Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Beleidskader armoede en schulden Gouda 2017-2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader armoede en schulden Gouda 2017-2020
CiteertitelKadernota beleid armoede en schulden 2017-2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-04-2022nieuwe regeling

24-01-2017

gmb-2022-158992

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader armoede en schulden Gouda 2017-2020

Samen mee(r)doen

 

Meedoen is de beste remedie tegen armoede

 

Samenvatting herijkt armoedebeleid 2017-2020

De nota Samen Mee(r) Doen omvat het Goudse beleid voor 2017 tot 2020 tot het bestrijden van (de gevolgen van) armoede en schulden. Het betreft een herijking van het armoedebeleid 2009. De schuldenaanpak liep reeds via het beleidskader schuldhulpverlening tot 2016. Met dit beleid is veel bereikt, maar door de economische crisis is de armoede de afgelopen jaren toegenomen en is het aantal mensen met problematische schulden gestegen. Bovendien zijn met de decentralisaties ingrijpende wijzigingen in wet- en regelgeving doorgevoerd, die aan de basis staan van de transformatie in het sociaal domein. Kortom: een herijking is nodig.

 

Proces

Het nieuwe beleidskader is in samenspraak ontwikkeld met een brede vertegenwoordiging van professionals, vrijwilligers en deskundigen die zich bezig houden met het thema armoede en schulden. Een begin is gemaakt tijdens de stadsconferentie armoede (november 2015). Aansluitend hebben twee multidisciplinair samengestelde werkgroepen geadviseerd over de thema’s regelingen gericht op meedoen en de aanpak van schulden. Parallel daaraan heeft het Nibud de koopkracht van genormeerde huishoudens in Gouda onderzocht, met de minima effectrapportage van eind december 2015 als resultaat. Deze adviezen en Nibud-rapportage zijn verwerkt in het beleidskader zoals nu voorligt. Vanwege de samenhang tussen armoede en schulden is ook het beleidskader gemeentelijke schuldhulpverlening opgenomen.

 

Onze ambitie

Gouda heeft nadrukkelijk haar visie en uitgangspunten voor het sociale domein vastgesteld. Deze ambitie is als volgt: “We stimuleren eigen kracht, scheppen voorwaarden voor participatie en bieden een vangnet voor wie dat nodig heeft”. Het armoedebeleid draagt bij aan het realiseren van die ambitie en gaat uit van dezelfde doelen.

Leven in armoede leidt vaak tot sociaal isolement. Er is schaamte over het gebrek aan geld en vaak belemmert dit om dingen buiten de deur te kunnen doen. Uit alle inspraak, adviezen en informatie van de minima effect rapportage blijkt dat in Gouda sociale participatie onder druk staat bij armoede en schulden.

 

Meedoen is beste remedie

Centraal in het nieuwe armoedebeleid staat daarom: meedoen is de beste remedie tegen armoede!

Meedoen maakt dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en voorkomt sociaal isolement. Meedoen gebeurt op de arbeidsmarkt, maar ook op school of gewoon in de maatschappij. Meedoen betekent dat het individu daarin een eigen verantwoordelijkheid heeft en de overheid daarvoor desnoods ondersteuning biedt als die nodig is om te kunnen (blijven) meedoen. Tegelijk streven we ook in dit beleidskader om zoveel mogelijk problematische situaties te voorkomen die leiden tot armoede en schulden, waardoor sociale participatie onder druk komt te staan. Grip op je geld, is noodzakelijk om te kunnen meedoen.

 

Het nieuwe beleid is daarom opgebouwd uit drie lijnen:

  • 1.

    Preventie van armoede en schulden (voorkomen).

  • 2.

    Minimaregelingen: bij een laag inkomen zijn er mogelijkheden voor ondersteuning zodat meedoen en sociale participatie mogelijk blijft (helpen).

  • 3.

    De aanpak van schulden.

Wat willen we bereiken?

Rondkomen is haalbaar: uit de minima effectrapportage van het Nibud blijken in 2015 in Gouda huishoudens bestaande uit twee volwassenen en oudere kinderen op een minimuminkomen niet in staat het basispakket te kunnen betalen. Na implementatie van dit beleidskader is deze situatie verbeterd1.

 

Meedoen mogelijk maken: we zetten in op grotere sociale participatie voor alle Gouwenaren door het aanbieden van een stadspas. Deze maakt het mogelijk om gratis of voor weinig geld deel te nemen aan activiteiten of uitjes. Dit voorkomt sociaal isolement. De minima effectrapportage 2015 geeft aan dat zeven van de elf onderzochte huishoudtypes niet in staat zijn om het restpakket te bekostigen. Met het nieuwe beleid willen we dat bij een volgende meting het merendeel van de huishoudtypes het restpakket kan betalen.

 

Kinderen hebben de toekomst: met een focus op kinderen en jeugd zetten we in op het voorkomen van armoede. Het is belangrijk dat ze zich kunnen ontwikkelen. Daarom willen we zorgen dat:

  • Kinderen in huishoudens met een laag inkomen óók in de gelegenheid zijn om mee te doen met sporten, muzieklessen, andere culturele activiteiten of lid te zijn van een vereniging.

  • Hebben we een kinderfonds voor situaties waarin de minimaregelingen niet voorzien maar steun aan kinderen nodig is.

  • Bevorderen we financiële educatie.

Toegankelijkheid: We streven naar een optimaal gebruik van minimavoorzieningen door goede bekendmaking van de mogelijkheden. Dit is zowel rechtstreeks aan onze inwoners als indirect door goede informatievoorziening richting het maatschappelijk middenveld, het vereenvoudigen van de toegang door zoveel mogelijk zaken via de stadspas te laten lopen en mensen beter in staat te stellen zelf na te gaan waar ze mogelijk gebruik van kunnen maken via een digitale tool.

 

Een passend aanbod bij schuldenproblematiek (inclusieve schulddienstverlening): We handhaven het hoge aantal succesvol afgesloten trajecten. We streven naar kortere doorlooptijden en minder uitval door betere ketensamenwerking, en door het bieden van ondersteuning bij bijvoorbeeld het ordenen van de administratie.

 

Kwetsbare groepen: Voorkomen huisuitzettingen blijft een belangrijk speerpunt. Voor mensen die toch dak- of thuisloos zijn geworden, zetten we in op het versnellen van de procedures voor het verkrijgen van een adres en wegnemen van belemmeringen bij de aanvraagprocedures voor voorzieningen.

We zetten in op het terugdringen van het aantal uitkeringsgerechtigden dat in de bestuursrechtelijke premieheffing zorgverzekeringen zit en daardoor onvoldoende verzekerd is voor zorgkosten.

 

Wat gaan we daarvoor doen:

 

 

Financiën:

De maatregelen maken het mogelijk meer te doen met bestaande middelen aan het bestrijden van armoede en schulden. We bieden met de stadspas en een uitbreiding van de kindregelingen meer voorzieningen voor mensen met een laag inkomen.

 

Hoofdstuk 1. Inleiding en achtergronden

Inleiding

In het coalitieakkoord “Gouda daagt uit!”is opgenomen:

 

  • We handhaven en herijken op onderdelen het integraal armoedebeleid, gericht op het voorkomen van schulden (preventie) en het snel in kaart brengen van dreigende problemen (vroegsignalering). De schuldhulpverlening moet op orde blijven. Hoofddoel is mensen in het arbeidsproces te reïntegreren en sociale uitsluiting voorkomen. Door een focus op jeugd willen we ‘overerven’ van armoede zoveel mogelijk tegengaan.

De oude beleidsnota “kaders integraal armoedebeleid 2009-2012” en sindsdien is er veel veranderd. Nederland kwam in een economische crisis waardoor meer mensen hun werk verloren en op den duur in zijn gestroomd in de bijstand. Het aantal huishoudens dat niet rondkomt of schulden heeft, is de laatste jaren toegenomen en de gemiddelde schuldenlast gestegen. Ook is ons perspectief op de rol van de overheid veranderd. Met de decentralisatie van Jeugdzorg, een deel van de Awbz taken en wijzigingen in het sociale bestel van uitkeringen en financiële voorzieningen, zijn de meeste voorzieningen voor burgers gewijzigd. Ook wordt een beroep gedaan op de eigen kracht en oplossingen van mensen.

 

Om optimaal op deze veranderingen in te kunnen spelen is een andere kijk op armoedebeleid nodig. Daarbij is bepaald dat op de beschikbare middelen gedurende de gehele coalitieperiode niet wordt bezuinigd.

 

1.2. Armoedebestrijding is een gezamenlijke taak

Het college is van mening dat de uitdaging bij armoedebestrijding in Gouda ligt in een integrale aanpak samen met instellingen, ondernemers en inwoners in de stad.

 

Bestrijden of verlichten van de gevolgen van armoedebeleid is breder dan alleen het verstrekken van minimavoorzieningen of inkomenssteun. Naast hulp bij het voorkomen en oplossen van financiële problemen is (tijdelijke) ondersteuning om maatschappelijk mee te kunnen doen net zo belangrijk. Armoedebestrijding is maatwerk en vergt een integrale aanpak.

 

Deze kadernota heeft daarom als kernboodschap: Samen mee(r)doen!

 

  • 1.

    Samen: met de stad, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, vrijwilligers en gefaciliteerd door de gemeente

  • 2.

    Meedoen: De beste remedie tegen armoede is meedoen en de gemeente Gouda zet met het participatiebeleid sterk in op werken naar vermogen2. Echter, een van de meest in het oog springende gevolgen van armoede, is dat mensen geen mogelijkheden meer hebben om maatschappelijk mee te doen, om te participeren in de samenleving. Uit de minimaeffect rapportage 2015 van het Nibud blijkt dat in Gouda de meeste huishoudens nog wel rondkomen voor wat betreft de vaste lasten van het basispakket, maar dat er geen geld is om te kunnen meedoen, om sociaal te participeren. Meedoen mogelijk maken, verlicht de gevolgen van een leven in armoede en is daarom een van de doelen van het Goudse armoedebeleid.

  • 3.

    Meer: met de herijking van het beleid willen we ook simpelweg meer doen, meer bereiken.

1.3. Totstandkoming armoedebeleid

Armoede is een complex maatschappelijk probleem, dat alleen in samenwerking is aan te pakken. De herijking van het armoedebeleid heeft dan ook plaatsgevonden door, voor en met maatschappelijke instellingen, vrijwilligers en professionals, ondernemers en materiedeskundigen. Met al deze betrokkenen hebben we gewerkt aan verzamelen van gegevens, het ophalen van de laatste stand van de wetenschap etc.

 

Op de eerste plaats is kennis genomen van informatie over armoede, cijfers en inzichten die beschikbaar is in onderzoeksrapporten en ervaringen van andere gemeenten. Verder is er een brede dialoog gevoerd met vertegenwoordigers van Goudse organisaties. Op 4 november 2015 heeft de gemeente Gouda een brede conferentie gehouden met als doel om met een ruime afvaardiging van professionals uit het maatschappelijk veld in Gouda te spreken over het bestrijden van armoede in de stad. Op deze conferentie is gesproken over de meest gewenste aanpak van armoede in Gouda. Aansluitend hebben verschillende mensen actief aan werkgroepen deelgenomen om nadere uitwerking te geven aan deze ambitie. De pluriform samengestelde werkgroepen hebben zich bezig gehouden met adviezen en aanbevelingen op twee thema’s:

 

  • Minimaregelingen en voorzieningen die nodig zijn om te kunnen meedoen

  • Preventie van schulden en verbetering van schuldhulp

De aard van de aanbevelingen en adviezen was zeer divers. Van meer beleidsmatige thema’s tot het signaleren van direct op te lossen knelpunten in de uitvoering. De samenvatting van de onderwerpen en adviezen is opgenomen als bijlage 1.

 

Gelijktijdig heeft een groep van Goudse ondernemers nagedacht over manieren om hun aanbod beter en aantrekkelijker aan te bieden aan Goudse inwoners, zonder dat daarbij hun insteek specifiek is gericht op betere voorzieningen voor minima. Daarnaast hebben ook gemeenteraadsleden in een raadswerkgroep hun inbreng geleverd. Al deze inbreng is meegenomen bij de totstandkoming van deze nota.

 

Parallel aan het hele traject heeft het Nibud een onderzoek uitgevoerd op basis van het vigerende Goudse minimabeleid naar de koopkracht van diverse huishoudtypes. Dit geeft een beeld van de mogelijkheden van die huishoudens om rond te komen in Gouda. Deze minima-effect rapportage is als bijlage 2 bij de nota gevoegd.

 

Het geheel aan informatie, adviezen, aanbevelingen en de koopkrachtanalyse is vertaald naar een set nieuwe maatregelen en beleidslijnen waarmee nieuwe impulsen gegeven worden aan het voorkomen, dan wel bestrijden van armoede. Of op zijn minst het verlichten van de gevolgen van een leven in armoede.

 

1.4. Positionering ten opzichte van aanpalende beleidsterreinen

Het armoedebeleid heeft een directe relatie met veel andere beleidsterreinen, zoals Wmo, jeugd, gezondheidsbeleid, werk en inkomen. Werkloosheid leidt tot inkomensverlies en kan reden zijn om in armoede te geraken. Ook is bekend dat een laag inkomen kan leiden tot grote zorgen en schulden en daardoor kan leiden tot problemen op het vlak van huisvesting, gezondheid, participatie en opvoeding. Belemmeringen om aan het werk te komen worden daardoor groter.

Dit beleidsplan probeert niet om alle problemen die kunnen spelen bij minima aan te pakken en op te lossen. Bestrijden van armoede vraagt een integrale aanpak en werkwijze. Dit betekent dat ook binnen andere beleidsterreinen rekening wordt gehouden met de gevolgen van beleidskeuzes voor minima zoals bijvoorbeeld met betrekking tot wonen of gemeentelijke belastingen. In dit beleidsplan staan voornamelijk zaken die niet onder andere thema’s te regelen zijn.

 

Uiteraard dienen we daarbij wel kennis te hebben en te houden van de ontwikkelingen op deze overlappende terreinen en consequent te blijven in wat we doen. We moeten oog houden voor de integrale gevolgen van gemeentelijk beleid. Fnuikend voor effectief armoedebeleid zou zijn dat de gemeente met de ene hand geeft en met de andere hand weer neemt.

 

1.5. Armoedebeleid en ondersteuning bij schulden

Armoedebeleid richt zich erop om mensen met een laag inkomen of een problematische schuldenlast, in staat te stellen mee te doen en om de financieel meest kwetsbaren gerichte ondersteuning te geven ter voorkoming van erger. Bij voorkeur ondersteunen wij mensen naar meer stabiliteit van hun financiële situatie. Armoede en schulden zijn met elkaar verbonden. Armoede leidt vaak tot schulden en schulden zijn vaak een oorzaak van armoede. Armoedebestrijding kan niet zonder hulp en ondersteuning bij schulden. Bij de totstandkoming van het armoedebeleid is scherp naar voren gekomen dat het huidige beleid voor hulp bij schulden ook op onderdelen kan worden versterkt. In deze nota staan de kaders en uitgangspunten voor het ondersteunen van onze inwoners met schulden die de komende jaren worden toegepast.

Hoofdstuk 2. Visie op bestrijding van armoede en schulden.

2.1. Inleiding

Met de integrale beleidsnota sociaal domein “Iedereen doet mee”, heeft Gouda nadrukkelijk haar visie en uitgangspunten voor het sociale domein vastgesteld. Deze ambitie is als volgt geformuleerd:

 

  • We stimuleren eigen kracht, scheppen voorwaarden voor participatie en bieden een vangnet voor wie dat nodig heeft.

Deze ambitie zetten we om in zes maatschappelijke doelen voor de komende jaren.

  • 1.

    Kinderen en jongeren groeien gezond en veilig op en krijgen de kans zich te ontwikkelen;

  • 2.

    Iedereen die kan werken, werkt naar vermogen of is actief voor de samenleving;

  • 3.

    Ouderen en mensen met een beperking zijn zo lang mogelijk zelfredzaam en participeren in de samenleving;

  • 4.

    Mensen nemen in eerste instantie verantwoordelijkheid voor hun situatie en dragen zo veel mogelijk bij aan de oplossing van hun problemen en die van anderen;

  • 5.

    Inwoners vinden hulp en ondersteuning dichtbij, in de buurt;

  • 6.

    Voor wie dat nodig heeft, is een veilig vangnet beschikbaar.

Deze ambitie en doelen vormen ook het kader voor het Goudse armoedebeleid. Het voorkomen en bestrijden van armoede draagt bij aan het vergroten van zelfredzaamheid en eigen kracht, maar armoede is ook een complex probleem dat breder is dan alleen het hebben van weinig geld. In alle opzichten geldt dan ook dat “meedoen” centraal staat.

 

Meedoen is de beste remedie tegen armoede. Meedoen maakt dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en voorkomt sociaal isolement. Meedoen gebeurt op de arbeidsmarkt, maar ook op school of gewoon in de maatschappij door het verrichten van vrijwilligerswerk of door lid te zijn van een vereniging. Meedoen betekent dat het individu daarin een eigen verantwoordelijkheid heeft en de overheid daarvoor desnoods ondersteuning biedt als die nodig is om te kunnen (blijven) meedoen.

