Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sliedrecht

Standplaats- en ventvergunningenbeleid 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSliedrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingStandplaats- en ventvergunningenbeleid 2022
CiteertitelStandplaats- en ventvergunningenbeleid 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene plaatselijke verordening Sliedrecht 2022

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-04-2022Nieuwe regeling

08-02-2022

gmb-2022-178740

Tekst van de regeling

Intitulé

Standplaats- en ventvergunningenbeleid 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht;

 

gelet op:

  • de taak van de gemeente Sliedrecht om te zorgen voor een rechtmatig en veilig gebruik van de openbare ruimte voor standplaatsen en venten;

  • het bepaalde in de artikelen 5:14 tot en met 5:20 van de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht;

  • de plicht van de gemeente vanuit het gelijkheidsbeginsel om voor schaarse vergunningen inzichtelijk te maken wat de beperkte looptijd, aanvraagmogelijkheden en wijze van toedeling is;

 

BESLUIT

 

de volgende beleidsregel vast te stellen.

 

Beleidsregel standplaatsen en venten Sliedrecht 2022

 

 

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Naast het aanbieden van goederen en diensten in winkels en op de wekelijkse warenmarkt, zijn er nog een viertal manieren om deze aan de man te brengen:

  • het aanbieden van goederen en diensten vanaf een vaste commerciële standplaats;

  • het aanbieden van goederen en diensten vanaf een incidentele commerciële standplaats;

  • het aanbieden van goederen en diensten vanaf een incidentele niet-commerciële standplaats;

  • het aanbieden van goederen en diensten door te venten.

Deze vormen van het aanbieden van goederen of diensten kunnen een waardevolle toevoeging zijn voor Sliedrecht: het kan de gemeente verlevendigen, bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte en het voorzieningenaanbod verrijken. Om evenwel een onevenredige aantasting van de voorzieningenstructuur te voorkomen en om overlast, zoals parkeren, verkeer, stank, hinder en/of uitzicht te beperken zijn standplaatsen en venten slechts onder voorwaarden toegestaan. Het college kan een vergunning verlenen voor venten of het innemen van een standplaats op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht (hierna: APV); zonder vergunning is venten of het innemen van een standplaats verboden.

 

Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het college de uitoefening van deze bevoegdheid regelen door beleidsregels vast te stellen. De meest recente beleidsregels ten aanzien van standplaatsen dateren uit 2012. Inmiddels voldoen deze beleidsregels niet meer aan de geldende regelgeving en actuele situatie, waardoor deze toe zijn aan actualisatie. Uit recente jurisprudentie volgt dat standplaatsen schaarse vergunningen zijn en dat moet worden voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn. Dit betekent onder meer gelijke kansen op standplaatsvergunning voor alle gegadigden.

 

1.2 Afbakening

Dit beleidskader richt zich op de solitaire straathandel in goederen en diensten – het venten en innemen van standplaatsen – de zogenaamde commerciële activiteiten van de ambulante ondernemer.

Uitstallingen van winkeliers vallen niet onder dit beleidskader, maar onder de regels van artikel 2:10 APV. Standplaatsen bij evenementen maken onderdeel uit van een evenementenvergunning. Voor de weekmarkt is de regelgeving opgenomen in de Marktverordening Sliedrecht.

 

2. Ventbeleid

 

Venten is de straathandel waarbij de ondernemer zijn waren (goederen of diensten) voortdurend vanaf een andere plaats aanbiedt. Bij venten is het van belang dat de venter in beweging is; het tijdelijk stilstaan in afwachting van klanten is geen venten.

 

2.1 Definitie venten

Onder venten wordt verstaan: "het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis", artikel 5:14 lid 1 APV. Onder venten wordt niet verstaan (lid 2):

  • het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel;

  • het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten, weekmarkten of snuffelmarkten;

  • het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats.

 

2.1.1 Onderscheid venten en collecteren

Naast venten is collecteren apart gereguleerd: collecteren valt onder artikel 5:13 APV. Voor een openbare collecte is vergunning vereist.

Het onderscheid tussen venten en collecteren is het volgende. Van venten of colporteren is sprake wanneer voor deze goederen een reële contraprestatie in de vorm van een vast bedrag wordt gevraagd. In principe worden bij collecteren geen goederen aangeboden, maar gaat het om het inzamelen van geld en goederen. Verkrijgt men een drukwerk of ander goed door een willekeurig bedrag of een weliswaar vast, maar niet meer als reële contraprestatie aan te merken bedrag aan geld in een bus te werpen of te overhandigen als bijdrage voor een duidelijk kenbaar liefdadig of ideëel doel, dan is sprake van een collecte. De goederen worden daarbij slechts ter ondersteuning van die actie uitgereikt. De Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) houdt toezicht op Erkende Goede Doelen en biedt hiervoor ook een leidraad aan ons als gemeente bij de beoordeling of iets een collecte is of niet.

