Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder, gemeente De Bilt

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder, gemeente De Bilt
CiteertitelBeleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder, gemeente De Bilt
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-04-2022Nieuwe regeling

05-04-2022

gmb-2022-160620

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder, gemeente De Bilt

Samenvatting

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij (spoor)wegen moeten geluidsniveaus bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen getoetst worden aan wettelijke voorkeurswaarden. Bij wijzigingen aan wegen moet ook getoetst worden bij nabijgelegen bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

 

Als blijkt dat een voorkeurswaarde wordt overschreden dan kan de ontwikkeling onder bepaalde voorwaarden toch doorgang vinden. In dat geval heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen.

 

Het doel van deze beleidsregel is om:

  • de gemeentelijk uitvoering van deze bevoegdheid transparant te maken;

  • duidelijke kaders te stellen voor ruimtelijke plannen en verkeersplannen;

  • zorg te dragen voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in situaties met geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden.

De voorwaarden waarbinnen de gemeente hogere waarden toestaat zijn in hoofdstukken 3 en 4 en bijlage 5 te vinden. In deze bijlage zijn de gemeentelijke voorwaarden aan maatregelen bij de ontvanger opgenomen, zoals de aanwezigheid van geluidluwe gevels en geluidluwe buitenruimten bij nieuwbouw van woningen.

 

De beleidsregel is bindend en geeft de nodige duidelijkheid naar initiatiefnemers, betrokken ambtenaren, bestuurders en belanghebbenden. De procedure voor het vaststellen van hogere waarden volgt de Algemene wet bestuursrecht. Het college kan in incidentele situaties besluiten om af te wijken van de in deze beleidsregel gestelde voorwaarden. Het besluit dient dan deugdelijk gemotiveerd te zijn.

 

De in deze beleidsregel beschreven procedure en de gestelde voorwaarden geeft het huidige beleid dat de gemeente voert weer. De aanhaaltitel van de beleidsregel is: ‘Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder, gemeente De Bilt’ en deze is op 5 april 2022 in werking getreden.

Omgevingswet

Naar verwachting zal op 1 januari 2023 de Omgevingswet in werking treden. De gemeente kan dan geen hogere waarden meer in een afzonderlijke procedure vaststellen. Wel geldt een vergelijkbare beoordelingssystematiek met standaardwaarden en grenswaarden. De gemeente dient ook dan op een zorgvuldige wijze plannen te beoordelen als de geluidsbelasting hoger is dan de wettelijke standaardwaarden.

 

Onder de Omgevingswet zal de gemeente de hoofdlijnen van dit beleid blijven volgen voor een zorgvuldige afweging van het aspect gezondheid, de aanvaardbaarheid van geluid en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

1. Inleiding

 

1.1 Geluid in de gemeente

De gemeente bewaakt de balans tussen groei en leefbaarheid, tussen dynamiek en rust. Zij geeft enerzijds ruimte voor ruimtelijke ontwikkelingen en anderzijds zorgt zij voor een gezonde omgeving met een goed woon- en leefklimaat. Een belangrijk element in deze balans is het beperken van geluidshinder in de woon- en leefomgeving en het toestaan van geluidsproductie op minder kwetsbare plaatsen. Akoestische kwaliteit is één van de dragers van de ruimtelijk functionele kwaliteit als geheel.

 

De landelijke regelgeving is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen of verminderen van geluidshinder voor bewoners. Het achterliggende doel is negatieve gezondheidseffecten te beperken. Uit onderzoek blijkt dat bij geluidsniveaus die voldoen aan de wettelijke voorkeurswaarden al circa 10 % van de mensen geluidshinder ondervindt. Bij hoge(re) geluidsniveaus treden meer negatieve gezondheidseffecten op.

 

De belangrijkste regelgeving (zie hoofdstuk 2) is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh), de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer (Wm) en het Bouwbesluit. Naar verwachting zal per 1 januari 2023 de Omgevingswet in werking treden en de voorgenoemde wetten (deels) vervangen. De wetgeving wijzigt daarmee weliswaar, maar de systematiek (met standaardwaarden en motivering voor overschrijding hiervan) blijft vergelijkbaar.

 

De gemeente reguleert met deze wettelijke instrumenten de geluidniveaus op en in gebouwen vanwege weg- en railverkeer en (bedrijfsmatige) activiteiten.

 

De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen1 de geluidsniveaus bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen, getoetst moeten worden aan wettelijk voorkeurswaarden. In geval van de aanleg of aanpassing (reconstructie) van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein wordt getoetst bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

 

Als voorkeurswaarden worden overschreden dan kan het college van burgemeester en wethouders bij de geluidsgevoelige bestemmingen hogere waarden vaststellen, zodat een plan toch doorgang kan vinden. Zij stelt dan voorwaarden aan het plan om te kunnen motiveren waarom er, ondanks de hogere geluidsniveaus, toch sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De voorwaarden zijn opgenomen in deze beleidsregel.

 

1.2 Doel

Deze beleidsregel wordt toegepast in situaties waarin geluidsniveaus bij geluidsgevoelige bestemmingen boven de wettelijke voorkeurswaarden niet kunnen worden voorkómen. Met deze beleidsregel:

  • maakt de gemeente haar overwegingen voor het toestaan van hogere waarden transparant.

  • stelt de gemeente duidelijke kaders voor het aspect geluid in ruimtelijke plannen en verkeersplannen.

  • draagt de gemeente zorg voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in nieuwe situaties met geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden.

De uitvoering wordt voor een deel door de Wet geluidhinder opgelegd en voor een deel door de gemeente ingevuld. De gemeentelijke keuzes hierin zijn in deze beleidsregel cursief vermeld.

 

1.3 Status

De beleidsregel is op 5 april 2022 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt en is per direct in werking getreden.

 

De beleidsregel is een "beleidsregel" in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81 Awb). Een "beleidsregel" is een algemene regel over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften. De beleidsregel dient ter invulling van de bevoegdheden voor het vaststellen van hogere waarden op grond artikel 110a, lid 1 en lid 2 van de Wet geluidhinder.

 

1.4 Evaluatie beleidsregel

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt zal de gemeente de werking en effectiviteit van het beleid evalueren en waar nodig aanpassen.

 

1.5 Indeling beleidsregel

In hoofdstuk 2 van deze beleidsregel is het wettelijke kader beschreven. Hoofdstuk 3 vormt de kern van deze beleidsregel. Hierin is de procedure voor het verlenen van hogere waarden beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op voorwaarden bij de aanleg of reconstructie van een weg.

 

Enkele in deze beleidsregel gebruikte begrippen uit de Wet geluidhinder zijn toegelicht in bijlage 1. In bijlage 2 is een overzicht van de wettelijke geluidsnormen opgenomen. In bijlage 3 worden situaties die gebruikt kunnen worden in de motivering voor het vaststellen van hogere waarden beschreven. Dit is niet een limitatieve opsomming. Bijlage 4 geeft schematisch de samenloop van de ruimtelijke procedure en de procedure voor het vaststellen van hogere waarden weer.

