelen in strijd met het bestemmingsplan worden verleend voor bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 24 m2 (40% van 60 m2.
Een 2-onder-l kap woning met een achter/zij tuin (lees bebouwingsgebied) van 170 m2.
Op basis van artikel 2 derde lid, onder f onder 1 van bijlage II Bor, mag het bebouwingsgebied tot maximaal 64 m2 (50 m2 + 20% van 70 m2) worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.
Rekenend met dat wat de bestemmingsplannen gemiddeld mogelijk maken zou er met omgevingsvergunning ca. 48 m2 (ca. 18 m2aan-/uitbouw + 30 m2bijgebouw) aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
Op basis van artikel 3 van deze beleidsregel kan omgevingsvergunning voor handelen in strijd met het bestemmingsplan worden verleend voor bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 54 m2 (40 m2+20% van 70 m2).
Een vrijstaande woning met een achter/zij tuin (lees bebouwingsgebied) van 380 m2.
Op basis van artikel 2 derde lid, onder f onder 1 van bijlage II Bor, mag het bebouwingsgebied tot maximaal 98 m2 (50 m2 + 40 m2 + 10% van 80 m2) worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.
Rekenend met dat wat de bestemmingsplannen gemiddeld mogelijk maken zou er met omgevingsvergunning ca. 68 m2 (ca. 18 m2aan-/uitbouw + 50 m2bijgebouw) aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
Op basis van artikel 3 van deze beleidsregel kan omgevingsvergunning voor handelen in strijd met het bestemmingsplan worden verleend voor bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 88 m2 (40 m2+ 40 m2 + 10% van 80 m2).
Bij het toestaan van handelen in strijd met een bestemmingsplan worden niet alleen het algemeen belang en het individuele belang van de aanvrager gewogen maar ook de belangen van derden. Bij bouwplannen met balkons of dakterrassen is daarom artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek interessant.
Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
Het doel van deze bepaling is het waarborgen van de privacy van de buren. Hiermee is overigens niet gezegd dat uitzicht binnen twee meter van de erfgrens in het geheel niet zijn toegestaan en dat deze bepaling een vergunning voor het realiseren van een dakterras binnen een afstand van 2 meter van de erfgrens per definitie in de weg staat. Het burenrecht is namelijk regelend recht, dat betekend dat onderlinge afspraken gemaakt kunnen worden als uitzondering op het bepaalde op het burenrecht. Daarom is de nuance "tenzij de gebruikers en/of eigenaren van de naburige percelen schriftelijk verklaren hiertegen geen bezwaren te hebben" in artikel 3, tweede lid onder g onder i, opgenomen.
Artikel 5 Een bouwwerk geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk
Ondanks dat deze categorie aanzienlijk ruim geïnterpreteerd mag worden beperkt artikel 5 zich vooralsnog tot erf- en perceelafscheidingen bij woningen en dan met name op hoekpercelen met een zijerf grenzend aan openbaar toegankelijk gebied. Bestemminsplannen maken voordergelijke situaties meestal een perceelafscheiding van maximaal 1 meter mogelijk omdat het zijerf in deze bestemmingsplannen gezien wordt als voorerf. Hierdoor is het moeilijk om een zelfde mate van privacy te creëren als bij een tussenperceel, terwijl juist bij hoekpercelen hier behoefte aan is door het naast gelegen openbaar toegankelijk gebied. De voorwaarden in dit artikel maken het mogelijk afwijken van het bestemmingsplan toe te staan voor een perceelafscheiding tot maximaal 2 meter vanaf een meter achter (het verlengde van) de voorgevel. Voorwaarden over openheid en visuele aansluiting bij de omgeving zijn hier niet nodig. Dit is namelijk onderdeel van de beoordeling of de perceelafscheiding voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Voor wat betreft tweede onderdeel van de opsomming in dit artikel; de beeldkwaliteit van Wassenaar wordt in hoge mate bepaald door het groen van de tuin- en landschapsarchitectuur. Deze beeldkwaliteit staat los van de ecologische waarde van het groen, maar het is evident dat het opwekken van elektriciteit als bijdrage aan het behalen van de klimaatdoelstellingen op gespannen voet staat met de aantasting van de groene longen. Het plaatsen van opstelpunten voor energieopwekking mag dus niet ten koste gaan van de tuin- park- of landschappelijke aanleg. Overigens zijn veel landgoederen en buitenplaatsen aangewezen als beschermd monument.
De afstanden met betrekking tot de opstelpunten maken een ondergroei van schaduwplanten, kruiden of mossen mogelijk.