 

2.2 Locaties en tijden venten

Op grond van artikel 5:15 APV is venten zonder vergunning van het college verboden. Uitgangspunt voor het beleid is dit ventverbod. De APV Sliedrecht bevat geen nadere bepalingen ten aanzien van locaties, dagen of uren voor welke door het college een ventvergunning kan worden afgegeven. Daarin voorziet dit beleidskader. Het aanwijzen van gebieden en tijden is gebaseerd op de algemene weigeringsgronden in artikel 1:8 APV, met name de openbare orde en openbare veiligheid, inclusief overlast voor inwoners en verkeersveiligheid.

 

De ambulante verkoop van goederen en diensten kan, zoals gesteld in de inleiding, een waardevolle toevoeging zijn voor Sliedrecht. Dit geldt zowel voor venten als voor standplaatsen en markten. Venten onderscheidt zich echter van standplaatsen en markten door de directe benadering van inwoners aan huis. Hierdoor kan snel overlast worden ervaren, kan met name bij ouderen vrees ontstaan voor oplichting en kan daarmee de openbare orde en openbare veiligheid in het geding komen.

 

Uitgangspunt is daarom dat er slechts beperkt ruimte is voor venten. Venten is mogelijk binnen de volgende kaders:

  • Alleen van maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 20.00 uur van 1 april tot 30 september en tussen 9.00 en 18.00 uur van 1 oktober tot 31 maart.

  • Per ventvergunning maximaal één dag per week.

  • Per dag maximaal één ventvergunning.

  • Vergunningen worden voor de duur van maximaal één jaar verleend.

 

2.3 Ventvergunning

Op een ventvergunning zijn de algemene vereisten van de artikelen 1:4 tot en met 1:8 APV van toepassing, waarin onder meer is vervat dat aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, de vergunning persoonsgebonden is, en dat de algemene weigeringsgronden van toepassing zijn.

 

2.3.1 Soorten ventvergunningen

Er zijn twee soorten ventvergunningen:

  • dagvergunning: een ventvergunning die eenmalig wordt verleend voor de periode van één dag;

  • jaarvergunning: een ventvergunning die wordt verleend voor een periode van minimaal twee dagen tot maximaal één jaar.

 

2.3.2 Eisen aan de vergunningsaanvraag

Aan een vergunningaanvraag worden de volgende eisen gesteld:

  • de vergunning moet worden aangevraagd door middel van een daarvoor vastgesteld aanvraagformulier;

  • de aanvrager geeft aan voor welke locatie(s)/wijk(en) hij een vergunning aanvraagt;

  • de aanvrager geeft aan welke goederen en/of diensten aangeboden zullen worden;

  • de aanvrager geeft aan voor welke periode hij een vergunning aanvraagt;

  • de aanvrager geeft aan welke maatregelen hij treft voor duurzaamheid en milieu (bijv. elektrisch vervoer, vermijden van plastics)

  • de aanvrager overlegt een kopie van een geldig bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel in de betreffende branche;

  • de aanvrager overlegt een kopie van een geldig legitimatiebewijs.

 

2.3.3 Inhoud van een vergunning

In een vergunning wordt in ieder geval vermeld:

  • dat het verboden is op of aan de weg een standplaats in te nemen;

  • het gebied waar gevent mag worden;

  • dat het bij het te koop aanbieden, verkopen of afgeven geen muziek of lawaai mag worden voortgebracht, anders dan door middel van de onversterkte stem;

  • dat, indien de weg ten gevolge van het te koop aanbieden, verkopen of afgeven verontreinigd wordt, de vergunninghouder er zorg voor draagt dat de weg onmiddellijk wordt gereinigd;

  • dat de vergunninghouder, onverminderd het bepaalde in artikel 6:162 en de artikelen 6: 169-172 Burgerlijk Wetboek, aansprakelijk is voor alle schade, welke door het uitoefenen van de bevoegdheden, ontleend aan deze vergunning, aan weken of eigendommen van de gemeente wordt veroorzaakt;

  • dat de vergunninghouder bij voorbaat afstand doet van alle aanspraken, welke hij tegenover de gemeente Sliedrecht zou kunnen doen gelden wegens schade, door welke oorzaak dan ook ontstaan en dat hij de gemeente Sliedrecht vrijwaart van aanspraken tot vergoeding van schade, welke het gevolg is van het gebruik maken van deze vergunning;

  • dat de vergunninghouder alle aanwijzingen en/of bevelen, gegeven door de brandweer, de politie of daartoe aangewezen ambtenaren van de gemeente stipt en onverwijld dient op te volgen.