 

In de laatste bijlage 5 zijn de gemeentelijke voorwaarden aan maatregelen bij de ontvanger opgenomen. Dit is ook handig voor externe (akoestische) adviesbureaus omdat daar veel gemeente specifieke zaken te vinden zijn. De voorwaarden in deze bijlage zijn geformuleerd als eis, zoals de aanwezigheid van een geluidluwe gevel of als een inspanningsverplichting. Dit laatste houdt in dat als niet aan de voorwaarde kan worden voldaan, de initiatiefnemer dient te motiveren waarom dat niet kan of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen. De initiatiefnemer geeft dan aan welke compensatie hiervoor in het plan aanwezig is.

 

In deze beleidsregel wordt regelmatig verwezen naar wetsartikelen. Deze zijn via internet bij de overheid te downloaden op www.wetten.overheid.nl of op te vragen bij de gemeente via de Omgevingsdienst2.

2. Wettelijk kader voor geluid

De belangrijkste wettelijke instrumenten ter voorkoming of vermindering van geluidshinder zijn de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit. De beleidsregel komt voort uit verplichtingen uit de Wet geluidhinder en is verbonden met andere wetgeving. Hieronder is een korte toelichting op deze wetten opgenomen.

 

2.1 Wet geluidhinder (Wgh)

De Wet geluidhinder regelt de beheersing van de geluidshinder vanwege weg- en spoorverkeer en gezoneerde industrieterreinen. De wet is gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ruimtelijke plannen moeten voldoen aan geluidsnormen. Het wettelijke regime maakt onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties. De normen zijn voor nieuwe situaties scherper dan voor bestaande situaties. Hieronder volgt een overzicht van enkele belangrijke onderwerpen uit de Wet geluidhinder.

 

2.1.1 Voorkeursvolgorde maatregelen

De Wet geluidhinder hanteert een voorkeursvolgorde bij de bestrijding van geluidshinder, te weten:

  • maatregelen aan de bron, zoals verkeersbeperkende maatregelen of geluidsreducerend asfalt;

  • overdrachtsmaatregelen, zoals geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger van het geluid;

  • maatregelen bij de ontvanger, zoals de realisatie van gevelisolatie bij woningen of het wijzigen van de indeling van woningen.

2.1.2 Geluidsgevoelige bestemmingen

In de Wet geluidhinder en de bijbehorende besluiten is aangegeven welke gebouwen of terreinen bescherming genieten tegen geluid. Binnen dit beleid worden deze objecten ‘geluidsgevoelige bestemmingen’ genoemd en deze zijn vermeld in bijlage 1.

 

Recreatiewoningen en campings worden in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelige bestemmingen. De gemeente heeft als uitgangspunt dat recreërende mensen moeten kunnen genieten van een leefomgeving zonder er geluidshinder te ervaren. Het onderwerp geluid maakt daarom deel uit van de integrale afwegingen bij planontwikkelingen van of nabij recreatieobjecten zoals recreatiewoningen en campings.

 

2.1.3 Geluidszones

Geluid en hinder zijn ruimtelijk bepaald: het geluidsniveau neemt af bij toenemende afstand tussen de bron en de ontvanger. De wetgever heeft om die reden gekozen voor het definiëren van ruimtelijke aandachtsgebieden, de zogeheten geluidszones. Er zijn zones gedefinieerd voor drie geluidsbronnen: wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen met grote lawaaimakers (gezoneerde industrieterreinen).

 

2.1.4 Geluidsnormen

Aan zones zijn verschillende geluidsnormen gekoppeld voor elk van de geluidsbronnen. De normstelling onderscheidt een voorkeurswaarde en een maximale ontheffingswaarde. De voorkeurswaarde voor geluid moet voor alle (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen worden nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet overal en altijd mogelijk. Daarom bevat de Wet geluidhinder de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen tot de maximale ontheffingswaarde.

 

2.1.5 Hogere waarden

De gemeente heeft in de meeste gevallen de bevoegdheid om ontheffing van de voorkeurswaarde te verlenen. Hiervoor voert zij een procedure voor het vaststellen van hogere waarden uit om hogere geluidsniveaus, de hogere waarden, bij een toekomstige situatie toe te staan. Zij verbindt hieraan wel voorwaarden, zoals de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel. In deze beleidsregel zijn deze voorwaarden in hoofdstuk 3 en in bijlage 5 vermeld. Een voorbeeld van de procedure is in bijlage 4 geschetst.

 

2.2 Met de Wet geluidhinder verbonden regelgeving

 

2.2.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wet ruimtelijke ordening schrijft een zorgvuldige voorbereiding van ruimtelijke plannen voor. Hieronder valt ook een zorgvuldige milieuhygiënische afweging. Het aspect geluid maakt deel uit van deze afweging. Ook voor situaties die niet rechtstreeks onder de Wet geluidhinder vallen, zoals de ontwikkeling van nieuwe woningen langs wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur, dient de gemeente in het kader van de Wet ruimtelijke ordening het aspect geluid bij de milieuhygiënische afweging te betrekken.

 

2.2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De Wabo stelt initiatiefnemers in staat om activiteiten voor het realiseren van fysieke bestemmingen zoals bouw, aanleg, oprichting, gebruik en sloop in één keer aan te vragen of te melden. Aanvragen voor de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen die afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12 lid 1, onder a, sub 23 en 3 van Wabo), moeten zorgvuldig milieuhygiënisch afgewogen worden. Het aspect geluid maakt hier vergelijkbaar als bij de Wet ruimtelijke ordening deel van uit.

 

2.2.3 Bouwbesluit

In het Bouwbesluit zijn prestatie-eisen opgenomen voor geluidswering van gevels en tussen gebouwen onderling. Het Bouwbesluit maakt hierbij onderscheid tussen bestaande en nieuwe gebouwen. De eisen voor nieuwbouw gaan uit van een minimaal beschermingsniveau binnen geluidsgevoelige ruimten. Bij verbouw gelden over het algemeen minder strenge eisen. Het Bouwbesluit is alleen van toepassing bij bouw of verbouw.

 

2.2.4 Wet milieubeheer (Wm)

De Wet milieubeheer is de belangrijkste milieuwet voor bedrijfsmatige activiteiten. Met deze wet toetst de overheid, meestal de gemeente, de gevolgen van de activiteiten van een bedrijf voor het milieu. Afhankelijk van de aard van het bedrijf vindt de toetsing plaats aan algemene (geluids)voorschriften of aan maatwerkvoorschriften.

 

Alleen wanneer een bedrijf is gevestigd op een gezoneerd industrieterrein (terrein met grote lawaaimakers), schrijft de Wet geluidhinder voor dat het geluid van alle bedrijven tezamen, op de zonegrens, onder bepaalde geluidsnormen moet blijven. In de gemeente De Bilt is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig. De beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder gaat niet in op de toegestane geluidsproductie per bedrijf.

