Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Gemeentelijk Rioleringsplan Gouda 2019-2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeentelijk Rioleringsplan Gouda 2019-2023
CiteertitelGemeentelijk Rioleringsplan Gouda 2019-2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-04-2022nieuwe regeling

05-02-2019

gmb-2022-159901

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeentelijk Rioleringsplan Gouda 2019-2023

 

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Gouda stelt eens per vijf jaar een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) op. Dit volgt uit de wettelijke taken op het gebied van afvalwater, regenwater en grondwater. Het wettelijk verplicht GRP geeft invulling aan deze watertaken. Er zijn echter sterke relaties tussen riolering, oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en ruimtelijke ontwikkelingen. De interactie tussen deze systemen, het toenemend gebruik van de ondergrond (kabels, leidingen, ondergrondse installaties voor energietransitie) en de problematiek van verdroging versus wateroverlast door klimaatverandering maken een integrale benadering wenselijk. Daarom heeft de gemeente ervoor gekozen om parallel aan het GRP het proces van de klimaatstresstest te doorlopen. Dit biedt de mogelijkheid om integrale ambities te stellen voor riolering en watersysteem, rekening houdend met te verwachten klimaateffecten. Ook duurzaamheid en klimaatmitigatie horen bij deze integrale ambities. Het GRP heeft raakvlakken met de andere strategische beheerplannen voor de openbare ruimte (wegen, groen, verkeer). In de uitvoering worden werkzaamheden in de openbare ruimte afgestemd en waar mogelijk gecombineerd uitgevoerd.

 

1.2 Doel van het GRP

Dit GRP is een strategisch beheerplan voor de planperiode 2019 tot en met 2023. De Wet milieubeheer schrijft voor dat gemeenten een GRP moeten opstellen waarin staat hoe invulling wordt gegeven aan de drie wettelijke gemeentelijke zorgplichten (Wet op de gemeentelijke watertaken):

  • Doelmatige inzameling en transport van afvalwater;

  • Doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater;

  • Voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand.

Doel van dit GRP is het formuleren van ambities, strategie en maatregelen voor het verwezenlijken van deze zorgplichten, inclusief benodigde financiering (kostendekking). Het GRP is dus een visie, strategie en uitvoeringsplan in één.

 

De achterliggende maatschappelijke doelen van het GRP zijn het beschermen van de volksgezondheid, het voorkomen van wateroverlast van hemelwater en grondwater en het beperken van de milieubelasting.

 

1.3 Geldigheidsduur

De geldigheid van dit plan wordt door de gemeente vastgesteld en bestrijkt een periode van vijf jaar, van 2019 tot en met 2023. Een periode van vijf jaar geeft voldoende ondersteuning voor de concrete uitvoering van maatregelen zonder dat direct allerlei beleidslijnen veranderen. Tevens kan voor een periode van vijf jaar een realistische inschatting gemaakt worden van de benodigde middelen en financieringswijze.

 

1.4 Wettelijk kader

Binnen het water- en rioleringsbeheer is de gemeente gehouden aan de wet- en regelgeving zoals vastgelegd in:

  • Wet milieubeheer (Wm).

  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • Waterwet.

  • Gemeentewet.

In juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de nieuwe Omgevingswet. Deze wet integreert wetten voor bouwen, milieu, waterbeheer en ruimtelijke ordening en heeft ook consequenties voor het waterbeheer. Het wettelijk verplichte karakter van het GRP wordt geschrapt. Vanaf 2021 zal de Omgevingswet binnen gemeenten worden geïmplementeerd, en zal het GRP binnen Omgevingsvisie, Omgevingsplan en Omgevingsprogramma worden geïntegreerd.

 

1.5 Leeswijzer

In H2 zijn de belangrijkste aandachtspunten uit de evaluatie van het vorige GRP samengevat. H3 beschrijft de gewenste situatie voor de komende planperiode, en H4 de huidige situatie. Vergelijking van gewenste en huidige situatie leidt tot de opgave voor komende periode, uitgewerkt in strategie en maatregelen (H5). In H6 zijn organisatie en financiën beschreven.

2 Vertrekpunt

2.1 Inleiding

Het vertrekpunt voor dit GRP bestaat uit drie onderdelen:

 

  • Huidige lokale, regionale en landelijke wetgeving en beleid.

  • De evaluatie van het vorig GRP 2014-2018. Uit deze evaluatie volgt welke doelen zijn behaald en welke (nog) niet. Soms is het nodig om doelen bij te stellen of aan te vullen. De evaluatie biedt daarvoor de basis.

  • De huidige toestand en functioneren van de riolering en de organisatie daarvan.

Wetgeving en beleid, evaluatie en omschrijving van het rioolstelsel zijn in dit hoofdstuk op hoofdlijnen belicht. Uitgebreide beschrijvingen zijn opgenomen in de bijlagen

 

2.2 Wetgeving en beleid

2.2.1 Wet- en regelgeving

 

De wet- en regelgeving maakt onderscheid naar drie verschillende invalshoeken: milieu, water en ruimtelijke ordening. Deze zijn op de niveaus van Rijk, Provincie, Waterschap en Gemeente vertaald naar wetten, AMVB’s (Algemene Maatregelen Van Bestuur), verordeningen en plannen.

 

De Wet Milieubeheer biedt de juridische basis voor het GRP, de lozingsregels en de omgang met stedelijk afvalwater. In de Waterwet zijn de gemeentelijke zorgplichten voor hemel- en grondwater vastgelegd. Procedures voor vergunningverlening volgen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Regels voor ruimtelijke inpassing en bouwproces volgen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Bouwbesluit.

 

Vanaf 2021 zal de Omgevingswet op Rijksniveau vele wetten integreren die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, waaronder de Wet milieubeheer en de Waterwet. De nieuwe wet omvat de belangrijkste delen van het omgevingsrecht.

 

Op het niveau van de gemeente zijn de Gemeentewet (de basis voor de rioolheffing) en de Verordening afvoer hemel- en grondwater bepalend voor het milieubeheer (en daarmee het rioleringsbeheer) binnen de gemeente. Het Bestemmingsplan is bepalend voor de ruimtelijke ordening en de Keur van het waterschap voor het waterbeheer.

In Bijlage I staat een overzicht van de voor dit GRP relevante wet- en regelgeving

 

2.2.2 Beleid

 

Binnen de kaders van de wet- en regelgeving kan de gemeente eigen beleid ontwikkelen voor milieu, water en ruimte. Vanuit het GRP is het van belang de raakvlakken in gemeentelijk beleid te herkennen, en waar nodig aandachtspunten vanuit de riolering onder te brengen in andere beleidsvelden.

 

In het kader van het GRP is het volgende beleid relevant:

 

  • Afvalwaterakkoord Gouda 2017, inclusief afspraken waterkwaliteit (nog niet van kracht)

  • Bestuurlijke overeenkomst Samenwerken in de Waterketen regio Rijnland

  • Beleidsnota Gouds grondwater

  • Waterplan Gouda (2018), en de Strategische Samenwerkingsagenda (vanaf 2019)

  • Waterparagraaf Bestemmingsplan

  • Milieubeleidsplan en -programma;

  • Waterbeheerplan waterschap

Daarnaast zijn de volgende samenwerkingen relevant:

  • Coalitie “Gouda stevige stad op slappe bodem”

  • Samenwerking in de waterketen Groene Hart en samenwerkingsregio Kortenoord

  • Provinciale samenwerking regio Midden-Holland

In Bijlage I is het relevant beleid nader toegelicht.

 

2.2.3 Invulling grondwaterbeleid

 

Wij zetten het beleid uit de vastgestelde beheer strategie Grondwater uit 2004 voort. In de Beleidsnota Gouds Grondwater wordt beschreven op welke wijze Gouda invulling geeft aan haar grondwaterzorgplicht.

De gemeente levert inspanning om zoveel mogelijk de grondwaterstand op haar openbaar gebied te beheersen, waarbij geen structurele belemmering ontstaat voor het gebruik van het openbaar terrein en geen structurele grondwateroverlast of -onderlast wordt veroorzaakt bij bewoners en bedrijven.

We willen een bijdrage leveren aan het oplossen en voorkomen van grondwaterproblemen door, indien doelmatig bevonden, maatregelen in de openbare ruimte te treffen. Daarmee willen we zoveel mogelijk voorkomen dat in de toekomst grondwaterschade ontstaat. Daarom streeft de gemeente naar een duurzame werking van grondwaterstand-regulerende voorzieningen, door een zorgvuldige aanleg en beheer van die voorzieningen

We zijn aanspreekpunt voor burgers en bedrijven voor grondwaterproblematiek en vragen over het grondwater. Op de gemeentelijke website wordt informatie verzameld voor burgers en bedrijven.

 

Streefwaarden

 

We hanteren streefwaarden voor de grondwaterstanden, die in de meeste gevallen zijn gekoppeld aan het oppervlaktewaterpeil in de wijk. Daarmee wordt gestreefd naar het beperken van de stijging (opbolling) van de grondwaterstand tussen de waterlopen. En daarnaast dat de grondwaterstand in droge perioden niet verder dan een bepaalde afstand onder het oppervlakte-waterpeil in de wijk zakt. Hiermee wordt droogstand van houten paalfunderingen zoveel mogelijk voorkomen en wordt zetting geminimaliseerd.

 

Structurele overlast of onderlast

 

Als we van mening zijn dat er sprake is van structurele overlast of onderlast, kunnen we overwegen maatregelen te treffen op openbaar terrein. Daarbij hoort een doelmatigheidsafweging. Doelmatig wil zeggen dat we bij problemen met grondwater telkens een zorgvuldige afweging moet maken van kosten en baten.

Wanneer er sprake is van een structureel te hoge of te lage grondwaterstand, nemen we maatregelen in de openbare ruimte als:

  • er sprake is van een structurele belemmering van de bestemming van een perceel door een structureel te hoge of lage grondwaterstand, dus niet bijvoorbeeld door een laag maaiveld (te geringe drooglegging), lage kruipruimtebodem of bouwkundige gebreken;

  • uit onderzoek blijkt dat de maatregelen op openbaar terrein de grondwaterschade bestrijden (de maatregelen hebben effect);

  • uit een afweging blijkt dat maatregelen in de openbare ruimte leiden tot de laagst mogelijke kosten (de economisch optimale oplossing):

  • de uitvoerings- en beheerskosten van maatregelen door de gemeente staan in verhouding met (mogelijk toekomstige) kosten van maatregelen door particulieren dan wel (mogelijk toekomstige) schade van particulieren.

In de praktijk zal deze aanpak ertoe leiden dat de gemeente bij veel grondwaterklachten, ook als deze structureel zijn en grondwaterschade betreffen, pas kan bijdragen aan het verhelpen ervan als er werkzaamheden in de straat plaatsvinden (en de maatregelen doelmatig en economisch verantwoord worden).

 

Voorkomen van overlast

 

Vanzelfsprekend is het beter om grondwaterproblemen te voorkómen dan om de ontstane overlast of onderlast te moeten beperken. Projecten in de openbare ruimte bieden kans om bestaande overlast aan te pakken. Daarom beoordelen we bij projecten of gelijktijdig maatregelen getroffen moeten worden om de grondwaterstand op openbaar terrein te beheren.

Daarnaast bestaat bij projecten de kans dat grondwateroverlast en - onderlast door het project wordt veroorzaakt. Voorbeelden hiervan zijn de vervanging van een (opgeboeid) riool door een nieuw waterdicht riool of het herinrichten van de openbare ruimte. Zowel het gerealiseerde werk, als de uitvoering zelf, kan tot overlast en onderlast in de omgeving leiden. Dit heeft gevolgen voor de particulier, maar mogelijk ook financiële en organisatorische negatieve consequenties voor de initiatiefnemer van het werk. De kans op schade kan worden beperkt door bij de voorbereiding bewust te kijken naar de omgeving en de beïnvloeding daarvan. Voor de tijdelijke onttrekkingen is de waterbeheerder het bevoegde gezag, maar bij voorgenomen werk in de openbare ruimte hanteren we in de planvorming de volgende werkwijze:

  • 1.

    Studie naar grondwaterstanden, bodemopbouw, meldingen overlast en grondwaterverontreiniging.

  • 2.

    Afweging doelmatigheid maatregelen grondwaterbeheersing. Beoordeling risico op omgevingsschade door bemaling, afweging benodigde onderzoeksinspanningen en evt. afweging aanpassing rioolontwerp om risico’s te beperken.