 

Aan het verlenen van een ventvergunning zijn kosten verboden. Op grond van de Legesverordening is de aanvrager een tarief verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag.

 

2.3.4 Weigeringsgronden

De APV bevat voor venten geen bijzondere weigeringsgronden, dus voor de ventvergunning geldt alleen de algemene bepaling van artikel 1:8 APV, over onder meer de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.

 

3. Standplaatsenbeleid

3.1 Definitie standplaats

Onder een standplaats wordt verstaan: “een standplaats is het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel”, artikel 5:17 APV. Hieronder wordt niet verstaan een vaste plaats op een jaar- of weekmarkt of tijdens een evenement.

 

De standplaats moet zich beperken tot de verkoopinrichting. Hiermee wordt bedoeld: een kraam, een wagen, een tafel of een ander fysiek middel ten behoeve van de verkoop op een standplaats. Externe reclame-uitingen of terrasopstallen vormen in principe geen onderdeel van een standplaats, tenzij expliciet opgenomen in de standplaatsvergunning.

 

Een standplaats bestaat in principe uit één verkoopinrichting, tenzij de betreffende locatie ruimte biedt voor meerdere verkoopinrichtingen. Hiervoor geldt een maximum van 5 verkoopinrichtingen per standplaats en per vergunning. Dit biedt ruimte voor bijvoorbeeld een maandelijkse minimarkt in een winkelgebied onder regie van de winkeliersvereniging.

 

Er is onderscheid tussen drie soorten standplaatsen:

  • vaste standplaats;

  • seizoensgebonden standplaats;

  • tijdelijke standplaats (incidentele of ideële standplaats).

 

3.1.1 Vaste standplaats

Onder een vast standplaats wordt een vaste locatie verstaan die door de vergunninghouder wordt ingenomen:

  • op de door het college toegewezen dag met een wekelijkse of maandelijkse regelmaat, uitgezonderd 6 weken (waarvan maximaal 4 weken aaneengesloten) vakantie per jaar;

  • voor een maximum van twee dagen per week;

  • structureel, dus het gehele jaar door is toegestaan;

  • voor maximaal 5 kalenderjaren.

 

Van het maximum van twee dagen per week kan worden afgeweken indien er voor de betreffende locatie geen concurrerende vergunningsaanvragen zijn ontvangen of indien de vaste standplaats is gesitueerd op privéterrein.

 

3.1.2 Seizoensgebonden standplaats

Onder een seizoensgebonden standplaats wordt een locatie verstaan die door de vergunninghouder wordt ingenomen:

  • in een door het college toegewezen periode van het seizoen;

  • van waaruit seizoensgebonden producten worden verkocht;

  • voor maximaal 5 kalenderjaren;

  • de seizoensgebonden standplaats telt niet mee voor de branchering.

 

3.1.3 Incidentele en ideële standplaats

Binnen de gemeente Sliedrecht zijn er twee soorten tijdelijke standplaatsen: incidentele standplaats en ideële standplaats. Bij beide standplaatsen gaat het om een tijdelijk karakter en worden ze slechts voor een korte periode ingenomen.

  • Een incidentele standplaats is een tijdelijke standplaats die sporadisch en niet stelselmatig wordt ingenomen. Het gaat hier om verkoop of promotie van commerciële producten of diensten. Een incidentele standplaats kan voor één dag(deel) en maximaal drie aaneensluitende dagen worden ingenomen.

  • Een ideële standplaats is een bijzondere vorm van een tijdelijke standplaats en kan worden ingenomen naar gelang de duur van het onderzoek of project, met een maximum van 2 maanden. Het gaat hier om een standplaats met een maatschappelijk belang. Denk aan instellingen die voorlichting geven en preventiewerk verrichten op het gebied van de volksgezondheid, zoals het borstkankeronderzoek.

 

3.2 Definitie branchering van detailhandel

In dit beleid wordt gesproken over branchering. Hiermee wordt bedoeld: beperking van verkoop van dezelfde en aanverwante producten per dag en per week. Ter voorkoming dat alle standplaatsen door eenzelfde branche worden ingenomen wordt branchering gehanteerd. Dit komt ten goede van het voorzieningenaanbod.