 

In hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer wordt het begrip geluidproductieplafonds voor rijkswegen en spoorwegen geïntroduceerd. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij (spoor)wegen dient voor de bepaling van de geluidsbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uit te worden gegaan van de gegevens die in het landelijke geluidregister voor wegverkeer en spoorwegverkeer zijn opgenomen. Het betreft een wettelijke verplichting. De systematiek van geluidproductieplafonds wordt nader uitgelegd op de site van kenniscentrum InfoMil: www.infomil.nl.

 

2.2.5 Provinciale verordening (stiltegebieden)

In haar verordening heeft de provincie Utrecht stiltegebied Westbroek en omgeving aangewezen. Binnen het stiltegebied gelden aanvullende voorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen en verkeersplannen. Deze worden binnen de procedure van het bestemmingsplan of verkeersplan getoetst.

3. Procedure nieuwe bestemmingen

 

3.1 Inleiding

Deze beleidsregel is van toepassing bij het voorbereiden van:

  • de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan en uitwerkingsplan,

  • een omgevingsvergunning die beperkt of ruim afwijkt van het bestemmingsplan (artikekl 2.12, lid 1 onder a sub 2o en 3o Wabo),

  • de aanleg van een weg of een fysieke wijziging aan de weg.

De ruimtelijke ontwikkeling binnen een bestemmingsplan of omgevingsvergunning is relevant als er sprake is van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones van (spoor)wegen of industrieterreinen. Dit geldt ook bij de aanleg of wijziging van een weg of een gezoneerd industrieterrein nabij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen. Als de wijziging van een weg binnen het bestemmingsplan past, geldt volgens de Wet geluidhinder een onderzoeksplicht en is deze beleidsregel ook van toepassing.

 

De in dit hoofdstuk beschreven procedure is van toepassing voor ruimtelijke plannen met nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen nabij bestaande (spoor)wegen of gezoneerde industrieterreinen. Hoofdstuk 4 gaat nader in op de aanleg van of fysieke wijziging aan een weg of een gezoneerd industrieterrein bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

 

De afweging over milieuzonering rond bedrijven vindt plaats binnen het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Dit is niet gereguleerd via de Wet geluidhinder en staat los van de procedure voor het vaststellen van hogere waarden.

 

3.2 Startfase

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan kan duidelijk worden dat de te ontwikkelen woon- en leefomgeving vanwege de geluidssituatie onder druk staat. In dat geval is het wenselijk dat de initiatiefnemer de haalbaarheid van het plan en de optimale planopzet laat onderzoeken. Ook is het wenselijk dat de initiatiefnemer vanaf het begin van het ontwerpproces een geluidsdeskundige betrekt en deze een actieve rol geeft.

 

De gemeente vindt het belangrijk dat een ruimtelijk plan voorziet in een goede woon- en leefomgeving. In gebieden waar deze vanwege de geluidssituatie onder druk staat, acht de gemeente het wenselijk dat de initiatiefnemer vanaf het begin van het planproces een geluidsdeskundige betrekt en deze een actieve rol geeft om te komen tot een haalbaar plan met een optimale planopzet.

 

3.3 Onderzoeksplicht Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder schrijft voor dat de gemeente de gevolgen van de voornoemde plannen akoestisch moet (laten) onderzoeken, indien de (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg, een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein liggen.

 

De Wet geluidhinder legt in artikelen 77 en 80 nadrukkelijk een onderzoeksplicht op. Eerst moet de gemeente de geluidsniveaus zonder geluidsreducerende maatregelen in beeld (laten) brengen. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden moet de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen worden onderzocht om te komen tot de voorkeurswaarde.

 

3.3.1 Onderzoek naar bronmaatregelen

In eerste instantie dient onderzoek te worden verricht naar bronmaatregelen. Denk hierbij aan het toepassen van een geluidsreducerend type asfalt als wegdek in plaats van standaard asfalt of het aanbrengen van geluidsdempers op de spoorrails.

 

Om de ruimtelijke planvorming en het wegbeheer niet onnodig te belasten wil de gemeente niet realistische of onhaalbare maatregelen aan de bron uitsluiten. Zo is het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt niet realistisch:

  • vanuit civieltechnisch oogpunt (beheer, onderhoud en duurzaamheid):

    • in scherpe bochten en/of binnen 30 meter vanuit het hart van een druk kruispunt. Er treedt dan groot en snel kwaliteitsverlies op van het wegdek door afremmend, optrekkend en wringend verkeer;

    • bij een lengte over minder dan 50 meter; de aanleg is dan vanuit beheers- en onderhoudsoverwegingen niet wenselijk;

  • indien geen medewerking wordt verkregen in situaties dat de gemeente geen wegbeheerder is;

  • indien deze niet kosteneffectief is, zoals het toepassen van geluidsreducerend asfalt over een grote lengte voor enkele nieuwe woningen. De gemeente kiest ervoor om bij nieuwbouwprojecten met minder dan 10 woningen de toepassing van geluidsreducerend asfalt niet uitgebreid te (laten) onderzoeken.

3.3.2 Onderzoek naar overdrachtsmaatregelen

Als bronmaatregelen niet mogelijk of ontoereikend zijn, dient onderzoek te worden verricht naar overdrachtsmaatregelen. Denk hierbij aan de plaatsing van een geluidsscherm of geluidswal als er voldoende ruimte is tussen bron en geluidsgevoelige bestemmingen. Ook een gewijzigde planopzet kan een overdrachtsmaatregel zijn.

 

Geluidsschermen/wallen zijn niet altijd kosteneffectief, zoals het plaatsen van een lang en hoog scherm ten behoeve van enkele nieuwe woningen. De gemeente kiest ervoor om bij nieuwbouwprojecten met minder dan 10 woningen de plaatsing van geluidsschermen/wallen niet uitgebreid te (laten) onderzoeken.

 

3.3.3 Onderzoek naar maatregelen bij ontvanger

Indien maatregelen aan de bron en in de overdracht niet mogelijk of onvoldoende effectief blijken, moeten de geluidsniveaus en de maatregelen bij de ontvanger in beeld gebracht worden, zie § 3.6.

 

3.3.4 Beschermd stads- of dorpsgezicht

Als er sprake is van een beschermd stads- of dorpsgezicht, zijn de gebruikelijk te onderzoeken maatregelen aan de bron en in de overdracht (inclusief planopzet) vaak niet toepasbaar omdat ze de uitstraling van het gebied kunnen verstoren. Dat wil niet zeggen dat deze maatregelen bij voorbaat uitgesloten kunnen worden, maar dat daar extra aandacht aan besteedt dient te worden. Zo kunnen klinkers niet vervangen worden door asfalt, maar wellicht wel door (geluidreducerende) elementenverharding in keperverband.

 

Binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht zijn maatregelen aan de bron en in de overdracht niet altijd mogelijk. Voor deze locaties geldt maatwerk. Binnen de gemeente zijn twee gebieden beschermd dorpsgezicht, namelijk de Dorpsstraat in De Bilt en het centrum van Westbroek.