De Beleidsnota is opgenomen in Bijlage VIII en wordt gezamenlijk met voorliggend GRP vastgesteld.

 

2.3 Evaluatie vorige planperiode

 

De vorige planperiode van het GRP (2014-2018) is geëvalueerd op het behalen van de gestelde doelen. De evaluatie laat zien dat flinke stappen zijn gezet in een toekomstbestendige financiering van beheer van riolering en stedelijk water. Het financiële beleid richt zich op het volledig financieren van alle uitgaven “riolering” vanuit de inkomsten rioolheffing. Kapitaallasten (rente en afschrijving) nemen dan in de toekomst niet verder toe, maar juist af omdat geen nieuwe leningen ten behoeve van riooluitgaven afgesloten hoeven te worden.

De evaluatieresultaten laten ook aandachtspunten zien voor het beheer van riolering en stedelijk water. De volgende onderwerpen verdienen extra aandacht in het nieuwe GRP:

  • Zorgplichten op orde (het benodigde basisniveau)

  • Klaar voor de toekomst (aandacht voor klimaatadaptatie en duurzaamheid)

  • Innovatie

  • Meten en leren in de praktijk (inzicht in het werkelijk functioneren van het afvalwatersysteem

  • Communicatie en participatie (gericht op inwoners, bedrijven en samenwerkende partners)

Het nieuwe GRP dient concrete invulling te geven aan deze thema’s. De uitgebreide resultaten van de evaluatie zijn opgenomen in Bijlage II. In een werksessie met gemeente en hoogheemraadschappen is daarnaast geïnventariseerd welke onderwerpen in de komende planperiode extra aandacht verdienen. De uitkomsten van deze werksessie zijn opgenomen in Bijlage VI.

 

2.4 Beschrijving huidig systeem

In Bijlage III is het huidig rioleringssysteem van Gouda beschreven. Het huidige systeem kenmerkt zich door:

  • 20 bemalingsgebieden die alle afvoeren naar de AWZI (Afvalwater- zuiveringsinstallatie) Gouda (in beheer bij hoogheemraadschap van Rijnland)

  • Een totaal van 252 kilometer aan hoofdriolering (vrij verval en persleidingen), waarvan ruim 40% is onderheid. De overige leidingen zijn niet onderheid en hebben hierdoor naar verwachting een kortere levensduur

  • 35 kilometer opgeboeide riolering, vooral in Binnenstad en Korte Akkeren; deze riolering is van onvoldoende kwaliteit en staat permanent vol water

  • 291 kilometer geregistreerde kolkenleidingen zonder inspectieputten voor regenwaterafvoer door heel Gouda heen, met name in de wijken Goverwelle, Bloemendaal, Plaswijck en de nieuwere delen van Gouda-Noord en Achterwillens. De verwachting is dat in werkelijkheid meer dan 400 kilometer kolkenleidingen aanwezig is; een deel van de trajecten is niet geregistreerd. Deze kolkenleidingen zijn moeilijk te beheren, en leveren soms problemen op in de regenwaterafvoer door de relatief kleine leidingen.

  • De perioden 1970-1980, 1990-2000, 2000-2010 en de periode na 2010 bevatten de meeste kilometers nieuw-aangelegde of vervangen riolering. De verwachte vervangingspiek in de toekomst is gespreid.

  • 13 grote rioolgemalen (meer dan 100 m3/uur), waarvan vijf ouder dan 15 jaar. Enkele gemalen, zoals FW Reitzstraat behoefden in 2017 en 2018 veel onderhoud

  • In de wijken en buurten Binnenstad, Noord, Korte Akkeren, Kort Haarlem, Kadenbuurt, Bloemendaal, Plaswijck, Goverwelle en Achterwillens ligt de gemengde riolering regelmatig op particulier terrein (bijvoorbeeld afvoer via de achtertuinen). Ook komen gecombineerde huisaansluitleidingen regelmatig voor. Vooral in de oudere wijken is de riolering qua leeftijd aan vervanging toe. Het vervangen van deze riolering is complex, omdat omleggen naar de voorkant (vanwege zakking of gebrek aan ruimte) niet mogelijk of ingrijpend is.

  • Gefragmenteerd inzicht in het hydraulisch en milieutechnisch functioneren van de riolering Deze aandachtspunten van de huidige situatie zijn meegenomen in het nieuwe GRP.

2.5 GRP en Klimaatopgave

 

Het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie adviseert overheden om een stresstest uit te voeren, zodat de gevolgen van klimaatverandering zichtbaar worden. Het proces bestaat uit het in beeld brengen van de klimaateffecten (weten), het opstellen van gezamenlijk ambities (willen) en het concreet maken hiervan in een adaptatiestrategie en uitvoeringsprogramma (werken).

Het proces van het GRP en de Klimaatopgave lopen voor gemeente Gouda parallel aan elkaar. Op enkele thema’s overlappen ze, maar het blijven twee afzonderlijke trajecten met een eigen scope en financiering. De Klimaatopgave beslaat heel Gouda (publiek en privaat terrein) en hierbij zijn veel partijen belanghebbende. De Klimaatopgave wordt dan ook als een gezamenlijke verantwoordelijkheid gezien, waar ook in overleg iedere belanghebbende financieel bijdraagt. Het GRP daarentegen betreft de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater, en wordt volledig vanuit de gemeentelijke rioolheffing gefinancierd. Voor de thema’s die inhoudelijk overlappen bestaan meekoppelkansen in het GRP. Maar ook bij de thema’s hitte en overstromingen kunnen meekoppelkansen liggen, door efficiënte combinatie van maatregelen.

De opgave voor klimaatmitigatie (het voorkómen van klimaatverandering) kan waar mogelijk ook meegekoppeld worden. Denk aan terugwinning van energie uit afvalwater of oppervlaktewater.

 

In Figuur 2-1 zijn de verschillen tussen beide trajecten gevisualiseerd.

 

 

Figuur 2-1 Visualisatie trajecten GRP en Klimaatopgave en de meekoppelkansen hierin (omcirkeld). Meekoppelkansen liggen binnen de zorgplichten voor hemelwater en grondwater (gesloten cirkel) maar ook buiten de zorgplichten (open cirkel) door “werk met werk” te maken. Voorwaarde is dat de klimaatopgave meelift op de rioleringsopgave, en niet andersom.

 

Gemeente Gouda heeft een stresstest- light, als eerste onderdeel van de Klimaatstresstest, samen met hoogheemraadschap van Rijnland (HHR) en hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage VI. Verdiepende stresstesten worden in een vervolgtraject uitgevoerd.

3 Gewenste situatie

3.1 Visie op de toekomst

 

Gouda is een unieke stad; een stevige stad op slappe bodem. De slappe veenbodem waarop Gouda grotendeels is gebouwd leidt tot bodemdaling, met allerlei gevolgen. Gouda is op verschillende vlakken een voorbeeld gemeente voor de regio én voor Nederland.

Gouda is vooruitstrevend in de aanpak van bodemdaling. Het behoud van het prachtige historische centrum en de “ring” daar omheen (bebouwing van vlak na de tweede wereldoorlog) verdienen ook de komende planperiode speciale aandacht. De problematiek van bodemdaling en grondwateroverlast is in de Binnenstad groot. Gouda kiest samen met het hoogheemraadschap van Rijnland voor een integrale aanpak van de overlast vanuit grond - en oppervlaktewater. Een consortium van deskundigen onderzoekt deze problematiek en richt zich op een innovatieve en duurzame aanpak. Hiermee kan Gouda een landelijk voorbeeld worden.

 

Gouda is proactief in de regio om zich aan te passen aan een veranderend klimaat. De opgaven bij hevige neerslag, extreme droogte, hitte en overstromingen worden waar mogelijk meegekoppeld aan de opgaven in dit GRP.

Gouda zet - naast de zorgplichten - de komende planperiode in op de thema’s klimaatadaptatie, duurzaamheid en innovaties, systeeminzicht en samenwerking.

 

Gouda heeft in 2014 de keuze gemaakt voor een duurzame financiering van rioleringsbeheer. Nog weinig gemeenten in Nederland hebben de stap gewaagd naar volledige cash-out financiering, waarbij niet meer geleend wordt. Op termijn stijgen de kosten voor het rioleringsbeheer in Gouda niet verder, waar andere gemeenten hun kapitaallasten juist zien toenemen.

 

De rioolheffing in Gouda is hoog vergeleken met andere Nederlandse gemeenten. Dit komt door de keuze voor een duurzame financiering, zonder het aangaan van leningen, en de kostbare gevolgen van bodemdaling in Gouda. Een passend financieel beleid past daarbij. In dit GRP is daarom ingezet op een realistischambitieniveau, waarbij de ambities uit de vorige planperiode worden voortgezet. Hierbij gelden de (financiële) kaders zoals opgenomen in het GRP 2014 – 2018 en volgt de rioolheffing maximaal de ontwikkeling zoals deze ook in het GRP 2014 – 2018 is opgenomen.

 

3.2 Doelen

 

De visie is door vertaald naar doelen. In het GRP 2014-2018 zijn doelen gesteld volgens de DoFEMaMe-werkwijze (Doelen-Functionele Eisen-Maatstaven-Meetmethoden). In de praktijk blijkt dat niet alle doelen zijn gemonitord en geëvalueerd, mede omdat doelen niet SMART genoeg zijn gemaakt. Daarnaast is het wenselijk om sommige doelen jaarlijks te monitoren in plaats van eenmaal aan het eind van de GRP-periode.

Daarom is gekeken naar een alternatief; de werkwijze volgens Prestatie Indicatoren (PI). In dit GRP zijn de volgende doelen onderscheiden:

  • Zorgplichten op orde

  • Klaar voor de toekomst

  • Innovatie

  • Meten en leren in de praktijk

  • Communicatie en participatie

 

 

Met bovenstaande vijf doelen zijn de aandachtspunten en ambities voor Gouda gedekt. Voor Gouda is elk van de doelen nader gespecificeerd in Tabel 3-1. De doelen zijn in de volgende paragraaf door vertaald naar strategieën.

 

Tabel 3-1 Doelen rioleringsbeheer in Gouda

Hoofddoel

Specifiek voor Gouda

Minimale interactie vuilwater en grondwater

Effectieve afvoer regenwater

Geen overlast vanuit de riolering (kwantiteit en kwaliteit)

Zorgplichten op orde

Goede stabiliteit, afstroming en waterdichtheid van riolering

Duidelijke streefwaarden grondwaterstand openbare ruimte

Minimaal rioolvreemd water

Financiering uit eigen middelen

Inzicht in omgevingseffecten voor zowel waterkwantiteit als

Klaar voor de toekomst

–kwaliteit rekening houdend met klimaatverandering

Integrale aanpak duurzaamheids- en klimaatopgaven

Verminderen van grondwateroverlast in Binnenstad

Innovatie

Voorkomen grondwateronderlast Binnenstad

Actueel inzicht toestand en functioneren riolering en

grondwater

Meten en leren in de praktijk

Monitoren GRP doelen

Monitoren effecten innovatieve maatregelen

Inwoners kennen rechten en plichten riolering en

grondwater

Communicatie en participatie

Stimulering inwoners en bedrijven voor nemen van

maatregelen voor klimaatadaptatie op eigen terrein.

 

3.3 Strategie

3.3.1 Zorgplichten op orde

 

De vervanging of renovatie van de hoofdriolering vormt verreweg de grootste financiële opgave binnen het GRP. De te hanteren strategie is cruciaal. Binnen dit GRP is voor het bepalen van maatregelen in grote lijnen de beslisboom uit Figuur 3-1 gehanteerd. De huidige praktijk sluit hier al op aan. Komende planperiode wordt steviger ingezet op klimaatrobuustheid dan vorige planperiode. Bij alle rioolvervangingen en -renovaties wordt gekeken of afkoppelen mogelijk is, wordt gedimensioneerd bij (minimaal) Bui09 en wordt gekeken of aanpassing van de buitenruimte mee te koppelen is. Bui 9 is een regenbui met een intensiteit van 29,4 mm per uur, dat betekend dat deze gemiddeld eens per vijf jaar (T=5) voorkomt. (ter vergelijking wordt in het GRP 2014-2018 Bui8 T=2 met intensiteit van 19,8 mm per uur gerekend).