 

Branchering schept de mogelijkheid te sturen op de verscheidenheid van aanbod. Op deze wijze wordt, in het belang van de consument en ook de andere standplaatshouders, de diversiteit aan aanbod behouden en daarmee de aantrekkelijkheid van het aanbod in de gemeente. De gemeente Sliedrecht maakt bij de branchering onderscheid tussen food en non-food (deze lijst is niet uitputtend):

 

Food

- Aardappelen, groente en fruit;

- Kaas en andere zuivelproducten;

- Snacks, friet en ijs;

- Vis en visproducten;

- Brood, koek en banket;

- Gebak en oliebollen;

- Snoepgoed;

- Vlees en vleeswaren;

- Wild en gevogelte;

- Kruidenierswaren;

- IJs.

 

Non-food

- Bloemen en planten;

- Kleding en dergelijke;

- Huishoudelijke artikelen;

- Drogisterij artikelen;

- Doe-het-zelf artikelen;

- Dierenbenodigdheden;

- Posters en schilderijen;

- Kerstbomen.

 

Het is verplicht om de branchering bij de vergunningaanvraag door te geven.

 

4. Locaties voor standplaatsen

4.1 Algemeen

Het gebruik van openbaar gebied ten behoeve van detailhandelsactiviteiten, zoals het innemen van een standplaats, heeft consequenties voor het gebied en de omgeving. Standplaatsen vormen een waardevolle aanvulling op het bestaande voorzieningenniveau.

 

De standplaatsen worden door de gemeente gereguleerd. Bij een standplaats moet voldoende ruimte beschikbaar zijn voor de verkoopinrichting. Klanten moeten bijvoorbeeld vlakbij kunnen parkeren. Een gebrek aan parkeergelegenheden kan tot (verkeers)gevaarlijke of hinderlijke situaties leiden.

 

4.2 Locaties

Het college heeft vaste locaties aangewezen voor de vaste standplaatsen. Voor de seizoenstandplaatsen zijn geen vaste locaties en wordt bij de beoordeling van een locatie getoetst aan de weigeringsgronden in de APV. Hierbij wordt ook advies opgevraagd bij een verkeersdeskundige, gelet op de verkeersveiligheid. De standplaatsen mogen op een locatie naar keuze worden ingenomen, mits de locatie niet bezet is door een vaste standplaats of een evenement waarvoor op grond van artikel 2:25 van de APV een melding is gedaan of vergunning voor is verleend.

 

Overzicht locaties vaste standplaatsen

 

Gebied

Locatie

Maximum vergunningen per gebied

Maximum standplaatsen per dag en locatie

Maximum standplaatsen per branche

 

 

 

 

 

Per week

Per dag

Kerkbuurt: winkelstraat

Merwedeplein *

3

2

1

1

Kerkbuurt: entree noordzijde

Frans Halsstraat / Jacob Catsstraat / Joost van den Vondelstraat *

3

1

1

-

Bonkelaarplein

Bonkelaarplein

3

1

1

-

Fazantplein

Nabij De Horst 113

1

1

-

-

Station Baanhoek

Station Baanhoek, zijde Intermezzo *

3

1

1

-

Stationspark I + II

Stationspark *

2

1

2

-

Nijverwaard

Woonboulevard-gebied, op privéterreinen met de bestemming "detailhandel"

2

2

2

2

Noordoost-Kwadrant

Prisma (privéterrein Intratuin) *

1

1

1

1

* Op deze locaties is de standplaats nog niet opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Derhalve is voor deze locaties een (tijdelijke) omgevingsvergunning vereist.

 

4.3 Overlast

De Wet milieubeheer bevat regels ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders van een verkoopinrichting. Vooral aan (geur)overlast veroorzakende en voedsel bereidende verkoopinrichtingen worden milieueisen gesteld om afvalstoffen en (geur)overlast te voorkomen.

 

Voor het bereiden van voedingsmiddelen moet de standplaatshouder voldoen aan de regels van het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Deze regels voorkomen dan wel beperken de geurhinder.

 

4.4 Ondergrond voor andere doeleinden nodig

Het kan voorkomen dat de gemeente Sliedrecht de ondergrond van de standplaats dan wel de directe omgeving voor andere doeleinden nodig heeft in verband met bepaalde activiteiten, zoals een kermis, herdenking of evenement. Tijdens dergelijke activiteiten zijn de locaties alleen te benutten indien daar vooraf toestemming is verleend door de gemeente.

 

4.5 Privéterrein

Een aantal aangewezen locaties bevinden zich op privéterrein. Het is verplicht om schriftelijke toestemming te krijgen van de grondeigenaar om op de grond een standplaats in te nemen. De schriftelijke toestemming dient bij de aanvraag voor de standplaatsvergunning toegevoegd te worden.

