Organisatie | Sliedrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaats- en ventvergunningenbeleid 2022 |
Citeertitel | Standplaats- en ventvergunningenbeleid 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene plaatselijke verordening Sliedrecht 2022
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-04-2022 | Nieuwe regeling | 08-02-2022 |
Naast het aanbieden van goederen en diensten in winkels en op de wekelijkse warenmarkt, zijn er nog een viertal manieren om deze aan de man te brengen:
Deze vormen van het aanbieden van goederen of diensten kunnen een waardevolle toevoeging zijn voor Sliedrecht: het kan de gemeente verlevendigen, bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte en het voorzieningenaanbod verrijken. Om evenwel een onevenredige aantasting van de voorzieningenstructuur te voorkomen en om overlast, zoals parkeren, verkeer, stank, hinder en/of uitzicht te beperken zijn standplaatsen en venten slechts onder voorwaarden toegestaan. Het college kan een vergunning verlenen voor venten of het innemen van een standplaats op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht (hierna: APV); zonder vergunning is venten of het innemen van een standplaats verboden.
Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het college de uitoefening van deze bevoegdheid regelen door beleidsregels vast te stellen. De meest recente beleidsregels ten aanzien van standplaatsen dateren uit 2012. Inmiddels voldoen deze beleidsregels niet meer aan de geldende regelgeving en actuele situatie, waardoor deze toe zijn aan actualisatie. Uit recente jurisprudentie volgt dat standplaatsen schaarse vergunningen zijn en dat moet worden voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn. Dit betekent onder meer gelijke kansen op standplaatsvergunning voor alle gegadigden.
Dit beleidskader richt zich op de solitaire straathandel in goederen en diensten – het venten en innemen van standplaatsen – de zogenaamde commerciële activiteiten van de ambulante ondernemer.
Uitstallingen van winkeliers vallen niet onder dit beleidskader, maar onder de regels van artikel 2:10 APV. Standplaatsen bij evenementen maken onderdeel uit van een evenementenvergunning. Voor de weekmarkt is de regelgeving opgenomen in de Marktverordening Sliedrecht.
Venten is de straathandel waarbij de ondernemer zijn waren (goederen of diensten) voortdurend vanaf een andere plaats aanbiedt. Bij venten is het van belang dat de venter in beweging is; het tijdelijk stilstaan in afwachting van klanten is geen venten.
Onder venten wordt verstaan: "het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis", artikel 5:14 lid 1 APV. Onder venten wordt niet verstaan (lid 2):
2.1.1 Onderscheid venten en collecteren
Naast venten is collecteren apart gereguleerd: collecteren valt onder artikel 5:13 APV. Voor een openbare collecte is vergunning vereist.
Het onderscheid tussen venten en collecteren is het volgende. Van venten of colporteren is sprake wanneer voor deze goederen een reële contraprestatie in de vorm van een vast bedrag wordt gevraagd. In principe worden bij collecteren geen goederen aangeboden, maar gaat het om het inzamelen van geld en goederen. Verkrijgt men een drukwerk of ander goed door een willekeurig bedrag of een weliswaar vast, maar niet meer als reële contraprestatie aan te merken bedrag aan geld in een bus te werpen of te overhandigen als bijdrage voor een duidelijk kenbaar liefdadig of ideëel doel, dan is sprake van een collecte. De goederen worden daarbij slechts ter ondersteuning van die actie uitgereikt. De Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) houdt toezicht op Erkende Goede Doelen en biedt hiervoor ook een leidraad aan ons als gemeente bij de beoordeling of iets een collecte is of niet.
Op grond van artikel 5:15 APV is venten zonder vergunning van het college verboden. Uitgangspunt voor het beleid is dit ventverbod. De APV Sliedrecht bevat geen nadere bepalingen ten aanzien van locaties, dagen of uren voor welke door het college een ventvergunning kan worden afgegeven. Daarin voorziet dit beleidskader. Het aanwijzen van gebieden en tijden is gebaseerd op de algemene weigeringsgronden in artikel 1:8 APV, met name de openbare orde en openbare veiligheid, inclusief overlast voor inwoners en verkeersveiligheid.
De ambulante verkoop van goederen en diensten kan, zoals gesteld in de inleiding, een waardevolle toevoeging zijn voor Sliedrecht. Dit geldt zowel voor venten als voor standplaatsen en markten. Venten onderscheidt zich echter van standplaatsen en markten door de directe benadering van inwoners aan huis. Hierdoor kan snel overlast worden ervaren, kan met name bij ouderen vrees ontstaan voor oplichting en kan daarmee de openbare orde en openbare veiligheid in het geding komen.