 

Figuur 3-1 Gehanteerde beslisboom voor vervanging en renovatie vuilwaterriool in de planperiode.

 

Voor de periode tot en met 2025 geldt dat opgaven onder Prio 1 als eerste zijn ingepland, gevolgd door Prio 2 (ingrijpmaatstaven volgends beoordeling rioolbeheer software ‘Kikker’), Prio 3 en Prio 4. Voor de langere termijn is de leeftijd en de fundering (wel of niet onderheid) als bepalend gekozen voor de opgave.

3.3.2 Klaar voor de toekomst

 

Uit de klimaatstresstest volgen de klimaatopgaven voor de stad (21 kwetsbare locaties), die sterk gerelateerd zijn aan de gemeentelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater. Streven is om de klimaatopgaven maximaal mee te koppelen binnen de GRP- projecten. De ervaring leert dat in dat geval weinig of geen extra kosten gemaakt hoeven worden. Vanuit de klimaatstresstest zijn verschillende maatregelen toegewezen aan het GRP (Bijlage VI). Door deze expliciet mee te nemen in het maatregelprogramma wordt uitvoering ervan geborgd.

 

In de vorige planperiode is een duurzaam financieringsmodel geïntroduceerd en unaniem aangenomen door college en raad, gericht op aflossing van rioolkredieten. De komende planperiode wordt deze lijn voortgezet.

 

Streven is ook om de vuilbelasting vanuit de riolering naar het oppervlaktewater te laten afnemen. Binnen het Afvalwaterakkoord wordt dit, samen met de hoogheemraadschappen, concreet gemaakt.

 

Ten slotte is het streven om in de projecten materialen te gebruiken met lange levensduur en een lage milieubelasting. Waar mogelijk kan worden meegekoppeld met de realisatie van aardgasvrije wijken. Innovatieve energie neutrale toepassingen zoals warmteterugwinning uit riolering of oppervlaktewater worden nader onderzocht. In ieder geval wordt bij de aanleg van riolering rekening gehouden met ondergrondse (toekomstige) energievoorzieningen.

3.3.3 Maatwerk en innovaties

 

De Binnenstad van Gouda is cultuurhistorisch bijzonder, en is een speciale aanpak waard. In de Binnenstad staan verschillende rioolrenovaties in de planning. Het GRP biedt de kans om strategische keuzes te maken en rioolrenovaties (hoofdriool én particuliere huisaansluitingen) te combineren met DIT-riolering om de grondwaterproblematiek aan te pakken.

 

Ook biedt de Binnenstad via de coalitie “Stevige stad” aanleiding om de riolering eerder aan te pakken en om innovatieve maatregelen uit te proberen in pilots. De focus op de korte termijn ligt voor de Binnenstad op ongeveer één derde deel waar de grondwaterproblemen het meest nijpend zijn. Maatwerk is nodig, omdat de wijze van fundering per pand kan verschillen, evenals het effect dat verlagen van de grondwaterstand hierop heeft. Daarbij zal in de komende planperiode voor het overige deel van de binnenstad mogelijk uitgangspunten bepaald worden voor de inrichting van de riolering, openbare ruimte en publieke ruimte.

Wat betreft innovaties ligt de nadruk op het vergroten van de bekendheid van innovatieve rioleringsprojecten binnen Gouda, zowel richting inwoners als bestuurders.

3.3.4 Meten en leren in de praktijk

 

Gouda zet komende planperiode stevig in op systeeminzicht als basis voor beleid. De verwachting is dat maatregelen dan meer op maat worden gekozen en effectiever zijn. Op termijn kan dit tot besparingen leiden.

Dat het dagelijks beheer vanuit Cyclus wordt overgedragen naar de gemeente draagt bij aan deze strategie. De gemeente heeft zelf weer zicht op de telemetriesystemen en daarmee op het functioneren van gemalen, overstorten en leidingen.

Naast het inzicht vanuit registraties, meldingen en metingen bij gemalen en overstorten richt de gemeente zich komende planperiode op meer inzicht vanuit analyses van actuele inspecties (riolering en wegen) en het hydraulisch functioneren van het systeem (leidingen en rioolgemalen).

Ten slotte worden extra grondwatermeetpunten ingezet om meer inzicht te verkrijgen in het functioneren van het grondwatersysteem.

3.3.5 Samenwerken op alle niveaus

 

Een goede samenwerking binnen de gemeente bepaalt het succes van integraal werken: het combineren van opgaven die bij verschillende afdelingen liggen. Hiervoor zijn organisatorische randvoorwaarden nodig, zoals voldoende personeel (inzet van de Branchestandaard), continuïteit in personeel en een “regisseur” die afdelingen met elkaar verbindt.

Dit werkt hetzelfde in de samenwerking met de hoogheemraadschappen; het combineren van opgaven in het oppervlaktewater of in de afvalwaterketen aan de opgaven binnen de gemeente. Gezamenlijke agenda’s of plannen dragen bij aan een goede samenwerking.

De samenwerking met inwoners en bedrijven ligt vooral op het vlak van communicatie vanuit de gemeente over rechten, plichten, kansen en risico’s. Een goed geïnformeerde inwoner staat minder voor verrassingen en zal in het algemeen meer tevreden zijn. Daarnaast heeft de gemeente inwoners en bedrijven nodig in de aanpak van klimaateffecten; deze opgave is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheden, inwoners en bedrijven.

 

3.4 Meten van resultaten

 

In de praktijk valt het nog niet mee om daadwerkelijk alle resultaten van beleid te meten. Het is relatief eenvoudig om te kijken of voorgenomen maatregelen zijn uitgevoerd binnen budget, maar het monitoren van de impact van beleid op het functioneren van het systeem is lastiger en wordt vaak niet gedaan.

De doelen in dit GRP kunnen meetbaar worden gemaakt en bijvoorbeeld jaarlijks worden geanalyseerd. De huidige evaluatie-cyclus is met vijf jaar relatief lang. Omstandigheden kunnen veranderen en het kan wenselijk zijn om de doelen tussentijds bij te stellen.

In Bijlage V is een toelichting gegeven op de Prestatie Indicatoren en zijn de doelen voor Gouda uit H3.2 in concept meetbaar gemaakt. De streefwaarde geeft een eerste voorzet; analyse is nodig om te ondervinden of deze realistisch zijn. In een cyclisch proces kunnen realistische streefwaarden worden vastgesteld.

4 Opgave en maatregelen

4.1 Opgave per thema

 

Huidige en gewenste situatie én de resultaten van de stresstest bieden input voor de opgaven van het GRP 2019-2023. De klimaatopgaven vanuit de stresstest zijn opgenomen in Bijlage VI.

4.1.1 Zorgplichten op orde

 

De opgave in de komende planperiode (zie Kader 4-1) richt zich voornamelijk op vervanging van de opgeboeide stelsels en het afkoppelen daarvan en de aanpak van overige kwalitatief slechte of oude riolering. De beslisboom uit Figuur 3-1 vormt de basis voor de opgave. Combinatie met de kaarten uit Bijlage IV laat zien dat de Binnenstad en de buurten er direct omheen de grootste noodzaak hebben om aangepakt te worden (Figuur 4 -1). In deze buurten gelden ook klimaatopgaven vanuit de stresstest; meekoppelen is in veel situaties nodig om de leefomgeving klimaatrobuust in te richten. Tegelijk geldt dat de werkelijkheid weerbarstig kan zijn, en dat het zaak is om pragmatische keuzes te maken voor rioleringsprojecten. Bij grootschalige projecten in de stad wordt als eerste aangehaakt.

Voor de gebieden uit Figuur 4-1 wordt een kanttekening gemaakt; juist in deze gebieden speelt het funderingsvraagstuk, met risico’s op uitloop van projecten. Dit zijn de vooroorlogse wijken. Deze wijken kenmerken zich door de aanwezigheid van kwetsbare bebouwing, door het gebruik van houten paalfunderingen. Op basis van meest recente inzichten wil de gemeente in deze gebieden de tijd nemen om zorgvuldig te communiceren over de uitvoering van de projecten. Daardoor kan vertraging van de geplande uitvoeringsprojecten optreden.

 

Figuur 4-1 Buurten met een opgave voor vervanging of renovatie in de komende planperiode (groen).

 

Uit de evaluatie gebleken dat een eenduidige aanpak van particuliere riolering ontbreekt. Hierdoor is het ook lastig om eenduidig te communiceren richting bewoners. Hierdoor is het ook lastig om eenduidig te communiceren richting bewoners.

 

Het is wenselijk de verbetering van de kolkenstelsels standaard mee te koppelen met ophoogprojecten, vooral waar op korte termijn geen rioleringsproject zal starten. Te denken valt aan Goverwelle, Bloemendaal, Plaswijck, Achterwillenseweg en de nieuwe delen van Noord.

 

4.1.2 Klaar voor de toekomst

 

De opgave voor klimaatadaptatie en duurzaamheid lopen deels door alle andere opgaven heen.

De opgaven vanuit de Stresstest (Bijlage VI) kunnen deels onder het GRP worden geschaard.

Specifieke opgaven zijn in Kader 4-2 benoemd.

 

4.1.3 Innovatie

De opgave voor duurzaamheid is in Kader 4 -3 benoemd. Het betreft onder andere het duurzame financiële beleid, innovatieve werkwijzen en innovatieve pilots. Alle andere thema’s, van riolering tot grondwater tot klimaat, hebben op termijn voordeel als nieuwe meer duurzame en effectieve werkwijzen worden ingezet.

 

4.1.4 Meten en leren in de praktijk

 

De opgave voor Meten en leren in de praktijk is in Kader 4-4 benoemd. Systeeminzicht richt zich op een hogere efficiency en kwaliteit van het rioleringsbeheer, en kan op termijn flink kosten besparen.

4.1.5 Communicatie en participatie

 

Kader 4-5 tenslotte benoemt de opgave voor samenwerking. Het betreft vooral een opgave om de samenwerking met de hoogheemraadschappen te verbeteren en te intensiveren, waarbij integraal naar het systeem wordt gekeken. Ook stimuleren van bedrijven en inwoners voor klimaatadaptatie is onderdeel van de opgave.

 

4.2 Maatregelen planperiode

 

4.2.1 Vervangingsuitgaven: onderzoek ambitieniveau klimaatadaptatie

 

Het grootste deel van de uitgaven per jaar betreft de rioolvervangingen. Alleen in 2019 worden de uitgaven vervangingsinvesteringen nog geactiveerd (middels een rioolinvesteringsbudget) . Vanaf 2020 worden de vervangingen direct vanuit de heffing bekostigd.

 

Drie scenario’s zijn onderzocht voor de mate waarin klimaatadaptatie wordt meegenomen bij rioolvervangingen. De scenario’s zijn grofweg te koppelen aan robuustheid van het systeem bij oplopende ontwerp-neerslagintensiteiten:

  • Scenario “Nul”: Rioolvervangingen worden zonder extra aandacht voor klimaatadaptatie uitgevoerd in lijn met doelstelling uit het GRP 2014-2018 (robuustheid tot en met Bui08). De riolering wordt op orde gehouden, zonder focus op boven-of ondergrondse klimaatmaatregelen.

  • Scenario “Midden”: Rioolvervangingen worden met aandacht voor klimaatadaptatie uitgevoerd (robuustheid riolering tot en met Bui09 mede door aanpassing buitenruimte voor berging en afvoer). De klimaatopgaven uit de stresstest worden meegekoppeld (oplossingsrichtingen 1 t/m 7 Bijlage VI) voor de openbare terreinen.

  • Scenario “Maximaal”: Rioolvervangingen worden met extra aandacht voor klimaatadaptatie uitgevoerd (robuustheid tot en met Bui10, mede door extra aanpassing buitenruimte voor berging en afvoer). De klimaatopgaven uit de stresstest worden extra meegekoppeld (oplossingsrichtingen 1 t/m 7 Bijlage VI), ook waar mogelijk voor particuliere terreinen (stimuleringsprogramma’s).

Hierbij wordt opgemerkt dat de genoemde buien indicatief zijn voor benodigde maatregelen in de riolering en buitenruimte. De risico’s op daadwerkelijke wateroverlast en schade bij deze buien kunnen per wijk of straat verschillen vanwege aanwezige functies, hoogteligging en bergings- en afvoercapaciteit van het water- en rioleringssysteem. Daarom zullen de klimaatmaatregelen per wijk, die gerelateerd zijn aan de riolering, maatwerk zijn. Om een integraal beeld te krijgen is het wenselijk om naast de standaardbuien voor riolering ook de gestandaardiseerde buien voor de stresstest door te rekenen met een integraal model (riolering, maaiveld en oppervlaktewater).