 

Het is mogelijk een standplaats aan te vragen voor een niet aangewezen locatie op privéterrein. Een dergelijke nieuwe locatie moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1.

    De standplaats ligt niet aan een drukke weg die bestemd is voor doorgaand verkeer.

  • 2.

    In de nabijheid van de standplaats is voldoende parkeergelegenheid.

  • 3.

    De standplaats is veilig bereikbaar voor het publiek.

  • 4.

    De standplaats veroorzaakt geen onevenredige overlast voor omwonenden en gebruikers van omliggende gebouwen.

  • 5.

    Een standplaats in de woonkern moet de centrumfunctie versterken.

  • 6.

    De standplaats past binnen het bestemmingsplan of hiervoor is een omgevingsvergunning verleend om af te wijken van het bestemmingsplan.

 

5. Standplaatsvergunning

5.1 Algemeen

Een standplaatsvergunning is op grond van artikel 1:5 van de APV een persoonsgebonden vergunning. De vergunning mag niet aan een ander worden afgestaan of in gebruik worden gegeven. De artikelen 5:17 tot en met 5:20 van de APV hebben betrekking op de standplaatsen.

 

5.2 Indieningsvereisten

Voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning komt uitsluitend een natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in aanmerking. Deze persoon moet een aanvraag via het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier indienen bij het college.

 

De aanvraag om een standplaatsvergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens en documenten:

  • 1.

    Naam, adres en woonplaats aanvrager;

  • 2.

    Telefoonnummer en e-mailadres;

  • 3.

    De gewenste locatie inclusief locatiekaart;

  • 4.

    De voorkeurs dag(en) en tijdsperiode dat de standplaats ingenomen wordt;

  • 5.

    Het doel van de inname van de standplaats (ook de branche/ productgroep);

  • 6.

    De afmetingen van de verkoopinrichting;

  • 7.

    Maatregelen op gebied van duurzaamheid en milieu (bijv. elektrische alternatieven voor brandstofgeneratoren, vermijden van plastics);

  • 8.

    Kopie geldig legitimatiebewijs;

  • 9.

    Een uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel van het bedrijf, waarvan de natuurlijke persoon eigenaar is en waarvoor hij/zij een standplaats wil innemen;

  • 10.

    Handtekening aanvrager.

 

5.3 Inschrijving en procedure

Standplaatsvergunningen zijn zogenaamde "schaarse vergunningen". Dit zijn vergunningen waarbij het aantal gegadigden groter is of kan zijn dan het aantal vergunningen dat wordt uitgegeven. Uitgangspunt van de rechtspraak is het gelijkheidsbeginsel en de gelijke kansen voor eenieder om voor een vergunning in aanmerking te komen. Mede omdat de gemeente Sliedrecht een maximumstelsel hanteert voor vaste standplaatsen op de door het college aangewezen locaties (zie 4.2) kan de vraag op een aantal locaties groter zijn dan het aantal beschikbare plaatsen. Op grond van de rechtspraak rondom de schaarse vergunningen is het verplicht om voor schaarse vergunningen een verdelingsbeleid te voeren dat verzekert dat alle gegadigden gelijke kansen hebben. De procedure moet volgens de Europese Dienstenrichtlijn duidelijk zijn, vooraf openbaar gemaakt en aan aanvragers de garantie bieden dat hun aanvraag objectief en onpartijdig wordt behandeld.

 

De procedure in de gemeente Sliedrecht is als volgt:

  • 1.

    We maken openbaar bekend als er één of meer vergunningen voor standplaatsen kunnen worden verleend, bijv. als er een standplaats vrijkomt door het aflopen van een vergunning.

  • 2.

    De bekendmaking doen we op de gemeentelijke website en in gemeentelijke huis-aan-huisbladen. In de bekendmaking staat:

    • 1.

      De locatie;

    • 2.

      De beschikbare tijden;

    • 3.

      De begindatum voor aanvragen, vanaf die datum kan een aanvraag worden ingediend;

    • 4.

      De einddatum voor aanvragen, tot die datum kan een aanvraag worden ingediend;

    • 5.

      Hoe een aanvraag kan worden ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag moet worden gedaan met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 4.

    We behandelen alleen volledige aanvragen, inclusief de op het formulier gevraagde bijlagen.

  • 5.

    Aanvragen die vóór de aanvang en ná de sluiting van de inschrijvingstermijn worden ontvangen worden geweigerd.

