Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Nadere regels aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg
CiteertitelNadere Regels Aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpNadere Regels Aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2010nieuwe regeling

23-02-2010

publicatie van dit besluit in de Posthoorn van week 9 van 2010

RIS170844 DSB/2010.72

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg

 

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

 

gelet op artikel 2:11, vierde lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.

 

Besluit:

 

I. Vast te stellen de Nadere regels Aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg:

 

Nadere Regels Aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg

 

Hoofdstuk I . ALGEMEEN

 

Artikel 1 Definitiebepalingen

  • - Onder nood- en hulpdienst wordt in het kader van deze Nadere Regels verstaan: Politie, brandweer of ambulancedienst.

    - Onder winkelcentrum wordt in het kader van deze Nadere Regels verstaan: Een wegvak of een gebied waar zich een aantal winkels bij elkaar bevindt

    - Onder werkzaamheden wordt in het kader van deze Nadere Regels verstaan: Handelingen als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid van de APV.

    - Onder werkterrein wordt in het kader van deze Nadere Regels verstaan: Dat gedeelte van de openbare ruimte waar de in de instemmingaanvraag bedoelde werkzaamheden worden uitgevoerd.

 

Artikel 2 Graafverbod

2.1 Graafverbod

Geen instemming wordt verleend om op de volgende dagen en plaatsen handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de APV in de periode van 15 november tot 1 januari, met het oog op de bereikbaarheid of toegankelijkheid van winkelstraten.

 

2.2 Uitsluiting huisaansluitingen en calamiteiten

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen van leidingen en het oplossen van calamiteiten.

 

2.3 Ontheffing

Wij kunnen in spoedeisende gevallen en na afweging van alle belangen ontheffing verlenen van het in eerste lid opgenomen graafverbod.

 

Artikel 3 Graafrust

3.1 Graafrust

Wij kunnen een instemming weigeren indien, binnen een termijn van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag op het desbetreffende deel van de weg, handelingen zijn verricht als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de APV waarbij de aanvrager in de gelegenheid is geweest de in de aanvraag omschreven werkzaamheden uit te voeren.

 

3.2 Langere termijn

Wanneer sprake is van bijzonder gebruik van de weg of de aanwezigheid van bijzondere fysieke omstandigheden kunnen wij een langere graafrust instellen dan de in het eerste lid genoemde termijn.

 

3.3 Uitsluiting huisaansluitingen en calamiteiten

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor handelingen als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de APV ten behoeve van huisaansluitingen van leidingen en het oplossen van calamiteiten.

 

Artikel 4 Informeren bewoners en bedrijven

4.1 Informatieplicht bewoners en bedrijven

De instemminghouder dient bewoners, bedrijven, winkeliersverenigingen en overig belanghebbenden tenminste twee weken voor aanvang van de werkzaamheden door middel van een brief in kennis te stellen van de voorgenomen werkzaamheden. Deze brief dient eerst ter goedkeuring aan de daartoe bevoegde medewerker van de gemeente te worden voorgelegd.

 

4.2 Informatie in brief

De in het eerste lid genoemde brief dient in ieder geval de volgende informatie te bevatten.

- de locatie van de - en de soort - uit te voeren werkzaamheden;

- bereikbaarheid woningen, bedrijven en eventuele omleidingen;

- de termijn waarbinnen de werkzaamheden worden uitgevoerd;

- naam en telefoonnummer van een contactpersoon van de opdrachtgever of uitvoerder welke informatie over de werkzaamheden kan verstrekken.

 

4.3 Ontheffing

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor handelingen als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de APV ten behoeve van huisaansluitingen van leidingen en het oplossen van calamiteiten.

 

Artikel 5 Verstrekken plangegevens

Elke instemminghouder of instemmingaanvrager dient ons op ons verzoek, in een daarbij door ons voorgeschreven (digitale) vorm en binnen een door ons gestelde termijn een planning te verstrekken, waaruit blijkt welke aanvragen in de komende drie jaar, binnen de gemeente, te verwachten zijn.

