Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogeveen

Bestuurlijke aanpak artikel 13B OPiumwet gemeente Hoogeveen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogeveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBestuurlijke aanpak artikel 13B OPiumwet gemeente Hoogeveen 2022
CiteertitelBestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet gemeente Hoogeveen 2022
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 13b van de Opiumwet
  2. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
  6. artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht
  7. artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet
  8. artikel 172 van de Gemeentewet
  9. Algemene plaatselijke verordening 2007 artikel 27 lid 2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-04-2022Nieuwe regeling

11-04-2022

gmb-2022-170320

Tekst van de regeling

Intitulé

Bestuurlijke aanpak artikel 13B OPiumwet gemeente Hoogeveen 2022

De burgemeester van de gemeente Hoogeveen,

 

overwegende dat:

 

  • -

    het aanpakken van de georganiseerde drugscriminaliteit en de daarmee verband houdende ondermijning van de rechtsorde een grote prioriteit heeft;

  • -

    de aanpak in afstemming met de betrokken instanties zowel met strafrechtelijke, civielrechtelijke, als ook met bestuursrechtelijke maatregelen plaatsvindt;

  • -

    er in de gemeente Hoogeveen, net als elders in het land, regelmatig overtredingen van de Opiumwet plaatsvinden;

  • -

    het gewenst is, gelet op de aangepaste benadering in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, over de uitvoering van de bestuursrechtelijke bevoegdheid van de burgemeester in artikel 13B Opiumwet actuele beleidsregels vast te stellen;

gelet op:

  • -

    de Opiumwet, artikel 13B;

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3, lid 4; 4:81, lid 1; 4:83; 4:84 en 5:31;

  • -

    de Gemeentewet, artikelen 125, lid 3 en 172;

  • -

    de Algemene plaatselijke verordening 2007, artikel 27, lid 2;

besluit:

 

in te trekken de Beleidsregels hard- en softdrugs gemeente Hoogeveen 2014;

 

vast te stellen de navolgende beleidsregels:

 

Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet gemeente Hoogeveen 2022.

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

  • a.

    Harddrugs: Middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet, met uitzondering van softdrugs. 

  • b.

    Softdrugs: hasjiesj en hennep (ook stekjes), zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet. 

  • c.

    Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig hebben van een handelshoeveelheid. 

  • d.

    Woning: een voor bewoning bestemd gebouw. Onder dit begrip vallen ook woonwagens, woonschepen en woonketen.

    • i.

      De vraag of een gebouw als woning kan worden gezien, dient te worden beantwoord door te kijken of het pand “naar zijn aard voor bewoning is bestemd”. Dit zal moeten worden beantwoord naar een “zo objectief mogelijke maatstaf” waarbij “zo veel mogelijk gekeken wordt naar de kenmerken van het bouwwerk zelf”.

    • ii.

      Met deze kenmerken wordt “aanknoping gezocht of het pand naar zijn aard voor bewoning is bestemd.“ Een dergelijke aanknoping wordt bereikt door te kijken naar het “doel waarvoor het bouwwerk is ontworpen en gebouwd.” 

  • e.

    Een voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die –al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijk is. 

  • f.

    Een niet voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die niet voor het publiek toegankelijk is, niet zijnde een woning. 

  • g.

    Voorbereidingshandelingen: voorwerpen of stoffen in een woning, lokaal of bijbehorend erf aanwezig, die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Het gaat om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11 van de Opiumwet. 

  • h.

    Coffeeshop: een openbare inrichting waar alcoholvrije dranken worden verkocht en waar verkoop van softdrugs plaatsvindt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogbeschikking. 

  • i.

    Bevoegdheid van de burgemeester: bevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet. 

  • j.

    Bevoegdheid van het College: bevoegdheid op basis van de Woningwet c.a. 

  • k.

    Voorwaardelijke sluiting woning: sluiting, die pas wordt uitgevoerd als de betrokkene zich niet aan door de burgemeester gestelde voorwaarden houdt. Als voorwaarde daarbij geldt altijd dat de betrokkene zich niet binnen een bepaalde proeftijd opnieuw aan een aan de Opiumwet gerelateerd strafbaar feit schuldig mag maken. De proeftijd bedraagt in principe twee jaar.

 

Toelichting op de begrippen:

 

Handelsvoorraad drugs

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt door de overtreder. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.