  • 6.

    Een aanvrager die een onvolledige aanvraag heeft ingediend, geven we de gelegenheid om zijn aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, lid 1, sub c, Awb), mits de aanvraag minimaal één week voor de einddatum is ingediend. De aanvulling moet vóór de einddatum worden ingediend. Als de aanvraag daarna nog niet volledig is, dan laten we deze buiten behandeling.

  • 7.

    We beoordelen of een aanvraag voldoet aan deze beleidsregel.

  • 8.

    Een aanvraag is vergunbaar als deze voldoet aan de voorwaarden genoemd in punt 2 tot en met 7.

  • 9.

    We stellen vast of loten noodzakelijk is. Loten is noodzakelijk als er meerdere vergunbare aanvragen zijn voor dezelfde dag voor dezelfde locatie.

  • 10.

    Als loten niet noodzakelijk is, dan vergunnen we iedere vergunbare aanvraag.

  • 11.

    Als loten noodzakelijk is, dan geldt de volgende procedure:

    • 1.

      We loten per locatie per dagdeel.

    • 2.

      We loten door de aanvragers van hetzelfde dagdeel voor dezelfde locatie op briefjes te schrijven, deze op te vouwen en in een bak te doen. Vervolgens trekt een vergunningverlener het winnende lot.

    • 3.

      De aanvrager van wie het lot wordt getrokken, komt als eerste in aanmerking voor een vergunning.

    • 4.

      Van de overige aanvragers wordt één lot getrokken als reserve. Indien de aanvrager aan wie de standplaats is toegewezen zijn aanvraag intrekt, dan krijgt de reserve de standplaats aangeboden.

    • 5.

      We verlenen de vergunning aan de winnende aanvrager.

    • 6.

      We weigeren de andere aanvragen.

    • 7.

      We houden geen wachtlijst bij.

  • 12.

    We verlenen een vergunning in principe voor maximaal twee dagen per week, per locatie, per vergunninghouder. Als er geen concurrerende aanvragen zijn of als de standplaats is gesitueerd op privéterrein, kunnen bovenop dit maximum meer dan twee dagen per week vergund worden.

  • 13.

    Nadat een vergunning is verlopen heeft een vergunninghouder geen voorrang ten opzichte van andere aanvragers.

  • 14.

    Indien een geïnteresseerde zich meldt na 1 januari van het lopende kalenderjaar, dan geldt het volgende:

    • 1.

      Een geïnteresseerde kan een aanvraag indienen voor een open plek; dat is een vrij dagdeel op een bepaalde locatie.

    • 2.

      Deze aanvragen behandelen we op volgorde van binnenkomst.

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in punt 1 tot en met 5 en punt 9 tot en met 11 verlenen we een vergunning voor een periode tot en met de periode uit punt 1 en 2.

    • 4.

      Voor het komende kalenderjaar geldt gewoon de procedure zoals genoemd in punt 1 tot en met 14.

  • 15.

    We kunnen de procedure voor standplaatsen ook houden met een andere startdatum dan 1 januari van het komende jaar.

 

5.4 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden waarop een standplaatsvergunning kan worden geweigerd zijn geregeld in artikel 1:8 en artikel 5:18 van de APV. Artikel 1:8 van de APV regelt de generieke weigeringsgronden. Hieronder valt specifiek voor standplaatsen bijvoorbeeld verkeersveiligheid en overlast van afval, geluid of geur.

 

5.4.1 Bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit

De bepalingen in de APV met betrekking tot het innemen van een standplaats hebben als doel de ordening van de straathandel en zijn gebaseerd op de regulerende bevoegdheid van de gemeente van zaken die tot haar huishouding behoren. Daarnaast vormen de besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, een zelfstandige toetsingsgrond. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats altijd gelet moet worden op de voorschriften die uit het desbetreffende ruimtelijke plan voortvloeien (art. 5:18 lid 2 APV).

 

Als bijvoorbeeld het bestemmingsplan standplaatsen ter plaatse niet toelaat, is het moeilijk uit te leggen dat de vergunning weliswaar wordt verleend, maar dat daarvan geen gebruik gemaakt kan worden wegens strijd met het bestemmingsplan. Strijd met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit is daarom als "imperatieve weigeringsgrond" opgenomen: de vergunning moet worden geweigerd als er strijdigheid is. Art. 5:18 lid 4 APV maakt hierbij een uitzondering voor incidentele of seizoensstandplaatsen.