 

Artikel 6 Coördinatie werkzaamheden

Wij kunnen nadere aanwijzingen geven inzake de coördinatie van de uit te voeren werkzaamheden in relatie tot andere op hetzelfde wegvak of in de directe nabijheid in uitvoering zijnde werkzaamheden.

 

Artikel 7 Aanwijzingen

Wij kunnen de instemminghouder in het belang van de openbare orde en veiligheid, bij demonstraties en begrafenissen, of in het kader van het duurzaam gebruik en beheer van de weg aanwijzingen geven welke deze terstond dient op te volgen. Deze aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld (tijdelijk) stilleggen van de werkzaamheden, dichtmaken van de verharding en het opruimen van het werkterrein betreffen.

 

Hoofdstuk II. TECHNISCHE BEPALINGEN

 

Artikel 8 R.A.W. en Handboek Openbare Ruimte

8.1 R.A.W.

Alle uit te voeren werkzaamheden dienen te voldoen aan de eisen neergelegd in de meest actuele versie van de Standaard bepalingen van de stichting Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw (hierna Standaard RAW).

 

8.2 Afwijking R.A.W.

Indien de in dit hoofdstuk beschreven bepalingen afwijken van de Standaard RAW, prevaleren deze technische bepalingen.

 

Artikel 9 Veiligheid en bereikbaarheid nood en hulpdiensten

9.1 Veiligheid

De instemminghouder dient alle maatregelen te nemen om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden te garanderen.

 

9.2 Toegankelijkheid nood- en hulpdiensten

Indien het werkterrein op enig tijdstip wordt afgesloten, dient de toegankelijkheid voor nood- en hulpdiensten, in overleg met de brandweer, te zijn gewaarborgd. De gemaakte afspraken dienen schriftelijk te worden vastgelegd en als bijlage bij de instemming te worden gevoegd.

 

9.3 Openbreken verhardingen

De verharding van een weg mag niet over een grotere afstand dan 40 meter worden open gebroken. Indien de toegang van een woning of gebouw van twee zijden kan worden aangereden, mag de weg maximaal over 80 meter worden opgebroken.

 

9.4 Eisen ten aanzien van bereikbaarheid

Indien het noodzakelijk is om de weg over een grotere afstand als genoemd in het derde lid op te breken, dient de maximum afstand te worden gewaarborgd door het aanbrengen van rijplaten, of een puinverharding met een minimumbreedte van 3.50 meter en een vrije doorrijhoogte van 4.20 meter. Indien de rijloper is gelegen langs gevels of andere obstakels, zoals paaltjes, hekwerken e.d., moet de breedte van de rijloper tenminste 4 meter bedragen.

 

9.5 Bereikbaarheid blusvoorzieningen en nooduitgangen/brandtrappen

De bereikbaarheid van brandkranen, voedingspunten van droge blusleidingen, andere bluswaterwinplaatsen en nooduitgangen/brandtrappen van gebouwen gelegen binnen het werkterrein dient gewaarborgd te blijven.

 

9.6 Bereikbaarheid voorzieningen derden

Voorzieningen van derden binnen het werkterrein, zoals afsluiters en bedieningskasten, dienen te allen tijde bereikbaar te blijven.

 

Artikel 10 Verwijderen of verplaatsen verkeersborden en straatmeubilair

10.1 Vooroverleg

Indien het voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijk is gemeentelijk straatmeubilair of verkeersvoorzieningen (tijdelijk) te verwijderen of te verplaatsen zal de instemminghouder minimaal twee weken voorafgaand aan de werkzaamheden met ons contact op moeten nemen. Wij dienen schriftelijk toestemming te verlenen voor het (tijdelijk) verwijderen of verplaatsen van straatmeubilair of verkeersvoorzieningen.