 

Het gekozen scenario “Midden” baseert zich op de huidige gehanteerde kostprijs bij rioolvervangingen: 3200 euro per strekkende meter “van gevel tot gevel”. Dit bedrag is in het verleden realistisch gebleken voor Gouda vanwege de complexiteit in rioolvervangingen in de oudere wijken van Gouda. Vaak is maatwerk nodig, soms binnen straten, om huisaansluitingen naar de voorkant te brengen, grondwaterproblemen aan te pakken en te anticiperen op verzakte huisaansluitingen. Wel is de verwachting dat dit bedrag in de toekomst lager kan zijn, zodra de oudere wijken zijn aangepakt en de nieuwere (minder complexe) wijken aan de beurt zijn.

 

Keuze voor scenario “Midden” betekent dus een voortzetting van de huidige lijn. “Nul” gaat uit van een factor 0.85 van deze kostprijs (2720 euro per strekkende meter); “Maximaal” gaat uit van een factor 1.15 van deze kostprijs (3680 euro per strekkende meter).

 

4.2.2 Vervanging vrij-verval riolering

Vervangingsprojecten voor vrij-verval riolering volgen uit de vastgestelde opgave (H4.1). Bij alle vervangingsprojecten wordt afgekoppeld, in combinatie met aanleg van drainage. De opgave is gespecificeerd per project in Bijlage VII, met kosten die uitgaan van scenario “Midden”. De vervangingsprojecten zijn voor een iets langere periode dan de planperiode ingepland: tot en met 2025 is de opgave concreet gemaakt aan de hand van de toestand van de riolering. Na 2025 is een schatting gemaakt op basis van funderingstype en leeftijd. Voor de consistentie zijn ook de maatregelen voor beheer en organisatie doorgepland tot 2025.

 

Opnieuw geldt de kanttekening dat uitloop van projecten in de vooroorlogse wijken vanwege de funderingsproblematiek een mogelijkheid is waarmee rekening wordt gehouden. Planningen kunnen doorschuiven; er wordt zorggedragen dat de budgetten in de voorziening beschikbaar blijven.

 

In Tabel 4-1 en Figuur 4-2 zijn samenvattingen gegeven van de jaarlijkse uitgaven voor rioolvervangingen. Naast scenario “Midden” zijn ook scenario’s “Nul” en “Maximaal” weergegeven.

 

In het coalitieakkoord is aangegeven dat een miljoen extra budget dient te worden ingezet voor klimaatadaptatie. In Tabel 4-1 zijn deze impliciet terug te vinden in de vervangingsprojecten (verwerkt in de relatief hoge kostprijs per strekkende meter) en expliciet terug te vinden in Tabel 4-2 in de post “Klimaatadaptatie (kolkenstelsels en communicatie).

 

Tabel 4-1 Jaarlijkse vervangingsuitgaven bij scenario’s “Nul”, “Midden” en “Maximaal”.

Figuur 4-2 Jaarlijkse vervangingsuitgaven bij scenario’s “Nul”, “Midden” en “Maximaal”.

 

4.2.3 Groot onderhoud, Gemalen, drukriolering en Klimaatadaptatie

 

Naast de vervangingsprojecten zijn enkele grote uitgavenposten specifiek geraamd tot 2025:

  • Groot onderhoud, Calamiteiten en Huisaansluitingen. De huidige budgetten voor groot onderhoud (grootschalige reparaties) en calamiteiten (onvoorziene schade) zijn de inschatting voor de komende planperiode. Dit budget is grotendeels bestemd voor grootschalige reparaties (relining) en onvoorziene calamiteiten. Voor huisaansluitingen is gekozen voor een afnemend budget richting 2025. Uitgangspunt is dat het aandeel complexe en dure rioleringsprojecten (oudere wijken) afneemt.

  • Gemalen en Drukriolering: op basis van de leeftijd van gemalen en het aantal drukriolering-units (Bijlage III) is een inschatting gedaan van een jaarlijks benodigd bedrag voor reparatie en vervanging.

  • Klimaatadaptatie: naast de klimaatadaptatie die impliciet in de rioolvervangingen is meegenomen is ook een expliciete en gemeente brede post opgenomen. Deze bestaat uit:

    • -

      Vervanging van de kolken en kolkenleidingen zodra ophoogprojecten worden uitgevoerd (jaarlijks bedrag van 500.000 euro). Dit vormt een expliciete investering in betere hemelwaterafvoer, ook bij hevige neerslag, volgend uit de opgaven van de stresstest (oplossingsrichtingen 1 t/m 7 in Bijlage VI)

    • -

      Stimulering van particulieren voor regenwaterberging op eigen terrein (jaarlijks bedrag van 50.000 euro), volgend uit de opgaven van de stresstest (oplossingsrichtingen 22, 23, 26, 27 en 28 in Bijlage VI)

Een overzicht van de geraamde uitgaven is gegeven in Tabel 4-2 en Figuur 4-2.

 

Tabel 4-2 Geraamde uitgaven Groot onderhoud, Gemalen en drukriolering en Klimaatadaptatie

Onderdeel

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

EURO

Gemalen, ATS

en drukriolering

250.000

500.000

500.000

500.000

500.000

500.000

500.000

Grootonderhoud,

Calamiteiten

1.700.000

1.517.000

1.532.200

1.7.500

1.563.000

1.228.600

890.900

Klimaatadaptatie

( kolkenstelsels )

300.000

550.000

550.000

550.000

550.000

550.000

550.000

Totaal

2.250.000

2.567.000

2.582.200

2.597.500

2.613.000

2.278.600

1.940.900

 

Figuur 4-2 Geraamde uitgaven Groot onderhoud, Gemalen en drukriolering en Klimaatadaptatie

4.2.4 Beheer en organisatie

Voor beheer en organisatie zijn de ramingen in uitgaven tot 2025 als volgt:

  • Overdracht dagelijks onderhoud van Cyclus naar de gemeente. Nog onbekend is in welke mate dit tot kostenbesparing leidt. Het huidige budget voor dagelijks onderhoud is daarom ook geraamd voor de komende planperiode.

  • Toenemende kosten voor organisatie, vanwege aantrekken van extra personeel

  • Afnemende kosten rente en afschrijving.

  • Afbouw van de kosten voor niet-nautisch baggeren. Deze neemt af tot nul in 2023.

  • Afbouw van financiering van straatreinigen vanuit het GRP tot nul in 2024. Dit betekent concreet dat straatreinigen een andere financieringsbron dient te krijgen.

  • Een vaste post van 180.000 euro voor onderzoek en beleid, waarin veel van de opgaven vanuit dit GRP worden opgepakt. In de volgende paragraaf is deze post nader gespecificeerd.

In Tabel 4-3 en Figuur 4-3 zijn de ramingen voor beheer en organisatie weergegeven en gevisualiseerd.

 

Tabel 4-3 Geraamde uitgaven beheer en organisatie

Figuur 4-3 Geraamde uitgaven beheer en organisatie

4.2.5 Specificatie onderzoek en beleid

In het onderdeel onderzoek en beleid komen veel van de benoemde opgaven (H4.1) terug, evenals een deel van de opgaven uit de klimaatstresstest (Bijlage VI).

In Tabel 4-3 zijn de maatregelen onderzoek gespecificeerd. De maatregelen zijn gekoppeld aan de bijbehorende opgave.

 

Tabel 4-3 Specificatie maatregelen onderzoek en beleid, en de relatie met de klimaat stresstest

 

4.3 Maatregelen lange termijm

Voor de korte termijn (2019 tot en met 2025) zijn vervangingsmaatregelen voor de vrij -verval riolering ingepland volgens de strategie uit Figuur 3-1. Dit houdt in dat de opgeboeide stelsels eerst worden aangepakt, gevolgd door de stelsels met slechte scores voor stabiliteit. In de praktijk betekent dit dat een deel van de oudste riolering (in en rond de Binnenstad) de komende jaren wordt aangepakt. Hierbij wordt wel opgemerkt dat naar verwachting een deel van de oude riolering zal doorschuiven naar de iets langere termijn, omdat grootschalige werkzaamheden in de Binnenstad niet altijd mogelijk zijn.

Voor de lange termijn 2025 is vervangingsmaatregelen voor vrij- verval riolering bepaald op basis van type fundering en leeftijd, eveneens volgens de strategie uit Figuur 3-1.

Uitgangspunten die hierbij zijn gehanteerd zijn:

  • De levensduur is voor niet-onderheide riolering geschat op 40 jaar en voor onderheide riolering geschat op 60 jaar.

  • Een afname van de huidige kostprijs per strekkende meter vanaf 2026, uitgaande van lagere complexiteit van vervangen in de wijken die dan aan de beurt zijn (jongere wijken).

  • Voor onderheide riolering is uitgegaan van een kostprijs van 2750 euro per strekkende meter.

  • Voor niet-onderheide riolering is uitgegaan van een kostprijs van 2250 euro per strekkende meter.

Uitgaande van de te vervangen kilometers vrij-verval riolering (Bijlage III) zijn de benodigde cumulatieve uitgaven voor de lange termijn weergegeven in Figuur 4-4 . In de komende planperiode zal gemiddeld 8.5 miljoen per jaar nodig zijn voor vervangingen. Vanaf 2026 tot 2100 kunnen de kosten per tijdvak worden uitgesmeerd tot een gemiddelde van 7.5 miljoen per jaar (zie stippellijn).

Figuur 4-4 Gemiddelde kosten per jaar vervanging vrijvervalriolering lange termijn. De stippellijn geeft weer tot welk maximaal jaarlijks bedrag (7.5 miljoen) de projecten kunnen worden verdeeld.

5 Organisatie en financiën

5.1 Organisatie

 

In H4.2.4 is al benoemd dat de beheertaken van Cyclus worden afgebouwd. Hierdoor valt voor het dagelijks onderhoud riolering een lump-sum post van € 1,5 miljoen vrij. Uitgangspunt is dat deze financiële post volledig ingezet wordt ter dekking van de kosten voor dagelijks onderhoud. Ook het toezicht op dit onderhoud (dat nu nog door Cyclus wordt uitgevoerd en in de lumpsum zit) wordt daaruit gefinancierd. Voor deze functie geldt momenteel een vacature, evenals voor de functie strategisch adviseur riolering. De werving voor beide functies is al opgestart; hiermee is rekening gehouden in de raming voor organisatiekosten.

5.2 Financiën

 

De evaluatie liet al zien dat in de afgelopen planperiode flinke stappen zijn gezet in een toekomstbestendige financiering van de riolering. Het beleid wordt voortgezet in de komende planperiode en richt zich op volledige cash-out financiering. Kapitaallasten (rente en afschrijving) nemen dan in de toekomst niet verder toe, maar juist af. De uitgaven voor de riolering worden vanaf 2020 rechtstreeks vanuit de heffing bekostigd. Om die bekostiging te realiseren is globaal een verdubbeling van de rioolheffing nodig. Deze verhoging is over zes jaar uitgespreid (van 2014 tot 2020). Momenteel (2018) bedragen de heffingsinkomsten ongeveer € 15 miljoen, vergeleken met ruim € 9 miljoen in 2014. In Tabel 5-1 en Figuur 5-1 zijn de verwachte financiën voor 2019 tot en met 2025 weergegeven, uitgaande van het scenario “Midden”.

 

Tabel 5-1 Prognose financiën riolering tot 2025

Figuur 5-1 Prognose financiën riolering tot 2025

 

Figuur 5-2 laat de consequenties van elk van de drie scenario’s “Nul”, “Midden” en “Maximaal” op de stijging van de heffing zien.

Figuur 5-2 Koers van de heffing voor de drie scenario’s (zonder toerekening niet-nautisch baggeren).

De lijn die de vorige planperiode is ingezet voor de financiële dekking van het GRP wordt in 2019-2023 voortgezet.

Concreet houdt dit in:

  • Basis is een gemaximeerd uitgavenniveau (GRP 2014-2018), het kader daarbij is de ontwikkeling van de rioolheffing.

  • Forse afname van de kapitaallasten door volledige cash-out financiering waarbij niet meer geleend wordt. Geleidelijke reductie rioolschuld door vrijvallende investeringsbudgetten.