 

Softdrugs

Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt van een handelshoeveelheid gesproken bij 6 planten of meer en/of een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 50 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken.

Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.

Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.

 

Harddrugs

In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

 

Voorbereidingshandelingen

Er zijn ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs waarbij er tijdens de instap van de politie echter geen drugs, in de zin van lijst I of lijst II van de Opiumwet, worden aangetroffen. In dergelijke panden worden dan wel allerlei stoffen en voorwerpen aangetroffen die worden gebruikt voor productie en distributie van drugs, maar geen drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Bij het aantreffen van dergelijke stoffen en/of voorwerpen is wel vaak sprake van een strafbaar feit op grond van artikel 10a of 11a (strafbare voorbereidingshandeling). Door het ontbreken van drugs was bestuurlijk optreden op basis van de Opiumwet eerder niet mogelijk.

Deze producten die vaak worden aangetroffen vielen tot 1 januari 2019 niet onder de werking van artikel 13b van de Opiumwet. Sinds de wijziging van dit artikel kan de burgemeester nu ook een bestuurlijke maatregel treffen op locaties waar dergelijke goederen zijn aangetroffen. Het is van belang na te gaan of degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

Niet alleen de productie en handel in drugs, maar ook het voorbereiden en faciliteren ervan is een ernstige aantasting van de openbare orde.

Niet alle op grond van artikel 10 of 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot een bestuurlijke maategel. Dit is niet het geval bij het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet.

 

Onderscheid lokalen en woningen

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen. Onder lokaal wordt in dit verband verstaan: een pand niet zijnde een woning, al dan niet voor het publiek toegankelijk, waar geen coffeeshop in is gevestigd. Onder woning wordt in dit verband verstaan: een voor bewoning gebruikte ruimte. Onder woning kan bijvoorbeeld ook een boot, caravan of woonwagen worden verstaan. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet wordt gebruikt als woning, kan worden aangemerkt als lokaal.

 

Artikel 2 Uitgangspunten

De gemeente Hoogeveen wil de productie, handel, verstrekking en het gebruik van drugs met de haar ten dienste staande middelen zoveel mogelijk tegengaan. Enerzijds wordt deze missie ingegeven door de gewenste aanpak van ondermijnende criminaliteit, anderzijds spelen overwegingen van (omgevings-)veiligheid en volksgezondheid een belangrijke rol.

Bij de uitoefening van de bevoegdheid van de burgemeester zien we een algemene verspreiding van de overtredingen over de wijken en dorpen. We constateren een verschuiving van de aanwezigheid van een hennepkwekerij en/of softdrugs naar de aanwezigheid/productie van harddrugs. De productie van harddrugs in drugslabs vormt daarmee een punt van extra aandacht. Het gebruik van GHB en ook andere nieuwe soorten drugs, zeer verslavend en slecht voor de gezondheid, is ook een aandachtspunt.

De Beleidsregels hard- en softdrugs gemeente Hoogeveen 2014 zijn door veranderde regelgeving in de Opiumwet en wijzigingen in de jurisprudentie aan vernieuwing toe. De zogenaamde voorbereidingshandelingen zijn inmiddels onder de werking van artikel 13B Opiumwet gebracht. En in de rechtspraak wordt meer en meer aandacht gevraagd voor het integraal meewegen van alle bijzondere (persoonlijke) omstandigheden. In de uitvoering van artikel 13B Opiumwet binnen de gemeente Hoogeveen werd hier al op ingezet, en het is goed om de beleidsregels van 2014 ook hierop aan te passen.

Bij het onderwerpelijke nieuwe beleid worden voor het optreden van de burgemeester op basis van 13B Opiumwet, met inachtneming van de recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Er moet worden gekeken naar geschiktheid van de maatregel, naar de noodzakelijkheid en naar de evenredigheid;

  • -

    De ten opzichte van pandsluiting minder rigoureuze maatregelen als de waarschuwing en last onder dwangsom dienen weer meer aandacht te krijgen;

  • -

    De waarschuwing en last onder dwangsom moeten worden meegenomen als deel van een groter geheel bij de dossieropbouw in een bepaalde casus, bij recidive wordt de noodzaak tot echt sluiten van een pand groter;

  • -

    Bij voorbereidingshandelingen moet eerst aandacht uitgaan naar de maatregel van last onder dwangsom;