 

Om te komen tot een effectieve aanpak van armoede, is het belangrijk om meer stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van leven in armoede. Kennis daarvan draagt bij aan het verbeteren van onze aanpak. In dit hoofdstuk staan we daarom stil bij meer algemene kennis over risicogroepen, oorzaken en gevolgen van armoede en schulden. We sluiten we af met conclusies die van belang zijn voor de inrichting van het te voeren beleid en onze visie op de bestrijding van armoede en schulden.

 

2.2. Oorzaken en gevolgen van een leven in armoede

Leven in armoede betekent vooral leven met (te) weinig geld. Uit wetenschappelijk onderzoek is inmiddels onomstotelijk vast komen te staan dat de gevolgen van leven in armoede van grote invloed zijn op de mogelijkheden van mensen om weer uit deze situatie te komen. Dit mechanisme wordt helder verwoord door Rutger Bregman naar aanleiding van een interview3 met Eldar Shafir, hoogleraar en met Sendhil Mullainathan auteur van het boek Schaarste4:

 

  • “Het maakt niet zo gek veel uit wat dat gebrek is: te weinig tijd, geld, vrienden, calorieën – het zorgt allemaal voor een ‘schaarstementaliteit’. En dat brengt voordelen met zich mee. Mensen die schaarste ervaren, zijn goed in het managen van hun korte termijn problemen. Armen slagen er verrassend goed in de touwtjes - op korte termijn - aan elkaar te knopen, Zo weten armen veel beter wat je met 1 euro kunt doen dan rijken. Sterker nog, ze weten zelfs beter wat een ritje met de taxi kost, terwijl ze er nooit mee gaan. evenals overwerkte CEO’s bedreven zijn in het halen van hun laatste target.

     

    Toch zijn de nadelen van de ‘schaarstementaliteit’ groter dan de voordelen. Schaarste laat je focussen op je directe gebrek: de rekening die morgen moet worden betaald of de vergadering die over een paar minuten begint. Zo verdwijnt het langetermijnperspectief. ‘Schaarste slokt je op’, zegt Shafir. ‘Je hebt minder aandacht voor dingen die je eigenlijk ook belangrijk vindt.’

     

    Vergelijk het met een nieuwe computer die tien zware programma’s tegelijk draait. Het apparaat is traag, maakt fouten en loopt vast – niet omdat het een slechte computer is, maar omdat het te veel tegelijkertijd moet doen. Bij armen is iets vergelijkbaars aan de hand. Ze nemen geen domme beslissingen omdat ze dom zijn, maar omdat ze in een context leven waarin iedereen domme beslissingen zou nemen.

     

    Schaarste laat je focussen op je directe gebrek: de rekening die morgen moet worden betaald of de vergadering die over een paar minuten begint. Wat eten we vanavond? Waarvan betaal ik het schoolgeld? Hoe haal ik het einde van de week?

     

    Zulke vragen nemen iets cruciaals in beslag: ‘bandbreedte’, noemen Shafir en Mullainathan het. ‘Als je de armen wilt begrijpen, moet je je voorstellen dat je met je gedachten elders bent,’ schrijven ze. 'Het kost veel moeite om jezelf in de hand te houden. Je bent afwezig en raakt snel van streek. En dat elke dag.’ Zo leidt schaarste – of het nu van tijd, eten of geld is – tot onverstandige beslissingen.

     

    Maar er is wel een cruciaal verschil tussen drukke en arme mensen: van armoede kun je niet vrij nemen.”

Uit gedragswetenschappelijk onderzoek is verder gebleken dat het overgrote deel van de keuzes die mensen maken en beslissingen die ze nemen, plaatsvindt op grond van niet-rationele afwegingen, relatief automatisch en impulsief is. Bovendien is ook gebleken dat een deel van de mensen niet in staat is om te kiezen voor een langere termijn oplossing ook al levert deze groot voordeel op. 5

 

Dit gegeven wordt door veel marketeers gebruikt om mensen te verleiden producten aan te schaffen en bovendien wordt de trukendoos om die aanschaf te vereenvoudigen ook maximaal gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn dagelijks terug te vinden in advertenties voor de aanschaf van elektronica of op meer bescheiden schaal, snoepjes met afbeeldingen van tekenfilmhelden vlak bij de kassa in de supermarkt.

 

De focus op korte termijn oplossingen verklaart waarom mensen die al te maken hebben met schulden met regelmaat tijdens hun schuldregeling toch weer nieuwe schulden maken waardoor hun traject mislukt of waarom het zo lastig is om goed vol te houden over langere periode. Leven in armoede en schulden leidt tot een ‘schaarste-mentaliteit’ en zelfs verlaging van het IQ met ongeveer 13 punten6.

 

Verder is inmiddels uit analyses7 bekend dat schulden en betalingsachterstanden relatief vaak voorkomen bij:

  • -

    Mensen met een laag opleidingsniveau

  • -

    Huishoudens met een laag inkomen

Beleid en regelingen van de overheid gericht op mensen in armoede of afhankelijk van uitkeringen en schuldhulp gaat uit van een grote mate van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Ook wordt uitgegaan van rationeel en calculerend gedrag. Voor een aanzienlijk deel van de mensen die in armoede leven is dit gedrag niet goed mogelijk omdat ze er simpelweg de ‘bandbreedte’ niet voor hebben. Vaak volgt dan de kwalificatie “wil niet”, maar bij nadere beschouwing betreft het veel vaker een kwestie van “kan niet”.

 

Bij het bestrijden van armoede zullen we dan ook moeten zoeken naar het beter ondersteunen van mensen door het toegankelijk maken van ondersteuningsaanbod en inrichten van oplossingen zoals schuldhulpverlening of minimavoorzieningen op een wijze die meer aansluit bij het natuurlijke voorkeursgedrag van mensen.

 

Overheidsbeleid gaat uit van maximale zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Dit levert een interessante paradox op:

 

  • Van mensen die het minst goed in staat zijn om beslissingen te nemen vanuit een lange-termijn perspectief (schaarste theorie) en die veelal laag opgeleid zijn, wordt het meest verantwoordelijke en calculerende gedrag verwacht.

Deze kennis en informatie over de schaarste dynamiek zullen we de komende jaren meer gaan benutten bij het inrichten van ons beleid en heeft invloed op de visie die wij hanteren op onze dienstverlening rondom armoede en schulden.

 

2.3. Visie op dienstverlening in het kader van armoedebeleid

Armoedebeleid is primair gericht op het voorkomen van problematische schulden of uitzichtloze situaties. We stellen preventie en vroegsignalering centraal vanuit visie: voorkomen is beter dan genezen”

 

De brede visie binnen het sociale domein is dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het oplossen van hun problemen, eventueel met ondersteuning van hun eigen netwerk. Werk is de beste weg uit armoede en vergroot de financiële zelfredzaamheid van onze inwoners. Wij verwachten daarom dat minima, voor zover mogelijk, actief op zoek gaan naar werk en zich inzetten om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Mensen die (nog) niet financieel zelfredzaam zijn, bieden wij een (tijdelijk) vangnet zodat zij volwaardig kunnen meedoen in de samenleving. Dit vangnet kan bestaan uit inkomensondersteuning en uit begeleiding en ondersteuning die we in samenwerking met onze maatschappelijke partners vorm geven.

 

De gemeente is daarbij verantwoordelijk voor het verstrekken van uitkeringen levensonderhoud, het verlenen van toegang tot gemeentelijke schuldhulpverlening of toekennen van minima- en maatwerkvoorzieningen. Daarbij heeft de gemeente de plicht om erop toe te zien dat deze ondersteuning rechtmatig én doelmatig wordt verleend. Hier ligt voor de gemeente een uitdaging om de werkwijze rondom uitkeringsaanvragen zo in te richten dat we enerzijds streng zijn bij de toegang tot sociale voorzieningen waar het moet, maar met oog voor mensen die (tijdelijk) meer ondersteuning nodig hebben en hierbij samenwerken met organisaties, ondernemers en vrijwilligers in de stad

 

Kortom, als gemeente zoeken we naar evenwicht tussen het aanspreken van eigen kracht en stimuleren van zelfredzaamheid en de ondersteuningsbehoefte van inwoners die daar (tijdelijk) niet toe in staat zijn. Voor die groep gaan we soms net een stapje verder. Dat doen we niet alleen, maar daarvoor werken we samen met hulpverleners, ondernemers en vrijwilligers in Gouda.

 

We willen aan iedere inwoner van Gouda gelijke kansen bieden om mee te doen in onze samenleving en onderscheiden daarom geen aparte doelgroepen in ons minimabeleid meer. Als meest kwetsbare inwoners zien wij degene die geen invloed hebben op hun eigen financiële omstandigheden: minderjarige kinderen.

 

Samengevat is onze visie op armoedebestrijding:

 

  • -

    Voorkomen is beter dan genezen: we zetten in op vroegsignalering en preventie.

  • -

    Iedereen moet kunnen meedoen, maar we geven prioriteit aan kinderen in armoede.

  • -

    We gaan uit van eigen kracht en zelfredzaamheid en onze interventies ondersteunen het herstel daarvan.

  • -

    We bieden een vangnet voor wie dat nodig heeft: wij zijn ons ervan bewust dat we te maken hebben met een relatief kwetsbare doelgroep die niet altijd direct in staat is om problemen zelf op te lossen. Soms hebben zij (financiële) ondersteuning nodig om weer grip te krijgen op hun situatie en hun problemen te overwinnen. Daarbij kan het nodig zijn om die ondersteuning langere tijd te blijven bieden, ook bij terugval.

  • -

    We werken inclusief, dat wil zeggen dat we mensen niet uitsluiten van hulp, maar dat we actief ondersteunen naar passende ondersteuning.

  • -

    Onze benadering is integraal, gericht op duurzame resultaten met ruimte voor maatwerk.

2.4. Visie op ondersteuning bij schulden: van schuldhulpverlening naar inclusieve schulddienstverlening

Armoede en schulden zijn onlosmakelijk verbonden. Het aanpakken van schulden en stabiliseren van de financiële situatie is van groot belang om mensen weer meer ‘bandbreedte’ te geven om hun problemen op te lossen. De aanpak van schulden is complex en langdurig.

 

De schuldhulphulpverlening in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening gaat over het bereiken van een schuldregeling, het succesvol doorlopen van minnelijke schuldregelingen en het succesvol afronden van Wsnp-trajecten. In 2015 zijn in Gouda 65% van de schuldregelingen succesvol afgesloten, tegenover een landelijk gemiddelde van 55% succesvolle schuldregelingen8.

Deze vorm van schuldhulpverlening, is in Gouda succesvoller dan landelijk gemiddeld en tegelijk worden inwoners met niet-regelbare schulden hiermee niet geholpen.

 

In Gouda hanteren we minimale eisen voor de toegang tot schuldhulp9 en leidt de begeleiding tot een hoog percentage succesvolle schuldhulptrajecten. Toch moeten we constateren dat we niet iedereen hebben kunnen helpen met het regelen van schulden.

 

Diverse feiten en omstandigheden maken dat een traject schuldhulpverlening voor inwoners niet haalbaar is, bijvoorbeeld omdat:

  • Soms eerst andere zaken moeten worden opgelost voordat schuldregelingen kunnen worden getroffen, zoals bijvoorbeeld in het geval van een echtscheiding waarbij partners in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Wanneer de echtscheiding nog niet is geformaliseerd is er nog geen stabiele financiële situatie

  • Er geen stabiel inkomen is om een schuldregeling op te baseren (studenten, zzp-ers, uitzendkrachten)

  • Er sprake is van voorliggende problematiek zoals verslavingen of dakloosheid die het nagenoeg onmogelijk maakt om afspraken na te komen

  • Er sprake is van ondernemerschap waardoor een persoon niet valt onder de particuliere schuldhulp en tegelijk is er een grote vermenging tussen zakelijk en privé (negatief)vermogen.

  • Cliënt beperkingen heeft op cognitief, psychisch vlak of volstrekt onvoldoende administratieve vaardigheden.

  • Er sprake is van schulden als gevolg van fraude wat in het huidige beleid leidt tot uitsluiting van de gemeentelijke schuldhulp

Schuldhulpverlening kampt mede daardoor vaak met een slecht imago. Cliënten verwachten dat zij snel worden geholpen en dat hun problemen voor hen worden opgelost, maar de werkelijkheid is vaak veel complexer. Bovendien gaat het in veel gevallen om mensen die deze complexiteit niet goed weten te regelen. De conclusie is dat een deel van de inwoners met een hulpvraag niet via de huidige reguliere schuldhulpverlening kan worden ondersteund naar een schuldenvrije toekomst of een hanteerbare schuldenpositie. Verschillende oorzaken vragen dan ook om verschillende vormen van ondersteuning en daarmee het nieuwe kader voor het gemeentelijk beleid.

 

Om hulp bij schulden te verbeteren en preventief handelen te prikkelen is een nieuw soort benadering nodig die we kunnen realiseren door samenwerking. Van laagdrempelige hulp, zoals de sorteergroep en het sociaal team, met behulp van de formulierenbrigade, thuisadministratie naar meer specialistische hulp van schuldhulpmaatjes en sociaal raadslieden, of het bieden van budgetbeheer via zorginstellingen of door private organisaties en met inzet van schuldregelingen via de gemeentelijke schuldhulp zoals nu uitgevoerd door Westerbeek, vormen we een keten met een aanbod voor alle type vragen rondom schulden.

 

We gaan daarom onderscheid maken tussen schuldhulpverlening: de reguliere minnelijke schuldregelingen en de WSNP-trajecten en andere vormen van hulp en begeleiding bij het verminderen of hanteerbaar houden van schulden: schulddienstverlening.

 

We gaan het accent leggen op voorkomen van problemen en eerdere inschakeling van lichte vormen van ondersteuning, maar ook zoeken naar vormen van schuldbegeleiding voor mensen die niet passen bij de reguliere schuldhulptrajecten: waaronder situaties zonder regulier inkomen of waarbij sprake is van fraudeschulden.

 

We behouden het goede van onze schuldhulpverlening met uitstekende resultaten ten aanzien van succesvolle schuldhulpverlening, maar gaan deze aanvullen met een sluitende keten voor andere hulpvragen bij schulden of betalingsachterstanden.

 

Kern van de nieuwe benadering wordt dat we niemand uitsluiten en in samenwerking met het maatschappelijk veld zorgen voor hulp, advies en begeleiding bij schulden. Ook houdt dit in dat we niet in alle gevallen naar een schuldenvrij bestaan toe kunnen. In sommige situaties is stabilisatie en hanteerbaar maken van schulden een doel op zich. Daarbij kan van tijd een bondgenoot gemaakt worden. Veranderende omstandigheden in de toekomst, bieden dan wellicht voldoende aanknopingspunten voor het alsnog doorlopen van een schuldsaneringstraject.

 

Bij het inrichtingen van ondersteuning bij schulden hanteren we het volgende visie:

 

  • -

    Niemand wordt uitgesloten van ondersteuning bij schulden en hiervoor wordt de ketensamenwerking op het gebied van de financiële ondersteuning opnieuw vormgegeven, daarmee bedoelen we dat we ook voor mensen met niet-regelbare schulden een vorm van begeleiding kunnen bieden, advies kunnen geven en bij voorkeur streven naar stabilisatie van de financiële situatie.

  • -

    Om dit te bereiken, ontwikkelen we gezamenlijk met maatschappelijke partners een laagdrempelige vorm van ondersteuning, die dichtbij de bewoners wordt aangeboden. Er wordt maatwerk geboden en indien nodig opgeschaald naar schuldhulpverlening

2.5. Onze uitgangspunten:

  • 1.

    We zetten sterk in op de voorkant van de armoede- en schuldenproblematiek met een aanpak die zich richt op preventie en vroegsignalering in nauwe samenwerking met onze maatschappelijke partners.

     

  • 2.

    Bij het aanpakken van armoede en het ondersteunen van mensen met schulden gaan we meer rekening houden met kennis over doelgroepen en de theorie van schaarste, waarbij we ons blijven richten op maximaal herstel van eigen kracht bij onze inwoners. Daarbij wordt meer rekening gehouden met de invloed van de schaarste dynamiek op het gedrag van mensen in armoede en schulden.

     

  • 3.

    Kinderen vormen een aparte doelgroep binnen ons beleid omdat zij geen invloed hebben op hun omstandigheden en omdat we willen voorkomen dat armoede erfelijk overgedragen wordt.

     

  • 4.

    We streven naar een inclusieve vorm van schulddienstverlening en stimuleren de totstandkoming van een nieuwe keten voor inclusieve schulddienstverlening.

Hoofdstuk 3. Armoede in Gouda: Hoe zit dat?

Uit onderzoek van het SCP is gebleken dat het aantal huishoudens dat niet rondkomt of schulden heeft is toegenomen en dat de gemiddelde schuldenlast eveneens is toegenomen. Ook in Gouda is het aantal huishoudens met een laag inkomen de afgelopen jaren gestegen.

 

Voor een deel van de mensen is het rondkomen van een laag inkomen goed mogelijk. Ze hebben ‘niet veel, maar het is toereikend’. Daarnaast is er een groep mensen die door diverse omstandigheden leeft in armoede. Een deel daarvan is in staat om met een laag inkomen nog rond te komen als het gaat om de vaste lasten en basale zaken als kleding en voedsel, maar die geen mogelijkheden meer hebben om lid te zijn van een vereniging, op bezoek te gaan of bezoek te ontvangen etc, basale sociale participatie is niet mogelijk.

