Organisatie | Stein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Stein 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Stein 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-04-2022 | 01-01-2022 | Nieuwe regeling | 12-04-2022 | Geen |
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Stein in zijn vergadering van 12 april 2022;
gelet op de unaniem aangenomen motie in de gemeenteraad van Stein, in vergadering bijeen op 3 februari 2022;
overwegende dat het wenselijk is om, vooruitlopend op de uitwerking van landelijke wetgeving, beleidsregels op te stellen rondom vrijlating van giften in het kader van de Participatiewet;
gelet op het positieve advies van de Adviesraad Sociaal Domein ontvangen op 24 maart 2022.
gelet op het bepaalde in artikel 18, eerste lid van de Participatiewet, artikel 31 van de Participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
Artikel 2 Giften en of kostenbesparingen
Het college merkt alle niet-herleidbare ontvangsten, zoals onverklaarbare kasstortingen op bankrekeningen, aan als middelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de wet, tenzij de belanghebbende aannemelijk kan maken dat de ontvangst is verstrekt als gift voor bijvoorbeeld een bijzondere gelegenheid, zoals een verjaardag of een (nationale) feestdag. Indien dit aannemelijk kan worden gemaakt door de bijstandsgerechtigde dan kan dit worden aangemerkt als gift en dan geldt de vrijlating conform het vrijlatingsbedrag.
Toelichting Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Stein 2022
In deze beleidsregels hebben wij begunstigend beleid vastgesteld i.v.m. een vrijlating voor giften (en aanverwante ontvangsten en/of kostenbesparingen) tot aan het vastgestelde vrijlatingsbedrag. Deze vrijlating geldt voor uitkeringsgerechtigden die een uitkering voor het levensonderhoud ontvangen op grond van de Participatiewet. Bij aanvragen voor (incidentele) bijzondere bijstand stellen we een jaardraagkracht vast. Indien tijdens de vastgestelde draagkrachtperiode giften zijn ontvangen en/of er sprake is van kostenbesparingen, dan houden we bij de berekening van de draagkracht eveneens rekening met het vrijlatingsbedrag analoog aan deze regeling.
De vastgestelde vrijlating wordt in de beleidsregels aangeduid als vrijlatingsbedrag. Dit vrijlatingsbedrag is vastgesteld op € 1.200,-- per kalenderjaar, per uitkering. Voor uitkeringsgerechtigden met inwonende ten laste komende kinderen is de vrijlating € 1.700,-- per kalenderjaar. In het kader van bijstandsverlening merkt het college de vorengenoemde bedragen aan als verantwoord. Daarom is het gerechtvaardigd om dit vrij te laten (art 31 PW, tweede lid onder m).
Uitgangspunt is derhalve dat giften, kostenbesparingen en/of loterijprijzen tot het vrijlatingsbedrag altijd vrijgelaten worden ongeacht hun bestemming. Het college heeft bepaald dat er tot het vrijlatingsbedrag geen meldingsplicht geldt voor belanghebbenden (artikel 4 van deze beleidsregels). In deze beleidsregels hebben we het begrip ‘giften’ gedefinieerd in artikel 1, tweede lid onder a. Een kostenbesparing is gedefinieerd onder b. van het vorengenoemde artikel.
Wat zijn voorbeelden van ontvangsten die niet als gift en/of kostenbesparing kunnen worden aangemerkt;
Voor de bovengenoemde situaties geldt geen vrijlating zoals bedoeld in deze beleidsregels en dit soort ontvangsten dienen altijd gemeld te worden (inlichtingenplicht, artikel 17 Participatiewet). Ook voor giften en/of kostenbesparingen hoger dan het vastgestelde vrijlatingsbedrag geldt de inlichtingenplicht en deze situaties dienen altijd beoordeeld te worden vanwege de mogelijke gevolgen voor de bijstandsverlening.
In deze begripsbepaling is de term gift(en) uitgelegd, zoals wij dat hanteren voor de uitvoering van deze beleidsregels. In zijn algemeenheid bedoelen we met een gift: ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terug verlangd’. Er kan sprake zijn van vrije giften, zoals hierboven omschreven of van andere ontvangsten die op geld waardeerbaar zijn.