Uitgangspunt is daarom dat er slechts beperkt ruimte is voor venten. Venten is mogelijk binnen de volgende kaders:
Op een ventvergunning zijn de algemene vereisten van de artikelen 1:4 tot en met 1:8 APV van toepassing, waarin onder meer is vervat dat aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, de vergunning persoonsgebonden is, en dat de algemene weigeringsgronden van toepassing zijn.
2.3.2 Eisen aan de vergunningsaanvraag
Aan een vergunningaanvraag worden de volgende eisen gesteld:
2.3.3 Inhoud van een vergunning
In een vergunning wordt in ieder geval vermeld:
dat de vergunninghouder bij voorbaat afstand doet van alle aanspraken, welke hij tegenover de gemeente Sliedrecht zou kunnen doen gelden wegens schade, door welke oorzaak dan ook ontstaan en dat hij de gemeente Sliedrecht vrijwaart van aanspraken tot vergoeding van schade, welke het gevolg is van het gebruik maken van deze vergunning;
Aan het verlenen van een ventvergunning zijn kosten verboden. Op grond van de Legesverordening is de aanvrager een tarief verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag.
Onder een standplaats wordt verstaan: “een standplaats is het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel”, artikel 5:17 APV. Hieronder wordt niet verstaan een vaste plaats op een jaar- of weekmarkt of tijdens een evenement.
De standplaats moet zich beperken tot de verkoopinrichting. Hiermee wordt bedoeld: een kraam, een wagen, een tafel of een ander fysiek middel ten behoeve van de verkoop op een standplaats. Externe reclame-uitingen of terrasopstallen vormen in principe geen onderdeel van een standplaats, tenzij expliciet opgenomen in de standplaatsvergunning.
Een standplaats bestaat in principe uit één verkoopinrichting, tenzij de betreffende locatie ruimte biedt voor meerdere verkoopinrichtingen. Hiervoor geldt een maximum van 5 verkoopinrichtingen per standplaats en per vergunning. Dit biedt ruimte voor bijvoorbeeld een maandelijkse minimarkt in een winkelgebied onder regie van de winkeliersvereniging.
Er is onderscheid tussen drie soorten standplaatsen:
Onder een vast standplaats wordt een vaste locatie verstaan die door de vergunninghouder wordt ingenomen:
Van het maximum van twee dagen per week kan worden afgeweken indien er voor de betreffende locatie geen concurrerende vergunningsaanvragen zijn ontvangen of indien de vaste standplaats is gesitueerd op privéterrein.
3.1.2 Seizoensgebonden standplaats
Onder een seizoensgebonden standplaats wordt een locatie verstaan die door de vergunninghouder wordt ingenomen:
3.1.3 Incidentele en ideële standplaats
Binnen de gemeente Sliedrecht zijn er twee soorten tijdelijke standplaatsen: incidentele standplaats en ideële standplaats. Bij beide standplaatsen gaat het om een tijdelijk karakter en worden ze slechts voor een korte periode ingenomen.
Een ideële standplaats is een bijzondere vorm van een tijdelijke standplaats en kan worden ingenomen naar gelang de duur van het onderzoek of project, met een maximum van 2 maanden. Het gaat hier om een standplaats met een maatschappelijk belang. Denk aan instellingen die voorlichting geven en preventiewerk verrichten op het gebied van de volksgezondheid, zoals het borstkankeronderzoek.
3.2 Definitie branchering van detailhandel
In dit beleid wordt gesproken over branchering. Hiermee wordt bedoeld: beperking van verkoop van dezelfde en aanverwante producten per dag en per week. Ter voorkoming dat alle standplaatsen door eenzelfde branche worden ingenomen wordt branchering gehanteerd. Dit komt ten goede van het voorzieningenaanbod.
Branchering schept de mogelijkheid te sturen op de verscheidenheid van aanbod. Op deze wijze wordt, in het belang van de consument en ook de andere standplaatshouders, de diversiteit aan aanbod behouden en daarmee de aantrekkelijkheid van het aanbod in de gemeente. De gemeente Sliedrecht maakt bij de branchering onderscheid tussen food en non-food (deze lijst is niet uitputtend):
- Aardappelen, groente en fruit;
- Kaas en andere zuivelproducten;
Het is verplicht om de branchering bij de vergunningaanvraag door te geven.