  • -

    In de van de burgemeester verlangde evenredigheidstoetsing dienen alle effecten van een besluit op de betrokkene aandacht te krijgen, ook bijvoorbeeld de gevolgen bij de wooncorporaties, die een bestuurlijke sluiting kunnen gebruiken als onderlegger voor een buitengerechtelijke huurontbinding;

  • -

    Het is van belang het 13B-besluit in primo meteen van een goede onderbouwing te voorzien, waarin alle effecten worden afgewogen. De eigen informatiehuishouding van de gemeente moet worden benut. De kwaliteit van de bestuurlijke rapportage van de politie moet op de nieuwe benadering van de gemeente worden ingericht. Met de politie moet overleg plaatsvinden over de elementen (ook contextinformatie) waaraan in haar bestuurlijke rapportage aandacht moet worden besteed.

  • -

    In geval van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de politie een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis Drenthe. In samenhang hiermee schakelt de gemeente het Centrum voor Jeugd en Gezin in voor hulp en ondersteuning in de gezinssituatie. De gemeente gaat overigens ook na of er hulpverlening is vanuit de WMO.

  • -

    Als de toepassing van de beleidsregel in een concreet geval leidt tot een onevenredige uitkomst, moet de burgemeester bij haar/zijn besluitvorming op grond van artikel 4:84 Awb van zijn beleidsregel afwijken.

Nu Hoogeveen erop inzet om de aanwezigheid, productie en handel van drugs tegen te gaan, is het een logische consequentie dat ook de verkoop en consumptie van drugs worden ontmoedigd: de burgemeester van Hoogeveen geeft geen gedoogverklaringen voor coffeeshops af. Coffeeshops zijn in de gemeente Hoogeveen niet toegestaan.

Artikel 3 Achtergronden

3.1. Leefbaarheid 

Aan een drugspand kleeft criminaliteit die de veiligheid en leefbaarheid in de omgeving negatief beïnvloedt. Een bestuurlijke maatregel heeft het doel om de loop naar een drugspand door telers, dealers, klanten en bezoekers te beëindigen, eventuele overlast en onveilige situaties voor de omgeving te stoppen en de omstandigheden ter plaatse te normaliseren. Een bestuurlijke maatregel draagt aldus bij aan de vermindering van de drugscriminaliteit en daarmee aan de vergroting van de veiligheid en leefbaarheid in de woonomgeving en de samenleving.

Een bestuurlijk optreden is dan ook niet bedoeld om bewoners of eigenaren te straffen, maar is gericht op het herstel van de openbare orde en veiligheid.

Voor het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13B Opiumwet is het niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs overlast veroorzaakt. De Raad van State heeft uitgesproken dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs (zie verderop) veronderstelt een ordeverstorend effect te hebben. Het al dan niet aanwezig zijn van overlast zal wel meewegen bij de evenredigheidstoets.

 

3.2. Omgevingsveiligheid 

Grootschalige hennepteelt en productie van andere drugs in woningen en bedrijfspanden zijn zeer ongewenst. Woningen en bedrijfspanden zijn niet berekend op, noch bedoeld voor dergelijke activiteiten. De praktijk leert dat stroom in de meeste gevallen illegaal wordt afgetapt en dat ongewenste bouwkundige aanpassingen ten behoeve van de teelt/productie worden doorgevoerd. Hierdoor is er vaak sprake van een brandgevaarlijke situatie en van bouwschade. Daarnaast gebruiken hennepkwekers dikwijls pesticiden. Ook is er bij kwekerijen kans op waterschade. Hennepkwekers brengen met een en ander niet alleen zichzelf (en eventueel hun gezinnen) in gevaar, maar ook onschuldige, onwetende buren en buurtbewoners.

Tot op heden was er na de maatregel van tijdelijke sluiting nauwelijks sprake van recidive in de woningen/panden of bij de betrokkenen. De productie is kennelijk fluïde. Een zekerheid was ook dat de tijdelijke sluiting van een pand een einde maakte aan dikwijls brandgevaarlijke en overlastsituaties. Nieuw is dit niet: ook de Onderzoeksraad voor de veiligheid heeft een alarmerend beeld geschetst over de omgevingsveiligheid bij hennepkwekerijen. De bestuurlijke aanpak op basis van artikel 13B Opiumwet draagt daarom bij aan een veilig en prettig woon- en leefklimaat en bevordert de openbare orde in de samenleving.