 

Om alsnog een standplaats te kunnen innemen op een locatie waar dat in het bestemmingsplan aanvankelijk niet is toegestaan, is – onder de huidige systematiek van de bestemmingsplannen – dus eerst een omgevingsvergunning nodig die (tijdelijk) de strijdigheid met het bestemmingsplan opheft. Om tijdelijk – in afwachting van de opname in een Omgevingsplan – af te wijken van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning noodzakelijk waarbij de reguliere procedure van toepassing is. Om definitief (niet-tijdelijk) af te wijken van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning noodzakelijk die tot stand komt met een uitgebreide procedure. Enkel al om de kosten die deze procedure met zich meebrengt is een aanvraag voor een dergelijke vergunning niet te verwachten. Met de omzetting naar het Omgevingsplan ontstaat naar verwachting meer flexibiliteit om nieuwe vaste standplaatsen planologisch in te passen.

 

5.4.2 Redelijke eisen van welstand

Artikel 5:18 lid 3 sub a APV bevat als mogelijke weigeringsgrond het niet voldoen aan de redelijke eisen van welstand door de standplaats zelf of in verband met de omgeving.

 

5.4.3 Kwantitatieve of territoriale beperking bij dwingende reden van algemeen belang

De weigeringsgrond in artikel 5:18 lid 3 sub b APV noemt als mogelijke weigeringsgrond een "kwantitatieve of territoriale beperking [die] als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang."

 

In het verleden is het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare ordebelang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal in de praktijk niet snel sprake zijn. Voor de vraag of een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan, komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of voor een overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande voorzieningen moet worden gevreesd, maar het doorslaggevende criterium is of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.

 

Ook de Europese Dienstenrichtlijn staat een redelijk voorzieningenniveau niet toe als weigeringsgrond voor standplaatsen, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrij verkeer van diensten (artikel 14, punt 5, van de Dienstenrichtlijn). Op grond van de Dienstenrichtlijn mag wel een kwantitatieve of territoriale beperking worden gesteld, mits:

  • 1.

    geen sprake is van discriminatie naar nationaliteit of statutaire zetel (discriminatieverbod);

  • 2.

    er sprake is van een dwingende reden van algemeen belang (noodzakelijkheid); en

  • 3.

    de maatregelen zijn geschikt om het nagestreefde doel te bereiken en gaan niet verder dan nodig is en het doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt (evenredigheid) (artikel 15 Dienstenrichtlijn).

 

Economische belangen mogen bij de afgifte van standplaatsvergunningen dus geen rol spelen. Het reguleren van concurrentieverhoudingen wordt niet als belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren.

 

De Raad van State heeft bepaald, dat het in het belang van de openbare orde kan zijn om het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum te binden. Het aantal te verlenen vergunningen kan worden beperkt tot een van tevoren vastgesteld maximum als de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Wel dient te worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat van zo'n gevaar in concreto daadwerkelijk sprake is. De Europese Dienstenrichtlijn komt wat dit betreft overeen met de bestaande lijn in de Nederlandse rechtspraak: een maximumstelsel mag. Wel geldt op grond van artikel 9 juncto 10 van de Dienstenrichtlijn dat er een transparante en non-discriminatoire op objectieve gronden gebaseerde verdeling/toekenning van vergunningen moet zijn. Bij het vaststellen van een maximum aantal vergunningen, eventueel uitgesplitst naar plaats, tijdstip of branche, moet rekening gehouden worden met het aantal reeds afgegeven vergunningen.

 

Op basis van bovengenoemde wet- en regelgeving en relevante rechtspraak worden aanvragen voor een standplaats voor verkoop van een product, dat volgens onze brancheringnormen reeds per week of per dag maximaal aanwezig is, om die reden geweigerd. De vastgestelde maxima zijn te vinden in het locatieoverzicht voor vaste standplaatsen in dit beleidskader.

 

5.5 Geldigheidsduur

De standplaatsvergunningen zijn op grond van de meest recente jurisprudentie schaarse vergunningen en vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn. Dit houdt onder andere in dat de standplaatsvergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. De huidige vergunningen anno 2021 zijn nog voor onbepaald tijd verleend en zullen dus worden omgezet.

 

Een voorwaarde die de Europese Dienstenrichtlijn stelt aan de duur van de verleende vergunning is dat de vergunninghouder de tijd moet krijgen om zijn investeringen terug te verdienen. Echter wordt een specifieke geldigheidsduur niet gegeven. Om de vergunninghouders de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen worden de standplaatsvergunningen voor maximaal 5 jaar verleend.

 

Standplaatsen komen vrij wanneer de vergunningsperiode is afgelopen of wanneer de vergunning om andere redenen eerder wordt ingetrokken. Een vergunning loopt in beginsel van 1 januari tot en met 31 december.