4. Locaties voor standplaatsen
Het gebruik van openbaar gebied ten behoeve van detailhandelsactiviteiten, zoals het innemen van een standplaats, heeft consequenties voor het gebied en de omgeving. Standplaatsen vormen een waardevolle aanvulling op het bestaande voorzieningenniveau.
De standplaatsen worden door de gemeente gereguleerd. Bij een standplaats moet voldoende ruimte beschikbaar zijn voor de verkoopinrichting. Klanten moeten bijvoorbeeld vlakbij kunnen parkeren. Een gebrek aan parkeergelegenheden kan tot (verkeers)gevaarlijke of hinderlijke situaties leiden.
Het college heeft vaste locaties aangewezen voor de vaste standplaatsen. Voor de seizoenstandplaatsen zijn geen vaste locaties en wordt bij de beoordeling van een locatie getoetst aan de weigeringsgronden in de APV. Hierbij wordt ook advies opgevraagd bij een verkeersdeskundige, gelet op de verkeersveiligheid. De standplaatsen mogen op een locatie naar keuze worden ingenomen, mits de locatie niet bezet is door een vaste standplaats of een evenement waarvoor op grond van artikel 2:25 van de APV een melding is gedaan of vergunning voor is verleend.
Overzicht locaties vaste standplaatsen
Frans Halsstraat / Jacob Catsstraat / Joost van den Vondelstraat * | |||||
Woonboulevard-gebied, op privéterreinen met de bestemming "detailhandel" | |||||
* Op deze locaties is de standplaats nog niet opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Derhalve is voor deze locaties een (tijdelijke) omgevingsvergunning vereist.
De Wet milieubeheer bevat regels ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders van een verkoopinrichting. Vooral aan (geur)overlast veroorzakende en voedsel bereidende verkoopinrichtingen worden milieueisen gesteld om afvalstoffen en (geur)overlast te voorkomen.
Voor het bereiden van voedingsmiddelen moet de standplaatshouder voldoen aan de regels van het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Deze regels voorkomen dan wel beperken de geurhinder.
4.4 Ondergrond voor andere doeleinden nodig
Het kan voorkomen dat de gemeente Sliedrecht de ondergrond van de standplaats dan wel de directe omgeving voor andere doeleinden nodig heeft in verband met bepaalde activiteiten, zoals een kermis, herdenking of evenement. Tijdens dergelijke activiteiten zijn de locaties alleen te benutten indien daar vooraf toestemming is verleend door de gemeente.
Een aantal aangewezen locaties bevinden zich op privéterrein. Het is verplicht om schriftelijke toestemming te krijgen van de grondeigenaar om op de grond een standplaats in te nemen. De schriftelijke toestemming dient bij de aanvraag voor de standplaatsvergunning toegevoegd te worden.
Het is mogelijk een standplaats aan te vragen voor een niet aangewezen locatie op privéterrein. Een dergelijke nieuwe locatie moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
Een standplaatsvergunning is op grond van artikel 1:5 van de APV een persoonsgebonden vergunning. De vergunning mag niet aan een ander worden afgestaan of in gebruik worden gegeven. De artikelen 5:17 tot en met 5:20 van de APV hebben betrekking op de standplaatsen.
Voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning komt uitsluitend een natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in aanmerking. Deze persoon moet een aanvraag via het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier indienen bij het college.
De aanvraag om een standplaatsvergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens en documenten:
Standplaatsvergunningen zijn zogenaamde "schaarse vergunningen". Dit zijn vergunningen waarbij het aantal gegadigden groter is of kan zijn dan het aantal vergunningen dat wordt uitgegeven. Uitgangspunt van de rechtspraak is het gelijkheidsbeginsel en de gelijke kansen voor eenieder om voor een vergunning in aanmerking te komen. Mede omdat de gemeente Sliedrecht een maximumstelsel hanteert voor vaste standplaatsen op de door het college aangewezen locaties (zie 4.2) kan de vraag op een aantal locaties groter zijn dan het aantal beschikbare plaatsen. Op grond van de rechtspraak rondom de schaarse vergunningen is het verplicht om voor schaarse vergunningen een verdelingsbeleid te voeren dat verzekert dat alle gegadigden gelijke kansen hebben. De procedure moet volgens de Europese Dienstenrichtlijn duidelijk zijn, vooraf openbaar gemaakt en aan aanvragers de garantie bieden dat hun aanvraag objectief en onpartijdig wordt behandeld.