De omgevingsveiligheid komt ook in het gedrang bij de productie van harddrugs vanwege het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen en chemische reacties op de productielocatie. De illegale afvalstortingen in de natuur leveren bovendien grote schade op.

 

3.3. Ondermijning 

Optreden tegen handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel harddrugs als softdrugs is wenselijk en noodzakelijk. Dergelijke activiteiten, in diverse vertakkingen door criminele organisaties uitgevoerd, hebben een ondermijnend en potentieel ontwrichtend effect op de samenleving door de wens/noodzaak van de onderwereld zich te verweven met de bovenwereld.

De aanpak van georganiseerde (drugs)criminaliteit bestaat uit een omvangrijke samenwerking tussen verschillende partners, zoals het Openbaar Ministerie, de politie, Belastingdienst, FIOD en het gemeentebestuur. Naast de strafrechtelijke aanpak van criminele samenwerkingsverbanden en het afpakken van crimineel vermogen wordt door de gemeente hierop aangesloten met een bestuursrechtelijk handhavingsregime. Het bestuurlijk optreden betreft een aanpak, in principe gericht op het pand, niet op de persoon.

Met het treffen van een bestuurlijke maatregel door de burgemeester wordt een locatie opgeheven waar criminele activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien wordt met een dergelijke maatregel een sterk signaal afgegeven. Ten slotte heeft deze bevoegdheid nog een ander preventief effect in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren of beschikbaar stellen van woon- of bedrijfsruimte.

Artikel 4 Beleidskader/juridisch kader

Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

• voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (bijvoorbeeld winkels en horecagelegenheden);

• niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (bijvoorbeeld bedrijfsruimten, loodsen, magazijnen en woningen die feitelijk niet worden bewoond);

• woningen en bijbehorende erven.

 

4.1. Doelstelling:

Met deze beleidsregel wordt primair beoogd:

  • de gemeente Hoogeveen onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie;

  • (herhaling van de) ernstige verstoring van de openbare orde voorkomen;

  • aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen;

  • de rust in de directe omgeving doen weerkeren;

  • brandgevaarlijke, chemisch gevaarlijke en bouwkundig gevaarlijke situaties opheffen of voorkomen;

  • verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;

     

4.2. Juridisch kader:

Op grond van artikel 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te

bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, kan op basis van artikel 13b Opiumwet. De burgemeester kan op basis van dit artikel besluiten een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.

De wetgever bedoelde bij de totstandkoming van artikel 13B Opiumwet de mogelijkheid van bestuursdwang in de zin van tijdelijk sluiten alleen te gebruiken bij ernstige gevallen. Eerst zouden minder ingrijpende maatregelen zoals waarschuwen en de last onder dwangsom moeten worden toegepast. In de bestuursrechtspraak werden deze maatregelen, doordat het gemeentelijk beleid steeds meer werd ingericht op ernstige gevallen bij de eerste aanvang, in de afgelopen jaren naar de achtergrond verplaatst. Op deze ontwikkeling is de Raad van State nu teruggekomen: hij richt zich weer meer op de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. En in het algemeen moet er weer meer aandacht zijn voor de menselijke maat.

De hierna onder artikel 6 opgenomen handhavingsmatrix dient moet nu dan ook als richtlijn worden gezien in relatie tot de toets van de maatregel op geschiktheid, noodzakelijkheid en evenredigheid.

Artikel 5 Handhaving

5.1. Bestuurlijke rapportage

De burgemeester baseert haar/zijn optreden steevast op een formele bestuurlijke rapportage van de politie. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.

De bestuurlijke rapportage van de politie moet de nodige inhoud en kwaliteit hebben, zodat die bijdraagt aan de opdracht aan de burgemeester om alle omstandigheden en effecten af te wegen bij het nemen van 13B – besluiten.

 

5.2. Zorgvuldigheid (zienswijzen)

Voordat er een definitief besluit wordt genomen worden de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om op het voorgenomen besluit een zienswijze te geven. De zienswijze kan zowel schriftelijk als mondeling worden gedaan. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na de fase van de zienswijze worden alle feiten en omstandigheden opnieuw afgewogen, bijvoorbeeld ten opzichte van de geconstateerde feiten en omstandigheden in de bestuurlijke rapportage van de politie, de wet- en regelgeving, de geldende jurisprudentie en deze beleidslijn. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de belanghebbenden en aan de handhavingspartners. Het wordt ook geregistreerd bij het Kadaster.

Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen, al dan niet met inschakeling van een gemachtigde, bezwaar worden gemaakt. Indien bezwaar wordt gemaakt, kan tevens bij de voorzieningenrechter om een schorsing van het besluit worden gevraagd. Gebeurt dat laatste, dan schort de burgemeester de uitvoering van haar/zijn besluit al in deze fase op totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

 

5.3. Voorwaardelijke sluiting/dwangsom

De beoordeling of een voorwaardelijke sluiting of een dwangsom als bestuurlijke maatregel aan de orde moet komen, maakt een integraal onderdeel uit van de handhavingsrichtlijn. Daarbij kan worden bepaald dat indien de betrokkene binnen twee jaar nogmaals een overtreding begaat alsnog zal worden overgegaan tot handhaving met een zwaardere maatregel. Voorwaardelijke sluiting en dwangsom vormen alsdan een onderdeel van de dossiervorming. Bij recidive gaat de balans naar zwaardere bestuurlijke maatregelen uitslaan.

De hoogte van een dwangsom kan worden gerelateerd aan de waarde van de aangetroffen hoeveelheid drugs en/of het te verwachten financiële voordeel voor de overtreder. In de bijlage bij deze beleidsregels zijn de afwegingen bij het opleggen van een dwangsom verwoord.

 

5.4. Bestuursdwang

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt uitgegaan van het sluiten van de gehele woning of het gehele pand, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is in principe de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld bij een hennepkwekerij/productieplek in een caravan op het erf bij een woning of in een apart deel van een bedrijfslocatie. Dit wordt afgewogen in het kader van de complete effectbeoordeling.

Bij de sluiting wordt een termijn gegeven van enkele dagen waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan ontruimen en afsluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester zelf overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal, op kosten van de betrokkene.

De sluiting brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingsperiode. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen die op een bepaald moment om dringende redenen in de woning/het pand moeten zijn, mogen de locatie pas na toestemming van de burgemeester betreden. Voorbeelden hiervan zijn de bewoner, die de waterleiding wil afsluiten vanwege vorst of een aannemer, die schade aan het pand moet herstellen.

De sluiting wordt aan eenieder bekend gemaakt door middel van een poster op de toegang van de woning/het pand. Dit dient ter voorkoming van het in gebruik nemen van het object en in het kader van toezicht op de sluiting. Wordt de woning/het pand desalniettemin toch betreden dan zal de burgemeester het gebouw dicht laten maken op kosten van de betrokkene.

 

5.5. Woningwet:

Bij de teelt en productie van drugs worden regelmatig ook overtredingen van de Woningwet/Bouwbesluit geconstateerd. Het bevoegde bestuursorgaan is hier het college.

Bij overtredingen van artikel 1b Woningwet is altijd sprake van strijdigheid met de voorschriften uit het Bouwbesluit. Het gaat om technische en gebruiksvoorschriften die betrekking hebben op de (brand)veiligheid en gezondheid. Voorbeelden hiervan zijn:

  • niet voldoen aan NEN1010-norm

  • niet voldoen aan de eisen voor sterkte aan de constructie

  • veiligheid installaties

  • brandcompartimentering

  • blokkeren van een vluchtroute

  • overbewoning

  • achterwege laten van een melding inzake brandveilig gebruik.

De NEN 1010 norm is de belangrijkste norm voor elektrische installaties in gebouwen. Het doel van de NEN 1010 is om een veilige installatie te realiseren. Elektrische voorzieningen mogen niet leiden tot gevaarlijke situaties en moeten beschermd worden tegen oververhitting door overbelasting. In geval van het gebruik van een gebouw voor een hennepkwekerij betekent dit doorgaans dat de elektrische installatie van dit gebouw niet meer aan de eisen van het Bouwbesluit voldoet, waartegen het college met bestuursrechtelijke maatregelen op basis van de Woningwet kan optreden. Bij concreet gevaar wordt het pand gesloten tot het moment dat het gevaar is geweken.

Artikel 6 Handhavingsrichtlijn:

De burgemeester kan op grond van de Opiumwet bij ernstige gevallen, en indien lichtere maatregelen geen soelaas bieden, een last onder bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding. Hieronder volgt een trapsgewijze benadering, oplopend in zwaarte. 