Het begrip ‘kostenbesparingen’ is hierin opgenomen. Volgens jurisprudentie van de CRvB kunnen bijvoorbeeld ontvangen boodschappen ‘in natura’ geen middel (inkomen of vermogen) zijn voor de Participatiewet. Dit wordt door de CRvB aangemerkt als een zgn. ‘kostenbesparing’ (juridisch iets anders dan een gift). Volgens de Centrale Raad van Beroep kunnen verbruiksgoederen, zoals boodschappen, niet te gelde worden gemaakt. De ontvangen boodschappen zelf kunnen daarom ook niet als middel (inkomen) worden gekort op de uitkering. De bijstand dient in dergelijke gevallen te worden afgestemd (niet gekort), zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid van de Participatiewet. In deze beleidsregels behandelen we deze zgn. ‘kostenbesparingen’ gelijk aan giften, zodat ook daarvoor dezelfde vrijlating geldt, totdat het maximale vrijlatingsbedrag is bereikt (tezamen met eventuele overige giften).
Met het oog op uitvoeringsgemak én duidelijkheid voor de inwoner wordt de vrijlating aan giften toegerekend aan een kalenderjaar. Heeft de inwoner minder ontvangen, dan mag het restant niet mee worden genomen naar volgend jaar. Hiermee voorkomen we ook dat een vrijlating kan worden “opgespaard” tot een hoog bedrag.
Met uitkering wordt bedoeld de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan op grond van de Participatiewet. Daarmee bedoelen we ook de bijzondere bijstand ten behoeve van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
De vastgestelde vrijlating van giften, kostenbesparingen en/of loterijprijzen wordt in de beleidsregels aangeduid als ‘vrijlatingsbedrag’. De vrijlating geldt per kalenderjaar, per uitkering.
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 2 Giften en kostenbesparingen
Bij het vaststellen van de hoogte van de vrijlating is rekening gehouden met de aangenomen TK-motie (Van Dijk d.d. 25-02-2021, nr. 580) waarin een bedrag van € 1.200,-- is opgenomen. Het kabinet heeft het verzoek van de TK om de vrijlating van giften in landelijke wetgeving te regelen echter nog niet ingevuld. In een brief heeft de minister gereageerd richting de TK met de mededeling dat het onderwerp wordt meegenomen in een voorgenomen brede heroriëntatie van de Participatiewet. Naar verwachting laat de aanpassing van de wetgeving nog langere tijd op zich wachten.
Het is een collegebevoegdheid om over giften en/of kostenbesparingen begunstigend bovenwettelijk beleid vast te stellen, waarbij het college aangeeft welk bedrag het college verantwoord acht om vrij te laten i.h.k.v. bijstandsverlening. Onze raad heeft in haar motie van 3 februari 2022 gevraagd om een vrijlating van € 1.200,-- vast te stellen én om te onderzoeken of de vrijlating voor gezinnen met kinderen kan worden vastgesteld op € 1.700,--. Het college heeft de bevoegdheid om dit analoog aan de raadsmotie vast te stellen. Kantekening daarbij is dat het gemeentelijke beleid in de toekomst mogelijk kan worden doorkruist door landelijke wetgeving. In dat geval dient een aanpassing naar de landelijke wetgeving plaats te vinden, waardoor mogelijk een lagere vrijlating gaat gelden.
Het meerdere van de gift(en) boven het vrijlatingsbedrag wordt aangemerkt als middel (inkomen of vermogen), zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid van de wet. Het meerdere dient als middelen te worden gekort op de bijstandsuitkering. In geval van kostenbesparingen wordt dit niet aangemerkt als middelen (inkomen), maar wordt de bijstand voor het meerdere afgestemd met als grondslag artikel 18, eerste lid van de wet. Het vrijlatingsbedrag geldt voor giften en kostenbesparingen tezamen.
Het vrijlatingsbedrag geldt per kalenderjaar, per uitkering en wordt niet naar rato berekend indien iemand over een kortere periode bijstand ontvangt.
