Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Barendrecht

Mandaatbesluit NV BAR Afvalbeheer 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBarendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit NV BAR Afvalbeheer 2022
CiteertitelMandaat voor directeur NV BAR Afvalbeheer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 160 van de Gemeentewet
  2. artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. Afvalstoffenverordening Barendrecht 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-04-2022nieuwe regeling

08-03-2022

gmb-2022-163373

467240

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit NV BAR Afvalbeheer 2022

Burgemeester en wethouders van Barendrecht,

 

overwegende

  • -

    dat het college bevoegd is om locaties aan te wijzen voor ondergrondse containers, GFT-cocons en aanbiedlocaties voor minicontainers;

  • -

    dat het college het locatieplan vaststelt ten aanzien van deze locaties;

  • -

    dat de gemeenten Ridderkerk, Barendrecht en Albrandswaard op 21 september 2015 de NV BAR Afvalbeheer hebben opgericht om hun huishoudelijk afval duurzaam en milieuhygiënisch verantwoord in te (laten) zamelen, over te slaan, te (laten) transporteren en te (laten) be- en verwerken;

  • -

    dat het in de praktijk zinvol kan zijn dat de directeur van de NV BAR Afvalbeheer ook bevoegd is om (in aanvulling op het door het college vastgestelde of nog vast te stellen locatieplan) in individuele gevallen locatiebesluiten vast te stellen;

  • -

    dat het derhalve wenselijk is om deze bevoegdheid te mandateren aan de directeur van NV BAR Afvalbeheer;

gelet op artikel 160, eerste lid, sub a, van de Gemeentewet, de artikelen 10:3 juncto 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 7 juncto 10 van de Afvalstoffenverordening Barendrecht 2021 en artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Barendrecht 2022,

 

besluiten:

  • 1.

    mandaat te verlenen aan de directeur van de NV BAR Afvalbeheer en haar plaatsvervanger voor het aanwijzen en vaststellen van locaties voor ondergrondse containers, GFT-cocons en aanbiedplaatsen voor (mini)containers op grond van artikel 7 juncto 10 van de Afvalstoffenverordening Barendrecht 2021 en artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Barendrecht 2021;

  • 2.

    te bepalen dat bij de uitoefening van dit mandaat de volgende restricties dan wel voorwaarden gelden:

    • a.

      het verlenen van ondermandaat is niet toegestaan;

    • b.

      voordat van het mandaat gebruik wordt gemaakt, wordt overleg gepleegd met de betreffende portefeuillehouder.

Het mandaat treedt in werking na instemming van de gemandateerde.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 8 maart 2022;

De secretaris,

G.J. Bravenboer

De burgemeester,

drs. G. Veldhuijzen

Instemming d.d.

Directeur van de NV BAR Afvalbeheer,

E. Carpenter

Toelichting

De bevoegdheid van het college om locaties aan te wijzen voor ondergrondse containers is gebaseerd op artikel 7 en 10 van de Afvalstoffenverordening. Deze artikelen vormen ook de grondslag voor het aanwijzen c.q. vaststellen van de locaties voor GFT-cocons en aanbiedplaatsen voor minicontainers. In de praktijk is er behoefte aan om de bevoegdheid om dergelijke locaties aan te wijzen te beleggen bij de directeur van de NV BAR Afvalbeheer. Dit besluit voorziet daarin. Het mandaat heeft dus alleen maar betrekking op het aanwijzen van de locaties (en dus niet op het aanwijzen van het soort inzamelmiddel, de frequentie, enz.).

 

Mandaat is de bevoegdheid om in naam van en onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan een besluit te nemen. Het college is en blijft altijd verantwoordelijk. Mandaat is een bevoegdheid, geen plicht. Dit betekent dat per besluit door de gemandateerde (in dit geval de directeur) moet worden afgewogen of gebruikmaking van het mandaat in die specifieke casus aanbeveling verdient.

 

Als het gaat om meerdere locaties die in één keer worden aangewezen (locatieplan), dan zal het college in beginsel zelf het besluit nemen tot vaststelling van het locatieplan. Dit mandaatbesluit is niet bedoeld voor het vaststellen van (omvangrijke) locatieplannen, maar ziet op individuele gevallen om plaatsen aan te wijzen waarin het locatieplan niet voorziet. Te denken valt aan: het bijplaatsen van een (extra) container, het verplaatsen van een container, het creëren van een of enkele nieuwe aanbiedlocaties in een nieuwe straat/wijk, enz. Zodra er sprake is van het gelijktijdig aanwijzen van meerdere locaties (meer dan 5) in één gebied of omstreden locatie(s), dan is het college aan zet.

 

De locatiebesluiten kunnen op 2 manieren worden vastgesteld:

Reguliere procedure

Bij de reguliere procedure wordt een locatiebesluit (in mandaat door de directeur) genomen waartegen vervolgens bezwaar open staat. Ook bij een reguliere procedure is het verstandig om, voordat het besluit wordt genomen, te overleggen met buurtbewoners. Dat vooroverleg is echter vormvrij: dat kan telefonisch, mondeling tijdens bijvoorbeeld een inloopavond, via toezending van een voorgenomen besluit, enz. Van belang is om te benadrukken dat als er bezwaar binnenkomt tegen het besluit, niet de directeur, maar (in dit geval) het college bevoegd is te beslissen op het bezwaar. Dit vloeit voort uit artikel 10.3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV-procedure)

In Afdeling 3.4 van de Awb is aangegeven hoe deze procedure verloopt. In het kort is dat als volgt: er wordt een ontwerpbesluit ter visie gelegd, gedurende 6 weken kunnen belanghebbenden hun zienswijze indienen, daarna wordt het besluit vastgesteld. In tegenstelling tot de reguliere procedure kent deze procedure geen bezwaarmogelijkheid: na vaststelling van het besluit moet men direct in beroep. De reden hiervoor is dat immers in het voortraject belanghebbenden al uitgebreid hun zienswijzen op het plan hebben kunnen geven. Deze relatieve “zware“ besluitvormingsprocedure ligt meer voor de hand als het gaat om meerdere en/of omstreden locaties. Voordat de directeur het ontwerp-locatiebesluit vaststelt, is overleg met de portefeuillehouder vereist. Hoewel de Awb dit niet met zo veel woorden eist, ligt het voor de hand dat als er zienswijzen binnenkomen, het college beslist op die zienswijzen en het definitieve locatiebesluit vaststelt.

 

Ondermandaat is niet toegestaan. In het geval de directeur niet beschikbaar is, berust het mandaat bij haar plaatsvervanger.

 

De NV BAR Afvalbeheer is een separate organisatie en de directeur is niet hiërarchisch ondergeschikt aan het college. De directeur heeft op grond van artikel 10.4 van de Awb ingestemd met het mandaat.