 

Overzicht handhavingsrichtlijn

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e constatering

Verkoop / aanwezigheid van een kleine hoeveelheid drugs in een woning* en/of erf of lokaal:

Kleine hoeveelheid:

Softdrugs:

  • 1.

    minder dan 50 gram

  • 2.

    6 tot 20 hennepplanten

Harddrugs:

  • 1.

    Minder dan 5 gram

  • 2.

    Minder dan 5 ml

* (incl. woonwagens, woonschepen en woonketen)

Dwangsom op basis 13B Opiumwet

Bij herhaalde overtreding Opiumwet: verbeuring dwangsom Opiumwet.

Binnen 2 jaren na 1e constatering: bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 3 maanden

Binnen 2 jaren na 2e constatering: Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 6 maanden

Verkoop / aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een woning* en/of erf:

Handelshoeveelheid:

Softdrugs:

  • 1.

    Meer dan 50 gram

  • 2.

    20 of meer hennepplanten

Harddrugs:

  • 1.

    meer dan 5 gram

  • 2.

    Meer dan 5 ml.

* (incl. woonwagens, woonschepen en woonketen)

Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 3 maanden

Binnen twee jaren na 1e constatering: bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor de duur van 6 maanden

Binnen 2 jaren na 2e constatering: Bestuursdwang op basis van 13b Opiumwet (sluiting) voor de duur van 12 maanden

Verkoop / aanwezigheid/ van een handelshoeveelheid drugs in een lokaal:

Handelshoeveelheid:

Softdrugs:

  • 1.

    Meer dan 50 gram

  • 2.

    20 of meer hennepplanten

Harddrugs:

  • 1.

    meer dan 5 gram

  • 2.

    meer dan 5 ml.

Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 6 maanden

Binnen 2 jaren na 1e constatering: bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor 12 maanden

Binnen 2 jaren na 2e constatering: Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor onbepaalde tijd

 

Artikel 7 Overwegingen bij bestuursdwang

7.1. Objectgerichte karakter van de maatregel

Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, in principe niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.

De dwangsom richt zich overigens vanuit de aard van de maatregel meer op de betrokken personen, dan op een pand.

 

7.2. Bestuurlijke aanpak/strafrechtelijke aanpak/civielrechtelijke aanpak

Het onderhavige beleid is gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid van de burgemeester en staat los van een eventuele strafrechtelijke of civielrechtelijke aanpak. Artikel 13b Opiumwet is een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet.

Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk als civielrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van de burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie of van een civiele partij. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zo mogelijk strafvervolging worden ingesteld door het OM.

Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester in het kader van de Opiumwet treft, hebben een reparatoir, normaliserend karakter. Een dergelijke maatregel heeft als doel het aangetaste woon- en leefklimaat en de openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder of opnieuw) worden verstoord.

Een civielrechtelijke aanpak kan hierin bestaan dat een verhuurder (bijvoorbeeld de wooncorporatie) met een beroep op de antidrugsbepaling in de huurovereenkomst de huurovereenkomst (al dan niet buitengerechtelijk) ontbindt.

De burgemeester betrekt de maatregelen van andere partijen zoveel mogelijk bij zijn eigen besluitvorming.

 

7.3. Registratie WKPB

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit tijdelijke sluiting wordt geregistreerd in het Kadaster. Eigenaren, kopers, hypotheekverstrekkers kunnen zo van de sluiting kennisnemen. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit weer in het WKBP-register aangepast.

 

7.4. Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat na verloop van de begunstigingstermijn de dieren die aanwezig zijn in de woning, bij de uitoefening van de bestuursdwang door de eigenaar/verzorger zullen moeten worden verwijderd en opgevangen. Indien de gemeente het moet doen worden kosten daarvan verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kan de gemeente zorgen voor tijdelijk onderdak.

. Intrekken besluit

Indien blijkt of wordt aangetoond dat de criminele activiteiten zijn beëindigd, het herstel van de openbare orde en het woon-en leefklimaat zijn bereikt en de omstandigheden ter plaatse zijn genormaliseerd kan de burgemeester haar/zijn besluit tot tijdelijke sluiting vóór de afloop van de sluitingstermijn uit eigen beweging of op verzoek intrekken.

Artikel 8. Strafbaarstellingen

Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:

  • op grond van artikel 27, lid 2 van de APV is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en bijbehorend erf te betreden;

  • artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met enig toezicht belast strafbaar is.

  • artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), strafbaar is.

  • het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag,

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als : Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet gemeente Hoogeveen 2022;

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld op 11 april 2022

 

De burgemeester,

K.B.Loohuis

Bijlage Bepalen hoogte last onder dwangsom

 

1. Algemeen: nut en noodzaak beleidsregel

Om gebruik te maken van de dwangsombevoegdheid is het geen wettelijke eis dat de burgemeester daarvoor een richtlijn heeft vastgesteld.

 

2. Richtlijn: indicatief, niet uitputtend

In het algemeen is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van de aard van de overtreding en is niet bij voorbaat exact aan te geven hoe deze wordt berekend.

Samengevat heeft de burgemeester bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid. De dwangsom-hoogte moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit, art. 5:32 Awb).

Verder is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van verschillende factoren:

  • de dwangsom moet voldoende pressie voor de overtreder tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen of te beëindigen;

  • de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen; de dwangsom moet hoger zijn dan het door de overtreding door de overtreder behaalde (geschatte) financiële voordeel;

  • het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft behaald met de overtreding;

  • voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

  • de bevestiging van normen gesteld in het belang van o.a. regelgeving en ruimtelijke ordening;

  • de financiële draagkracht van de overtreder.

     

3. Verlagende en verhogende factoren

Een situatie waarbij de overtreding zelf klein is, kan leiden tot een lagere dwangsom. Ook naar aanleiding van ingediende zienswijzen of heroverweging in de bezwaarprocedure kan de hoogte naar beneden worden bijgesteld.

Als de overtreding is begaan door een bedrijf, kan bij bepaling van de hoogte van de dwangsom(men) gekeken worden o.a. naar rechtsvorm, kapitaal, draagkracht (financiële positie), het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming.

De hoogte van het te verbeuren bedrag heeft primair tot doel de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (reparatoir karakter van de dwangsom), waarbij het gaat om maatwerk van geval tot geval. De dwangsom mag dus niet het karakter van een straf krijgen (niet punitief).

 

4. Criteria voor een dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten

De hoogte van het bedrag van de dwangsom kan ook worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Met de financiële omstandigheden van de wetsovertreder hoeft in beginsel geen rekening te worden gehouden.

Aan de rechter is de vraag voorgelegd hoe bepaald moet worden of de hoogte van een dwangsom – die een overtreder moet betalen als hij geen gehoor geeft aan de hem opgelegde last – redelijk is.

 

5. Criteria voor de hoogte van de dwangsom

Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt daarvoor het volgende criterium. Aangezien de last onder dwangsom het doel heeft de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende wettelijke voorschriften, kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij niet naleving van die voorschriften. Van belang daarbij is dat de dwangsom een financiële prikkel moet zijn om het strijdige gebruik te staken. De Afdeling kijkt dus of er een voldoende financiële prikkel is. Voor de rest gelden er geen zware motiveringseisen voor het bestuursorgaan met betrekking tot de hoogte van de dwangsom. Een schatting van het ten onrechte verkregen voordeel is voldoende. Maar dat wil niet zeggen het bestuursorgaan het motiveringsbeginsel helemaal opzij kan zetten. Zij moet wel duidelijk kunnen maken hoe de hoogte van de dwangsom zich verhoudt tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Een motivering die overigens slechts marginaal wordt getoetst. Bij het opleggen van een last onder dwangsom bestaat geen aanleiding voor een indringende toetsing aan de evenredigheidsmaatstaf die in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht besloten ligt, ook niet wat betreft de toetsing van de hoogte van het bedrag waarop de dwangsom is vastgesteld. Vergelijk ECLI:NL:RVS:2008:BC5757: “Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom heeft het bestuursorgaan een grote mate van beleidsvrijheid die door de rechter terughoudend moet worden getoetst”.

Het doel van een herstelsanctie als de last onder dwangsom, is dat wetsovertreders worden bewogen tot naleving van de voor hen geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag van de dwangsom worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Maar ook andere factoren kunnen een rol spelen, zoals: geen gehoor geven aan eerdere verzoeken van het bestuursorgaan de onrechtmatige situatie te herstellen en een http://www.edwardbruheim.nl/nl/blog/152/een_dwangsom_van_25000.htmcumulatie van overtredingen.