 

3.3.5 Cumulatie

Indien het onderzoeksgebied ligt binnen diverse zones van de Wet geluidhinder dan dient de gemeente volgens artikel 110f Wgh ook onderzoek te (laten) doen naar de effecten van de samenloop (cumulatie) van de verschillende geluidsbronnen. In bijlage 5 is conform dit artikel aangegeven op welke wijze zij bij samenloop rekening houdt bij de te treffen maatregelen.

 

Conform artikel 1.5 van het Besluit geluidhinder kan de gemeente alleen hogere waarden vaststellen indien cumulatie van verschillende geluidsbronnen niet leidt tot onaanvaardbare geluidsbelastingen. Dit is niet direct in een geluidsniveau of kwaliteit uit te drukken, omdat hogere waarden worden verleend op basis van het totaal van haalbare maatregelen. Zo wordt bij woningen met een geluidsluwe gevel minder geluidshinder ondervonden dan als er geen geluidsluwe gevel is. De beoordeling is dus een totaalafweging die ook van toepassing is in het kader van een goede ruimtelijke ordening volgens de Wet ruimtelijke ordening. Binnen dat begrip geldt ook dat er geen sprake mag zijn van onaanvaardbare geluidsbelastingen.

 

3.3.6 Wet met maximumsnelheid van 30 km/uur

Een weg met een maximumsnelheid van 30 km/uur heeft conform de Wet geluidhinder geen zone. Uit jurisprudentie blijkt dat voor een goede ruimtelijke ordening (Wro) van een ontwikkeling, een dergelijke weg in de beoordeling meegenomen moet worden indien vooraf aangenomen had kunnen worden dat deze weg geluidsniveaus veroorzaakt die hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Dit kan al het geval zijn op een weg met een intensiteit van 1500 (asfalt) of 600 (klinkers) motorvoertuigen per etmaal.

 

Bij een ruimtelijke ontwikkeling of verkeersplan kiest de gemeente ervoor om van elke weg met een maximumsnelheid van 30 km/uur de akoestische situatie te (laten) onderzoeken. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de wettelijke voorkeurswaarde wordt overschreden dan stelt de gemeente conform deze beleidsregel dezelfde voorwaarden als voor een weg mét een zone.

 

3.4 Een cluster van 10 of meer woningen

Indien een ontwikkeling een cluster van 10 of meer woningen betreft dan kan vaak bij de planopzet rekening gehouden worden met de geluidssituatie. Het planproces en de uiteindelijke planopzet zijn relevant om op geluidsbelaste locaties een goed woon- en leef kwaliteit te kunnen realiseren. Denk aan een planopzet waarbij de situering van de woningen ten opzichte van de bron en van elkaar relevant is voor de aanwezigheid van (meerdere) geluidsluwe gevels en (meerdere) geluidsluwe buitenruimten. Ook andere (niet direct akoestische) overwegingen, zoals ruime groenvoorzieningen, kunnen leiden tot een beter woon- en leefklimaat. Zo kan ook een gevel wat dichter bij de bron gesitueerd worden als de achterliggende (rustige) tuinen groter kunnen worden. Ook hier geldt dat de planopzet een totaal afweging is met de (on)mogelijke maatregelen aan de bron en in de overdracht.

 

Indien een plan een cluster van 10 of meer woningen bevat, dan dienen meerdere planopzetten beschouwd te worden. De aanvrager motiveert waarom voor de voorgestelde planopzet is gekozen met een afweging over een goed woon- en leefkwaliteit van de woningen. De aanwezigheid van geluidsluwe gevels (eis) en geluidsluwe buitenruimten (inspanningsverplichting, zie bijlage 5) per woning en compenserende maatregelen maakt daar deel van uit.

 

Indien een ontwikkeling een cluster van 100 of meer woningen bevat dan kan bij de planopzet meestal rekening gehouden worden met de geluidssituatie binnen het plangebied. Indien meer dan 15% van de nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen een geluidsniveau heeft dat hoger is dan de voorkeurswaarde dan staat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving onder druk. De gemeente verleent dan niet zondermeer hogere waarden en de aanvrager dient te motiveren hoe een goede kwaliteit van de woon- en leefomgeving haalbaar is.

 

Voor grotere (uitbreidings)locaties met minimaal 100 nieuwe woningen waarbij binnen het bestemmingsplan de behoefte aan flexibiliteit groot is, mag per type geluidsbron maximaal 15%4 van de nieuw te bouwen woningen een geluidsniveau hebben dat hoger is dan de voorkeurswaarde. Dit betreft een inspanningsverplichting (zie bijlage 5).

 

3.5 Overleg met andere gemeente of niet-gemeentelijke bronhouder

Indien de gemeente voornemens is om hogere waarden vast te stellen voor geluid van een infrastructuur waarvan de gemeente geen wegbeheerder is, zoals een provinciale weg of een weg van een andere gemeente of waterschap, dan informeert de gemeente deze wegbeheerder als belanghebbende hierover.

 

3.6 Treffen van maatregelen bij ontvanger

Indien het akoestisch onderzoek aantoont dat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet of beperkt mogelijk zijn, dan dient de initiatiefnemer de nadelen van een hoog geluidsniveau te compenseren door het treffen van maatregelen bij de ontvanger. Hierdoor wordt de situatie bij de ontvanger als minder hinderlijk ervaren. Deze maatregelen kunnen akoestisch van aard zijn, maar dat hoeft niet.

 

Maatregelen van akoestische aard beïnvloeden de geluidssituatie bij de ontvanger, zoals een aangepaste planopzet, het situeren van een tuin aan de rustige kant van een woning of een aangepaste indeling van de woning waarbij de woon- en slaapkamers aan de rustige kant zijn gelegen. Dit soort maatregelen kunnen vanaf het begin van het proces van planvorming al meegenomen worden.

 

Voor het verlenen van hogere waarden stelt de gemeente voorwaarden aan maatregelen van akoestische aard bij de ontvanger. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in eisen en inspanningsverplichtingen. Wanneer er een hogere waarde moet worden verleend, dient aan de eisen van het hogere waarden beleid te worden voldaan.

 

De eisen zijn als volgt:

  • Elke woning dient minimaal één stille gevel te hebben. Op deze gevel worden de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen (incl. wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur) niet overschreden.

  • Wanneer een hogere waarde wordt verleend moet altijd onderzoek worden gedaan naar de gecumuleerde geluidsbelasting. Hierbij wordt rekening gehouden met het geluid van alle verschillende geluidsbronnen samen (incl. wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur).

  • Een woning mag maximaal twee dove gevels hebben. Een dove gevel is een gevel zonder te openen deuren en ramen.

  • Wanneer balkons of loggia’s aanwezig zijn, dienen deze aan de onderkant te worden voorzien van geluidsabsorptie.

  • Wanneer sprake is van nieuwbouw van meer dan 10 woningen, moet gemotiveerd worden waarom voor de betreffende inrichting van het plangebied is gekozen.