 

Tot slot is er een heel kwetsbare groep voor wie het zelfs niet mogelijk is om alleen hun vaste lasten te betalen. Zij hebben te maken met huurachterstanden, zijn vaak onderverzekerd voor zorg of hebben onvoldoende middelen voor het doen van noodzakelijke boodschappen.

 

Als gemeente kunnen we inschaten we welke huishoudtypes en welke inkomens meer moeite hebben om rond te komen en daardoor een groter risico hebben op armoede. We weten niet in detail wie dat betreffen, want er spelen nog veel individuele factoren mee: de hoogte van de woonlasten, de aanwezigheid van spaargeld om tegenvallers op te vangen of juist nog schulden uit het verleden en het kunnen omgaan met geld.

 

Zaken die uiteindelijk een rol spelen of mensen met een laag inkomen wel of niet geconfronteerd worden met armoede. We kunnen wel inzicht verkrijgen in de aantallen huishoudens op een zeker inkomensniveau en de samenstelling van die huishoudens. Vervolgens kunnen we met onze gebiedsgerichte aanpak proberen om die huishoudens met risico op armoede en schulden beter in beeld te krijgen en een meer gericht ondersteuningsaanbod te organiseren.

 

3.1. Aantallen huishoudens in Gouda met een laag inkomen:

In principe wordt in Nederland de bijstandsnorm als het sociaal minimum beschouwd. De bijstandsnorm is gerelateerd aan het wettelijk minimumloon in een percentage van 70% voor alleenstaanden en 100% van het minimumloon voor gehuwden gezamenlijk.

 

In de eerste helft van 2016 bedroeg die norm voor inwoners ouder dan 21 jaar10:

 

Categorie

Bedrag inclusief vakantietoeslag

Alleenstaande

€ 977,15

Alleenstaande ouder

€ 977,15 plus kindgebonden budget

Gehuwden

€ 1395,93

 

In de praktijk blijken ook mensen met inkomens boven die norm door diverse oorzaken moeite te hebben met rondkomen of moeten zij zodanig bezuinigen dat er een risico is op sociaal isolement en niet meer kunnen meedoen.

 

In hierna volgende tabel staat een overzicht van het aantal huishoudens naar samenstelling en naar hoogte van het inkomen ten opzichte van de bijstandsnorm. De grens voor het merendeel van de minimaregelingen ligt in Gouda op 120% van de bijstandsnorm.

 

Huishoudens naar hoogte van inkomen (tov beleidsmatig minimum) Gouda 2013.11

 

Tabel: INK-16-029

Doelpopulatie

Inkomen onder BM-grens

 

 

 

101%

110%

120%

130%

 

 

 

 

 

 

Totaal

29.900

2300

3600

4800

5800

Alleenstaande

10.500

1300

2200

2800

3400

Eenoudergezin

2000

400

600

700

800

Paar zonder Kinderen

8500

300

400

700

900

Paar met kinderen

8500

200

400

500

600

Overige HH

500

100

0

100

100

 

 

 

 

 

 

In Gouda leeft 8% van de huishoudens van een inkomen op het sociaal minimum, 12% van alle huishoudens op een inkomen tot maximaal 110% van die norm en is het aantal huishoudens dat gebruik kan maken van minimavoorzieningen ongeveer 16% van het totaal.

 

3.2. Bestedingsmogelijkheden van lage inkomens: uitkomsten minima effectrapportage

Een laag inkomen kan wijzen op armoede. Om meer zicht te krijgen op de kwetsbare huishoudens in Gouda heeft het Nibud onderzoek gedaan naar de koopkracht en financiële ruimte van diverse huishoudtypes in Gouda, rekening houdend met landelijke en gemeentelijke maatregelen op het gebied van financiën. De bevindingen zijn te lezen in de minima effect rapportage (MER) die als bijlage 2 bij deze nota is gevoegd.

 

Onderzocht zijn elf huishoudtypes tegen vier inkomensniveaus. Kort gesteld gaat het om alleenstaanden, eenoudergezinnen met jonge en oudere kinderen, echtparen met jongere en oudere kinderen, grote gezinnen en mensen met een zorgvraag. Van de alleenstaanden, echtparen en mensen met zorgvraag hebben we het inkomensniveau laten onderzoeken voor en na AOW-gerechtigde leeftijd. Vervolgens hebben we de inkomensniveau’s laten onderzoeken van 100% van de bijstandsnorm tot boven de grens van onze minimaregelingen, om zo beeld te krijgen van de gevolgen voor de mensen die geen gebruik kunnen maken van onze voorzieningen.

 

Om zicht te krijgen op bestedingsruimte en waar er tekorten zijn, zijn de begrotingen van de diverse huishoudtypes onderzocht op een basispakket aan vaste lasten en een zogenaamd restpakket.

3.2.1 Basispakket: wie kan dit niet bekostigen?

Het basispakket bestaat uit uitgaven voor: huur12, verzekeringen, gas,water, licht, gemeentelijke belastingen, kleding, voedsel, persoonlijke verzorging, was- en schoonmaak, inventaris en onderhoud, OV en fiets, schoolkosten en kinderopvang, niet vergoede ziektekosten, telefoon en internetkosten.

Voor bijna alle onderzochte huishoudtypen is het inkomen voldoende om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te bekostigen, met uitzondering van:

 

  • -

    Het paar onder de AOW-gerechtigde leeftijd met twee oudere kinderen komt op 100 en 110% van de bijstandnorm niet rond.

  • -

    Grote gezinnen komen op alle onderzochte inkomensniveaus maandelijks geld te kort voor de begroting van het basispakket.

3.2.2. Restpakket: wie kan dit niet bekostigen?

Het restpakket bevat genormeerde kosten voor sociale participatie dat is opgebouwd uit contributies, abonnementen, bezoek ontvangen en op bezoek gaan, vakantie (of een dagje) uitgaan en bijbehorend vervoer. Ook is een kleine post opgenomen voor ‘overige kosten’ die in dit onderzoek zijn bepaald op eventuele kosten huisdieren, zakgeld kinderen. Uit de analyse blijkt het merendeel13 van de onderzochte huishoudtypen de begroting niet sluitend te krijgen als de uitgaven voor het restpakket worden meegenomen. Alleenstaande ouders met jonge kinderen, en huishoudens in de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen het restpakket wel bekostigen. Dit houdt in dat in Gouda in 2015 de volgende huishoudtypes moeite hebben om het restpakket (sociale participatie) te bekostigen14:

 

  • -

    Alleenstaanden onder de AOW gerechtigde leeftijd.

  • -

    Alleenstaande ouders met oudere kinderen op bijstandsniveau

  • -

    Echtparen met en zonder kinderen onder de AOW gerechtigde leeftijd.

  • -

    Het tekort op de begroting wordt groter wanneer er meer kinderen in een huishouden aanwezig zijn.

3.2.3. Aandachtspunten bij de uitkomsten MER

De minima effectrapportage (MER) geeft inzicht in de begrotingen van huishoudens. In het armoedebeleid gaan we vooral in op de huishoudens waar deze begroting niet sluitend te krijgen is. Voor een aantal situaties geldt dat een hoger inkomen ertoe leidt dat het saldo op de begroting lager ligt, dit wordt de zogenaamde armoedeval genoemd. Deze situatie doet zich voor bij de alleenstaande met oudere kinderen en echtparen met kinderen en huishoudens met een zorgvraag bij inkomens op 130% door het wegvallen van de minimaregelingen en het verminderen van landelijke toeslagen.

 

In de minima effectrapportage zijn genormeerde huishoudtypen onderzocht, ervan uitgaande dat er geen verdere schulden of afbetalingsverplichtingen zijn. In veel gevallen waarin al sprake is van een tekort op de maandelijkse begroting, zal wel degelijk sprake zijn van een lening of betalingsregeling. Ook wordt ervan uitgegaan dat er geen huisdieren aanwezig zijn en geen kosten gemaakt worden voor roken.

 

Voor sommige huishoudens is er slechts een klein positief saldo op de maandbegroting na het basispakket of restpakket, wat inhoudt dat in de praktijk deze huishoudens makkelijk in de problemen komen wanneer er sprake is van schulden die moeten worden afbetaald, of wanneer zij worden geconfronteerd met grote onvoorziene uitgaven of wanneer zij in een te dure woning wonen.

Vroegsignalering van schulden en betalingsachterstanden en gebruik van beschikbare toeslagen en minimaregelingen is voor deze groep van groot belang om het hoofd boven water te kunnen houden.

 

AOW-gerechtigden zijn blijkens de MER in staat om de begroting rond te krijgen, maar tegelijk is deze groep vaak niet meer in staat om het inkomen te verhogen en weten we uit de armoedemonitor van het SCP dat het aantal ouderen met een laag inkomen toeneemt.

 

3.3. Welke huishoudens hebben het moeilijk in Gouda?

Uit de analyse van de minima effectrapportage valt af te leiden welke huishoudtypes het meest kwetsbaar zijn en kunnen de volgende conclusies worden getrokken ten aanzien van de gewenste herijking van het minimabeleid op dit punt.

 

  • In principe kunnen de meeste huishoudtypes het basispakket bekostigen. Uitzondering hierop zijn de paren met twee kinderen tot een inkomensniveau van 110% en de paren met meer dan twee kinderen.

     

  • De meeste huishoudtypes kunnen het restpakket niet bekostigen, met uitzondering van de huishoudtypes in de AOW gerechtigde leeftijd.

3.4. Inbreng en signalen vanuit de stad:

Door de werkgroepen armoedebeleid zijn diverse aanbevelingen gedaan op welke wijze het armoedebeleid van de gemeente Gouda versterkt dient te worden. Die werkgroepen adviseren sterk in te zetten op preventie en vroegsignalering van schulden en armoede, het verbeteren van de toegang tot ondersteuning bij schulden en inkomensvoorzieningen, daarbij rekening houdend met de mogelijkheden van de mensen die deze hulp nodig hebben.

 

Verder is er een breed pleidooi voor het verbeteren van steun bij sociale participatie, omdat minima onder de AOW-gerechtigde leeftijd nu in veel gevallen geen geld hebben voor dergelijke zaken. Geadviseerd wordt hiervoor stadsbreed een stadspas in te voeren, omdat gebruikmaking van een dergelijke pas zowel de participatie verhoogt als de toegang tot voorzieningen vereenvoudigt. Ook wordt veel aandacht gevraagd voor de kwetsbare positie van kinderen in gezinnen met een laag inkomen.

 

Een aantal van de aanbevelingen en adviezen kan de gemeente in het beleid of in de uitvoering opnemen en verwerken. Een aantal andere aanbevelingen hebben meer betrekking op samenwerking en ketenvorming gericht op een sluitende aanpak. De gemeente Gouda heeft dan een rol als regisseur op de totstandkoming van netwerken en samenwerking door sturing vanuit subsidies en opdrachten en is faciliterend door het organiseren van bijeenkomsten en deskundigheidsbevordering. Uit de gesprekken in de werkgroepen is veel waardevolle informatie gekomen. Ook waardevol was de uitwisseling tussen de deelnemers onderling en het elkaar informeren over de diverse initiatieven in de stad, groot- of kleinschalig en de mogelijkheden om mensen met weinig geld te voorzien van spullen, kleding, taalles of omgaan met computers.

 

3.5. Nieuwe beleidslijnen:

Alle informatie uit de minima effect rapportage, de adviezen en aanbevelingen van de werkgroepen en de raadswerkgroep, gesprekken met ondernemers en ambtenaren zowel beleidsmatig als uitvoerend, hebben geleid tot voorstellen voor de herijking van het Goudse armoedebeleid.

 

We gaan ons richten op het verbeteren en wijzigen van ons armoedebeleid langs de volgende lijnen:

  • 1.

    Sterk inzetten op preventie van armoede en schulden

  • 2.

    Minimaregelingen voor mensen met een laag inkomen

  • 3.

    Aanpak van schulden

De eerste lijn is het preventieve armoedebeleid. Lijn 2 is gericht op het verlichten van de gevolgen van armoede en het ondersteunen van mensen om hun positie te verbeteren: curatief armoedebeleid. En de derde lijn is zowel preventief als curatief. In de volgende hoofdstukken worden deze lijnen verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 4. Preventief armoedebeleid

In dit hoofdstuk geven we nadere invulling aan preventief armoedebeleid. Armoede is een complex probleem dat zelden alleen wordt veroorzaakt door een laag inkomen. Vaak zijn er problemen op meerdere leefgebieden. Eenmaal in armoede, betekent helaas al te vaak langdurig in armoede. Om de stijging van het aantal mensen dat in armoede leeft te stoppen, zetten we sterker dan voorheen in op preventie. Preventie is nogal een containerbegrip, maar in samenspraak met de professionals in de stad en kennis van risico groepen, hebben we gekozen om preventief armoedebeleid als volgt vorm te geven:

 

  • 1.

    Samenwerking met het maatschappelijke veld versterken

  • 2.

    Vroegsignalering van armoede en schulden

  • 3.

    Bereik en bekendheid van minimaregelingen verbeteren

  • 4.

    Armoedepreventie door een focus op kinderen en jeugd

  • 5.

    Signaleren en verminderen van laaggeletterdheid

  • 6.

    Maatschappelijke begeleiding van statushouders versterken

In dit hoofdstuk geven we per onderdeel aan, wat we daaraan gaan doen. We sluiten af met de beslispunten.

 

4.1. Samenwerking met maatschappelijk veld versterken:

Het “maatschappelijk veld” waarmee wordt samengewerkt, bestaat uit een breed scala van organisaties, verenigingen en ondernemers. Samenwerking en verbinding leggen is geen doel op zich, maar een randvoorwaarde om succesvol te zijn bij de aanpak van armoede en schulden. Ieder vanuit zijn eigen rol en expertise kan daarin een belangrijke rol spelen. Voor de gemeente betekent dit dat we in onze contacten, subsidies en ingekochte diensten samenwerking stimuleren, maar ook vraagt dit van ons als gemeente dat we open staan voor overleg en daarbij flexibel trachten te zijn in onze bijdrage met respect voor de kaders van wet- en regelgeving en beleid. Juist omdat een gemeente die kaders soms strakker dient te hanteren dan een vrijwilligersorganisatie, is samenwerking met vrijwilligersorganisaties van cruciaal belang.

 

Onze ambitie is om te komen tot een integraal en onderling versterkend aanbod op de terreinen vroegsignalering, preventie, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning. Samenhang wordt verkregen door het actief samenbrengen van de uitvoerende organisaties – maatschappelijk middenveld, gemeente en private organisaties en te komen tot afspraken op inhoud (producten) en uitvoeringsprocessen.

 

Om samenwerking te versterken, organiseert de gemeente periodiek bijeenkomsten met verschillende organisaties in de stad rondom het thema ondersteuning van minima en armoedebestrijding.

 

4.2 Vroegsignalering:

Vroegsignalering van armoede en schulden is wenselijk, maar ook lastig om vorm te geven. Mensen lopen meestal niet te koop met hun financiële problemen en wenden zich pas tot schuldhulpverlening als de situatie bijna onhoudbaar is. Om effectiever te kunnen zijn,is het wenselijk om mensen eerder te kunnen adviseren om in te kunnen grijpen. Door een nauwe samenwerking met het maatschappelijk veld wordt zoveel als mogelijk ingezet op vroegsignalering.

 

De gemeente Gouda stimuleert en ondersteunt haar inwoners om door werk in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Ook bij een aanvraag om een uitkering adviseren en stimuleren we mensen om te werken. Tegelijkertijd zijn we alert op een eventuele ondersteuningsbehoefte of de aanwezigheid van schulden en wordt de cliënt geadviseerd over mogelijke hulp. Daarnaast spannen we ons voor een aantal levensdomeinen extra in om tijdig te kunnen ingrijpen. Een van de meest schrijnende situaties van armoede is het verliezen van een dak boven je hoofd, geen stromend water of verwarming hebben en geen gebruik kunnen maken van zorg omdat die onbetaalbaar is.

 

Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, heeft de gemeente Gouda diverse maatregelen getroffen die worden gecontinueerd en uitgebouwd. Het gaat om:

 

  • a.

    Het voorkomen van huisuitzettingen:

    In de regio werken we door een gezamenlijke aanpak en integrale benadering aan het voorkomen van huisuitzettingen. Daarin werken woningbouwcorporaties, de GGD, de afdeling Werk&Inkomen, zorgverleners en het sociaal team samen. Kern van deze aanpak is zo tijdig mogelijk signaleren van overlast of huurachterstanden die mogelijk leiden tot uitzetting. De afgelopen jaren is deze aanpak succesvol gebleken en in 2016 hebben we hiervoor opnieuw een convenant afgesloten.

     

  • b.

    Het voorkomen van afsluitingen van energie

    Bij betalingsachterstanden informeren energiebedrijven de gemeente waarin de wanbetaler woont. Naar aanleiding van deze melding, informeren wij inwoners schriftelijk dat er een betalingsachterstand is en informeert de persoon in kwestie over mogelijkheden voor schuldhulpverlening of ondersteuning via het sociaal team. Ook deze praktijk wordt gecontinueerd.

     

  • c.