De procedure in de gemeente Sliedrecht is als volgt:
Een aanvrager die een onvolledige aanvraag heeft ingediend, geven we de gelegenheid om zijn aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, lid 1, sub c, Awb), mits de aanvraag minimaal één week voor de einddatum is ingediend. De aanvulling moet vóór de einddatum worden ingediend. Als de aanvraag daarna nog niet volledig is, dan laten we deze buiten behandeling.
De weigeringsgronden waarop een standplaatsvergunning kan worden geweigerd zijn geregeld in artikel 1:8 en artikel 5:18 van de APV. Artikel 1:8 van de APV regelt de generieke weigeringsgronden. Hieronder valt specifiek voor standplaatsen bijvoorbeeld verkeersveiligheid en overlast van afval, geluid of geur.
5.4.1 Bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit
De bepalingen in de APV met betrekking tot het innemen van een standplaats hebben als doel de ordening van de straathandel en zijn gebaseerd op de regulerende bevoegdheid van de gemeente van zaken die tot haar huishouding behoren. Daarnaast vormen de besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, een zelfstandige toetsingsgrond. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats altijd gelet moet worden op de voorschriften die uit het desbetreffende ruimtelijke plan voortvloeien (art. 5:18 lid 2 APV).
Als bijvoorbeeld het bestemmingsplan standplaatsen ter plaatse niet toelaat, is het moeilijk uit te leggen dat de vergunning weliswaar wordt verleend, maar dat daarvan geen gebruik gemaakt kan worden wegens strijd met het bestemmingsplan. Strijd met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit is daarom als "imperatieve weigeringsgrond" opgenomen: de vergunning moet worden geweigerd als er strijdigheid is. Art. 5:18 lid 4 APV maakt hierbij een uitzondering voor incidentele of seizoensstandplaatsen.
Om alsnog een standplaats te kunnen innemen op een locatie waar dat in het bestemmingsplan aanvankelijk niet is toegestaan, is – onder de huidige systematiek van de bestemmingsplannen – dus eerst een omgevingsvergunning nodig die (tijdelijk) de strijdigheid met het bestemmingsplan opheft. Om tijdelijk – in afwachting van de opname in een Omgevingsplan – af te wijken van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning noodzakelijk waarbij de reguliere procedure van toepassing is. Om definitief (niet-tijdelijk) af te wijken van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning noodzakelijk die tot stand komt met een uitgebreide procedure. Enkel al om de kosten die deze procedure met zich meebrengt is een aanvraag voor een dergelijke vergunning niet te verwachten. Met de omzetting naar het Omgevingsplan ontstaat naar verwachting meer flexibiliteit om nieuwe vaste standplaatsen planologisch in te passen.
5.4.2 Redelijke eisen van welstand
Artikel 5:18 lid 3 sub a APV bevat als mogelijke weigeringsgrond het niet voldoen aan de redelijke eisen van welstand door de standplaats zelf of in verband met de omgeving.
5.4.3 Kwantitatieve of territoriale beperking bij dwingende reden van algemeen belang
De weigeringsgrond in artikel 5:18 lid 3 sub b APV noemt als mogelijke weigeringsgrond een "kwantitatieve of territoriale beperking [die] als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang."
In het verleden is het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare ordebelang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal in de praktijk niet snel sprake zijn. Voor de vraag of een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan, komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of voor een overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande voorzieningen moet worden gevreesd, maar het doorslaggevende criterium is of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.
Ook de Europese Dienstenrichtlijn staat een redelijk voorzieningenniveau niet toe als weigeringsgrond voor standplaatsen, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrij verkeer van diensten (artikel 14, punt 5, van de Dienstenrichtlijn). Op grond van de Dienstenrichtlijn mag wel een kwantitatieve of territoriale beperking worden gesteld, mits:
Economische belangen mogen bij de afgifte van standplaatsvergunningen dus geen rol spelen. Het reguleren van concurrentieverhoudingen wordt niet als belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren.