 

10.2 Terugplaatsen verwijderde verkeersvoorzieningen

Tijdelijk verwijderde verkeersvoorzieningen (verkeersborden en dergelijke) en straatmeubilair dienen door de instemminghouder direct na beëindiging van de werkzaamheden en vooruitlopend op de openstelling van het betreffende wegvak te worden teruggeplaatst.

 

Artikel 11 Inrichting en gebruik werkterreinen.

11.1 Werkterrein binnen wortelzones

Het is niet toegestaan binnen de wortelzones van bomen of struiken een werkterrein in te richten.

 

11.2 Afzetten werkterrein

Het werkterrein dient voor onbevoegden te worden afgezet dan wel afgesloten. Het gebruik van afzetlint is hierbij niet toegestaan.

 

11.3 Verlichting

Het werkterrein, inclusief de afzettingen en de directe omgeving rondom het werkterrein, dient voldoende verlicht te zijn. Wij bepalen welke aanpassingen in de openbare verlichting nodig zijn.

 

11.4 Parkeren voertuigen

Voertuigen van uitvoerenden mogen niet op het werkterrein geparkeerd worden. De ruimte binnen het bouwterrein is uitsluitend bedoeld voor opslag van (bouw)materialen en het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden.

 

11.5 Bouwhekken

Bouwhekken dienen stevig verankerd te zijn en hebben een hoogte van minimaal 2 meter. Hekken en afzettingen moeten uniform en veilig zijn. Hekken dienen zodanig te worden uitgevoerd c.q. geplaatst dat er geen fietsen aan bouwhekken kunnen worden bevestigd. Wij kunnen voorschriften stellen ten aanzien van kwaliteit en aanzien van de bouwhekken.

 

11.6 Zichtbaarheid bouwhekken

Op de weg geplaatste bouwhekken dienen, i.v.m. het geringe zichtbaarheid, voorzien te worden van twee onder elkaar geplaatste rood/witte planken. Deze planken dienen van retroreflecterend materiaal klasse II te zijn voorzien.

 

Artikel 12 Uitvoering van de werkzaamheden

12.1 Werkplan

De instemminghouder dient minimaal vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden ter goedkeuring een definitief werkplan te overleggen aan ons. Hierin dient de planning van de werkzaamheden, de aan- en afvoer van materialen/materieel, de voor de werkzaamheden benodigde verkeersmaatregelen alsmede overige van belang zijnde informatie te zijn vermeld.

 

12.2 Voortzetten en voltooien werkzaamheden

De instemminghouder dient nadat hij met de werkzaamheden is aangevangen de werkzaamheden gedurende werkdagen ononderbroken voort te zetten en binnen de in de instemming genoemde termijn te voltooien.

 

12.3 Onderbreken werkzaamheden

Als de werkzaamheden voor langer dan twee werkdagen moet worden onderbroken, dient de instemminghouder dit onmiddellijk aan ons te melden en indien door ons gewenst de opengebroken verharding naar ons genoegen tijdelijk dicht te blokken, of deugdelijk met hekwerken en dergelijke af te zetten, dan wel de wegafzettingen verwijderen.

 

12.4 Machinaal bestraten

Het verzoek tot het machinaal aanbrengen van bestrating dient eerst ter goedkeuring aan ons te worden voorgelegd.

 

12.5 Hergebruik straatmaterialen

Uitkomende en te hergebruiken straatmaterialen dienen gezuiverd te worden van vervuilingen zodat het straatwerk goed in verband en zonder ongewenste grote voegen kan worden herlegd of herstraat.

 

12.6 Schade aan eigendommen

De instemminghouder dient alle noodzakelijke maatregelen te treffen om schade aan eigendommen van de gemeente of derden te voorkomen. 

 

12.7 Opleveren werkterrein

De instemminghouder dient, direct na beëindiging van de werkzaamheden, het werkterrein schoon en heel op te leveren aan het desbetreffende stadsdeel. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het door ons vastgestelde opleveringsformulier waarop de opengebroken oppervlakte van de weg moet worden vermeld.