    Goed verzekerd zijn voor zorgkosten

    Zorgkosten kunnen voor mensen snel oplopen. Om betalingsproblemen te voorkomen, hebben we sinds 2015 een uitgebreide collectieve zorgverzekering voor minima waar de gemeente via tegemoetkomingen op de aanvullende pakketten stimuleert dat onze inwoners zich goed verzekeren voor zorgkosten. Jaarlijks informeren we actief over de pakketten en de kosten daarvan. Deze strategie is succesvol en laat een groei van het aantal deelnemers zien. Deze strategie wordt de komende jaren voortgezet. Samen met maatschappelijke partners zorgen we voor een goed bereik van de doelgroep te bereiken. Zo kunnen we hen informeren zodat zij een bewuste keuze kunnen maken voor een zorgverzekering.

     

  • d.

    Voorkomen van schulden: budgetteringscursus in het werkontwikkelcentrum:

    Net in de bijstand krijgen mensen vaak te maken met een forse teruggang in inkomen en moeten duidelijke keuzes maken in hun uitgavenpatroon om schulden te voorkomen.

Dit is een lastig proces voor veel mensen. Om nieuwe uitkeringsgerechtigden te ondersteunen, biedt de gemeente Gouda aan de deelnemers de AanZettraining van het WerkOntwikkelCentrum. Met deze training krijgen zij inzicht in inkomsten en uitgaven zodat zij zich op hun nieuwe situatie kunnen voorbereiden. De training maakt scherp inzichtelijk welke keuzes in uitgaven gemaakt moeten worden.

In aanvulling op deze budgetteringscursus in het Werk en Ontwikkelcentrum start in 2016 ook een losse variant. Zodat niet alleen nieuwe uitkeringsgerechtigden, maar ook personen die al langer in een bijstandssituatie zitten inzicht in budgetteren geboden kan worden. Het streven is om risicogroepen te identificeren en tijdig een budgetteringscursus aan te bieden om een schuldensituatie of schuldenopbouw te voorkomen

 

4.3. Toegankelijkheid van de regelingen en minimavoorzieningen verbeteren

Voor veel mensen is niet duidelijk op welke voorzieningen ze een beroep kunnen doen of welke inkomensondersteuning mogelijk is. Gevolg hiervan is dat mensen ook onvoldoende bekend zijn met mogelijkheden om hun inkomen aan te vullen of tijdig hulp in te roepen. De gemeente Gouda wil dit verbeteren.

Hiervoor nemen we de volgende maatregelen:

  • -

    Informeren van onze maatschappelijke partners over het minimabeleid zodat zij hun cliënten goed kunnen adviseren en ondersteunen;

  • -

    Waar mogelijk digitaliseren en vereenvoudigen van aanvraagprocedures;

  • -

    Het aanbieden van een digitale tool waarop mensen hun persoonlijke situatie kunnen toetsen.

4.4. Armoedepreventie door focus op kinderen en jongeren

Uit onderzoek volgt dat gemiddeld 1 op de 9 kinderen in Nederland opgroeit in armoede. In Gouda leven ongeveer 2140 kinderen in een huishouden met een inkomen lager dan 120% van de bijstandsnorm15 Leven in armoede en schulden belemmert kinderen om mee te doen met allerlei activiteiten en verhoogt het risico dat kinderen in een isolement raken, problemen krijgen op school en daardoor later zelf ook weer te kampen hebben met een laag inkomen. Door een focus op jeugd willen we deze cirkel van ‘overerven’ van armoede proberen zoveel mogelijk tegen te gaan.

 

De beste manier om te voorkomen dat kinderen en jongeren in armoede raken, is dat zij:

  • -

    hun schoolopleiding afmaken en een diploma halen

  • -

    (kunnen) gaan werken

  • -

    dat zij hebben leren omgaan met geld

  • -

    dat zij tijdens hun jeugd in de gelegenheid zijn geweest om zich niet alleen op school maar ook sociaal te ontwikkelen en mee te doen in de maatschappij

Op voorkomen schooluitval en bestrijding jeugdwerkloosheid bestaat in Gouda al een sterke aanpak. Ook het leren omgaan met geld gebeurt in veel gevallen al thuis en incidenteel op scholen. Door middel van onze geld terug regeling kunnen kinderen sporten of deelnemen aan culturele activiteiten.

Voor de onderdelen leren omgaan met geld, signalering en voorzieningen voor kinderen om mee te kunnen doen, zien we ruimte voor verbetering.

 

Beoogde resultaten van preventie armoede door focus op kinderen en jongeren:

  • 1.

    Grip op geld krijgen door het bieden van financiële educatie en ondersteuning van jongeren met schulden;

  • 2.

    Bieden van kansen: de introductie van een kindpakket met diverse voorzieningen, met inbreng van de voorziening van de GeldTerugRegeling voor kinderen, om te kunnen participeren ondanks een laag inkomen;

  • 3.

    Verbeteren van de signalering en verbinden van bestaande netwerken.

Met de focus op kinderen en jeugd, profiteren ook hun ouders van ingezette maatregelen, doordat zij ook in aanraking komen met financiële educatie of in beeld komen als er meer ondersteuning in de gezinssituatie nodig is.

 

4.5. Bestrijden van laaggeletterdheid

Verminderen van laaggeletterdheid is van belang bij de bestrijding van armoede en vooral ter preventie van armoede. Dit omdat er een cirkel ontstaat: opgroeien in armoede verhoogt de kans op laaggeletterdheid, wat weer de kans op een leven met een laag inkomen of in armoede vergroot.

Uit het onderzoek blijkt dat laaggeletterden doorgaans over een substantieel lager inkomen beschikken dan niet-laaggeletterden. Laaggeletterden zijn niet vaker werkloos. Zij hebben echter wel banen met een gemiddeld lagere arbeidsstatus dan niet laaggeletterden Laaggeletterden blijken minder goed in staat het huishouden inkomen te kunnen aanvullen, simpelweg door een gebrek aan kennis worden toeslagen, gemeentelijke voorzieningen en kwijtscheldingen door hen onvoldoende benut. Uit onderzoek komt ook naar voren dat opgroeien in armoede de kans op laaggeletterdheid als volwassene vergroot. Opgroeien in armoede betekent onder andere dat minder financiële hulpbronnen voor educatie beschikbaar zijn.16 Laaggeletterden hebben vaker laagopgeleide ouders wat een aanwijzing is voor een lagere sociaal economische status. Kortom, laaggeletterdheid verhoogt de kans op armoede en opgroeien in armoede verhoogt de kans op laaggeletterdheid. Alle reden voor een stevige aanpak ter preventie van armoede.

 

Scholing van laaggeletterde burgers in Gouda zien we als een belangrijk onderdeel van de aanpak van armoede. Scholing van volwassenen met een taalachterstand kan tevens gezien worden als één van de in te zetten instrumenten ter voorkoming van armoede.

 

De gemeente Gouda zet actief in op het bestrijden van laaggeletterdheid. Dit doen we door te participeren in een taalbondgenootschap waarbij de samenwerking gezocht wordt met maatschappelijke partners die een rol kunnen spelen bij de aanpak van laaggeletterdheid. Met dit taalbondgenootschap wordt een heldere aanpak van signaleren, verwijzen en het aanbieden van een goed scholingsprogramma beoogd. De Stichting Lezen en Schrijven, de bibliotheek Gouda, diverse (vrijwilligers) organisaties die scholingsactiviteiten voor laaggeletterde burgers organiseren, sociale teams, de brede school en verschillende werkgevers hebben zich reeds bereid verklaard tot deelname. Door in het bondgenootschap een samenwerking op gang te brengen tussen de organisaties die scholing aanbieden en de instellingen die als vindplaats van de doelgroep kunnen fungeren - vanwege hun rol bij het ondersteunen van mensen met hulpvragen rond zorg, schulden of armoede - wordt gewerkt aan een sluitende keten voor een effectieve aanpak van laaggeletterdheid.

 

4.6. Maatschappelijke begeleiding van vergunninghouders verbeteren

De gemeente Gouda gaat de komende jaren grotere aantallen mensen met een vergunning tot verblijf huisvesten. Deze mensen zijn nog niet ingeburgerd en hebben niet in alle gevallen al voldoende financiële en digitale vaardigheden. Vergunninghouders die gehuisvest worden in Gouda, beginnen vaak met een achterstand op de huurbetaling. Dit heeft verschillende oorzaken. Het leefgeld van het COA loopt vaak nog een maand door, en moet later worden terugbetaald. Het aanvragen van huur- en zorgtoeslag duurt ongeveer twee maanden17. In sommige situaties reizen gezinsleden al na die nog geen verblijfsvergunning hebben. Zij krijgen een visum maar moeten daarna nog een asielverzoek doen. Dit kan maanden duren en totdat een besluit over hun verblijfsstatus is genomen, hebben deze nareizende gezinsleden geen recht op uitkering. Er zijn met de corporaties afspraken gemaakt dat er enige coulance wordt betracht bij deze groep en dat er bij huurachterstanden niet direct een deurwaarder wordt ingeschakeld. Daarnaast wordt de uitkering snel opgestart en krijgt men leenbijstand voor woninginrichting.

 

Naast deze maatregelen willen we onze inzet op de maatschappelijke begeleiding en participatie versterken. Onderzocht wordt op welke wijze in samenwerking met vrijwilligersorganisaties hier het meest effectief uitvoering aan kan worden gegeven. Het Rijk zal extra middelen beschikbaar stellen voor de maatschappelijke integratie van vergunninghouders. In Gouda gaan we bij deze maatschappelijke integratie ook specifiek inzetten op het voorkomen van armoede en schulden onder deze groep.

 

4.7. Beslispunten

  • We continueren de aanpak voorkomen huisuitzettingen en breiden onze voorlichting voor toegang minimaregelingen uit.

  • We stimuleren de financiële educatie van kinderen en jongeren.

  • We stimuleren de totstandkoming en het aanbieden van laagdrempelige schulddienstverlening aan jongeren.

  • We stimuleren de totstandkoming van netwerken gericht op herkenning van armoede, schulden bij kinderen en jongeren én het vinden van de juiste hulp inclusief toegang tot minimaregelingen of hulp bij schulden.

  • We ondersteunen een taalbondgenootschap en maken afspraken tussen samenwerkende partners op het gebied van bestrijden laaggeletterdheid.

  • We herkennen statushouders als een groep die een verhoogd risico loopt op armoede en ontwikkelen gerichte begeleiding ter voorkoming van armoede en schulden.

Hoofdstuk 5: Curatief armoedebeleid: Minimaregelingen en voorzieningen voor kwetsbare huishoudens

5.1. Inleiding

De gemeente Gouda zet sterk in op het voorkomen van armoede en schulden. Maar er zijn nu eenmaal inwoners die door allerlei omstandigheden te maken hebben met een situatie waarin ze financieel enorm kwetsbaar zijn of een inkomen hebben dat niet toereikend is om van te leven of om te kunnen deelnemen aan de maatschappij.

 

Onze ambitie is dat in Gouda het voor onze inwoners mogelijk is om, naast het voorzien in de meest basale behoeften als onderdak, voedsel en veiligheid, ook een vorm van sociale activiteiten te hebben. Door contacten met anderen te hebben, te sporten of lid te zijn van een vereniging dan wel op een andere voor de persoon gewenste vorm buitenshuis actief te kunnen zijn in contact met anderen. In dit hoofdstuk gaan we in op het verlichten van de gevolgen van een leven met (te) weinig geld.

 

Basis is dat regelingen en minimavoorzieningen voor alle inwoners met een laag inkomen gelden. Voor sommige situaties is meer maatwerk nodig. Daarvoor gaan we projecten starten die tijdelijk zijn en moeten leiden tot een significante verbetering in ofwel de situatie van specifieke groepen kwetsbare mensen of de toegang tot hulp en ondersteuning merkbaar verbeteren.

 

Mensen die in een situatie van armoede en financiële problemen verkeren, komen vaak in een vicieuze cirkel terecht. Hierdoor verergeren problemen en is het steeds moeilijker om deze situatie te doorbreken. Vanuit het preventieve armoedebeleid wordt al actief ingezet op het voorkomen van (de overerving) armoede, door activiteiten en interventies ten behoeve van kinderen/ jongeren in te zetten die deze cirkel van (overerving) van armoede kunnen doorbreken en door tijdige signalering en specifieke begeleiding van groepen met een risico-profiel.

 

Daarnaast wordt vanuit het curatieve (armoede)beleid (financiële) ondersteuning geboden aan mensen met een laag inkomen of met financiële problemen en worden mensen actief toegeleid naar werk of onderwijs. De beste vorm van armoedebestrijding is het aan het werk helpen van mensen. De gemeente Gouda zet hier intensief op in. Voor wie niet zelf kan zorgen voor een minimuminkomen dat voldoende is voor de meest basale levensbehoeften inclusief enige sociale participatie, heeft de gemeente een pakket aan inkomensondersteunende en participatiebevorderende instrumenten.

 

5.2. Welke doelen streven we na met de herijking?

Analyse van de minima effect rapportage laat de meest kwetsbare huishoudtypes zien. Ondanks dat dit modellen zijn, geeft deze informatie wel houvast voor curatief armoedebeleid. In hoofdstuk 2 hebben wij bepaald dat het Goudse armoedebeleid vooral gericht zou moeten worden op:

  • -

    Voorkomen is beter dan genezen: inzet op preventie en vroegsignalering

  • -

    Sociale participatie voor alle Gouwenaren mogelijk maken

  • -

    Het ondersteunen van kinderen die opgroeien in een huishouden met een laag inkomen zodat zij zich optimaal te kunnen ontwikkelen en meedoen

In het vorige armoedebeleid uit 2009 is gekozen voor ondersteuning van de groepen ouderen, chronisch zieken en gehandicapten en op kinderen. Uit de huidige analyses zien we dat juist huishoudens onder de AOW leeftijd met een laag inkomen en bestaande uit twee volwassenen het moeilijk hebben. Indien kinderen in die huishoudens aanwezig zijn, wordt dit effect nog groter. Alleenstaande ouders zijn minder kwetsbaar, dankzij de wijzigingen in de kindregelingen per 2015 die de Rijksoverheid heeft doorgevoerd. Als de kinderen opgroeien,stijgen de kosten. Dan komt ook de groep alleenstaande ouders niet meer goed rond.

 

Voor die groepen is het van belang dat er inkomensondersteunende instrumenten zijn om te voorkomen dat problemen zich opstapelen.

 

De gemeente Gouda beschikt nu reeds over vormen van inkomensondersteuning voor mensen met een laag inkomen. Per regeling wordt aangegeven wat op grond van de analyse uit de minima effect rapportage behouden kan blijven, kan worden gewijzigd en wat nieuw moet komen. Voor diverse regelingen is de bevoegdheid in een verordening vastgelegd. Deze zullen na vaststelling van het kader overeenkomstig worden gewijzigd en ter besluitvorming aangeboden:

 

  • a.

    De Individuele inkomenstoeslag: voorgesteld wordt om deze zodanig te wijzigen dat de laagste inkomensgroepen in ieder geval de begroting voor de vaste lasten rond zouden kunnen krijgen. Hiervoor zal de verordening gewijzigd moeten worden.

  • b.

    De Bijzondere bijstand: inhoudelijk gaan we die niet wijzigen, maar wel streven we naar grip op de groei van de kosten die gepaard gaan met het beschermingsbewind. Daarnaast streven we – bij de afweging om Bijzonder Bijstand te verlenen – onder meer naar verbinding met de doelstellingen in het Wmo en Jeugdbeleid.

  • c.

    Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen.

  • d.

    De reductieverordening en Geldterugregeling voor sociale participatie. Voorgesteld wordt om deze in de huidige vorm af te schaffen voor de doelgroep 18+ en daarvoor in de plaats een stadspas te introduceren, waarbij de GTR voor kinderen via een kindpakket mogelijk wordt door het vaststellen van een nieuwe reductieverordening.

Dankzij de inbreng van de werkgroepen en de informatie uit de minima effectrapportage, maar ook door de analyse van de toepassing van het huidige beleid, stellen we op een aantal onderdelen wijzigingen voor die moeten leiden tot effectiever beleid.

 

5.3. De individuele inkomenstoeslag:

In 2015 is de individuele inkomenstoeslag (IIT) in de plaats gekomen van de langdurigheidstoeslag. Die toeslag kan worden aangevraagd door een ieder die langdurig een laag inkomen heeft en geen zicht op verbetering van die inkomenspositie heeft. Daarbij is de hoogte van de inkomensgrens gehandhaafd op 101% van de bijstandsnorm en ook de hoogte van de toeslag niet gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. Wel is in het belang van de aanvrager, de referteperiode verkort van 5 jaar naar 3 jaar waarbinnen sprake moet zijn geweest van een laag inkomen om te voldoen aan het langdurigheidscriterium.

 

In 2016 zien we aanleiding de individuele inkomenstoeslag aan te passen, omdat met name de laagste inkomens onder de AOW gerechtigde leeftijd moeite hebben om rond te komen18. Het verruimen van de inkomenstoeslag is een gericht instrument om juist de laagste inkomensgroepen een steuntje in de rug te geven wanneer zij langdurig van een laag inkomen leven. Omdat huishoudens met kinderen een extra steuntje kunnen gebruiken, wordt ook een toeslag per minderjarig kind ingevoerd.

 

De hoogte van de inkomensgrens blijft staan op 101% van de bijstandsnorm voor deze toeslag zonder toepassing van de kostendelersnorm om de communicatie met de potentiële doelgroep te vereenvoudigen. Om deze wijzigingen door te voeren wordt voorgesteld om de verordening individuele inkomenstoeslag 2015 te wijzigen.