De Raad van State heeft bepaald, dat het in het belang van de openbare orde kan zijn om het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum te binden. Het aantal te verlenen vergunningen kan worden beperkt tot een van tevoren vastgesteld maximum als de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Wel dient te worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat van zo'n gevaar in concreto daadwerkelijk sprake is. De Europese Dienstenrichtlijn komt wat dit betreft overeen met de bestaande lijn in de Nederlandse rechtspraak: een maximumstelsel mag. Wel geldt op grond van artikel 9 juncto 10 van de Dienstenrichtlijn dat er een transparante en non-discriminatoire op objectieve gronden gebaseerde verdeling/toekenning van vergunningen moet zijn. Bij het vaststellen van een maximum aantal vergunningen, eventueel uitgesplitst naar plaats, tijdstip of branche, moet rekening gehouden worden met het aantal reeds afgegeven vergunningen.
Op basis van bovengenoemde wet- en regelgeving en relevante rechtspraak worden aanvragen voor een standplaats voor verkoop van een product, dat volgens onze brancheringnormen reeds per week of per dag maximaal aanwezig is, om die reden geweigerd. De vastgestelde maxima zijn te vinden in het locatieoverzicht voor vaste standplaatsen in dit beleidskader.
De standplaatsvergunningen zijn op grond van de meest recente jurisprudentie schaarse vergunningen en vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn. Dit houdt onder andere in dat de standplaatsvergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. De huidige vergunningen anno 2021 zijn nog voor onbepaald tijd verleend en zullen dus worden omgezet.
Een voorwaarde die de Europese Dienstenrichtlijn stelt aan de duur van de verleende vergunning is dat de vergunninghouder de tijd moet krijgen om zijn investeringen terug te verdienen. Echter wordt een specifieke geldigheidsduur niet gegeven. Om de vergunninghouders de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen worden de standplaatsvergunningen voor maximaal 5 jaar verleend.
Standplaatsen komen vrij wanneer de vergunningsperiode is afgelopen of wanneer de vergunning om andere redenen eerder wordt ingetrokken. Een vergunning loopt in beginsel van 1 januari tot en met 31 december.
Seizoensgebonden standplaatsen gelden ook voor vijf kalenderjaren maar dan voor de maand(en) waaraan het product gebonden is. De vergunningen voor tijdelijke standplaatsen gelden slechts eenmalig voor bepaalde dag(en)/ periode(n) en hebben geen looptijd voor bepaald aantal jaren.
Op grond van artikel 2, lid 2 van de Winkeltijdenwet mag een standplaats op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 06:00 uur tot 22:00 uur worden ingenomen. De Winkeltijdenwet is niet van toepassing op het aanbieden van versbereide etenswaren.
Een standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:
Het college heeft de mogelijkheid om aan de vergunning voorschriften of beperkingen te verbinden op grond van artikel 1:4 van de APV. Denk hierbij aan afvalverwerking rondom de standplaats en het opvolgen van bevelen van toezichthouders of politie.
De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats. De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. In bijzondere gevallen kan het college, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder, toestaan dat een ander persoon de vergunninghouder vervangt. Denk hierbij aan een ongeval, ziekte of overlijden.
5.8.1 Overlijden standplaatshouder
Bij overlijden van de vergunninghouder wordt de vergunning overgeschreven op de overblijvende echtgenoot, geregistreerde partner of één van de meewerkende kinderen, als een daartoe strekkende aanvraag binnen acht weken na het overlijden wordt ingediend. Indien dit niet gebeurt zal de vergunning worden ingetrokken.
5.8.2 Verkoop e.d. van verkoopinrichting
Wanneer de standplaatshouder zijn verkoopwagen of kraam verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, gaat de standplaatsvergunning niet automatisch over naar de koper, huurder of gebruiker.
5.9 Wijzigen of intrekken vergunning
De vergunning wordt ingetrokken indien:
Het college kan, als zij onverwijld optreden noodzakelijk acht, de vergunninghouder in afwachting van de besluitvorming, het recht ontzeggen om de standplaats gedurende een periode van maximaal vier weken daadwerkelijk te gebruiken. Als tijdelijke of permanente omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college wijziging aanbrengen in de situering van de toegewezen locatie en elders een locatie aanwijzen.
De toezichthouders van de gemeente zien toe op de naleving van de bovenstaande beleidsregels en de voorwaarden uit de vergunning. Indien een standplaats wordt ingenomen zonder de benodigde vergunning of in strijd met de beleidsregels of met de voorwaarden uit de vergunning dan kunnen bestuursrechtelijke maatregelen worden opgelegd.
7. Overgangs- en slotbepalingen
Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen waarop na het in werking treden van deze beleidsregels nog niet is beslist.