  • Een investeringsplafond van €8.000.000,-, uitgaande van Scenario “Midden”

  • Vanaf 2020 afbouw van de toerekening van kosten niet nautisch baggeren en toerekening kosten straatreiniging aan riolering. Op dit moment wordt €975.000,- toegerekend, dit zakt in vijf jaar naar nul. Financiering dient buiten de rioolheffing gezocht te worden, ten laste van de algemene middelen.

  • Vanaf 2020 een cash-out financiering toepassen (dat betekent alle lasten dekken uit inkomsten rioolheffing). De opbouw van de rioolschuld stopt dan.

Het realistische ambitieniveau “Midden” heeft dus de komende vijf jaar geen financiële maar puur inhoudelijke consequenties voor invulling van het GRP. Dit betekent prioritering van (klimaat)thema’s waarvoor de beschikbare middelen vanuit de heffing kunnen worden ingezet.

 

5.3 Besluit

De gemeenteraad van Gouda heeft besloten tot het vaststellen van Gemeentelijk Rioleringsplan 2019-2023 met ambitieniveau “Midden”, en het verwerken van de financiële consequenties op de meerjarenbegroting bij de eerste begrotingswijziging 2019, inclusief het op het CIP opnemen en openen van de vanuit BBV-regelgeving benodigde investeringsbudgetten.

De rioolheffing in Gouda is hoog vergeleken met andere Nederlandse gemeenten. Dit komt door de keuze voor een duurzame financiering, zonder het aangaan van leningen, en de kostbare gevolgen van bodemdaling in Gouda. In dit GRP zetten we daarom in op een realistisch ambitieniveau.

Waarbij de (financiële) kaders gelden zoals opgenomen in het GRP 2014 – 2018 en de rioolheffing maximaal de ontwikkeling volgt zoals deze ook in het GRP 2014 – 2018 is opgenomen. `Dit betekent dat de ontwikkeling van de rioolheffing GRP 2019-2023 niet hoger is dan de ontwikkeling van de rioolheffing zoals deze in het GRP 2014-2018 opgenomen is.

Rioolvervangingen worden met aandacht voor klimaatadaptatie uitgevoerd. De klimaatopgaven worden meegekoppeld voor de openbare terreinen, binnen de eerder afgesproken ontwikkeling van de rioolheffing.

 

Bijlagen  

I. Wetgeving en beleid 2

II. Aandachtspunten evaluatie 8

III. Huidige situatie 14

IV. Kaartenbijlagen huidige situatie 25

V. Prestatie Indicatoren (PI) 39

VI. Resultaten Stresstest 42

VII. Investeringsprojecten vervanging vrijvervalriolering 59

VIII. Beleidsnota Gouds Grondwater 61

IX. Reacties op het GRP 62

X. Begrippenlijst 63

 

I. Wetgeving en beleid

Wetgeving

 

Overzicht

 

Gemeenten en waterbeheerders zorgen samen voor het omgaan met water in stedelijk gebied. Gemeenten zamelen stedelijk afvalwater in, waterschappen zuiveren dat water. Gezamenlijk maken zij keuzes hoe om te gaan met afvloeiend hemelwater, grondwater en oppervlaktewater. Daarnaast stemmen zij het functioneren van rioolstelsels, rioolwaterzuiveringsinstallaties en watersysteem op elkaar af.

De Europese regelgeving bepaalt voor een belangrijk deel ons rioleringsbeleid, in het bijzonder de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater en de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze zijn vertaald in de landelijke wet- en regelgeving.

 

Tabel I-1 Meest relevante wetgeving op gebied van milieu, water en ruimtelijke ordening

Wet Milieubeheer

Het opstellen van een vGRP is een wettelijke verplichting. In artikel 4.22 van de Wet Milieubeheer is geregeld dat de gemeenteraad verplicht is een rioleringsplan vast te stellen voor een periode die door de raad wordt bepaald. Aan de wet Wm zijn enkele uitvoeringsregels gekoppeld waaronder het Activiteitenbesluit (2006), het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah, 2017) en het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi, 2011). De Wet milieubeheer reguleert lozingen en de inzameling en transport van stedelijk afvalwater via een openbaar vuilwaterriool of individuele behandeling afvalwater (IBA). Doordat per januari 2008 de lozingsregels zijn gevat in bovenstaande besluiten, is de vergunningverlening in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren komen te vervallen.

 

Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht

Voor de procedurele aspecten van het invullen van de drie watertaken is de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 2010) van belang. Hierin is onder andere opgenomen hoe omgegaan dient te worden met vergunningverlening voor lozingen in het gemeentelijk rioolstelsel.

 

Waterwet

De Waterwet is relevant waar het relaties binnen het (afval-)watersysteem betreft. In artikel 3.8 bepaalt bijvoorbeeld de Waterwet dat waterschappen en gemeenten hun taken en bevoegdheden op elkaar afstemmen met doelmatig en samenhangend waterbeheer als streven. Bevoegd gezag op grond van de Waterwet zijn de waterschappen voor regionale wateren en Rijkwaterstaat voor de Rijkswateren.

 

Gemeentewet

 

Sinds 1 januari 2008 is de wetswijziging “verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” formeel van kracht. Deze wet wordt ook wel aangeduid als de “Wet gemeentelijke watertaken”. Samengevat zijn de belangrijkste wijzigingen voor de gemeentelijke watertaken als volgt:

  • a.

    Voor de gemeente is er volgens de nieuwe wetgeving sprake van drie zorgplichten:

    • De zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer (Wm)).

    • De zorgplicht voor inzameling van hemelwater (voor zover niet door particulier) en de verwerking van ingezameld hemelwater (Ww).

    • De zorgplicht ter voorkoming van structureel nadelige gevolgen van het grondwater (Ww). Er is een heffingsbevoegdheid opgenomen in de Gemeentewet. Dit moet de gemeenten beter in staat stellen om de kosten te verhalen die gepaard gaan met de gemeentelijke wateropgave(n).

  • b.

    Gemeenten hebben de mogelijkheid om bij verordening regels te stellen voor het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater

  • c.

    Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is “verbreed”. Gemeenten moeten in hun GRP naast de bestaande planverplichting voor de inzameling en transport van afvalwater ook aandacht besteden aan hun zorgplicht voor grondwater en hemelwater. Dit is opgenomen in artikel 4.22 van de Wm. Naast de wettelijke verplichting dient in het GRP beschreven te zijn hoe de afstemming tussen gemeente en betrokken waterschappen op het gebied van zowel water- als zuiveringsbeheer plaatsvindt.

  • d.

    De herijking van het hemelwaterbeleid en de VROM-regelgeving leidt tot aanpassingen in de Wm. Zo is hierin een nieuw artikel (10.29a) opgenomen, waarin wordt bepaald dat bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen over afvalwater, rekening moeten houden met een voorkeursvolgorde. De reden hiervoor is dat sommige manieren om met afvalwater om te gaan vanuit milieu hygiënisch oogpunt uitdrukkelijk de voorkeur verdienen boven andere manieren.

Toekomstige Omgevingswet

 

In juni 2011 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) een brief aan de Tweede Kamer gestuurd, waarin zij de hoofdlijnen schetst van een fundamentele herziening van het omgevingsrecht. Daarin wijst zij op een breed gedragen wens om projecten eenvoudiger, sneller en beter te kunnen uitvoeren. Een verdergaande herziening is volgens de minister nodig, omdat de praktijk bij de voorbereiding en uitvoering van ruimtelijke projecten steeds vaker tegen knelpunten aanloopt. De regelgeving is voor velen te complex en dat leidt onder meer tot onzekerheid over de van toepassing zijnde regels, te hoge onderzoekslasten en vertraging in de besluitvorming. Daarbij vindt de minister dat het huidige omgevingsrecht te weinig ruimte biedt voor integrale afwegingen op gebiedsniveau.

De Omgevingswet integreert de vele wetten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. De nieuwe wet omvat de belangrijkste delen van het omgevingsrecht, zowel procedureel als materieel. Het komt erop neer dat de meeste ‘omgevingswetten’ die we nu kennen inhoudelijk worden geïntegreerd en geharmoniseerd, zoals de Wet milieubeheer en de Waterwet. De nieuwe wet moet leiden tot snellere en verbeterde besluitvormingsprocessen, integratie van plannen en toetsingskaders, grotere bestuurlijke afwegingsruimte en doelmatig uitgevoerde onderzoeken. Het wetsvoorstel voor de Omgevingswet is voor de zomer van 2014 verschenen. Het GRP blijft een verplicht plan gedurende de looptijd van het Bestuursakkoord Water (BAW, looptijd tot 2020). Om dit te borgen, wordt in het overgangsrecht bij de Omgevingswet hiervoor een regeling getroffen. In 2020 moeten de besparingsdoelen uit het BAW gerealiseerd zijn.

 

Beleid

 

Tabel I-2: Overzicht relevante beleidsstukken. De plannen die cursief zijn weergegeven zijn wettelijk voorgeschreven.

 

Specifiek voor Gouda is het volgende beleid relevant:

  • Afvalwaterakkoord Gouda 2017, inclusief afspraken waterkwaliteit

    In dit concept-afvalwaterakkkoord (nog niet vastgesteld) zijn afspraken gemaakt voor het afvalwater inzamelingssysteem richting AWZI Gouda (in beheer van hoogheemraadschap van Rijnland) en AWZI Kortenoord (in beheer van hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard). In het akkoord maken gemeente en de hoogheemraadschappen afspraken over kwantitatief en kwalitatief functioneren, emissies, beheer en de kostenverdeling.

  • Bestuurlijke overeenkomst Samenwerken in de Waterketen regio Rijnland. Gouda ligt in de regio Groene Hart, samen met Alphen aan den Rijn, Boskoop, Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Rijnwoude, Bodegraven-Reeuwijk en Waddinxveen. De samenwerking richt zich op het bereiken van de doelen uit het Bestuursakkoord. Gezamenlijk streeft de regio naar Een waterketen en waterketenbeheer

    • o

      Van hoge constante kwaliteit

    • o

      Met een lage kwetsbaarheid

    • o

      Functionerend tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

  • Beleidsnota Gouds grondwater (zie ook Bijlage II). Hierin zijn de twee pijlers van het grondwaterbeleid van Gouda verwoord:

    • o

      Het streven naar een klein verschil tussen grondwaterstand op openbaar terrein en polderpeil.

    • o

      Het creëren van bewustzijn bij bewoners en bedrijven over het kwetsbare evenwicht van de grondwatersituatie in Gouda. Gemeente wil actief informeren en handelingsperspectief bieden.

Aan deze pijlers is een strategie en werkwijze gekoppeld. Nadere uitwerking is gedaan binnen het Grondwaterplan Gouda.

  • Actualisatie Waterplan Gouda 2011-2015

    In dit plan, wat in 2019 wordt opgevolgd door de Strategische Samenwerkingsagenda, is de visie op water in Gouda beschreven, de opgaven en de acties die samen met de hoogheemraadschappen worden opgepakt.

  • Waterparagraaf Bestemmingsplannen Westergouwe (en andere nieuwe ontwikkelingen).De waterparagraaf is een toelichting bij de bestemmingsplannen en beschrijft welke rol water heeft binnen een ruimtelijke ontwikkeling. De gemeente moet de watertoets uitvoeren vóórdat het echte proces van ruimtelijk vastleggen (ordenen) begint. Hierbij moet zij rekening houden met de verschillende zorgplichten.

  • Waterbeheerplan hoogheemraadschappen

    Elke zes jaar leggen de hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard hun beleid vast hoe zij de watertaken uitvoeren. Dit plan biedt de kaders voor samenwerking met gemeenten.

Daarnaast zijn de volgende samenwerkingen relevant:

  • Coalitie “Gouda stevige stad op slappe bodem”

  • Samenwerking in de waterketen Groen Hart en samenwerkingsregio Kortenoord

  • Provinciale samenwerking regio Midden-Holland

 

Samenwerkingen

 

De coalitie “Gouda-stevige stad op slappe bodem” maakt zich sinds 2014 hard voor een toekomstbestendige binnenstad van Gouda. De problematiek in de Binnenstad is samen te vatten in zakkende panden in combinatie met hoge grond- en oppervlaktewaterstanden. Bij neerslag treedt snel (grond)wateroverlast op. Inmiddels is een grondwaterbeleid opgesteld samen met het hoogheemraadschap van Rijnland. Peilverlaging is een van de opties die we nu onderzoeken. Dit richt zich op de afname van grondwateroverlast bij de panden in de lage delen van de Binnenstad.