 

5.4. Bijzondere Bijstand:

Vanuit de bijzondere bijstand kunnen kosten worden vergoed die door de aanvrager niet kunnen worden gedragen. Het gaat daarbij om bijzondere en noodzakelijke kosten die door de aanvrager niet op een andere manier kunnen worden betaald of gedeclareerd (bijvoorbeeld bij de zorgverzekering) en waarvoor mensen niet geacht kunnen worden te sparen. De kosten zijn onvoorzien en noodzakelijk. In 2015 is de bijzondere bijstand gewijzigd en zijn de inkomensgrenzen opgehoogd en het drempelbedrag afgeschaft. In de werkgroepen armoedebeleid en ook door de Goudse Adviesraad is naar voren gebracht dat soms ook mensen met een inkomen boven de grens van 120% van de bijstandsnorm geen financiële draagkracht hebben op grond van vaste lasten. Voorgesteld wordt om het beleid rondom de bijzondere bijstand enigszins te moderniseren. We streven – bij de afweging om Bijzonder Bijstand te verlenen – onder meer naar verbinding met de doelstellingen in het Wmo en Jeugdbeleid. Mee afgewogen wordt in hoeverre de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt (en degenen die van hem of haar afhankelijk zijn) wordt bevorderd.

 

Stijging kosten beschermingsbewind in relatie tot schulden:

Aandachtspunt is dat we zien dat het aantal betalingen uit de bijzondere bijstand de afgelopen jaren is gestegen. Een belangrijk aandeel vormt de stijging van de kosten voor beschermingsbewind.

 

Beschermingsbewind is een maatregel die door de rechtbank wordt opgelegd als geen andere regelingen meer te treffen zijn om de schuldenproblematiek op te lossen of als iemand onbekwaam is om de eigen financiën te regelen. De laatste jaren zien we een toename van het aantal zaken waarbij iemand onder beschermingsbewind wordt geplaatst ten gevolge van problematische schulden (verkwisting).

 

Eenmaal onder beschermingsbewind geplaatst dan blijft dit vaak vele jaren zo omdat voor de bewindvoerder het afbouwen van bewindvoering geen aantrekkelijke optie is. Bij het ontbreken van voldoende inkomen om de bewindvoering te bekostigen19, wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van beschermingsbewind en is de gemeente gehouden deze te betalen zonder veel invloed te hebben op duur, kwaliteit of zelfs toegang ertoe.

 

 

2014

2015

Totaal bijzondere bijstand excl LDT /IIT

€ 549.502

€ 866.000

uitgaven voor beschermingsbewind

€ 90.805

€ 192.051

In percentage tov totale uitgaven

17%

22%

 

Deze ontwikkeling zien we in andere gemeenten in nog veel sterkere mate. Om te voorkomen dat een toenemend aantal mensen langdurig in beschermingsbewind zit en daarmee een groot deel van de minima middelen in beslag neemt, zonder dat we als gemeente daarop sturing kunnen geven, is het van belang om als Gouda de komende jaren grip te krijgen op de in- en uitstroom van inwoners in beschermingsbewind.

 

Hiervoor is het nodig om nader onderzoek te doen naar de groep die nu in beschermingsbewind zit en welke oplossingen gekozen kunnen worden om beschermingsbewind te verminderen. Hoewel een en ander nog nader geanalyseerd en uitgewerkt wordt, zijn de belangrijkste oplossingsrichtingen wel denkbaar:

  • Preventief beleid op schuldhulp versterken;

  • Preventief lichtere en daardoor goedkopere vormen van inkomensbeheer aanbieden ter voorkoming van escalatie waardoor beschermingsbewind wordt uitgesproken;

  • Uitstroom uit bewindvoering bevorderen door het aanbieden van andere lichtere vormen.

5.5. Kwijtscheldingen gemeentelijke belastingen:

Kwijtscheldingen van gemeentelijke belastingen en heffingen zijn een integraal en logisch geheel met de andere aspecten van armoedebeleid. Gouda benut maximale beleidsvrijheid op het vlak van kwijtscheldingen. Vanuit het perspectief van armoedebeleid hoeven hier geen beleidswijzigingen te worden aangebracht.

 

5.6. Ondersteuning op het vlak van sociale participatie: invoering stadspas

Sociale participatie wordt beschouwd als één van de basisbehoeften van een mens. De gemeente Gouda vindt het belangrijk om haar inwoners beter in staat te stellen om te kunnen participeren, maar uit de minima effectrapportage volgt dat een aanzienlijk deel van de huishoudens met een laag inkomen daarvoor te weinig middelen heeft.

 

Op zichzelf is de Geldterugregeling (GTR) een goede regeling voor het bevorderen van sociale participatie. Met de GTR kunnen kinderen tot 18 jaar, Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten in een huishouden met een laag inkomen een bedrag van € 100,- per jaar krijgen voor de kosten van sociale participatie. Voor de doelgroep kinderen biedt deze regeling ook nog de mogelijkheid om een sport, zwemles of cursus bij Kunstpuntgouda volledig vergoed te krijgen, de zogenaamde GTR Extra. Kortom de doelgroep volwassenen zonder beperking en onder de AOW gerechtigde leeftijd kan hier geen gebruik van maken, terwijl dit wel de doelgroep is die sociale participatie moeilijk kan bekostigen. Bovendien is de Geld Terug Regeling administratief een meer ingewikkelde regeling waardoor het bereik niet optimaal is onder de potentiële doelgroep.

 

Kortom, de huidige GTR wordt afgeschaft en vervangen door een andersoortige participatieregeling. De zogenaamde GTR-extra met vergoedingen voor sport, cultuur en peuterspeelzaken voor de doelgroep kinderen blijven behouden maar gaan onderdeel uitmaken van het zogenaamde “kindpakket”.

 

Aanpassing van de regeling voor sociale participatie is gewenst om voor alle Gouwenaren met een laag inkomen meedoen mogelijk te maken en vooral ook om de toegang makkelijker te maken.

Door de werkgroep Meedoen en regelingen is geadviseerd om over te gaan tot de invoering van een stadspas gericht op sociale participatie. Een stadspas draagt bij aan het vergroten van de sociale participatie omdat eenmaal in het bezit van een dergelijke pas geen tijd en administratie meer verloren gaan in het voorschieten van bedragen of het declareren ervan.

 

Door de werkgroep Meedoen zijn samen met ervaringsdeskundigen voorwaarden en behoeften geformuleerd waaraan een stadspas bij voorkeur voldoet20 :

  • -

    Niet stigmatiserend: dus niet alleen voor minima beschikbaar

  • -

    Zoveel mogelijk in de plaats van losse regelingen

  • -

    Snel starten

  • -

    Via de pas de mogelijkheid bieden om spullen aan te schaffen zoals schoolspullen, kleding, elektronica, vervoer of sport. Een budget of tegoed voor specifieke doeleinden

  • -

    De pas heeft de mogelijkheid om een account aan te maken en zo te zien wat er nog op staat.

  • -

    De geld terug regeling integreren in de pas en niet apart aanbieden

  • -

    Voor verschillende leeftijdscategorieën, verschillende dingen

  • -

    De pas biedt ook kortingen op leuke dingen doen en is dan interessant voor niet-minima om te gebruiken doordat ook cultuur, evenementen en uitjes via de pas lopen.

Ook met ondernemers is de afgelopen tijd overleg geweest over een eventuele stadspas. Vanuit die zijde is er niet zozeer behoefte aan een kortingpas voor minima, maar is er wel behoefte aan een voorziening waarbij zij hun aanbod aan Goudse inwoners op aantrekkelijke wijze kunnen aanbieden. Ondernemers staan niet onwelwillend tegenover een stadspas op voorwaarde dat die niet uitsluitend voor minima beschikbaar is en dat zij eventuele acties bekend kunnen maken.

 

In Nederland zijn diverse systemen van stadspassen in gebruik. In het merendeel van de gevallen is de stadspas een echte minimapas en voldoet daarom niet aan de gestelde voorwaarden vanuit de stad. Samen met de gemeenten Waddinxveen en Krimpenerwaard is onderzocht welk systeem het meest ontwikkeld is en daarbij komt de Rotterdampas in beeld. Deze kan ook worden uitgebracht onder een meer eigen naam en uitstraling zoals bijvoorbeeld in Delft al gebeurt. Door samen te werken met de regio gemeenten kunnen kosten voor vormgeving worden gedeeld en kan op termijn een zogenaamde Gouwe-pas of Midden-Hollandpas worden aangeboden. Voordeel is dat de Rotterdampas een heel breed scala aan uitjes en belevenissen biedt in de gehele regio21 en dat na aansluiting ook in de regio Midden Holland meer activiteiten vanuit deze regio zullen worden toegevoegd.

 

Voor invoering van een stadspas in Gouda wordt voorgesteld om aan te sluiten bij de Rotterdampas en deze gezamenlijk met de regio deze een meer regionale uitstraling te geven. We streven ernaar de stadspas beschikbaar te kunnen stellen in 2018.

 

Conform eerdere besluitvorming zal de nieuwe stadspas ook beschikbaar kunnen zijn voor mantelzorgers als blijk van waardering voor hun inzet.

 

5.7. Invoering kindpakket

Uit alle onderzoeken en publicaties van de afgelopen jaren blijkt dat kinderen die opgroeien in huishoudens met een laag inkomen kwetsbaar zijn en dat er in huishoudens met een laag inkomen en kinderen relatief vaak sprake is van armoede. De gevolgen van armoede zijn voor kinderen groot: ze kunnen niet op een sport of muziekvereniging, dragen verouderde kleding en durven niet goed vriendjes uit te nodigen om te komen spelen. Uit het onderzoek van de kinderombudsman volgt dat kinderen enerzijds heel goed en creatief omgaan met de situatie, maar zij hebben ook steun nodig om zich optimaal te kunnen ontwikkelen zodat zij hun school afmaken, hun talenten hebben kunnen ontdekken en ontwikkelen en als jongvolwassenen een goede uitgangspositie hebben op de arbeidsmarkt.

 

De gemeente Gouda gaat intensief inzetten op preventie van armoede door specifieke maatregelen gericht op kinderen en jeugd. Daarnaast is het nodig om kinderen in huishoudens met weinig inkomen te ondersteunen zodat zij kansen krijgen om zich optimaal te ontwikkelen.

 

Hoeveel kinderen er precies opgroeien in huishoudens waar sprake is van een laag inkomen, weten we niet. We maken gebruik van de minimascan van Stimulansz voor het ramen van die aantallen kinderen.

Inkomen

101%

105%

110%

115%

120%

125%

kinderen in Gouda

1.170

1.510

1.720

1.890

2.140

2.350

Bron: minimascan Stimulansz 2015

 

Het beleid van de gemeente Gouda van de afgelopen jaren ondersteunde kinderen van minima door middel van de Geldterugregeling met een bijdrage van € 100,- voor sportattributen of andere sociale activiteiten en de Geldterugregeling Extra waarmee een kind een sport, zwemles of een culturele activiteit volledig vergoed kan krijgen. Daarnaast heeft de gemeente Gouda in 2015 subsidie verleend aan de Stichting Meedoen die als kinderfonds optreedt.

 

Uit de minima effect rapportage blijkt echter dat huishoudens met kinderen moeite hebben om de begroting rond te krijgen voor de bekostiging van het restpakket. Omdat met name kinderen zelf niet in staat zijn om hun omstandigheden te wijzigen, gaat de gemeente extra inzetten om aan hen kansen te bieden op meedoen en om zich optimaal te ontwikkelen.

 

Hiervoor gaan we, naast de preventieve maatregelen genoemd in het vorige hoofdstuk, maatregelen gericht op kinderen die we al hebben verbeteren en bundelen in een zogenaamd kindpakket.

Vervolgens zetten we in op het vergroten van de bekendheid van de mogelijkheden van het kindpakket zodat we zoveel mogelijk kinderen bereiken die baat kunnen hebben bij deze ondersteuning. Het Rijk heeft aangekondigd om per 2017 extra middelen beschikbaar te stellen voor de ondersteuning van kinderen die opgroeien in armoede en die kunnen worden ingezet voor het versterken van het jeugdtegoed en een schoolkostenregeling.

 

Het kindpakket bevat 3 instrumenten:

  • a.

    Vergroten sociale participatie:

    De stadspas wordt gratis beschikbaar voor kinderen van minima waardoor het voor hen meer mogelijk wordt om ook leuke dingen te doen.

     

  • b.

    Meedoen met sporten of cultuur:

    Voor de ondersteuning van kinderen en jeugd blijven we conform de huidige GTR Extra een sport, zwemles of een culturele activiteit of muziekles vergoeden. Daarbij handhaven we het principe van keuzevrijheid voor soort sport of activiteit en streven we ernaar de toegang via de stadspas mogelijk te maken.

     

  • c.

    School:

    Voor de allerkleinste handhaven we de bijdrage in de vergoeding voor bezoek aan de peuterspeelzalen22.

Schoolkosten: Op de middelbare school kunnen ouders soms met extra kosten worden geconfronteerd voor benodigde materialen, schoolgeld of een bijdrage aan verplichte excursies. We gaan onderzoeken voor welke kostensoorten en vooral voor welke huishoudens een vorm van bijdrage noodzakelijk is om kinderen ondanks een laag inkomen in staat te stellen mee te doen. Een deel van de extra middelen voor bestrijden kinderarmoede worden bestemd voor het inrichten van een schoolkostenregeling.

 

Jeugdtegoed: De bijdrage van maximaal € 100,- die momenteel op grond van de Geld Terug Regeling kan worden verschaft, wordt gewijzigd en in de vorm van een jeugdtegoed beschikbaar gesteld op de stadspas, waarmee kinderen worden ondersteund bij de aanschaf van sport- en schoolspullen en kleding. De hoogt ervan wordt jaarlijks vastgesteld. Een deel van de extra middelen die de gemeente in 2017 ontvangt voor het bestrijden van kinderarmoede zullen worden besteed aan het verhogen van dit budget waardoor een hoger jeugdtegoed zal worden toegekend.

 

Voor kinderen van 14 jaar en ouder geldt de identificatieplicht. Onderdeel van de nieuwe maatregelen is dat voor kinderen behorende tot de doelgroep, de gemeente een identiteitskaart vergoedt.

 

5.8. Rol kinderfonds:

Naast de gemeentelijke regelingen voor kinderen in gezinnen met een laag inkomen, heeft de gemeente in 2015 een subsidie verstrekt aan de Stichting Meedoen. Met de invoering van het gemeentelijke kindpakket, dient de rol van het zogenaamde kinderfonds opnieuw gedefinieerd te worden.

 

De voornaamste reden om aan een aparte stichting subsidie te verlenen voor het ondersteunen van kinderen in armoede was omdat een Stichting meer ruimte heeft om op grond van eigen afwegingen ondersteuning te verlenen, terwijl inkomenssteun via een gemeente altijd strak aan de wettelijke kaders gebonden is. Omdat er diverse situaties denkbaar zijn waarin ouders weinig geld kunnen besteden aan hun kinderen terwijl zij geen gebruik kunnen maken van gemeentelijke minimaregelingen, zou het kinderfonds juist in die situaties voor kinderen een helpende hand kunnen zijn. Met het invoeren van een kindpakket in het gemeentelijke minimabeleid is het zaak om de doelstelling van het kinderfonds meer te gaan richten op de kinderen die wel hulp nodig hebben maar van wie de financiële situatie van de ouders hen uitsluit van toegang tot het kindpakket. Hiervan kan sprake zijn indien er bijvoorbeeld een hoog eigen vermogen is maar in de praktijk sprake is van een onverkoopbaar huis met hoge vaste lasten of iets dergelijks.

 

5.9 Collectieve zorgverzekering voor minima

De gemeente Gouda biedt aan haar inwoners met een inkomen tot 120% de mogelijkheid om zich voor zorgkosten te verzekeren via de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM). Bij die zorgverzekering kan de verzekerde kiezen voor twee verschillende aanvullende verzekeringen en geeft de gemeente Gouda een tegemoetkoming op de premie van die aanvullende verzekeringen zodat het voor mensen met een laag inkomen aantrekkelijk en financieel haalbaar is om zich goed te verzekeren. Beide pakketten hebben een uitgebreide dekking voor de meest voorkomende zorgkosten en zijn afgestemd op de behoeften die veel mensen met een laag inkomen hebben op het gebied van zorg, denk aan ruimere fysiotherapie, brillen en dieetvoeding. Ook kennen beide pakketten een tegemoetkoming in de kosten van de eigen bijdrage die het CAK in rekening brengt voor Wmo-maatwerkvoorzieningen zoals dagbesteding, hulpmiddelen of huishoudelijke verzorging.

Het meest uitgebreide pakket biedt bovendien ook de mogelijkheid tot herverzekering van het wettelijke eigen risico dat mensen voor gebruik van zorg moeten betalen.

 

Gebleken is dat deze verzekering een goede manier is om kwetsbare huishoudens te ondersteunen bij het bekostigen van hun zorg23 en dat de meest voorkomende meerkosten van zorg ook voor chronisch zieken en gehandicapten in deze aanvullende pakketten wordt verzekerd. Mensen met een huishoudinkomen tot 120% van de bijstandsnorm, en hun minderjarige kinderen, kunnen hiervan gebruik maken.