Naast eisen zijn er ook een aantal inspanningsverplichtingen opgenomen. In principe moet aan deze inspanningsverplichting worden voldaan. Alleen als absoluut niet kan worden voldaan aan de inspanningsverplichting kan hiervan worden afgeweken. De initiatiefnemer dient dan te motiveren waarom niet kan worden voldaan (of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen). De initiatiefnemer geeft aan welke compensatie hiervoor in het plan aanwezig is. De inspanningsverplichtingen zijn als volgt:

  • Elke woning heeft per etage minimaal één slaap- of woonkamer aan de stille zijde.

  • Indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten (tuin of balkon), dan ligt minimaal één van deze buitenruimte aan de stille zijde.

  • Een woning heeft voor binnenstedelijke situaties5 geen hogere waarden hoger dan de voorkeurswaarde + 10 dB.

De voorwaarden worden uitgebreid weergegeven in bijlage 5. Hier zijn ook de voorwaarden opgenomen die gelden voor vervangende nieuwbouw, andere geluidsgevoelige bestemmingen en transformaties.

 

Compenserende aspecten die niet van akoestische aard zijn, kunnen de beleving van de (onveranderde) geluidssituatie in positieve zin beïnvloeden. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van veel groen in de nabije omgeving, de aanwezigheid van groenwallen of een levendige omgeving met goed openbaar vervoer of speelvoorzieningen dichtbij. De gemeente heeft hier ook oog voor en kan deze aspecten, naast akoestisch compenserende maatregelen bij de ontvanger, gebruiken in de motivering voor het verlenen van hogere waarden.

 

3.7 Motiveringsplicht

De hogere waarden kunnen volgens artikel 110a lid 5 Wgh alleen worden vastgesteld als de toepassing van maatregelen ter bestrijding van geluidshinder onvoldoende doeltreffend zal zijn of als de maatregelen ‘overwegende bezwaren (Wgh)’ ontmoet van:

  • stedenbouwkundige;

  • verkeerskundige (wegverkeer);

  • vervoerskundige (railverkeer);

  • landschappelijke;

  • financiële aard.

Bezwaren van stedenbouwkundige of landschappelijke aard, hebben te maken met de inrichting van een gebied. Hierbij wordt een afweging gemaakt of bijvoorbeeld het plaatsen van een geluidsscherm op een bepaalde locatie wel past in de woonomgeving. Bezwaren van verkeerskundige of vervoerskundige aard, hebben betrekking op de onmogelijkheid om verkeersstromen via een andere route te laten lopen of het niet kunnen plaatsen van een geluidsscherm nabij een kruising of spoorwegovergang. Dit laatste kan leiden tot onoverzichtelijke situaties die gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Bezwaren van financiële aard steunen op de afweging tussen de kosten voor geluidsreducerende maatregelen en de afname van de geluidsbelasting. Als de kosten hoog zijn maar de geluidsbelasting bij de geluidsgevoelige bestemmingen nauwelijks wordt gereduceerd, kunnen de maatregelen op financiële bezwaren stuiten.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze criteria te boordelen. Zij dient te (laten) motiveren welke van deze overwegende bezwaren van toepassing zijn. Dit geldt zowel voor bron- als overdrachtsmaatregelen. In de motivering dient zij ook op te nemen op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de in bijlage 5 vermelde (akoestisch) compenserende maatregelen bij de ontvanger.

 

Daarbij geldt in het algemeen:

Hoe groter de overschrijding van de voorkeurswaarde, des te meer (akoestische) compensatie er noodzakelijk is. Bij een geluidsbelasting die hoger is dan 10 dB boven de voorkeurswaarde geldt een extra inspanningsverplichting. Het betreft 58 dB voor wegverkeer in binnenstedelijke situaties en 65 dB voor spoorweglawaai.

 

Voor industrielawaai en het geluid van wegverkeer in buitenstedelijke situaties gelden al strengere normwaarden.

 

De gemeente kan haar motivering toelichten met de in bijlage 3 vermelde situaties. Ook eventuele (niet akoestisch) compenserende elementen kan zij ter motivering vermelden.

 

3.8 Verzoek hogere waarden

De Omgevingsdienst is door het college van burgemeester en wethouders gemandateerd om de procedure hogere waarden Wet geluidhinder uit te voeren en hogere waarden vast te stellen.

 

De procedure hogere waarden loopt parallel aan de ruimtelijke procedure. De voor het ruimtelijk plan verantwoordelijke gemeentelijke afdeling dient een verzoek hogere waarden in bij de Omgevingsdienst en stemt de planning van de procedures op elkaar af. De procedure hogere waarden kan enkel gestart worden als het verzoek hogere waarden compleet is. In artikel 5.4 van het Besluit geluidhinder zijn enkele voorwaarden aangegeven, waaraan een verzoek moet voldoen. Het ontwerp verzoek bevat ten minste:

  • a.

    de verzochte hogere waarde;

  • b.

    de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen;

  • c.

    de resultaten van het akoestisch onderzoek;

  • d.

    een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen indien de binnenwaarde bij gesloten ramen meer bedraagt dan de wettelijke waarden.

Voorgaande items moeten opgenomen zijn in het akoestisch onderzoek en de toelichting van het bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing.

 

De gemeente kan van een initiatiefnemer nadere toelichting, tekeningen en kaarten verlangen, indien deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het verzoek.

 

Nadat het verzoek hogere waarden compleet is neemt de Omgevingsdienst namens de gemeente een ontwerpbesluit.

 

3.9 Algemene wet bestuursrecht

Op het vaststellen van hogere waarden is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (artikel 110c Wgh).

 

Bij het vaststellen van hogere waarden voor de vaststelling van een bestemmingsplan (Wro) of voor een aanvraag voor omgevingsvergunning buiten het bestemmingsplan (Wabo), moet het ontwerpbesluit hogere waarden gedurende 6 weken, tegelijk met het ontwerp van het bestemmingsplan of de ontwerp-omgevingsvergunning, ter inzage worden gelegd. Het blijven echter twee aparte procedures. Ook belanghebbenden dienen geïnformeerd te worden. Tijdens de inzagetermijn hebben belanghebbenden de mogelijkheid zienswijzen kenbaar te maken aan het college van burgemeester en wethouders.

 

Indien er relevante zienswijzen op het ontwerpbesluit hogere waarden zijn, dan stemt de Omgevingsdienst beantwoording af met de gemeente. Ook zienswijzen die tegen het ontwerpbestemmingsplan of de ontwerp-omgevingsvergunning zijn ingediend én betrekking hebben op het aspect geluid dienen te worden meegenomen.

 

Na de inzagetermijn neemt de Omgevingsdienst, namens het college een definitief besluit. Dit besluit wordt algemeen bekend gemaakt. Belanghebbenden worden ook geïnformeerd. Beroep bij de bestuursrechter staat open overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer.

 

Voor een aanvraag voor omgevingsvergunning binnen het bestemmingsplan (kruimelgeval) neemt de Omgevingsdienst namens het college van burgemeester en wethouders direct een besluit hogere waarden. Ook dit besluit wordt algemeen bekend gemaakt, belanghebbenden worden geïnformeerd en ook beroep bij de bestuursrechter staat dan open.