 

II. Aandachtspunten evaluatie

Realisatie doelen

 

Begin 2018 heeft RHDHV het vorig Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2014-2018 geëvalueerd. De resultaten zijn een belangrijk startpunt voor dit GRP; ze maken duidelijk wat indertijd de ambities waren en waar mogelijk restopgaven liggen. Dit hoofdstuk licht enkele belangrijke aandachtspunten uit die belangrijk zijn voor de komende planperiode. Voor de uitgebreide evaluatie wordt verwezen naar de acht evaluatienotities (RHDHV, januari 2018) en de memo “Evaluatie financiën en personele middelen” (gemeente Gouda, januari 2018). In de resultaten is onderscheid gemaakt in realisatie van de beoogde doelen (volgens de DoFEMa-systematiek) en in financiën en organisatie.

 

De algemene doelen voor de riolering in Gouda waren:

  • Bescherming van de volksgezondheid;

  • Voorkomen van wateroverlast;

  • Beperken van de milieubelasting;

  • Doelmatige inzameling en transport.

 

In het vorig GRP is de koers voor Gouda bepaald aan de hand van “kaders” (zie pagina 21 GRP 2014-2018). In onderstaande tabel zijn de evaluatieresultaten per kader samengevat.

 

 

De tabel laat zien dat met de meeste kaders vooruitgang is geboekt en dat enkele onderdelen nog extra aandacht verdienen.

 

Financiën en organisatie

 

De gemeenteraad nam in december 2014 de belangrijke beslissing om de rioolheffing in een periode van zes jaar te verdubbelen. Na deze zes jaar wordt het voor Gouda mogelijk om alle uitgaven rechtstreeks uit de exploitatie te voldoen. Rioolkredieten zijn dan niet meer nodig, waardoor de kapitaallasten vanaf dat moment gaan afnemen. Dit betekent een afvlakkende groei van de rioolheffing, gevolgd door een daling.

 

Afgelopen planperiode is dus een duurzame trend ingezet, richting afname van de kapitaallasten. Resultaat is dat vanaf 2015 zowel inkomsten uit rioolheffing als de uitgaven aan kapitaallasten elk jaar zijn toegenomen. Dit is gericht op de eerdergenoemde versnelde aflossing van rioolkredieten. In onderstaande figuur is deze trend in toename van inkomsten en uitgaven duidelijk te zien; deze zal nog voortduren tot en met 2019. De geïnde rioolheffing was ruim kostendekkend; in de periode 2014-2017 waren de inkomsten gemiddeld een half miljoen per jaar hoger dan de uitgaven.

 

Een belangrijke conclusie uit de evaluatie is het gebrek aan continuïteit in de personele bezetting in de vorige planperiode. Daar bovenop komt dat het contract met Cyclus voor het stedelijk beheer niet is verlengd. Als extra taak voor de medewerkers van Beheer Openbare Ruimte geldt dat in 2018 een nieuwe partij moet worden gevonden via een aanbestedingsprocedure.

 

Door structurele onderbezetting blijven taken liggen op het vlak van onderlinge informatie-uitwisseling (bijvoorbeeld over keuzes die in projecten worden gemaakt), duurzaamheid, klimaatbestendigheid en centraal data- en informatiebeheer.

 

Uitwerking per thema

 

Hieronder zijn per thema de onderdelen benoemd die nog extra aandacht verdienen in Gouda. Samen met de gemeente is een afweging gemaakt of het wenselijk is deze mee te nemen naar de komende planperiode.

 

Zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater

 

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

 

Aanleg, vervanging en reparatie

 

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

Beheer en onderhoud

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

Onderzoek en beleid

 

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

Samenwerking

 

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

 

Watersysteem

 

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

Duurzaamheid

 

Vanuit de evaluatie bleek dat de volgende onderwerpen mogelijk aandacht verdienen in de komende planperiode:

 

III. Huidige situatie

III.1 Beschrijving rioolstelsel

In Gouda wordt het afvalwater en een deel van het hemelwater voor het grootste deel ingezameld via een vrijverval rioolstelsel. Dit afvalwater wordt door een systeem van vrijvervalriolering, gemalen en persleidingen afgevoerd naar het eindrioolgemaal aan de Bosweg in de wijk Korte Akkeren. Dit gemaal pompt het rioolwater naar de RWZI ten zuiden van de Hollandse IJssel. De wijk Westergouwe, die nieuw wordt ontwikkeld, voert af naar RWZI Kortenoord (in beheer van HH van Schieland en de Krimpenerwaard).

 

III.1.1Stelseltypen (per wijk)

 

De verschillende stelseltypen vrijvervalriolering aanwezig in Gouda bestaan uit opgeboeide, gemengd, gescheiden en verbeterd gescheiden riolering. Een overzicht van de stelseltypes voor heel Gouda is te vinden Bijlage IV. Grofweg kan de volgende verdeling worden gemaakt:

Binnenstad

Gemengd en opgeboeid

Vooroorlogse wijken

Gemengd, opgeboeid en gescheiden

Naoorlogse uitbreidingen

Gemengd en opgeboeid

Bloemendaal en Goverwelle

Gescheiden

Bedrijventerreinen

Verbeterd gescheiden

Een opgeboeid rioolstelsel houdt in dat het stelsel permanent vol met water staat door middel van interne overstorten, die afvoeren op een bemalen transportriool (Figuur III-1). Het opboeien van rioolstelsels is noodzakelijk gebleken in sommige delen van Gouda, omdat de ondergrond zettingsgevoelig is. Hierdoor kunnen lekkages ontstaan, wat in combinatie met hoge grondwaterstranden, kan leiden tot het instromen van grondwater in het rioolstelsel. Dit beïnvloedt de grondwaterstand, wat ongewenste effecten zoals paalrot en verdere zettingen tot gevolg kan hebben. Een overzicht met locaties van opgeboeide riolering is opgenomen in Bijlage IV.

 

Figuur III-1 Overzicht werking opgeboeid stelsel.

 

In de buitengebieden wordt het afvalwater voornamelijk door middel van drukrioleringssystemen ingezameld en getransporteerd. De gemeente Gouda heeft circa 250 pompunits in beheer, verdeeld over 52 clusters.

 

III.1.2Aanwezige voorzieningen

 

Het rioolstelsel is opgedeeld in verschillende bemalingsgebieden, waarvan een overzicht staat in Bijlage IV. Deze bemalingsgebieden zijn met elkaar verbonden door middel van interne overstorten of rioolgemalen. Een overzicht van het totale rioolstelsel met samenhang van bemalingsgebieden staat geïllustreerd in het stroomschema, opgenomen in Bijlage IV (N.B. Het stroomschema geeft de situatie weer van januari 2012).

 

Tabel III-1 geeft een overzicht van de aanwezige lengte aan riolering en hoeveelheid voorzieningen.

 

Circa 43% (108 km) van de riolering is onderheid vanwege de zettingsgevoelige ondergrond. In Bijlage IV is een kaart opgenomen met een overzicht van de locaties van onderheide riolering.

 

Tabel III-1 Overzicht aanwezige voorzieningen

Omschrijving

Omvang

 

Riolering, totaal (vrijverval + persleidingen)

252

Km

Riolering bemalen

111

Km

Riolering opgeboeid

35

Km

Riolering opgeboeid

88

Lm

Regenwaterriolering

50

Km

Persleidingen, inclusief drukriolering

52

Km

Kolkenleidingen

291

Km

Drainageleidingen

41

Km

Drukrioleringsclusters

52

Stuks

Pompunits

255

Stuks

Inspectieputten

5475

Stuks

Overstortputten

59

Stuks

III.1.3 Gemalen en overstorten

De gemalen kunnen worden onderscheiden in hoofdgemalen en secundaire gemalen. Het eindgemaal aan de Bosweg in Korte Akkeren wordt beheerd en onderhouden door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Tabel III- geeft een overzicht van alle grote gemalen en hun leeftijd. Tabel III. en Tabel II geven, respectievelijk, een overzicht van de leeftijdscategorieën en het aantal gemalen. Een overzicht met locaties van de gemalen en overstorten is te vinden in Bijlage IV.

 

TabelIII-2Overzichtgemalenmeteentotalecapaciteitvanmeerdan100m3 per uur enhun leeftijd.(ATS:

Afvalwater TransportSysteem)

 

Tabel III.3 Overzicht leeftijden alle gemalen.

 

In bedrijf sinds

Aantal gemalen

1992-1995

12

1996-2000

7

2001-2005

12

2006-2010

14

2011-2015

29

>2015

3

Onbekend

8

 

 

Tabel III-4 Overzicht aantal gemalen per soort.

Soort gemaal

Aantal

Rioolgemalen

66

Tunnelgemalen

8

Hemelwatergemalen

10

Drainagemaal

1

Drukrioleringsclusters (CVK’s)

52

 

III.1.4. Leeftijd vrijverval rioolstelsel

 

Tabel III. geeft een overzicht van de leeftijdsopbouw van de riolering en persleidingen. Een kaartmet de leeftijdsopbouw is bijgevoegd in Bijlage IV.

Tabel III.5 Overzicht leeftijdsopbouw riolering.

 

Leeftijdscategorie

Lengte (km)

< 1930

6

1930-1950

6

1950-1960

7

1960-1970

9

1970-1980

41

1980-1990

25

1990-2000

45

2000-2010

45

> 2010

67

 

III.1.5 Niet gerioleerde panden

Het aansluitpercentage is in Gouda bijna 100%. Tijdens de vorige planperiode zijn twee definitiefases uitgevoerd om de stand van zaken aangaande niet gerioleerde panden inzichtelijk te maken.

 

De eerste definitiefase betreft de niet aangesloten panden aan de Provincialeweg die langs de nieuwbouwwijk Westergouwe loopt. De ontheffing van de zorgplicht riolering die voor deze panden gold (verleend door de Provincie Zuid-Holland in 2008), is verlopen per 1 januari 2016. Een deel van deze panden worden via een perssysteem op de riolering van Westergouwe aangesloten. Voor de overige panden is geadviseerd maatwerkoverleg te voeren met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard om te komen tot verlenging van de ontheffing van de zorgplicht.

 

De tweede definitiefase betrof alle overige panden die nog niet aangesloten zijn, met name panden in het centrum en een aantal woonarken. Dit heeft geleid tot een lijst van deze panden en hoe ze aangesloten kunnen worden. Deze inventarisatie is, met een plan van aanpak en kostenraming, beschreven in het rapport Ongezuiverde lozingen afvalwater inventarisatie, Gemeente Gouda (Van Hoof, 1 september 2017).

 

III.1.6Riolen op particulier terrein

 

De verantwoordelijkheid van riolering op particulier terrein ligt bij de eigenaar van het terrein. Als er klachten binnenkomen over slechte afstroming en het blijkt dat dit wordt veroorzaakt door problemen in particuliere riolering, dan wordt de eigenaar naar een aannemer doorgestuurd om dit op te lossen. De regels omtrent huisaansluitingen zijn opgenomen in de Aansluitverordening Riolering Gouda (2015).

 

In Bijlage IV zijn kaarten opgenomen die overzicht geven van de locaties van riolering die niet bij de gemeente in beheer is.

 

III.2Toestand

 

III.2.1Kwaliteitstoestand vrijvervalriolering

 

In de kaartenbijlage - Bijlage IV - is een overzicht met inspectiebeoordelingen van de leidingen opgenomen. Ook is in deze bijlage een overzicht van de inspectiebeoordelingen op het gebied van stabiliteit van de riolering opgenomen. Aanvullend is in deze bijlage op kaart weergegeven welke riolen voor en welke na 1 januari 2014 voor het laatst geïnspecteerd zijn is in deze bijlage opgenomen.

 

Riolering wordt op korte termijn gerepareerd als uit inspectieresultaten naar voren komt dat er veel infiltratie plaatsvindt. Wanneer blijkt dat riolering lek is wordt deze, indien mogelijk, doelmatig gerepareerd, evenals riolen die niet binnen vijf jaar vervangen worden. De afgelopen periode is inzichtelijk gemaakt welke riolen niet binnen de geplande projecten vielen. Deze zijn benoemd als aparte projecten zodat de riolen in deze gebieden ook gerepareerd worden.