 

De gemeente Gouda zal de inkomensgrenzen niet verder wijzigen, maar wil wel de toegang tot de regeling zo eenvoudig mogelijk houden. Daarom zal zij bij het bepalen van de hoogte van het inkomen in relatie tot de bijstandsnorm de wettelijke kostendelersnorm niet toepassen. Dit vergroot het aantal inwoners dat gebruik kan maken van de collectieve zorgverzekering en ook zetten wij in op het verminderen van het aantal mensen dat door betalingsachterstanden geen gebruik kan maken van deze verzekering.

 

5.10 Invoering Noodfonds

Soms zijn er situaties die niet passen in de minimaregelingen die we hebben maar waar hulp en ondersteuning nodig zijn om erger te voorkomen, of een onoplosbare situatie te doorbreken, of om een echte crisis te voorkomen. In de praktijk weten sociaal werkers en hulpverleners heel vaak allerlei wegen te vinden om in dergelijke situaties middelen aan te boren via particuliere fondsen of is het toch mogelijk om via de bijzondere bijstand een oplossing te bieden. Ook is er nog de weg naar de gemeentelijke kredietbank waar mensen door middel van een sociale lening kunnen worden geholpen. Voor situaties waarin geen andere oplossing is of de ernst van de crisis maakt dat er geen tijd meer is om die wegen te bewandelen, voor die gevallen stellen we een zogenaamd noodfonds beschikbaar.

 

Vanuit de maatschappelijke organisaties is aangegeven dat de oprichting van een Stichting Urgente Noden niet nodig is. De hulpverlening in Gouda weet zelf de weg naar de particuliere fondsen. Ervaring met de inzet van de SUN in andere gemeenten leert dat het veelal niet gaat om echte crisis maar om middelen bijvoorbeeld voor woninginrichting, huisraad of kosten voor activiteiten van kinderen. Deze vormen van gevraagde ondersteuning kunnen ook plaatsvinden vanuit de Bijzondere Bijstand of door aanvraag bij charitatieve fondsen rechtstreeks. De werkgroep vindt het niet noodzakelijk dat de gemeente bij zou dragen in de financiering van een stichting die vervolgens de middelen van fondsen gaat werven. Wel is er behoefte onder hulpverleners om van elkaar te leren over de fondsenwerving en ligt er een vraag aan de gemeente om dit proces te ondersteunen door het organiseren van kennis- en netwerkbijeenkomsten rond dit thema.

 

Verder hebben de maatschappelijke partners aangegeven dat een noodfonds op navolgende wijze wenselijk is:

  • Maak noodhulp mogelijk in combinatie met snelle inzet van hulpverlening

  • Organiseer dit dichtbij de hulpverlening door het beschikbaar stellen van een jaarlijks budget waarover snel beslist kan worden.

  • Bij het bepalen van de noodzaak voor noodhulp: kijk niet alleen naar de hoogte van het inkomen maar naar de krapte van het budget en de mate van crisis.

  • Noodhulp vanuit dit fonds is in principe kortdurend en gericht op het doorbreken van een impasse om de problemen te kunnen oplossen.

  • Er is samenhang met voorzieningen als het ondersteuningshuis, Voedselbank, burennetwerk, zij kunnen ook een rol spelen bij wat langerdurende ondersteuning.

Met de toename van de gemeentelijke verantwoordelijkheden in het sociale domein, is de noodzaak voor een flexibel en regelvrij budget waarmee we escalatie van crises kunnen voorkomen, gewenst en dit wordt in nauwe samenwerking met maatschappelijke partners en de zorgmarinier verder vormgegeven.

 

5.11. Projecten gericht op duurzame verbetering van problematische situaties

Armoede is een complex probleem dat vaak meerdere levensgebieden raakt. Met ons beleid richten we ons op de eerste plaats op het voorkomen dat mensen in armoede raken of problematische schulden krijgen, maar als er eenmaal sprake is van een leven in armoede dan hebben we algemene ondersteunende maatregelen. Daarnaast willen we ook komen tot meer duurzame verbeteringen en oplossingen voor mensen die in armoede leven. Voor 2016 en 2017 zetten we in op twee kwetsbare groepen om te komen tot duurzame verbetering van hun positie:

  • Terugdringen aantallen mensen in de bestuursrechtelijke premieheffing zorgverzekering.

  • Verkorten en verbeteren hulpverlening aan dak- en thuislozen gericht op het verkrijgen van een adres en identiteitsbewijzen zodat het opstarten van inkomen en hulpverlening sneller verloopt.

  • Ruimte houden voor innovatieve projecten op initiatief uit de stad.

Minder mensen in de bestuursrechtelijke premieheffing zorgverzekering.

Iedereen in Nederland is verplicht verzekerd voor de zorg. Als de premie voor de zorgverzekering langer dan 6 maanden niet wordt voldaan, dan gaat een regeling in waarbij de premie voor de basisverzekering wordt verhoogd met een bestuursrechtelijke boete en wordt geïnd door het Zorg Instituut Nederland. In de maanden daarvoor heeft een zorgverzekeraar eventuele aanvullende verzekeringen al geroyeerd wegens betalingsachterstanden en mogelijk een deurwaarder ingeschakeld of incasso gestart.

 

Het resultaat is dat iemand die de zorgverzekeringspremie niet kan betalen, uiteindelijk voor minder zorg is verzekerd tegen een hogere (bestuursrechtelijke )premie voor alleen een basisverzekering. Zolang de openstaande schulden niet zijn afgelost, blijft deze situatie in stand.

 

Het risico op toenemende betalingsproblemen en schulden is hierdoor groot. Mensen met een laag inkomen hebben een hogere premie voor de basisverzekering, extra zorgkosten kunnen niet bij een aanvullende verzekering worden gedeclareerd en ook het eigen risico is niet meer meeverzekerd. Bovendien moet de openstaande schuld nog worden afgelost.

 

Het verminderen van het aantal uitkeringsgerechtigden in de bestuursrechtelijke premieheffing, leidt tot significante verbetering in financiële positie en vermindert de kans op gezondheidsproblemen omdat deze persoon de benodigde zorg weer kan betalen. Vaak gaat het hierbij om tandheelkundige hulp die alleen in de aanvullende verzekering wordt vergoed.

 

Ten aanzien van de minima die deelnemen aan de gemeentelijke collectieve zorgverzekering probeert de gemeente Gouda te voorkomen dat mensen in het bestuursrechtelijke premieregime komen. Het merendeel van de Gouwenaars met een laag inkomen was voorheen via het ziekenfonds TRIAS verzekerd en is nu verzekerd bij VGZ. Met die verzekeraar heeft de gemeente ook afspraken gemaakt over signalering van betalingsachterstanden zodat nog ondersteuning kan worden verleend om te voorkomen dat mensen worden aangemeld voor de bestuursrechtelijke premieheffing.

 

Mensen die al zijn aangemeld en een uitkering ontvangen van de gemeente Gouda worden zoveel mogelijk door de gemeente ondersteund om een schuldregeling te treffen zodat zij weer tegen een normale premie voor betere zorg verzekerd kunnen zijn.

 

Verkorten van de procedures voor adres en uitkering voor dak- en thuislozen.

Voor mensen die door omstandigheden dakloos zijn of thuisloos zijn geraakt, is het zaak om zo snel mogelijk hulp en ondersteuning te bieden die kan leiden tot huisvesting en inkomen om die huisvesting te bekostigen. Voor de opvang van dak- en thuislozen heeft de gemeente Gouda afspraken met het Leger des Heils. De afgelopen jaren was het beleid dat iemand zich ten minste 16 keer had gemeld voor opvang voordat iemand in aanmerking kwam voor een doelgroepverklaring en een postadres. Daarnaast hebben sommige mensen geen geldige identiteitsbewijzen meer en, naast het feit dat er geen woonadres is, hebben ze ook geen geld om nieuwe aan te vragen.

 

Door een betere samenwerking en integrale aanpak gaan we:

  • de doorlooptijden verkorten en de eis van daadwerkelijk slapen op de nachtopvang te laten vervallen;

  • de vicieuze cirkel doorbreken dat zonder identiteitsbewijs geen uitkering kan worden aangevraagd en zonder geld geen ID-bewijs kan worden verkregen;

  • maatwerk leveren indien mensen tijdelijk iemand een slaapplek aanbieden waardoor deze niet in de nachtopvang hoeft te verblijven door bijvoorbeeld (tijdelijk) de kostendelersnorm niet toe te passen in geval van een participatiewetuitkering op voorwaarde dat hulpverlening om te komen tot duurzame verbetering wordt geaccepteerd.

  • Voor mensen die in kortdurende detentie moeten, gaan we inzetten op behoud van huisvesting waarbij eigen verantwoordelijkheid voorop staat.

5.12. Beslispunten:

Voor de uitvoering van hiernavolgende beslissingen, zullen een aantal verordeningen en beleidsregels gewijzigd moeten worden volgens de daartoe aangewezen procedures. Deze zullen zo snel mogelijk na vaststelling worden voorgelegd. Het betreft: de Verordening individuele inkomenstoeslag Gouda 2015, de Reductieverordening Gouda 2015 met bijbehorende Geld Terug Regeling, beleidsregels bijzondere bijstand.

 

De beslispunten ten aanzien van de minimavoorzieningen zijn:

 

De individuele inkomenstoeslag:

  • De hoogte van de bedragen wordt verhoogd zodat er geen tekort op het basispakket meer is voor alleenstaanden en echtparen op bijstandsniveau.

  • Er wordt een toeslag ingevoerd per in het huishouden aanwezige minderjarige kinderen

  • De inkomenstoeslag blijft bedoeld voor de laagste inkomens tot 101% van de bijstandsnorm, maar we gaan de kostendelersnorm niet toepassen voor het bepalen van de hoogte van de inkomensgrens.

De bijzondere bijstand:

  • De inkomensgrens relateren we aan 120% bijstandsnorm zonder kostendelersnorm. Dit is eveneens van toepassing op de regeling voor sociale participatie en de collectieve zorgverzekering.

  • We gaan het vergoedingenregime moderniseren en streven onder meer naar verbinding met de doelstellingen in het Wmo en Jeugdbeleid.

  • We zetten in op het terugdringen van de kosten voor beschermingsbewind en ontwikkelen in samenwerking met maatschappelijke partners alternatieven voor beschermingsbewind.

Sociale participatie:

  • De gemeente Gouda zet met de herijking van het minimabeleid in op het vergroten van de mogelijkheden voor sociale participatie voor alle inwoners met een laag inkomen.

  • Geef opdracht tot het invoeren van stadspas door aansluiting bij de Rotterdampas, waarbij zoveel mogelijk gezamenlijk met onze buurgemeenten wordt gewerkt aan een regionale uitstraling van een Gouwepas of Midden-hollandpas.

  • Met de Stadspas zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij lokaal aanbod en lokale ondernemers, cultuur en evenementen.

  • Intrekking van de huidige Geld Terug Regeling voor specifieke doelgroepen volwassenen en daarvoor in de plaats de stadspas invoeren voor alle volwassenen met een laag inkomen. Met de ondersteuning via de stadspas, past niet dat een paar groepen een tegemoetkoming van € 100,- voor participatie krijgen op basis van de GTR. De stadspas biedt ruim voldoende kortingen of vrije toegang wat een veelvoud van die waarde vertegenwoordigt.

Beslispunten kindpakket

  • Minimaregelingen gericht op kinderen bundelen we in een zogenaamd kindpakket. Het kindpakket staat open voor minderjarige kinderen die opgroeien in een huishouden met een laag inkomen, dat wil zeggen een gezinsinkomen tot 120% van de bijstandsnorm zonder toepassing van de kostendelersnorm.

  • De componenten van de GTR Extra voor kinderen worden ingebracht in een kindpakket: een kind uit een gezin met een inkomen tot en met 120% van de bijstandsnorm kan jaarlijks één sport, zwemlessen of culturele activiteit vergoed krijgen.

  • Er wordt een jeugdtegoed ingevoerd met een bijdrage voor sociale participatie beschikbaar stellen voor de aanschaf van school- en sportspullen. De hoogte daarvan wordt jaarlijks door het college bepaald, maar wordt vooralsnog gesteld op € 150,- per kind in de doelgroep.

  • Overige sociale participatie kan worden ondersteund door middel van het verstrekken van een stadspas en we streven ernaar om het jeugdtegoed en de vergoeding voor sport en cultuur zoveel mogelijk via de stadspas te laten verlopen.

  • We ontwikkelen een schoolkostenregeling voor de kosten van kinderen op het voortgezet onderwijs voor ouders die geen draagkracht hebben (onderdeel modernisering bijzondere bijstand).

  • Voor kinderen van 14 jaar en ouder wordt een identiteitskaart vergoed om te kunnen voldoen aan de wettelijke identificatieplicht.

  • Het Rijk kent per 2017 structureel extra middelen toe aan gemeenten voor armoedebestrijding onder kinderen en deze zullen worden toegevoegd aan de middelen voor participatie, de schoolkostenregeling, het jeugdtegoed en stadspas voor kinderen

  • Het kinderfonds bestemmen we voor ondersteuning aan kinderen die geen gebruik van minimavoorzieningen van de gemeente kunnen maken maar waarbij het besteedbaar inkomen zo laag is dat de kinderen in de praktijk niet kunnen meedoen op school of met sport, cultuur. De subsidievoorwaarden worden hierop aangepast.

Beslispunten noodfonds:

  • 1.

    Stel jaarlijks een budget van € 10.000,- beschikbaar voor noodhulp bij crisis. Bepaal daarbij dat een bijdrage uit dit budget alleen door een hulpverlener aangevraagd kan worden en stel daarbij als voorwaarde dat hulpverlening ook wordt gestart en geaccepteerd.

  • 2.

    Ondersteun als gemeente netwerkvorming en kennisontwikkeling rondom het thema fondsenwerving bij hulpverleners.

Hoofdstuk 6: Naar inclusieve schulddienstverlening

6.1. Doelstelling

Binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening richten we ons op een integrale benadering, in samenwerking met onze maatschappelijke partners en de sociale teams. Niemand wordt op voorhand uitgesloten van hulp bij schulden; iedereen krijgt een vorm van ondersteuning aangeboden die aansluit bij de (on)mogelijkheden van de hulpvrager en bij het soort en de hoogte van de schulden.

 

De belangrijkste doelstelling daarbij is het verkleinen van het risico op armoede en tegelijkertijd het vergroten van de maatschappelijke participatie van inwoners. We doen dit door belemmeringen weg te nemen. Het gaat dan niet alleen om het schuldenprobleem zelf, maar ook om de problemen die ten grondslag liggen aan de schulden. Door ook de problemen ‘achter’ de schulden aan te pakken zorgen we voor een meer duurzame oplossing van het schuldenprobleem.

 

We gaan uit van de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Personen die zich melden voor schuldhulpverlening zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de gemaakte schulden en de oplossing daarvan. Voor de mensen die dat zelfstandig niet kunnen, kan de gemeente ondersteuning bieden in de vorm van schuldhulpverlening of een andere vorm van begeleiding bij financiële problemen. De ondersteuning is er op gericht mensen in staat te stellen zelf hun eigen problemen op te lossen of hanteerbaar te houden.

 

Volledige financiële zelfredzaamheid (en een schuldenvrije toekomst) zal niet voor iedereen haalbaar zijn. Voor sommige mensen is stabilisatie van de schulden ter bescherming van de eerste levensbehoeften het hoogst haalbare. Voor deze groep geldt dat gestreefd wordt naar de hoogst haalbare mate van financiële zelfredzaamheid en het hanteerbaar houden van de situatie. Dit laatste kan ook gelden voor mensen die als gevolg van fraude met uitkeringen of toeslagen schulden hebben en (nog) geen toegang hebben tot de schuldhulpverlening.

 

Voor het vergoten van de financiële zelfredzaamheid richten we ons op twee gebieden:

 

  • 1.

    Preventie en vroegsignalering.

    Het gaat er bij preventie om dat mensen zich bewust worden dat ze geen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen. Financiële problemen worden in een vroeg stadium gesignaleerd, zodat erger voorkomen kan worden.

    Onder preventie wordt ook verstaan het organiseren van vormen van ondersteuning waardoor terugval in schuldenveroorzakend gedrag of toename van de schuldenpositie wordt voorkomen.

     

  • 2.

    Aanpak schuldenprobleem.

    • -

      Financiële stabilisatie.

      Het gaat hierbij om het creëren van financiële stabilisatie en rust. Er wordt voorkomen dat schulden (verder) escaleren. Crisissituaties worden zo veel mogelijk afgewend. Voor sommige schuldenaren is dit het hoogst haalbare. Voor anderen is de stabilisatiefase het voorportaal voor het oplossen van het schuldenprobleem.

    • -

      Het oplossen van het schuldenprobleem.

      Het realiseren van een schuldenvrije toekomst staat hierbij centraal. Dit kan via een minnelijk of wettelijk traject zijn.

    • -

      Ondersteuning: Voor mensen voor wie een schuldenvrije toekomst (nog) niet mogelijk is, is er een aanbod aan ondersteuning dat gericht is op het niet verder laten toenemen van schulden of problemen. We zorgen voor een sluitende aanpak in samenwerking met ketenpartners.

6.2. Resultaten

De inzet op preventie, financiële stabilisatie en het oplossen van het schuldenprobleem moet resulteren in een aantal concrete en meetbare resultaten.

 

Deze zijn geformuleerd aan de hand van onderstaande prestatie indicatoren:

 

  • 1.