 

Artikel 13 Grondwerk

13.1 Grondlagen scheiden

Bij graafwerkzaamheden, waaronder het graven van (proef-)sleuven, dienen de grondlagen (zo veel mogelijk) van elkaar gescheiden te worden opgegraven. Zo moet zand van teelaarde en de overige grondsoorten worden gescheiden.

 

13.2 Opslag materialen

Alle materialen, inclusief de door ontgraving uitgekomen grond en de verharding, moeten binnen de afzetting worden gehouden.

 

13.3 Grondsoort aanvullingen

Bij aanvulling van de grond bij graafwerkzaamheden, waaronder het graven van (proef-) sleuven, dient dezelfde grondsoort weer voor aanvulling te worden gebruikt in de oorspronkelijke laag. De dikte van de grondlaag dient overeen te komen met de oorspronkelijke laagdikte.

 

13.4 Verdichting aanvullingen

Aanvullingen dienen laagsgewijs en voldoende te worden verdicht.

 

13.5 Voorkomen grondverstoringen

De instemminghouder dient alles in het werk te stellen om grondverstoringen op, in of onder het maaiveld buiten het graafgebied te voorkomen. Indien verstoringen ontstaan dienen deze voor de oplevering van het werkterrein te zijn aangevuld of verwijderd.

 

13.6 Uitvoering in droge sleuf

Werkzaamheden aan de ondergrondse infrastructuur dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd in een droge sleuf.

 

13.7 Verwerken bevroren grond of grond met sneeuw

Bevroren grond of grond waar sneeuw op ligt, mag niet verwerkt of bewerkt worden.

 

13.8 Leveren en afvoer zand en grond

De instemminghouder dient zorg te dragen voor het leveren en/of afvoeren van zand of grond bij de uitvoering van zijn werk. Indien tijdens de uitvoering blijkt, dat uitkomend zand of grond niet voor aanvulling geschikt is, bijvoorbeeld door vervuiling of technische ongeschiktheid, dient de instemminghouder zelf zorg te dragen voor het aanvullen met vervangend zand of grond.

 

Artikel 14 Werken in het groen en bij bomen

14.1 Vooroverleg

De instemminghouder dient bij werkzaamheden in groenvoorzieningen (beplantingen, gazons e.d.) en in de nabijheid van bomen (binnen de kroonprojectie), voor het doen van een aanvraag om instemming, overleg te voeren met de groenbeheerder van het betreffende stadsdeel, over de wijze waarop hij de werkzaamheden wil uitvoeren.

 

14.2 Verwijderen wortels, beplantingen, bomen en graszoden

Van de te handhaven beplantingen en bomen mogen wortels niet worden verwijderd zonder onze schriftelijke toestemming. Beplanting en bomen mogen slechts (tijdelijk) verwijderd worden na onze toestemming. Aan deze toestemming kunnen wij voorwaarden stellen. Indien graszoden opgenomen dienen te worden: deze steken met een diepte van 0,05 á 0,10 meter.

 

14.3 Voorzorgsmaatregelen

Bij werkzaamheden in de directe omgeving van beplantingen en bomen dient de instemminghouder de nodige voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de te handhaven beplantingen en bomen te nemen.

 

14.4 Beschermen tegen vorst en uitdroging

Ontgraven wortels en/of gestoken graszoden dienen te worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadigingen.

 

  • 1.

    14.5 Werken binnen de wortelzone

Ontgravingen binnen de wortelzone van beplantingen en bomen mogen alleen handmatig uitgevoerd worden. Daarnaast dienen de wortels direct na de werkzaamheden weer van voldoende gronddekking te worden voorzien.

 

14.6 Verlagen grondwaterstand en onderhoudsperiode

Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven beplantingen en bomen in het groeiseizoen (april tot november) dienen beplantingen en bomen zo nodig water gegeven te worden (met behulp van een retour-bewateringssysteem). Indien de werkzaamheden boven de grondwaterstand of buiten het seizoen plaatsvinden, geldt ten aanzien van beplantingen en bomen een onderhoudsperiode tot een half jaar na gereedkoming van de werkzaamheden.