 

III.2.2Toestand rioolgemalen

 

Storingen in gemalen worden bijgehouden in monitoringsysteem H2gO. Voor het kalenderjaar 2017 is een verkennende analyse gedaan naar de storingen in rioolgemalen. Tabel III- geeft een overzicht van de acties per gemaal die zijn ondernomen nadat een gemaal in storing is gegaan. Alleen de gemalen met in totaal meer dan tien acties zijn opgenomen. Vooral het gemaal FW Reitzstraat (in gebruik sinds 2008) is veel in storing geweest.

 

Tabel III-.6 Overzicht storingen en acties in rioolgemalen in 2017. Alleen gemalen met in totaal meer dan 10 acties zijn opgenomen. N.B: Deze tabel is tot stand gekomen door een verkennende analyse waarbij niet alle beschikbare data is meegenomen. Deze tabel geeft dus slechts een indicatie van het aantal storingen.

RIOOLGEMAAL

Iets

Actie

Onderzoek/

Onderdeel

Pompen

Gemaal

Pomp

TOTALE

aan de

I-real

algemene

vervangen

gelicht en

gereinigd

vervangen

ACTIES

hand

storing/

gereinigd

reset

FW Reitzstraat

6

51

5

62

Da Costakade

9

24

3

36

Julianastraat

5

1

26

1

33

Rondohof

1

25

2

4

32

Tunnelhof

1

 

3

1

14

2

 

21

Calslaan

 

 

4

1

13

 

 

18

Nieuwe Haven

 

3

6

 

7

2

 

18

Van Oldenbarneveld

1

 

7

 

5

1

 

14

Achterwillens

 

1

6

 

5

 

 

12

Zoutmanstraat

 

 

2

 

8

1

 

11

III2.3

Toestand pompen drukriolering

 

 

 

 

 

 

 

        

Voor de drukrioleringspompen is eenzelfde soort analyse gedaan als voor de rioolgemalen. Tabel III- geeft een overzicht van de gemalen waarbij meer dan tien acties nodig waren in het jaar 2017.

 

Tabel III-7: Overzicht storingen en acties in drukrioleringspompen in 2017. Alleen gemalen met in totaal meer dan tien acties zijn opgenomen. N.B: Deze tabel is tot stand gekomen door een verkennende analyse waarbij niet alle beschikbare data is meegenomen. Deze tabel geeft dus slechts een indicatie van het aantal storingen.

 

DRUKRIOLERING

Aan/uit

Aardlek/

Gereinigd

Gereset

Niets

Onderdeel

Onderzoek

Persleiding

Pomp

TOTAAL

i.v.m.

besturing/

(put of

aan de

vervangen

of controle

kapot

vervangen

derden

stroom

pomp)

hand

14

9

28

35

71

42

49

3

5

256

Bloemendaalseweg

2

7

5

9

4

1

28

Voorwillenseweg

2

1

1

4

8

6

22

Goudkade

7

4

3

3

1

1

19

Goejanverwelledijk

2

2

3

5

1

4

1

18

Zuider Ijsseldijk

2

1

10

3

16

Achterwillens

1

7

2

3

13

Pijpenpad

1

3

2

2

3

11

 

III.2.4Vervangingen en reparatie

 

Per gebied is er een strategie omtrent reparaties en vervangen beschreven welke vertaald is in een GIS-systeem. Er zijn geen specifieke gebiedsplannen per gebied opgesteld. De strategie wordt per project bepaald, en keuzes worden afgestemd tussen de afdelingen projecten openbare ruimte (POR) en beheer openbare ruimte (BOR).

 

III.2.5Kolkenleidingen

 

Hemelwater wordt deels via kolkenleidingstelsels ingezameld en rechtstreeks naar het oppervlaktewater afgevoerd. De kolkenleidingen bevinden zich in heel Gouda. In Bijlage IV is een overzicht opgenomen van het hemelwaterstelsel inclusief kolkenstelsel. Dit overzicht is echter niet volledig, omdat er diverse locaties zijn waar nog geen gegevens van bekend zijn en de kolkenstelsels daarom nog niet geregistreerd zijn in het beheerpakket.

 

In de praktijk blijkt dat er zich verscheidene problemen voordoen omtrent (oude) kolkenstelsels:

  • Ligging kolkenleidingen zijn niet overal bekend

  • Slechte staat van het materiaal (scheuren)

  • Oude en vervuilde stelsels

  • Leidingen zijn slecht te bereiken om te reinigen/spoelen (geen inspectieputten)

  • Sommige verzamelleidingen zijn beperkt bereikbaar omdat ze zich onder particulier terrein bevinden

  • Afgeknelde/afgebroken kolkafvoeren door zetting van de ondergrond

  • Water op straat door gebrekkige afvoer

  • Spoelgaten door scheuren in leidingen

Bij nieuwe rioleringsprojecten wordt een robuuster HWA-stelsel aangebracht.

 

III.2.6Aantastingsproblematiek

 

Doordat de rioolstelsels in het bemalingsgebied Bloemendaal lang en vlak zijn heeft het rioolwater een lange verblijftijd. Door rottingsgassen ontstaat daarom versnelde aantasting van de rioolbuizen en stankoverlast. Om dit te voorkomen wordt op 13 locaties Nutriox geïnjecteerd in het rioolstelsel ter bestrijding van zwavelwaterstof (H2S). Tijdens de planperiode van het GRP 2014-2018 is een meetplan opgesteld om onderzoek te doen naar het Nutriox gebruik en het effect van de aanleg van het ATS hierop. Uit dit onderzoek is een advies naar voren gekomen die voornamelijk gericht is op het aanpassen van de dosering. Op de meeste locaties kan de dosering worden verminderd, of zelfs worden stopgezet. Ook is het op sommige locaties nodig het meetprogramma door te zetten, en meldingen omtrent stankoverlast nauwlettend in de gaten te houden (Rapportage Nutriox Praktijktoets. (RHDHV, 2 juli 2018)).

 

III.3

Functioneren rioolstelsel

III.3.1

Afvalwatertransportsysteem (ATS)

Tijdens het GRP 2014-2018 is het bestaande persleidingsysteem aangepast en uitgebreid. Het

ATS van Bloemendaal is gerealiseerd en de gemalen zijn ingeregeld. Ook het ATS Bosweg is voor

het grootste gedeelte uitgevoerd, maar een aantal gemalen moeten hier nog op worden

aangesloten.

III.3.2

Hydraulisch en milieutechnisch functioneren vanuit BRP

Tijdens de vorige planperiode zijn geen nieuwe basisrioleringsplannen (BRP’s) opgezet. Het BRP

van Korte Akkeren is in 2014 uitgevoerd, de rest van de wijken zijn voor 2014 uitgevoerd. De

kennis over het functioneren van het rioolstelsel is vanuit de BRP’s weinig veranderd sinds het

vorig GRP.

Middels berekeningen wordt het functioneren van het rioolstelsel getoetst, waarbij onderscheid

wordt gemaakt tussen hydraulische- en vuilemissieberekeningen. De hydraulische berekeningen

worden gedaan om inzicht te krijgen in het water-op-straat beeld en zo knelpunten te kunnen

identificeren. Dit wordt gedaan aan de hand van modelberekeningen waarbij een model van het

rioolstelsel belast wordt met standaard neerslaggebeurtenissen (Bui 08, Bui 09 & Bui 10 volgens

de Leidraad Riolering). Hierbij wordt bui 08 gebruikt als ontwerpbui, wat concreet betekent dat

er bij nieuw ontworpen riolering geen water op straat mag optreden bij deze

neerslaggebeurtenis. Bui 09 en Bui 10 worden gebruikt om inzicht te krijgen in waterstromen.

Tot op heden zijn nog geen modelberekeningen gedaan met klimaatbuien. De

vuilemissieberekeningen worden gedaan om inzicht te krijgen in de vuilemissie op het

oppervlaktewater in gebieden met gemengde riolering.

 

III.3.3Wateroverlast vanuit meldingen

 

Meldingen met betrekking tot riolering en wateroverlast komen sinds januari 2018 binnen bij het Meldpunt Openbaar Gebied (MOG). Figuur III-2 geeft een overzicht van het aantal meldingen tijdens de periode 2014-2017, opgesplitst in subcategorieën. Sinds de registratie via MOG zijn de meldingen opgedeeld in meer subcategorieën en wordt ook geregistreerd uit welke wijk een melding komt. Figuur III-3 geeft een overzicht van het aantal meldingen van het huidige jaar die tot 9 juli 2018 zijn binnengekomen, die betrekking hebben op (grond)wateroverlast en riolering, uitgesplitst per wijk.

 

 

Figuur III-3 Overzicht aantal meldingen per wijk met betrekking tot (grond)wateroverlast en riolering.

 

III.3.4Foutaansluitingen gescheiden stelsels

 

Uit de praktijk blijkt dat aansluitingen op gescheiden stelsel soms verwisseld zijn. Dit betekent dat afvalwater is aangesloten op het hemelwaterstelsel en hemelwater op het afvalwaterstelsel

 

Er wordt op dit moment door de gemeente niet actief gezocht naar dergelijke foutaansluitingen. Als er een melding wordt gedaan vindt onderzoek plaats.

 

III.4Beheer en onderhoud

 

III.4.1 Gegevensbeheer

 

De gegevens met betrekking tot het rioolstelsel worden beheerd in een geautomatiseerd beheersysteem. Hierin staan de geometrische gegevens van de riolering, gegevens over de toestand van de riolering en meetgegevens met betrekking tot hydraulisch functioneren.

 

De geometrische gegevens en de inspectiegegevens van de riolering zijn opgeslagen in het beheerpakket Kikker.

 

III.4.2Gemalenbeheer en meetgegevens

 

Sinds 2013/2014 zijn de gemalen, waaronder ook de drukrioleringsgemalen, aangesloten op het gemeentelijk telemetriesysteem H2gO. Dit maakt het mogelijk om het functioneren van het rioolstelsel vanaf een centrale post te beoordelen en besturen. Ook komen, via een storingssignalering, storingen van gemalen op het gemeentelijk telemetriesysteem H2gO binnen.

 

III.4.3Dagelijks beheer

 

Op dit moment wordt het dagelijks beheer en onderhoud van de openbare ruimte uitgevoerd door Cyclus N.V. Het dagelijks beheer van de riolering blijft bij Cyclus tot 31 december 2018. Per 1 januari 2019 zal het dagelijks onderhoud op basis van nieuwe contracten plaatsvinden.

 

III.4.4Meetplan

 

In 2013 zijn, op basis van een meetplan, nieuwe meetvoorzieningen zoals overstortmeters, debietmeters in rioolgemalen en regenmeters geplaatst. Deze data wordt verzameld in het monitoringsysteem H2gO. Een overzicht met locaties van overstortmeters is opgenomen in Bijlage IV. Via het portaal zijn de meetgegevens gemakkelijk in te zien. Analyses van deze metingen vinden, echter, nog niet plaats.

 

III.4.5Communicatie (naar burgers en bedrijven)

 

Burgers en bedrijven worden meestal door middel van nieuwsbrieven, bijeenkomsten en een website geïnformeerd over projecten. Op de website van de Gemeente Gouda is per project een omschrijving te vinden en kunnen documenten over het project gedownload worden.

 

Wanneer het gaat om het ombouwen van huisaansluitingen wordt een communicatietraject opgestart met de bewoners, zodat er goed gecommuniceerd wordt over de eigendom van de huisaansluiting en eventuele gevolgen die maatregelen hebben op het grondwater.

 

Klachten en andere meldingen komen binnen bij het Meldpunt Openbaar Gebied. Meldingen met betrekking tot wateroverlast en riolering worden doorgezet naar de buitendienst en coördinator riolering.

 

III.5Grondwater

 

III.5.1Grondwatermeetnet

 

Het grondwatermeetnet van Gemeente Gouda bestaat uit 102 meetpunten waar de grondwaterstand gemonitord wordt. De meetpunten bevinden zich met name in de binnenstad en de wijken Korte Akkeren, Kort Haarlem en Noord (Figuur III-4). De meetgegevens zijn ontsloten in een online portaal die makkelijk toegankelijk is voor de desbetreffende medewerkers van Gemeente Gouda. De monitoring en controle van grondwaterpeilbuizen is uitbesteed aan derden.

 

Figuur III-4 Overzicht met meetpunten grondwaterstand.

 

III.5.2Communicatie over grondwater

 

Wanneer er sprake is van structureel te hoge of te lage grondwaterstand neemt de gemeentemaatregelen in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld:

 

  • 1.