    Spoedige reactie op hulpvraag

    Met iedereen die zich bij de gemeente meldt met een financiële hulpvraag wordt binnen 24 uur contact opgenomen en volgt binnen maximaal 5 werkdagen een eerste diagnosegesprek. In crisissituaties vindt het eerste gesprek plaats binnen 24 uur.

     

  • 2.

    Schuldenvrije toekomst

    Het aantal minnelijke trajecten dat succesvol wordt afgerond bedraagt jaarlijks 65%

     

  • 3.

    Bekendheid hulp bij schulden

    Het aantal inwoners dat bekend is met de gemeentelijke schuldhulpverlening bedraagt minimaal 65%.

6.3. Kwaliteit

Voor de uitvoering van de integrale schuldhulpverlening wordt primair samengewerkt met schuldhulpverlener, diverse maatschappelijke partners, vrijwilligersorganisaties en de sociale teams. Daarnaast wordt de samenwerking gezocht en uitgebouwd met en tussen verschillende maatschappelijke organisaties en hulpverleners, (ketenpartners). Om de kwaliteit te kunnen borgen is het van belang dat de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen duidelijk zijn vastgelegd.

 

Gemeente:

De gemeente voert de regie op de integrale schuldhulpverlening; zij bepaalt door middel van het beleid wie wordt toegelaten tot de specialistische schuldhulpverlening. Schuldenaren die zich melden bij de gemeente met een hulpvraag worden uitgenodigd voor een eerste diagnosegesprek met de gemeente. In dit gesprek wordt beoordeeld of een specialistisch traject noodzakelijk is of dat een adviesgesprek of andere hulpverlening voldoende is. Ook wordt gekeken of er andere problemen spelen die van invloed zijn op de schuldensituatie. Zo nodig wordt doorverwezen naar gespecialiseerde hulpverlening.

Als er sprake is van problematische schulden, wordt de cliënt door de gemeente doorverwezen naar schuldhulpverlener.

 

Schuldhulpverlener:

De schuldhulpverlener is verantwoordelijk voor de uitvoering van de technische schuldhulpverlening, zowel het minnelijk als het wettelijk traject. Concreet gaat het dan om het stabiliseren van de schuldensituatie, het tot stand brengen van schuldregelingen, budgetbeheer/budgethulp, het aanmelden voor een wettelijk traject en nazorg. Ook de schuldhulpverlener bekijkt het schuldenprobleem integraal; wanneer tijdens het schuldentraject blijkt dat andere hulpverlening noodzakelijk is om het schuldentraject succesvol af te ronden, dan verwijzen zij door naar de sociale teams of professionele hulpverleners.

 

Sociale teams:

Wanneer iemand met schulden zich bij de gemeente meldt met een hulpvraag en er blijkt geen sprake te zijn van problematische schulden, dan krijgt de schuldenaar een financieel adviesgesprek aangeboden en/of een budgetcursus. Ook kan hij doorverwezen worden naar de sociale teams, onder andere voor hulp bij het op orde brengen en houden van de administratie door ofwel schuldhulpmaatjes, de thuisadministratie of de formulierenbrigade. Vanwege de signalerende functie die de sociale teams vervullen, komen ook veel schuldenaren via de sociale teams bij de gemeente terecht.

 

Het afgelopen jaar zien we een toename van het aantal personen dat zich bij de sociale teams meldt met een hulpvraag over geld en schulden. Daar kan op verschillende manieren de hulpverlening gestart worden, afhankelijk van de ernst van de situatie en de complexiteit van de vraag.

 

Bij het sociaal team kan iemand ook terecht voor diverse vragen op het gebied van financiën. Dit kan gaan om het ordenen van zijn of haar administratie bij een zogenaamde sorteergroep zodat meer zicht ontstaat op schulden, maar ook een meer individuele vorm van hulpverlening, variërend van een gesprek met een sociaalwerker of aanmelding bij schuldhulpmaatje. Deze dienstverlening wordt in het zogenaamde ‘papierwinkel’ concept zo integraal mogelijk aangeboden. Daarnaast is doorverwijzing naar schuldhulpverlening voor gemeentelijke schuldhulpverlening mogelijk omdat een minnelijk traject kan leiden tot een schuldenvrije toekomst of omdat er zodanige complexe dienstverlening nodig is dat specialistische schuldhulp geboden is. Met de gemeentelijke schuldhulpverlening zullen afspraken worden gemaakt over samenwerking met en op locatie van de papierwinkels en het adviseren over technisch meer gecompliceerde schuldsituaties.

 

 

Ketenpartners:

Schulden staan vaak niet op zichzelf. Vaak spelen er één of meerdere problemen op de achtergrond die ten grondslag liggen aan het schuldenprobleem. Om ook de problemen achter de schulden aan te pakken werkt de gemeente samen met verschillende ketenpartners, zoals de GGD, GGZ, verslavingszorg, Kwintes, Kwadraad, Gemiva etc.

 

Vrijwilligersorganisaties:

Voor sommige mensen is een veel lichtere vorm van ondersteuning voldoende. Zij kunnen goed worden geholpen door bijvoorbeeld in de papierwinkel door de formulierenbrigade, de sorteergroep, de Thuisadministratie of een Schuldhulpmaatje. Ook zijn deze voorzieningen en vrijwilligers van groot belang bij de ondersteuning van een schuldenaar die wel een minnelijke schuldregeling of WSNP-traject doorloopt. Dit zijn moeilijke en langdurige trajecten waarbij in sommige gevallen flankerende praktische ondersteuning van belang kan zijn voor het volhouden van die trajecten.

 

Deze initiatieven en organisaties kunnen ook een rol spelen voor het begeleiden bij onoplosbare schulden waarbij een schuldregeling geen mogelijkheid is maar het voorkomen van erger of stabiel houden van een financiële positie maximaal haalbaar is. Om beide redenen vormen zij een belangrijk onderdeel van de inclusieve schulddienstverlening die we als gemeente willen organiseren.

 

6.4. Wachttijden:

We vinden het belangrijk dat mensen die zich melden met een hulpvraag snel geholpen worden. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stelt een maximale termijn van vier weken tot het eerste gesprek. In de gemeente Gouda hanteren we de doelstelling dat een persoon die zich bij de gemeente meldt met een financiële hulpvraag binnen maximaal vijf werkdagen een eerste gesprek krijgt. Zo kan er snel gehandeld worden en wordt erger voorkomen.

Het afgelopen jaar zien we steeds meer dat mensen zich tot het sociaal team wenden met vragen over geld en schulden. Wanneer het sociaal team dergelijke hulpvragen krijgt, verwijst zij, afhankelijk van het soort vraag, door naar vrijwilligersorganisaties of een hulpverlener. Wanneer meer specialistische hulp nodig is, kan daarna alsnog worden doorverwezen naar de gemeente voor een uitgebreider diagnosegesprek. Mogelijk volgt daarna een specialistisch schuldentraject bij de schuldhulpverlener. Hulpvragen die bij de sociale teams binnen komen krijgen op deze manier direct een vervolg.

Bij crisissituaties moet er wettelijk gezien binnen 3 drie werkdagen een eerste gesprek plaatsvinden. De gemeente Gouda hanteert een kortere termijn en legt in de regel binnen 24 uur het eerste contact met de schuldenaar.

 

6.5. Schuldpreventie

Het voorkomen van schulden is één van de prioriteiten binnen het schuldhulpverleningsbeleid. Gouda zet sterk in op schuldpreventie, het tijdig signaleren van financiële problemen en het voorkomen van erger.

 

Zo wordt er binnen de sociale teams in de papierwinkels samengewerkt met Humanitas en Schuldhulpmaatje. De vrijwilligers van Humanitas houden zich bezig met thuisadministratie. Schuldhulpmaatje koppelt vrijwilligers aan personen met financiële problemen. De vrijwilligers (maatjes) helpen bij het aanbrengen van overzicht in de inkomsten en uitgaven en de onbetaalde rekeningen. Ook bieden ze een luisterend oor en de nodige morele ondersteuning aan de hulpvrager. Ook kunnen Goudse burgers die het overzicht op hun administratie kwijt (dreigen te) raken, via de sociale teams terecht bij zogenaamde sorteergroepen, waar laagdrempelige begeleiding wordt gegeven bij het ordenen van rekeningen en uitgaven. Indien nodig kan vervolgens meer gespecialiseerde ondersteuning worden ingezet.

 

Daarnaast heeft de gemeente Gouda samen met de Goudse woningcorporaties, de sociale teams en de GGD Midden-Holland afspraken gemaakt over het voorkomen van (dreigende) huisuitzettingen door huurachterstanden (convenant voorkomen huisuitzettingen). Wanneer er sprake is van een huurachterstand van twee maanden wordt in een persoonlijk gesprek geïnventariseerd welke problemen spelen bij de huurder. Afhankelijk van de problematiek wordt de noodzakelijke hulpverlening ingeschakeld of wordt doorverwezen naar ketenpartners, om zo huisuitzetting te voorkomen.

 

Dit is een effectief middel, zo blijkt ook uit de bijgevoegde evaluatie: bedreigende situaties (waaronder huisuitzettingen) nemen steeds verder af komen nog maar weinig voor in Gouda. Slechts 3% van de aanmeldingen bij Schuldhulpverlening betreft crisissituaties.

 

Life-events:

Na ingrijpende levensgebeurtenissen als echtscheiding, overlijden van een partner, arbeidsongeschiktheid of verlies van werk, is er een groter risico op het ontstaan van schulden (bron Panteia). Voor het voorkomen van schulden zullen we de komende tijd in samenwerking met de maatschappelijke partners acties uitzetten om vroegsignalering en preventie van schulden bij life-events op gang te brengen. Het voornemen is hiervoor om voorlichting te gaan geven aan de diverse dienstverleners bij life-events, zoals mediators, advocaten of uitvaartondernemers, om sneller te signaleren en door te verwijzen, wanneer dergelijke levensgebeurtenissen voor mensen tot financiële problemen leiden.

 

Specifieke groepen:

Ten slotte zet Gouda in op preventieactiviteiten voor specifieke doelgroepen. Zo krijgen bijstandsgerechtigden de training Omgaan met Geld, waarin ze wordt geleerd hoe ze rond kunnen komen van een minimum inkomen. Er worden budgettips gegeven, en er wordt geleerd structuur aan te brengen in de uitgaven.

Ook de groeiende groep vergunninghouders vormt een aandachtsgroep voor schuldpreventie. Vaak weet deze groep de weg in (inkomens)regelingen en voorzieningen niet goed te vinden. Goede voorlichting is daarom essentieel. Samen met de betrokken maatschappelijke partners wordt bekeken hoe verdere schuldpreventie voor deze doelgroep het beste kan worden vormgegeven.

 

6.6. Gezinnen met inwonende minderjarige kinderen

Gezinnen met kinderen vormen een kwetsbare groep als het gaat om schuldenproblematiek. Kinderen mogen niet de dupe worden van de financiële problemen van hun ouders. Door extra aandacht te besteden aan deze doelgroep willen we het ‘overerven’ van schulden/armoede en sociale uitsluiting voorkomen en tegelijkertijd de participatie van (minderjarige) kinderen bevorderen.

We zetten op verschillende manieren in op (gezinnen met) minderjarige kinderen. De acties zijn omschreven in het hoofdstuk preventief armoedebeleid. In het kort komt het neer op:

  • -

    Preventie: Structurele financiële educatie van scholieren en praktische ondersteuning bij schulden voor jongeren;

  • -

    Signalering: netwerk van ketenpartners uitbreiden en versterken zodat schuldenproblematiek eerder in gesignaleerd kan worden;

  • -

    Het vergroten van de participatiemogelijkheden van kinderen, onder andere door middel van het kindpakket.

6.7. Zelfstandig ondernemers

De gemeentelijke schuldhulpverlening is alleen toegankelijk voor particulieren (natuurlijke personen) of gewezen ondernemers. Voor ondernemers met financiële problemen die nog een actieve onderneming hebben, is gemeentelijke schuldhulpverlening geen optie. Voor deze groep zet de gemeente Gouda andere trajecten in. Gouda werkt hiervoor samen met het Regionaal Bureau Zelfstandigen (RBZ) en de Rotterdamse Zaak (samenwerking van het RBZ, de Hogeschool Rotterdam en de Stichting Ondernemersklankbord).

Wanneer een Goudse ondernemer met schulden zich meldt bij de gemeente, wordt hij doorverwezen naar het RBZ. Daar wordt beoordeeld of het bedrijf levensvatbaar is. Is dat het geval dan behoort een saneringskrediet (lening op grond van het Bbz) tot de mogelijkheden. De praktijk is dat dan een gespecialiseerd bureau voor het zakelijke schuldhulptraject wordt ingeschakeld, zoals Florijn of Zuidweg en partners.

 

Is het bedrijf niet levensvatbaar, dan komt de ondernemer niet in aanmerking voor een herfinanciering via het Bbz. In dat geval kan het RBZ adviseren de onderneming te beëindigen en biedt ondersteuning bij het organiseren daarvan wanneer dit nodig is. De ex-ondernemer is dan een natuurlijk persoon en kan dan wel in aanmerking komen voor de reguliere schuldhulpverlening bij de gemeente, mits hij zich heeft uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten van de onderneming feitelijk zijn gestopt.

 

De Rotterdamse Zaak ondersteunt ondernemers bij het op orde krijgen van hun administratie. Ondernemers in zwaar weer hebben vaak niet de middelen om een beroep te doen op een administratiekantoor. Maar een volledige en sluitende administratie zijn wel voorwaarden voor een aanvraag Bbz of toegang tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. De Rotterdamse Zaak helpt ondernemers hierbij.

 

Preventie en vroegsignalering:

In samenwerking met het RBZ wordt nu een aanpak ontwikkeld om ondernemers met financiële problemen eerder in beeld te krijgen. Deze aanpak richt zich voornamelijk op samenwerking met intermediairs, zoals accountants, boekhouders, banken etc. Deze partijen hebben vaak al in een vroeg stadium zicht op mogelijke financiële problemen bij een ondernemer. Door deze intermediairs actief te informeren over wat het RBZ voor ondernemers kan betekenen, kunnen zij hun cliënten in een vroeg stadium wijzen op mogelijkheden voor hulp en ondersteuning. Hiermee moeten (dreigende) financiële problemen bij zelfstandig ondernemers eerder ondervangen worden.

 

6.8. Beslispunten:

  • 1.

    Besluiten om de gemeentelijke schuldhulpverlening breder op te vatten dan de Wet gemeentelijke schuldhulp voorschrijft en daartoe een keten met maatschappelijke partners te vormen zodat inclusieve dienstverlening voor hulp bij schulden ontstaat.

  • 2.

    Het vaststellen van de resultaten wordt tezamen met maatschappelijke partners over de gehele keten opgesteld.

  • 3.

    Voor het onderdeel schuldhulpverlening worden de resultaten gehandhaafd op:

    • -

      minimaal 65% van de inwoners is bekend met de mogelijkheid van schuldhulpverlening via de gemeente;

    • -

      gemiddeld tenminste 65% van de schuldhulptrajecten wordt jaarlijks succesvol afgesloten,

    • -

      met iedereen die zich bij de gemeente meldt met een financiele hulpvraag wordt binnen 24 uur contact opgenomen en volgt binnen maximaal 5 werkdagen een diagnosegesprek. Bij crisissituaties vindt het eerste gesprek plaats binnen 24 uur.

  • 4.

    Voor het organiseren van de gewenste ketensamenwerking tussen gemeentelijke schuldhulp, vrijwilligersorganisaties en zorginstellingen en het versterken van de preventie en vroegsignalering, evenals het totstandbrengen van een netwerk met zakelijke dienstverleners zoals deurwaarders en beschermingsbewindvoerders, maar ook in het kader van preventie met advocaten, scheidingsbemiddelaars etc, wordt extra ingezet met een projectleider aanpak schulden en wordt nagestreefd met een convenant aanpak schulden te komen.

  • 5.

    Wijzigen van de beleidsregels voor de uitsluiting van gemeentelijke schuldhulpverlening zodat toegang voor mensen met fraudeschulden onder voorwaarden mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 7: Effecten van voorgestelde beleid en organisatorische consequenties

7.1. Beoogde effecten van het voorgestelde beleid:

Met de herijking van het armoedebeleid worden de volgende effecten beoogd:

  • In Gouda is het basispakket zoals door het Nibud geformuleerd voor ieder huishoudtype te bekostigen. In de minima effectrapportage 2015 bleken huishoudens met twee volwassenen op het minimuminkomen niet in staat rond te komen voor het basispakket. Bij een volgende meting is deze situatie verbeterd.

  • We streven naar grotere sociale participatie door het aanbieden van een stadspas die het mogelijk maakt om gratis of voor weinig geld deel te nemen aan activiteiten. Hiermee dragen we bij aan het tegengaan van sociaal isolement. Blijkens de minima effectrapportage 2015 waren 7 van de 11 onderzochte huishoudtypes niet in staat om het restpakket te bekostigen. Bij een volgende meting is dit aantal gedaald, voorzover door landelijke regelgeving geen verslechtering in de financiële omstandigheden van minima is ontstaan.

  • We streven naar preventie van armoede door focus op kinderen en jeugd. Dit heeft tot effect dat:

    • kinderen in huishoudens met een laag inkomen, in de gelegenheid zijn om mee te doen met sporten, muzieklessen, andere culturele activiteiten of lid te kunnen zijn van een vereniging;

    • hebben geleerd om met geld om te gaan.