 

3.10 Registratieplicht

Nadat het besluit definitief is, moet conform het gestelde in artikel 110i Wgh de vastgestelde hogere waarde worden opgenomen in het Kadaster, als informatie behorende bij de betreffende woning. De Omgevingsdienst stuurt namens het college een afschrift van de verleende hogere waarden naar het Kadaster, zodat deze kan worden verwerkt.

4. Procedure bestaande bestemmingen

 

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de aanleg van of fysieke wijziging aan een weg of de aanleg of wijziging van een gezoneerd industrieterrein bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen. Omdat in de gemeente De Bilt geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig zijn, wordt hier verder alleen ingegaan op de aanleg van of fysieke wijziging aan een weg.

 

4.2 Aanleg van of fysieke wijziging aan een weg

Bij de aanleg van een nieuwe weg of een fysieke wijziging aan een bestaande weg, kan het voorkomen dat er bestaande geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn. Ook voor deze situaties geldt in grote lijn de in hoofdstuk 3 beschreven procedure. Omdat het echter bestaande gebouwen of terreinen betreft zijn niet altijd de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel of buitenruimte gegarandeerd. De in § 3.6 genoemde gemeentelijke voorwaarden zijn daarom niet altijd realiseerbaar.

 

De aanleg van of fysieke wijziging aan een weg betreft maatwerk waarbij de (akoestische) kwaliteit van de woon- en leefomgeving in acht genomen moet worden. Binnen de ontwikkeling dient te worden gemotiveerd op welke wijze deze kwaliteit haalbaar is.

 

Indien de gemeente een fysieke wijziging aan een weg wil voorbereiden zal zij ook moeten onderzoeken of sprake is van reconstructie van een weg in de zin van de Wet geluidhinder; zie de definitie in bijlage 1. Indien de toetswaarde met 1,5 dB of meer als gevolg van de verandering wordt overschreden op geluidsgevoelige bestemmingen, zijn ook hier maatregelen aan de bron of in de overdracht zeer belangrijk. Pas in laatste instantie kan de gemeente voor deze bestaande geluidsgevoelige bestemmingen hogere waarden vaststellen. Afhankelijk van de situatie kan dit samengaan met maatregelen bij de ontvanger.

 

Bij de aanleg of reconstructie van een weg (met reconstructie Wgh) nabij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen stelt de gemeente, in lijn van hoofdstuk 3 van deze beleidsregel, voorwaarden aan het vaststellen van hogere waarden. De in § 3.6 genoemde gemeentelijke voorwaarden zijn niet altijd realiseerbaar omdat het bestaande gebouwen en terreinen betreft. Het betreft maatwerk en er geldt een inspanningsverplichting om te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat.

 

Indien de gemeente vanwege de aanleg of wijziging van een gemeentelijke weg, voornemens is voor een woning of een andere geluidsgevoelige bestemming die buiten de gemeentegrens is gelegen, hogere waarden vast te stellen dan wordt conform artikel 110b Wgh overleg gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente.

 

Indien er maatregelen moeten worden getroffen bij de ontvanger zal de gemeente vrijwel direct nadat de hogere waarden van kracht zijn geworden bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen een onderzoek (laten) starten naar de binnenniveaus in deze bestemmingen. De bewoners, beheerders of eigenaren ontvangen een uitnodiging tot deelname aan een dergelijk onderzoek. De uit dit onderzoek volgende voorzieningen moeten worden aangebracht vóórdat de reconstructie van de weg is afgerond.

BIJLAGE 1. Begrippenlijst Wet geluidhinder

Akoestisch onderzoek

Dit dient te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in bijlage I, hoofdstuk 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluid van 2012.

Binnenstedelijke situatie/gebied

Het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Bron, overdracht, ontvanger

  • bron: de (spoor)weg of het industrieterrein dat geluid produceert en uitstraalt naar de omgeving;

  • ontvanger: de geluidsgevoelige bestemming, zoals een woning of school;

  • overdracht: de geluidsoverdracht van de bron naar de ontvanger.

Buitenstedelijke situatie/gebied

Het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Dove gevel (samengevat)

Dit is geen gevel in de zin van de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen gelden niet als er voldoende gevelisolatie is en er alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn. Deze bij uitzondering te openen delen, zoals een nooddeur mogen niet grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

Geluidsgevoelige bestemmingen (samengevat)

De volgende geluidsgevoelige objecten zijn beschermd binnen de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer:

  • woning;

  • onderwijsgebouw (alleen geluidsgevoelige ruimten);

  • ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting, kinderdagverblijf (alleen geluidsgevoelige ruimten);

  • standplaats voor een woonwagen en ligplaats in het water voor een woonschip;

  • natuurbeschermingsgebied, zoals een stiltegebied (provinciale milieuverordening).

Alle objecten die buiten bovenstaande omschrijvingen vallen, zijn niet direct beschermd tegen geluidshinder. Bij onduidelijkheid of een object past binnen een omschrijving, is een goede motivering van belang.

 

De gemeente is van mening dat recreërende mensen moeten kunnen genieten van een leefomgeving zonder geluidshinder te ervaren. Het onderwerp geluid maakt daarom deel uit van de integrale afwegingen bij planontwikkeling van of nabij recreatieobjecten zoals campings en recreatiewoningen.

Geluidsgevoelige ruimte

Ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden:

  • een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

  • een leslokaal, theorielokaal of theorievaklokaal van een onderwijsgebouw;

  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • een onderzoeks- en behandelingsruimte, een ruimte voor patiënten huisvesting, alsmede een recreatie- en conversatieruimte van een ziekenhuis of een verpleeghuis;

  • een onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, of conversatieruimte, alsmede woon- en slaapruimte van een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting of kinderdagverblijf.

Geluidsluwe gevel (gemeentelijk begrip)

Gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen (incl. wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur). Per weg geldt een voorkeurswaarde van meestal 48 dB en per spoorweg een voorkeurswaarde van meestal 55 dB.

Gevel

Bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

Reconstructie van een weg (samengevat)

Een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de heersende geluidsbelasting (hoger dan de voorkeurswaarde) of eerder vastgestelde hogere waarden met 1,5 dB of meer wordt verhoogd.

BIJLAGE 2. Geluidsnormen Wet geluidhinder

Grenswaarden wegverkeerslawaai (in dB, Lden)

Status van de woning

Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeurswaarde)

Maximaal toegestane geluidsbelasting

Binnenwaarde

 

 

Stedelijk

Buitenstedelijk

 

Nieuw te bouwen woningen

48

63

53

33

Vervangende nieuwbouw (woningen)

48

68

58

33

Nieuw te bouwen agrarische woning

48

58

58

33

Nieuw te bouwen andere geluidsgevoelige gebouwen

48

63

53

33

Grenswaarden railverkeerslawaai (in dB, Lden)

Situatie

Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeurswaarde)

Maximaal toegestane geluidsbelasting

Binnenwaarde

Woningen

55

68

33

BIJLAGE 3. Situaties ten behoeve van motivering

 

In deze bijlage zijn situaties opgenomen die gebruikt kunnen worden in de motivering voor het vaststellen van hogere waarden (niet limitatief).

Woningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op

Hierbij kan gedacht worden aan woningen6 die een gevelrij sluitend maken of een planmatige verdichting ter verbetering van een bestaande stedelijke structuur; aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing. Het mag geen uitbreiding van de bebouwde kom betreffen.

Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen die gebouwd worden op de plaats van bestaande bebouwing. De bestaande bebouwing hoeft geen geluidsgevoelige bestemming te zijn of dezelfde functie te hebben.

Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- en/of bedrijfsgebondenheid

Hierbij kan gedacht worden aan (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen bij een bestaande zorginstelling.

Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom

Hierbij kan gedacht worden aan woningen buiten de bebouwde kom gelegen langs invalroutes van de stad of kernen, waarbij de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is.

Woningen vervullen een doelmatige akoestische afscherming

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen als gevolg waarvan het afschermende effect minimaal 3 dB bedraagt voor andere bestaande of nieuw te bouwen woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen), waarbij het aantal af te schermen woningen of aantal geluidgehinderden (denk aan scholen, zorginstellingen etc.) minimaal 50% bedraagt van het aantal betrokken woningen.

Woningen zijn/worden gesitueerd in de omgeving van een station of knooppunt van openbaar vervoer

Hierbij wordt gedacht aan woningen gelegen in de directe omgeving (500 m) van stations of knooppunten van het openbaar vervoer.

Woning wordt gerealiseerd binnen ruimtelijke ontwikkeling met het oog op verbetering van de milieukwaliteit

Het betreft ruimtelijke plannen van minimaal een regionale omvang. Te denken valt aan de ontwikkeling van woningen op plaatsen waar eerst intensieve veehouderij was (provinciaal streekplan: ruimte voor ruimte) of plannen ten aanzien van versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Binnen de woning is een hogere akoestische leefkwaliteit

Door het treffen van aanvullende maatregelen ten opzichte van de standaardeisen uit het Bouwbesluit is het geluidsniveau binnen lager (verbetering van gevelisolatie, lucht- en contactgeluidsisolatie).

Weg vervult een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie

Een cijfermatige onderbouwing aan de hand van ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota’s dient hierover duidelijkheid te verschaffen. Het kan een bestaande, geprojecteerde of niet-geprojecteerde weg betreffen.

Weg vervult een verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidsniveaus optreden

Een cijfermatige onderbouwing met aantallen woningen/geluidsgehinderden en/of veranderingen in de geluidsniveaus bij andere wegen dient hierover duidelijkheid te verschaffen. Er dient een milieuvoordeel op te treden.

BIJLAGE 4. Samenloop ruimtelijk plan

 

In onderstaande stroomdiagrammen wordt weergegeven hoe de procedure voor het vaststellen van de hogere waarden samenloopt met het ruimtelijk spoor.

Bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3° Wabo

Het is wenselijk om ook het vastgestelde besluit hogere waarden gelijktijdig met het vastgestelde bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of de verleende omgevingsvergunning te publiceren.

 

Kruimelgeval

Afwijken bij AMvB aangewezen gevallen: de oude kruimellijst en tijdelijk afwijken voor een termijn van maximaal 10 jaar, artikel 2.12, lid 1 onder a sub 2° Wabo; het is wenselijk om de omgevingsvergunning en het besluit hogere waarden gelijktijdig te publiceren.

 

BIJLAGE 5. Voorwaarden aan maatregelen

 

Deze bijlage geeft een beschrijving van voorwaarden aan maatregelen van akoestische aard bij de ontvanger.

Voorwaarden bij nieuwbouw (woningen)

De gemeente zet zich in voor leefbare woonsituaties, ook op locaties met hoge geluidsniveaus. Deze leefbaarheid wordt mede bewerkstelligd door onderstaande voorwaarden te verbinden aan het verlenen van hogere waarden voor nieuwbouw. De voorwaarden leggen de initiatiefnemer een inspanning op vanwege het bouwen in een lawaaiige situatie.

 

De voorwaarden zijn geformuleerd als eis of als inspanningsverplichting7:

  • geluidsluwe gevel (eis): de woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen (incl. wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur). Indien de woning is gelegen op een bedrijventerrein geldt voor een geluidsluwe gevel een inspanningsverplichting tot de voorkeurswaarde en een eis tot de te verlenen hogere waarde minus 10 dB (vanaf voorkeurswaarde);

  • indeling woning (inspanningsverplichting): de woning heeft per etage minimaal één geluidsgevoelige ruimte aan de zijde van de geluidsluwe gevel;

  • geluidsluwe buitenruimte (inspanningsverplichting): indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten, dan is er minimaal één gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel grenzend aan de buitenruimte niet meer dan 5 dB hoger te zijn dan bij de voorkeurswaarde;

  • maximale ontheffingswaarde voor weg- en railverkeerslawaai (inspanningsverplichting): een woning heeft voor binnenstedelijke situaties geen hogere waarden, hoger dan de voorkeurswaarde + 10 dB8;

  • cumulatie (eis): de initiatiefnemer dient onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (inclusief wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur).

    Om te kunnen bepalen of het gecumuleerde geluid niet leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting dient het geluid van alle geluidsbronnen energetisch te worden opgeteld met een correctie voor de verschillen in hinderlijkheid (zie hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012).

    Voor de bepaling van de geluidsisolatie van gevels (Bouwbesluit) dient rekening gehouden te worden met de cumulatie van alle akoestisch relevante bronnen ((incl. wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur)) met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid (zie hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012).

  • ‘dove’ gevels: dit zijn bouwkundige constructies zonder te openen deuren/ramen (artikel 1b lid 4a en b Wgh). Voor ‘dove’ gevels zijn geen hogere waarden van toepassing. De aanwezigheid van dove gevels dient zoveel mogelijk te worden voorkomen (inspanningsverplichting). Een woning mag maximaal 2 dove gevels bezitten (eis);

  • geluidsabsorberende plafonds bij balkons/loggia’s (eis): bij de aanwezigheid van balkons/loggia’s etc. dient onder de balkons weerbestendige geluidsabsorptie te worden geplaatst ter voorkoming van ongewenste reflecties op de gevels;

  • cluster van 10 woningen of meer (eis): de initiatiefnemer dient meerdere planopzetten te beschouwen en motiveert waarom voor de voorgestelde planopzet is gekozen met een afweging over een goede woon- en leef kwaliteit van de woningen. De aanwezigheid van geluidsluwe gevels en geluidsluwe buitenruimten per woning en compenserende maatregelen maakt daar deel van uit;

  • volumebeleid (inspanningsverplichting): voor grotere (uitbreidings)locaties met minimaal 100 nieuwe woningen waarbij binnen het bestemmingsplan de behoefte aan flexibiliteit groot is, mag per type geluidsbron maximaal 15%9 van de nieuw te bouwen woningen een geluidsniveau hebben dat hoger is dan de voorkeurswaarde.