    Er sprake is van een structurele belemmering van de bestemming van een perceel door een structureel te hoge of lage grondwaterstand, dus niet bijvoorbeeld door een laag maaiveld (te geringe ontwateringsdiepte), lage kruipruimtebodem of bouwkundige gebreken.

  • 2.

    Uit onderzoek blijkt dat de maatregelen op openbaar terrein de grondwaterschade bestrijden (de maatregelen hebben effect).

  • 3.

    Uit een afweging blijkt dat maatregelen in de openbare ruimte leiden tot de laagst mogelijke kosten (de economisch optimale oplossing).

  • 4.

    De uitvoerings- en beheerskosten van maatregelen door de gemeente staan in verhouding met (mogelijk toekomstige) kosten van maatregelen door particulieren dan wel (mogelijk toekomstige) schade van particulieren.

Bij rioolvervangingsprojecten wordt drainage of een infiltratie-transportriool (IT-riool) aangelegd waarmee het grondwater op peil kan worden gehouden, zowel in natte als droge peridoen. Deze wordt aangesloten op het omliggende oppervlaktewater.

 

IV. Kaartenbijlagen huidige situatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

V. Prestatie Indicatoren (PI)

 

Toelichting werkwijze

 

Prestatie Indicatoren (PI) worden door organisaties gebruikt als variabelen om prestaties te analyseren. Aan de PI is af te lezen of een organisatie op koers ligt voor de gestelde doelen.

 

De opbouw van PI en KPI (Kritieke Prestatie Indicatoren) volgt uit de brondata (Figuur VI-1). Hierin wordt toegewerkt naar aggregatie, zodat de kern - waarop gestuurd moet worden - overblijft. De KPI’s zijn dus een managementinstrument. Verschillende gemeenten en samenwerkingsverbanden gebruiken inmiddels prestatie indicatoren Ook binnen het Bestuursakkoord Water worden KPI’s ingezet om de doelen te monitoren.

 

Op het GRP-niveau biedt de KPI de structuur om de gewenste situatie vast te stellen, en deze concreet te maken in meetbare PI. Het biedt hiermee een alternatief voor de DoFEMaMe-systematiek. Aan het eind van de GRP-periode wordt gekeken of de gestelde PI hun streefwaarden hebben gehaald. Vervolgens kunnen de PI voor de nieuwe planperiode worden aangescherpt (wijziging van lange-termijn beleid).

 

Daarnaast kan tussentijds op het operationeel niveau (jaarlijks beleid) worden bijgestuurd aan de hand van de KPI. Een belangrijke meerwaarde van de KPI’s is namelijk dat deze zich baseert op een structurele monitoring van de onderliggende PI. Dit betekent dat trends van de PI door het jaar heen kunnen worden gevolgd. Dit vereist een actieve houding van de gemeente in de data-analyse, maar heeft een beter gefundeerd operationeel beleid als resultaat.

Figuur VI-1 Schematische weergave van KPI-werkwijze

 

Prestatie Indicatoren voor Gouda

 

 

VI. Resultaten Stresstest

1. Opgaven

 

Een vergelijking van het gewenste toekomstbeeld met de huidige situatie leidt tot de opgaven voor Gouda per klimaatthema. De opgaven zijn op kaart weergegeven.

 

Hevige neerslag

 

Een klimaatbui (100 millimeter in twee uur) is doorgerekend met het modelinstrumentarium 3Di om zicht te krijgen op kwetsbare gebieden bij hevige neerslag.

 

In Figuur 1 op de volgende bladzijde zijn de belangrijkste opgaven voor hevige neerslag in Gouda weergegeven. Het gaat om:

 

  • Locaties 1, 2 en 3 - Risico voor het niet begaanbaar zijn van hoofdwegen voor (calamiteiten)verkeer. Het gaat om drie noord-zuid verbindingen onder het spoor door.

  • Locaties 4, 5 en 6 – Risico voor niet begaanbare wijkontsluitingswegen respectievelijk Bloemendaal, Plaswijck en Goverwelle voor (calamiteiten)verkeer.

  • Locatie 7 – Risico’s wateroverlast panden in de binnenstad

  • Locaties 8, 9, 10,11 en 12 – Risico wateroverlast panden in Kadebuurt en Kort Haarlem (omgeving Stadsschouwburg, Kadebuurt-Oost, IJssellaan en Spaardersbad)

  • Locatie 13 – Risico wateroverlast panden Korte Akkeren

  • Locatie 14 – Risico wateroverlast voetbalvereniging

  • Locaties 15 en 16 – Risico wateroverlast bedrijventerrein Kromme Gouwe

  • Locatie 17 – Risico wateroverlast scholen

  • Locatie 18 – Risico wateroverlast Groene Hart Ziekenhuis

  • Locatie 19 – Risico wateroverlast bedrijven Graaf Florisweg

  • Locatie 20 – Risico wateroverlast sportvelden Goverwelle

  • › Locatie 21 – Risico wateroverlast winkelcentrum Goverwelle

  • › Locaties 11 en 12 – Risico’s op wateroverlast pandenOpgemerkt wordt dat brandweerkazerne en politiebureau geen verhoogd risico hebben op wateroverlast bij hevige neerslag. Wel ondervinden zij mogelijk overlast doordat hoofd- en uitvalswegen gedeeltelijk onderlopen en zij daardoor onbereikbaar worden vanuit delen van de stad.

 

Droogte

 

Een van de grootste opgaven voor Gouda betreft de zakking van panden en openbaar terrein. Deze opgave wordt binnen het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie zowel onder het thema droogte als wateroverlast genoemd. Droogte kan het proces van zakking versnellen; tegelijk ondervinden de verzakte gebieden de grootste risico’s op wateroverlast. In deze klimaatstrategie wordt deze opgave gevat onder het thema droogte.

 

In Figuur 2 (zie volgende bladzijde) zijn de belangrijkste droogte-opgaven weergegeven vooGouda. Het gaat om:

  • Locatie 1 - Zakking van op staal gefundeerde panden in de gehele Binnenstad

  • Locaties 2, 3 en 4 – Lokale zakking van panden in de Kadenbuurt, Kort Haarlem, de Korte Akkeren en Noord

  • Locatie 5 – Risico op verdroging en verslechtering waterkwaliteit natuur- en recreatiegebied Heemtuin

  • Locatie 6 – Risico op zoutindringing via Hollandse IJssel

Hitte

 

Om de hittestresskaart te maken zijn de AHN3 (Actueel Hoogtebestand Nederland) en de landgebruikskaart gebruikt. Verharding (straten, pleinen, daken) en gebrek aan schaduw leveren een beeld op van warmte. Aanwezigheid van schaduw, met name door hoge gebouwen en bomen, levert plekken op die minder opwarmen. In de berekening met GIS is voor de schaduw uitgegaan van een zonnestand op een vastgesteld tijdsstip.

 

Verharding warmt sneller op en reflecteert de warmte. Dat zorgt voor opwarming van de omgeving. Groen isoleert en neemt warmte op (reflecteert niet). Bomen zorgen voor schaduw en voor verkoeling, doordat zij water verdampen (het ‘natte doek effect’). Uit Figuur 3 blijkt duidelijk dat de bedrijventerreinen het grootste risico hebben op hittestress. De parken en groengebieden zijn de koelste plekken in de stad.

 

Verkoeling in tijden van hitte komt van de wind en van water; met name water dat verdampt. Koelte wordt geleverd door fonteinen en water dat verdampt uit groen. Oppervlaktewater (vijvers, singels) verkoelt niet, zeker niet als het water lager ligt dan de omgeving. Water verkoelt pas als de wind er overheen strijkt.

 

Figuur 3 geeft inzicht waar de gevoelstemperatuur flink oploopt tijdens warme dagen. De kaart geeft het effect van elk type oppervlak op de gevoelstemperatuur.

 

In de kaart zijn enkele opgaven voor extreme hitte in Gouda weergegeven. Het gaat om:

  • Locatie 1 – Risico op hoge gevoelstemperatuur rondom het Groene Hart Ziekenhuis

  • Locatie 2 - Risico op hoge gevoelstemperatuur rondom scholengemeenschap Goudse Waarden

  • Locatie 3 – Risico op hoge gevoelstemperatuur in het winkelgebied van de Binnenstad

  • Locaties 4, 5, 6 en 7 – Risico op hoge gevoelstemperatuur op bedrijventerreinen Goudse Poort en Kromme gouwe, Gouwestroom en Gouds asfalt.

Overstromingen

 

Risico’s op overstroming zijn gebaseerd op de resultaten van Risicokaart (nederland.risicokaart.nl). Figuur 4 laat de maximale waterdiepte zien bij een overstroming met een overschrijdingskans van 1 keer in de 1000 jaar of minder. De kaart is samengesteld uit verschillende dijkdoorbraak scenario’s in het kader van de nationale implementatie van de EU-Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR).

 

Figuur 5 laat het overstroomgebied en maximale waterdieptes zien die kunnen optreden na een doorbraak van regionale waterkeringen (Overstromingsscenario’s CIS Hoogheemraadschap van Rijnland). Opgemerkt wordt dat Korte Akkeren nog ontbreekt in het overstromingsbeeld vanwege incomplete data. Regionale waterkeringen zijn bijvoorbeeld boezemkaden, polderkaden, keringen langs regionale rivieren, kanalen en compartimenteringsdijken. Regionale keringen zijn aangewezen door de provincie. Omdat de gevolgen van een doorbraak van een regionale keringen in het algemeen kleiner zijn, zijn ook de normen van regionale keringen lager.

 

Combinatie van beide beelden levert grofweg twee aandachtsgebieden voor Gouda op:

  • Locatie 1 – Grote gevolgen (>5 meter waterdiepte) voor Polder Westergouwe bij doorbraak primaire keringen (eens per 1000 jaar)

    Locatie 2 – Grote gevolgen (tot 2 meter waterdiepte) voor westelijke delen van Binnenstad en Bloemendaal bij doorbraak regionale keringen

 

 

 

2. Strategie en oplossingsrichtingen

 

In het realiseren van de klimaatambities, het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen kiezen gemeente en hoogheemraadschap een integrale aanpak. In de voorgaande hoofdstukken is de problematiek en de opgave beschreven aan de hand van vier thema’s: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingsrisico’s. In de verschillende delen van de stad zijn verschillende combinaties van thema’s aan de orde. Oplossingen moeten worden gevonden door integraal naar de thema’s te kijken. We kiezen voor zes strategieën, die deels door het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie zijn aangereikt. Het gaat om:

 

Meekoppelen: lopende projecten benutten om klimaatambities te realiseren. In onderstaande figuur zijn de belangrijkste lopende projecten voor riolering weergegeven.

 

Uitvoeren van nader onderzoek: Samen met betrokken partijen doen gemeente en hoogheemraadschap nader onderzoek naar de ernst en omvang risicolocaties met betrekking tot wateroverlast, droogte, hitte en overstromingsrisico’s.

 

Stimuleren en faciliteren. Gemeente en hoogheemraadschap gaan met bewoners, bedrijven, instellingen, nutsbedrijven en andere partijen in gesprek over klimaatrisico’s en maken afspraken over de bijdrage van ieder aan de klimaatopgave.

 

Reguleren en borgen in bestaand en nieuw beleid: de klimaatstrategie kan in bestaande afspraken of agenda’s worden meegenomen. Bestuurlijke vaststelling kan op termijn nodig zodat maatregelen ook afdwingbaar zijn en burgers en bedrijven weten waar ze aan toe zijn. Bestuurlijke ambities op het niveau van de stad kunnen worden vastgelegd in de nieuwe Omgevingsvisie voor Gouda.

 

Uitvoering van ‘no regret’ maatregelen: uitvoeren van maatregelen in het veld die nu al betrekkelijk eenvoudig kunnen worden uitgevoerd en van betekenis zijn voor klimaatadaptatie.

 

De uitvoeringsagenda is een uitwerking van scenario “Midden”. Rioolvervangingen worden met aandacht voor klimaatadaptatie uitgevoerd (robuustheid riolering tot en met Bui 09, mede door aanpassing buitenruimte voor berging en afvoer). De klimaatopgaven uit de stresstest worden meegekoppeld (oplossingsrichtingen 1 t/m 6 Bijlage VI) voor de openbare terreinen.

Uitvoeringsagenda