Het is aan de belanghebbende om helderheid te verschaffen over de waarde van giften en/of kostenbesparingen (zoals bijvoorbeeld boodschappen). Daarvoor kan aan belanghebbende worden gevraagd om daarvan objectiveerbare bewijsstukken te overleggen. Indien geen bewijsstukken worden overgelegd is het volgens de CRvB aanvaardbaar, dat dan wordt uitgegaan van de toepasselijke norm van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibudnorm). Voor bijvoorbeeld boodschappen kan dan worden uitgegaan van de Nibudnorm per dag over de vastgestelde periode.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Het uitgangspunt hierbij is dat kerkelijke, particuliere en maatschappelijke initiatieven worden gerespecteerd, omdat deze giften in de regel beperkt zijn in omvang en in duur. Daarom worden deze giften volledig buiten beschouwing gelaten en tellen ze dus ook niet mee voor de berekening van het vrij te laten bedrag, zoals bedoeld in het eerste lid. In uitzonderlijke gevallen komt het voor dat iemand structureel of voor een langere periode een financiële bijdrage ontvangt van een instelling ter voorziening in het levensonderhoud. Dan kan er sprake zijn dat niet voldaan wordt aan “beperkt in omvang en in duur”. In een dergelijke situatie kan het college besluiten om af te wijken van de bepaling om deze bijdrage geheel vrij te laten.
Herleidbaar is, dat duidelijk is van wie het geldbedrag afkomstig is en waarom het geldbedrag is ontvangen. Alle niet-herleidbare ontvangsten, zoals kasstortingen worden aangemerkt als middelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de wet. Het is aan belanghebbende om aannemelijk te maken waar deze ontvangsten vandaan komen en wat de aard van de ontvangsten is. Uitsluitend indien belanghebbende aannemelijk kan maken, dat het een gift betreft voor bijvoorbeeld een verjaardag of feestdag, dan valt deze ontvangst onder de giftenvrijlating.
Bij loterijprijzen wordt de inleg niet van de winst wordt afgetrokken.
Een gift(en) met een bijzondere bestemming dient individueel te worden beoordeeld. Het is mogelijk om giften gedeeltelijk of volledig vrij te laten bovenop het vrijlatingsbedrag. Zo kan bijvoorbeeld een gift van € 15.000,00 verantwoord zijn en worden vrijgelaten, wanneer, gelet op de bestemming de gift gerechtvaardigd is (CRvB 11-05-2010, ECLI:NL:CRVB: 2010:BM6362). Bij de toepassing hiervan moet worden beoordeeld of de gift(en) verenigbaar is met een bestedingsniveau dat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan giften waarvoor anders mogelijk bijzondere bijstand of een Wmo-voorziening verstrekt zou worden, zoals bijvoorbeeld een aanpassing in een woning of een aanpassing aan de auto voor een gehandicapte.
Indien het voldoende aannemelijk is gemaakt dat een derde een voertuig voor een cliënt heeft aangeschaft of deze heeft betaald én herleidbaar is dat deze derde dit heeft betaald, dan geldt een eenmalige giftenvrijlating van maximaal € 2.000,00 per bijstandsperiode, per uitkering. Voor voertuigen dient verder rekening gehouden te worden met de reeds bestaande (interne) richtlijnen t.a.v. de vermogensvaststelling van voertuigen.
Conform de motie van de gemeenteraad, in vergadering bijeen op 3 februari 2022, wordt door het college vastgesteld, dat voor alle giften en kostenbesparingen geldt, dat deze tot het vrijlatingsbedrag per uitkering, per jaar, niet hoeven te worden gemeld door belanghebbende.
De meldingsplicht blijft wel gelden voor inkomsten uit arbeid en voor inkomsten van andere aard én voor niet-herleidbare ontvangsten. Deze dienen altijd onmiddellijk te worden gemeld, ook indien deze lager zijn dan het vrijlatingsbedrag (artikel 17, eerste lid Participatiewet). Ook alle giften en/of kostenbesparingen tezamen hoger dan het vrijlatingsbedrag per jaar dienen altijd te worden gemeld. Dit laatste geldt ook voor de ontvangst van bijzondere giften, zoals bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels.
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregels worden toegepast op situaties vanaf 1 januari 2022. Dat betekent, dat dit beleid wordt toegepast op de ontvangst van giften, kostenbesparingen en/of loterijprijzen vanaf laatstgenoemde datum.