  • We streven naar optimaal gebruik minimavoorzieningen door goede bekendmaking van de mogelijkheden zowel rechtstreeks aan onze inwoners als indirect door goede informatievoorziening richting het maatschappelijk middenveld, het vereenvoudigen van de toegang door zoveel mogelijk zaken via de stadspas te laten lopen en mensen beter in staat te stellen zelf na te gaan waar ze mogelijk gebruik van kunnen maken via een digitale tool. Inwoners die niet zelfstandig gebruik kunnen maken van digitale middelen kunnen voor ondersteuning terecht bij het sociaal team of gebruik maken van de trainingen digitale vaardigheden die in de stad worden aangeboden met behulp van subsidie voor volwasseneneducatie.

  • Inclusieve schulddienstverlening: we handhaven het hoge aantal succesvol afgesloten trajecten. Door betere ketensamenwerking streven we naar kortere doorlooptijden en minder uitval omdat mensen ondersteuning kunnen krijgen bijvoorbeeld bij het ordenen van hun administratie.

7.2. Organisatorische consequenties:

Het vaststellen van de visie op armoedebestrijding en hulp bij schulden heeft gevolgen voor de werkwijze van de gemeente. Bij de behandeling van aanvragen voor minimavoorzieningen of verzoeken om schuldhulpverlening, is het van belang dat we meer rekening houden met de meest actuele kennis over menselijk gedrag en daarbij ook oog hebben voor eventueel onvermogen om aanvragen te completeren.

 

De rol van de gemeente is dat zij een belangrijke rol vervult in het verbinden van netwerken met elkaar zodat preventie en vroegsignalering in de praktijk ook wordt gerealiseerd. Veel van die zaken zijn al eens eerder benoemd of in het beleid opgenomen, maar het is ook een kwestie van echt doen. Om die reden wordt op de omvorming van schuldhulp naar inclusieve schulddienstverlening ingezet een projectleider ingezet die tot taak heeft om deze verbinding ook tot stand te brengen en te blijven aanjagen.

 

De invoering van een Goudse stadspas zal in de praktijk nog leiden tot wijzigingen in de werkwijze. Vooralsnog gaan we ervan uit dat een en ander binnen de bestaande formatie kan worden gedaan, maar dat er tijdelijk een extra intensivering nodig is om de implementatie mogelijk te maken, hierin was in de programmabegroting al voorzien.

 

We gaan meer inzetten op bereiken van de doelgroep en communicatie, in ieder geval bij de introductie van de gewijzigde minimaregelingen. Ook willen we de toegang tot minimaregelingen vereenvoudigen.

 

Hiervoor gaan we:

  • Een digitale tool invoeren waarmee inwoners zelf kunnen nagaan of ze voor minimaregelingen in aanmerking komen, zoveel mogelijk digitaliseren van de aanvragen en waar mogelijk overgaan tot ambtshalve toekennen.

  • Actief informeren en communiceren met zowel inwoners als het maatschappelijke middelveld. Hiervoor worden middelen gereserveerd.

Hoofdstuk 8: Financiële consequenties

De voorgestelde wijzigingen in het beleid kunnen uitgevoerd worden binnen de huidige begroting plus de door het rijk extra beschikbaar gestelde middelen voor armoedebeleid. De raad zal verzocht worden deze middelen bij de eerstvolgende begrotingswijziging beschikbaar te stellen.

 

Belangrijke wijzigingen zijn:

Voorgesteld wordt de extra rijksmiddelen voor armoedebeleid van 2015 (structureel 366.000) en 2017 (structureel € 385.000) toe te voegen aan het programma. Deze laatste gelden dienen uitgekeerd te worden in natura en zijn onder andere ter dekking van een in te voeren schoolkostenregeling, een jeugdtegoed, het beschikbaar stellen van een ID-bewijs aan kinderen en een vergoeding voor sporten en cultuur voor kinderen in gezinnen met een laag inkomen.

Tevens wordt er voor de jaren 2017 en 2018 een klein bedrag beschikbaar gesteld door het Rijk voor ondersteuning van ouderen (ca € 16.000 resp € 17.000 per jaar); Deze extra middelen zijn toegekend voor ondersteuning van ouderen met een onvolledige AOW die voor specifieke situaties een beroep doet op de bijzondere bijstand.

 

Een aantal maatregelen zullen in 2017 worden ingevoerd. Hierbij gaat het onder meer om de stadspas die in de tweede helft van het jaar operationeel kan zijn. Hierdoor zal de Geld Terug Regeling nog gedeeltelijk beschikbaar zijn en zijn er in 2017 meer kosten door zowel toekenningen GTR als aanschaf stadspas door dezelfde doelgroep en zullen grotere kosten voor de implementatie en communicatie vallen.

 

Dit leidt tot het volgende overzicht:

 

Budget (incl extra Rijksbijdragen)

3.133.000

3.110.000

3.093.000

3.093.000

 

 

 

 

 

Inkomensondersteuning

1.825.000

1.825.000

1.775.000

1.775.000

Participatie

389.000

215.000

265.000

270.000

Kindpakket

355.000

473.000

473.000

473.000

Aanpak schulden

446.000

446.000

446.000

446.000

Noodfonds

10.000

10.000

10.000

10.000

Aanpak laaggeletterheid

10.000

10.000

5.000

5.000

Kinderfonds

23.000

15.000

15.000

15.000

Overige zaken

75.000

116.000

104.000

99.000

 

 

 

 

 

Totaal uitgaven

3.133.000

3.110.000

3.093.000

3.093.000

 

Toelichting:

  • -

    De post inkomensondersteuning bevat: Bijzondere Bijstand, de bijdrage voor de collectieve zorgverzekering voor minima en de individuele inkomenstoeslag. Die laatste zal de komende tijd stijgen door de voorgenomen maatregelen. Beschermingsbewind is een stijgende post. We gaan onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn voor sturing op de kosten bijzondere bijstand voor beschermingsbewind.

  • -

    De post participatie bevat enerzijds de kosten van de huidige Geld Terug Regeling (2016 tot medio 2017) en vanaf 2017 de kosten voor de Stadspas. Een deel van de uitgaven van de GTR in 2016 heeft betrekking op vergoedingen voor sport of cultuur voor kinderen en deze zullen worden overgeheveld naar het kindpakket.

  • -

    Het kindpakket bevat de voorziening die tot op heden voor kinderen via de Geld Terug Regeling beschikbaar was, een jeugdtegoed, een vergoeding voor ID-bewijzen voor kinderen van 14 jaar en ouder en in te voeren schoolkostenregeling. Deze maatregelen zullen in de loop van 2017 beschikbaar komen voor kinderen. De kosten van stadspassen voor kinderen zijn opgenomen onder participatie.

  • -

    De aanpak van schulden wordt geïntensiveerd. Hieronder zit de bekostiging van de gemeentelijke schuldhulp maar ook extra investeringen door middel van subsidies aan vrijwilligersorganisaties die steun verlenen bij schulden en een projectleider om het inclusieve aanbod te stimuleren, geld om financiële educatie van kinderen te stimuleren en om specifieke ondersteuning van jongeren met schulden of ter preventie van schulden vorm te geven.

  • -

    Nieuw zijn de posten voor een regelvrij budget: het noodfonds, een bijdrage aan de aanpak van laaggeletterdheid en we continueren de bijdrage aan het kinderfonds voor hulp aan kinderen die niet in aanmerking komen voor gemeentelijke maatregelen.

  • -

    Onder de overige zaken vallen nogal praktische zaken als de gemeentelijke plicht zorg te dragen voor begrafenissen, budgetten voor communicatie, thema bijeenkomsten met maatschappelijke partners voor bevordering samenwerking, deskundigheid en informatieoverdracht, het monitoren van de effecten door de herhaling van minima effect rapportage en middelen om projecten te starten gericht op voorkomen en bestrijden van armoede en schulden wat ruimte laat voor innovatie in het aanbod.

  • -

    In de Participatienota samen aan de slag 2015-2018 is besloten om uit het budget armoedebeleid middelen in te zetten voor re-integatie van alleenstaande ouders en voor re-integratie van hoger opgeleiden (project Broekriem) vanuit de gedachte dat werken een bijdrage levert aan de preventie van armoede en ook is er budget uitgetrokken voor preventie van het ontstaan van schulden van mensen die uitkeringsafhankelijk worden. Uit de analyse blijkt dat het niet noodzakelijk is om dit via de minimamiddelen te bekostigen. Dekking is aanwezig binnen het participatiebudget. Voorgesteld wordt om dit bedrag te wijzigen en alleen de bekostiging van budgettraining die wordt gegeven via het werkontwikkelcentrum uit het budget armoedebeleid te laten plaatsvinden en de overige kostendragers weer vanuit het participatiebudget te dekken.

Begroting en risico’s

Voor wat betreft de begroting minimabeleid wordt gestreefd naar een sluitende begroting maar er zijn wel enkele onzekerheden bij het opstellen van die begroting. Primair gaat het hier om:

 

  • De minimaregelingen zijn op basis van een ‘open einde’ regeling. Dat houdt in dat we als gemeente gehouden zijn om eventuele kosten te vergoeden indien betrokkene daarvoor in aanmerking komt ook al is het budget al overschreden.

     

  • We streven naar optimaal gebruik van de minimaregelingen en voorzieningen maar begroten daarbij op een gedeelte van de potentiële doelgroep. Met de nieuwe maatregelen hebben we nog geen ervaring opgedaan en zijn de aannames op aantallen minder zeker.

Binnen de programmabegroting waarvan de kaders door de raad worden vastgesteld, kan het college op grond van ontwikkelingen en omstandigheden, de inzet van toegekende middelen optimaliseren.

Hoofdstuk 9. Monitoring en evaluatie

De effecten van het beleid worden op de volgende wijze gevolgd:

  • -

    Op grond van de uitnutting van budgetten.

  • -

    Aantallen trajecten SHV en de bekendheid van de schuldhulp onder inwoners

  • -

    Aantallen deelnemers aan de collectieve zorgverzekering

  • -

    Aantallen stadspassen dat is uitgereikt en de verhouding minima en niet-minima.

  • -

    Aantallen kinderen dat gebruik heeft gemaakt van een van de regelingen uit het kindpakket.

Over aantallen en bestedingen wordt gerapporteerd via de monitor sociaal domein.

 

Twee jaar na implementatie van het nieuwe beleid, laten we een nieuwe minima-effectrapportage zodat gemeten kan worden in hoeverre de huishoudtypes ten gevolge van de beleidswijzigingen meer mogelijkheden hebben tot sociale participatie en dat er minder huishoudtypes zijn die de begroting voor het basispakket niet rond krijgen.

Bijlage 1. Adviezen en aanbevelingen uit de stad

Werkgroep Meedoen en Regelingen: adviezen en aanbevelingen

Werkgroep Schulden: adviezen en aanbevelingen

 

Samenvattend:

De belangrijkste aanbevelingen aan het college zijn:

  • 1.

    Voer een stadspas in. De stadspas geeft korting op deelname aan activiteiten en kan als toegangspas voor minimaregelingen dienen. Belangrijke voorwaarde is dat de pas niet-stigmatiserend is en ook voor niet-minima aantrekkelijk is om te gebruiken.

  • 2.

    Kinderen: kinderen hebben het moeilijk in gezinnen met weinig geld. Bied mogelijkheden voor kinderen om te kunnen meedoen en ontwikkelen. Heb daarbij ook oog voor de neveneffecten van armoede zoals pesten, schaamtegevoelens etc.

  • 3.

    Noodhulp: maak een vorm van ondersteuning bij financiële crisis mogelijk die het mogelijk maakt om snel te kunnen schakelen ook als standaard minimaregelingen niet van toepassing zijn.

  • 4.

    De meest schrijnende vorm van armoede is te vinden bij dak- en thuislozen: Vereenvoudig de procedure voor het verkrijgen van een briefadres door: het verkorte van de aanvraagtijd en het wegnemen van financiële belemmeringen bij het verkrijgen van ID-bewijzen.

  • 5.

    Zorg voor het versnellen en vereenvoudigen van aanvragen om minimavoorzieningen, desnoods door het sneller verstrekken van voorschotten.

  • 6.

    Communicatie en betrek indien mogelijk ervaringsdeskundigen daarbij. Gebruik andere en meer wervende taal, niet alleen met een folder maar ook actief op zoek naar de doelgroep.

  • 7.

    Zet meer in op preventie en vroegsignalering: verbeteren van signalering via scholen, wijkteams evt meldpunt instellen, financiële educatie op scholen inzetten, aanbieden budgetcoaching bij life-events, afspraken maken met woningcorporaties en energiemaatschappijen over betalingsachterstanden, bestrijden laaggeletterdheid, begeleiden statushouders

  • 8.

    Los knelpunten in regelgeving op voorzover die in gemeentelijk beleid zitten.

    • Moderniseer de bijzondere bijstand

    • Financiële begeleiding bij zorg-dak constructies verbeteren’

    • Knelpunten kortdurende opname en beschermd wonen in relatie tot zak- en kleedgeldregeling oplossen

    • Snellere toekenning van uitkeringen en bij minimavoorzieningen oplossen van verschillen tussen zzp-er en andere groepen

  • 9.

    Verbeteringen voor hulp bij schulden:

    • Samenwerking: beter bekend maken welk aanbod er al is, beter formeel en informeel met elkaar verbinden,

    • Zorg voor beleid bij niet-oplosbare schulden en biedt ook begeleiding bij fraudeschulden.

Bijlage 2: De minima effectrapportage 2015

 


1

Uitgaande van modellen van de minima effect rapportage, in individuele gevallen kan de persoonlijke situatie anders zijn.

2

Zie participatienota “samen aan de slag 2015-2018”.

3

De Correspondent 17 december 2013 “Waarom arme mensen domme dingen doen” van Rutger Bregman.

4

Sendhil Mullainathan & Eldar Shafir, Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen (Maven Publishing 2013)

5

Op de stadsconferentie Armoede duidelijk gepresenteerd door Professor Menno Fenger waarbij gebruik werd gemaakt van de uitkomsten van het Stanford marshmallow experiment[1] In these studies, a child was offered a choice between one small reward provided immediately or two small rewards (i.e., a larger later reward) if they waited for a short period, approximately 15 minutes, during which the tester left the room and then returned. (The reward was sometimes a, but often a or a.) In follow-up studies, the researchers found that children who were able to wait longer for the preferred rewards tended to have better life outcomes, as measured by SAT scores,[2] educational attainment,[3] body mass index (BMI),[4] and other life measures.[5]

6

Blz 74 Schaarste, Mullainathan & Shafir. Maven Publishing

7

Monitor betalingsachterstanden 2014, Panteia Research voor Beleid.

8

Jaarcijfers NVVK: schuldbemiddelingen met succes afgerond 2015

9

De gemeentelijk schuldhulpverlening is in Gouda toegankelijk voor iedere inwoner met een hulpvraag, die ouder is dan 18, geldig in Nederland verblijft en een vorm van inkomen heeft waarop schulden kunnen worden afbetaald, dit conform de normen van de wet en de NVVK.

10

Voor jongeren van 18 tot 21 jaar gelden andere lagere normen omdat de bijstand wordt afgeleid van de kinderbijslag.

11

Bron: CBS (Regionaal inkomensonderzoek, 2013).

Zie voor toelichting de toelichting bij de volgende statlinetabel:

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80861NED&D1=0&D2=1,3,5,7&D3=0&D4=0-1,8,10&D5=242&D6=l&HD=160216-1043&HDR=G4,G5,T,G2,G1&STB=G3

12

Bij de vaste lasten is uitgegaan van gemiddelde huren zoals gepubliceerd in de kernpublicatie 2013 die weer is gebruikt voor het woonlastenonderzoek.

13

Concreet betreft het: de alleenstaande onder de AOW gerechtigde leeftijd, een eenoudergezin met twee oudere kinderen, een echtpaar onder de AOW-gerechtigde leeftijd, een echtpaar met twee jonge kinderen, een echtpaar met twee oudere kinderen, een echtpaar met vier kinderen, en een alleenstaande met zorgvraag onder de AOW gerechtigde leeftijd.

14

 

15

Bron: stimulansz minimascan 2015 - prognosetool

16

Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede, onderzoek van de Stichting Lezen en Schrijven en het expertisecentrum beroepsonderwijs. Auteurs: Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo), Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA) Maart 2016 Projectnummer: 30403

17

Er loopt een pilot van het COA om sneller de toeslagen te kunnen opstarten.

18

minimaeffectrapportage Gouda 2015

19

In 65% van de gevallen wordt beschermingsbewind bekostigd vanuit de bijzondere bijstand, Bureau Bartels: Verdiepend onderzoek naar de groep onderbewindgestelden. 2015

20

Bijeenkomst 12 februari 2016, georganiseerd door ZOG MH onder potentiële gebruikers

21

Bij de Rotterdampas gaat het expliciet om beleving en uitjes, zo kan een pashouder eenmaal per jaar gratis naar Blijdorp, Avifauna of Drievliet en onbeperkt naar een van de aangesloten musea in de regio. Voor Gouda moet het aanbod nog worden bepaald, maar dit is onderdeel van het implementatietraject.

22

Dit is afhankelijk van wijzigingen in de financiëring kinderopvang. Ontwikkelingen van het wetsvoorstel wijizingen financieringssystematiek kinderopvang worden gevolgd.