 

Seizoensgebonden standplaatsen gelden ook voor vijf kalenderjaren maar dan voor de maand(en) waaraan het product gebonden is. De vergunningen voor tijdelijke standplaatsen gelden slechts eenmalig voor bepaalde dag(en)/ periode(n) en hebben geen looptijd voor bepaald aantal jaren.

 

5.6 Dagen en tijden

Op grond van artikel 2, lid 2 van de Winkeltijdenwet mag een standplaats op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 06:00 uur tot 22:00 uur worden ingenomen. De Winkeltijdenwet is niet van toepassing op het aanbieden van versbereide etenswaren.

 

5.7 Inhoud vergunning

Een standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

  • De NAW-gegevens van de vergunninghouder;

  • Een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats, met vermelding van de locatie en de afmetingen (afbakening situatieplattegrond);

  • De dag(en) en tijden voor inname van de standplaats;

  • De branchering / productgroep;

  • De looptijd van de vergunning;

  • De verschuldigde leges en marktgelden.

 

Het college heeft de mogelijkheid om aan de vergunning voorschriften of beperkingen te verbinden op grond van artikel 1:4 van de APV. Denk hierbij aan afvalverwerking rondom de standplaats en het opvolgen van bevelen van toezichthouders of politie.

 

5.8 Vergunninghouder

De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats. De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. In bijzondere gevallen kan het college, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder, toestaan dat een ander persoon de vergunninghouder vervangt. Denk hierbij aan een ongeval, ziekte of overlijden.

 

5.8.1 Overlijden standplaatshouder

Bij overlijden van de vergunninghouder wordt de vergunning overgeschreven op de overblijvende echtgenoot, geregistreerde partner of één van de meewerkende kinderen, als een daartoe strekkende aanvraag binnen acht weken na het overlijden wordt ingediend. Indien dit niet gebeurt zal de vergunning worden ingetrokken.

 

5.8.2 Verkoop e.d. van verkoopinrichting

Wanneer de standplaatshouder zijn verkoopwagen of kraam verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, gaat de standplaatsvergunning niet automatisch over naar de koper, huurder of gebruiker.

 

5.9 Wijzigen of intrekken vergunning

De vergunning wordt ingetrokken indien:

  • Gebleken is dat een ander dan de vergunninghouder de standplaats in gebruik heeft genomen zonder dat daarvoor ontheffing is verleend;

  • Bij herhaaldelijk overtreden van de vergunningvoorschriften en/of het beleid;

  • Als de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • Als ter verkrijging van de vergunning onjuiste, dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • Bij het niet of niet tijdig betalen van de verschuldigde leges;

  • De vergunninghouder gedurende een aaneengesloten periode van twee maanden geen standplaats heeft ingenomen;

  • Indien er sprake is van onderlinge geschillen die na tussenkomst van een mediator niet zijn opgelost.

 

Het college kan, als zij onverwijld optreden noodzakelijk acht, de vergunninghouder in afwachting van de besluitvorming, het recht ontzeggen om de standplaats gedurende een periode van maximaal vier weken daadwerkelijk te gebruiken. Als tijdelijke of permanente omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college wijziging aanbrengen in de situering van de toegewezen locatie en elders een locatie aanwijzen.

 

5.10 Kosten

Op grond van de "Verordening op de heffing en de invordering van leges" van de gemeente Sliedrecht zijn de leges voor de standplaatsen bepaald. De leges voor een standplaatsenvergunning zijn toegespitst op de seizoensgebonden vergunning, de jaarlijkse vergunning en de vijfjaarlijkse vergunning.

 

6. Toezicht en handhaving

 

De toezichthouders van de gemeente zien toe op de naleving van de bovenstaande beleidsregels en de voorwaarden uit de vergunning. Indien een standplaats wordt ingenomen zonder de benodigde vergunning of in strijd met de beleidsregels of met de voorwaarden uit de vergunning dan kunnen bestuursrechtelijke maatregelen worden opgelegd.

 

7. Overgangs- en slotbepalingen

7.1 Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen waarop na het in werking treden van deze beleidsregels nog niet is beslist.

 

7.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking. De "Standplaatsennotitie Sliedrecht 2012" wordt met inwerking treden van deze beleidsregels ingetrokken.

 

7.3 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als "Standplaats- en ventvergunningenbeleid 2022".

 

 

 

 

Vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht op 8 februari 2022.

De secretaris, De burgemeester,

N.H. Kuijper mca mcm mr. drs. J.M. de Vries