Het college van burgemeester en wethouders kan (bij hoge uitzondering) besluiten dat de voorgaande voorwaarden niet gelden. Hiertoe neemt zij een aanvullende motivering op bij het besluit tot het vaststellen van de hogere waarden. Zo kan bijvoorbeeld meegewogen worden dat het een complexe geluidssituatie betreft en dat er vanaf het begin van het planproces een geluidsdeskundige betrokken was en dat er gegeven de situatie sprake is van maximale akoestische compensatie.

Voorwaarden bij vervangende nieuwbouw

Naast nieuwbouw van woningen kent de Wet geluidhinder ook het aspect vervangende nieuwbouw. Het betreft bijvoorbeeld een situatie waarbij de nieuwbouw groter is dan het bestaande geluidsgevoelige bouwblok, waardoor het aantal geluidsgehinderden toeneemt en de afstand tot de weg kleiner wordt. Bij vervangende nieuwbouw zijn de inpassingmogelijkheden van de woningen in de bestaande geluidssituatie vaak beperkter dan voor een nieuwe situatie.

 

Aan de voorwaarden met betrekking tot een geluidsluwe gevel, de indeling van de woning en de buitenruimte mag gemotiveerd een 5 dB ruimere marge worden aangehouden. Indien de vervangende nieuwbouw niet dichter bij de wegas wordt gesitueerd dan vervalt de inspanningsverplichting voor een geluidsniveau lager dan of gelijk aan de voorkeurswaarde plus 10 dB.

Bestaande situatie Wet geluidhinder

Bij bestaande woningen is het stellen van voorwaarden aan de woning (zoals geluidsluwe gevel en buitenruimte) niet meer mogelijk. Indien een bestaande woning wordt vervangen door een vergelijkbare nieuwe woning, dan beschouwd de gemeente dit als een bestaande situatie in de zin van de Wet geluidhinder indien het aantal geluidsgehinderden niet toeneemt en de afstand tot de wegas niet significant kleiner wordt. Wel geldt er een inspanningsverplichting om per woning minimaal één geluidsluwe gevel te realiseren. Het geluidsniveau binnen in de woning dient te voldoen aan de nieuwbouweisen binnen de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit.

Voorwaarden bij niet-zelfstandige woonruimte (nieuwbouw)

Voor niet-zelfstandige woonruimten (bejaardencentra, studenteneenheden) worden op individueel woningniveau geen eisen gesteld als:

  • op gebouwniveau ten minste 50% van de wooneenheden zijn gelegen aan een geluidsluwe (voorkeurswaarde) gevel;

  • er één of meer gemeenschappelijke ruimten met een geluidsluwe gevel aanwezig zijn die gebruikt kunnen worden door alle bewoners. De vloeroppervlakte van deze ruimten tezamen is minimaal 2 m2 per bewoner;

  • er één of meer gemeenschappelijke buitenruimten voor bewoners aanwezig zijn. Bij voorkeur is minimaal één buitenruimte gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel grenzend aan de buitenruimte niet meer dan 5 dB hoger zijn dan de voorkeurswaarde.

Gezien het vereiste maatwerk wordt in overleg met de geluidsdeskundige per project bepaald welke voorwaarden hierin eisen en inspanningsverplichting zijn.

Voorwaarden bij overige (geluidsgevoelige) bestemmingen

In deze bijlage zijn voor de leefbaarheid voorwaarden gesteld aan nieuwe woningen. Ook aan de overige geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen of gezondheidszorggebouwen stelt de gemeente voorwaarden voor de leefbaarheid. In overleg met de gemeente wordt per project bepaald welke voorwaarden hierin eisen zijn en welke een inspanningsverplichting vragen. Gezien het daarbij vereiste maatwerk wordt in deze beleidsregel hierop niet verder ingegaan.

 

De gemeente is van mening dat recreërende mensen moeten kunnen genieten van een leefomgeving zonder geluidshinder te ervaren. Het onderwerp geluid maakt daarom deel uit van de integrale afwegingen bij planontwikkeling van of nabij recreatieobjecten zoals campings en recreatiewoningen.

Voorwaarden bij transformatie naar geluidsgevoelige bestemmingen

Voor transformatieprojecten wordt in eerste instantie uitgegaan van de voorwaarden zoals deze gelden voor nieuwbouw. Omdat het bij transformaties echter gaat om bestaande bebouwing, is het realiseren van een geluidsluwe gevel en buitenruimte niet altijd haalbaar. Aan de voorwaarden met betrekking tot een geluidsluwe gevel, de indeling van de woning en de buitenruimte mag daarom gezocht worden naar gelijkwaardige oplossingen. Gemotiveerd kan een 5 dB ruimere marge worden aangehouden.

 

In afwijking van het Bouwbesluit, stellen wij voor wat betreft de gevelwering in eerste instantie dezelfde eisen als voor nieuwbouw. Indien een binnenniveau van 33 dB in alle redelijkheid echt niet gehaald kan worden, kan gemotiveerd een 5 dB ruimere marge worden aangehouden.

 

Omdat het akoestisch leefklimaat niet alleen wordt bepaald door geluid van buiten, maar ook door geluid van binnen (burengeluid), stellen wij ook eisen aan de interne geluidswering bij transformatieprojecten. De luchtgeluidsisolatie en contactgeluidsisolatie van woningscheidende wanden en plafonds moeten in eerste instantie voldoen aan de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit.

 

Wanneer niet in alle redelijkheid aan bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan, wordt in overleg met de geluidsdeskundige van de gemeente per project bepaald welke maatregelen genomen dienen te worden om een goed woon- en leefklimaat te realiseren.

Uitzonderingen

Binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht zijn maatregelen aan de bron en in de overdracht niet altijd mogelijk. Voor deze locaties geldt maatwerk. Binnen de gemeente zijn twee gebieden beschermd dorpsgezicht, namelijk de Dorpsstraat in De Bilt en het centrum van Westbroek.

 


1

Binnen de gemeente De Bilt zijn geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig.

2

Omgevingsdienst regio Utrecht of haar rechtsopvolger.

3

Lid 1 t/m 10 kruimellijst.

4

De gemeente beschouwt dit, bij de ontwikkeling van grotere (uitbreidings)locaties, als grens voor een goede akoestische kwaliteit van een plan.

5

Het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

6

Voor de leesbaarheid wordt in deze bijlage in plaats van geluidsgevoelige bestemmingen, woningen genoemd.

7

Inspanningsverplichting: indien niet aan een voorwaarde kan worden voldaan dient de initiatiefnemer te motiveren waarom dat niet kan (of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen). De initiatiefnemer geeft aan welke compensatie hiervoor in het plan aanwezig is.

8

Volgens het menselijke gehoor betekent 10 dB verhoging een verdubbeling van het geluidsniveau.

9

De gemeente beschouwt bij de ontwikkeling van grotere (uitbreidings)locaties dit als grens voor de akoestische kwaliteit van een plan.