 

14.7 Herstel gazons en bermen

Gazons en (ecologisch beheerde) bermen dienen na de beëindiging van de werkzaamheden te worden gefreesd. Hierna dient het grasland te worden hersteld door het met een, met de groenbeheerder van het desbetreffende Stadsdeel overeen te komen, bloemen- en graszadenmengsel in te zaaien.

 

14.8 Verwerken vrijgekomen grond

Vrijgekomen, ter plaatse te verwerken grond dient gelijkmatig verdeeld te worden. Eventueel aanwezige bonken, stenen en overige grove materialen dienen verwijderd te worden.

 

14.9 Verwerken grond in sleuf

Grond, onder andere in sleufaanvullingen, van betere kwaliteit dient boven in het profiel verwerkt te worden. Aanwezige bonken en zoden dienen verkruimeld te worden.

 

14.10 Herplanten tijdelijk opgenomen beplantingen

De instemminghouder dient tijdelijk verwijderde en te herplanten beplantingen weer op de oorspronkelijke plaats aan te brengen. Indien beplanting ingevolge de werkzaamheden niet herplant kan worden dient de instemminghouder op zijn kosten nieuwe soortidentieke en vergelijkbare beplantingen terug te brengen.

 

Artikel 15 Boringen en persingen

15.1 Tijdelijk verwijderen verhardingen en beplantingen

Tot het maken van een boring of persing behoort tevens het tijdelijk verwijderen en het opnieuw aanbrengen van de verharding en beplanting ter plaatse.

 

15.2 Opvullen holle ruimtes

De bij boringen of persingen ontstane holle ruimtes in de ondergrond moeten ten genoegen van ons direct worden opgevuld.

 

Artikel 16 Voorkomen van hinder en overlast

16.1 Beperken hinder en overlast

De instemminghouder dient alles in het werk te stellen om hinder dan wel overlast voor voetgangers, fietsers, gemotoriseerd verkeer, trams of de omgeving zo veel als mogelijk te beperken.

 

16.2 Omgeving van het werkterrein en tijdelijke routes

De omgeving van het werk en de tijdelijke routes dienen schoon, heel en veilig te zijn.

Dit houdt onder andere het volgende in:

  • a.

    Zandhopen en andere materialen mogen niet langer blijven liggen dan strikt noodzakelijk is voor de uit te voeren werkzaamheden;

  • b.

    Zandhopen of zandterreinen moeten worden afgedekt (zo nodig dienen andere maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat het zand gaat stuiven).

  • c.

    Bromfietsers en fietsers dienen zo veel als mogelijk zonder afstappen hun weg te kunnen vervolgen; zonodig worden hiertoe de nodige voorzieningen (rijplaten of vlonders) getroffen.

  • d.

    Het trottoir dient altijd een beloopbare breedte te houden van minimaal 1.20 meter. Indien nodig dient deze breedte verkregen te worden door het aanbrengen van extra voorzieningen.

  • e.

    De bereikbaarheid van bedrijven en woningen moet gedurende de werkzaamheden worden gewaarborgd.

  • f.

    De instemminghouder dient alle maatregelen die in zijn macht liggen te nemen om wegen en/of omleidingen, inclusief de fietspaden, vrij te houden van belemmeringen welke een direct voortvloeisel zijn uit of van zijn werkzaamheden.

  • g.

    Zonodig dienen werkzaamheden op eerste aanwijzing van de gemeente op een andere, minder overlast gevende manier uitgevoerd te worden.

  • h.

    Buiten werktijden of op nadering van een tram of een voertuig van nood- en hulpdiensten dient onmiddellijk het betreffende profiel van vrije ruimte vrij gemaakt te worden van materieel, materiaal en personen.

 

Artikel 17 (tijdelijke) Verkeersmaatregelen

17.1 Verkeersmaatregelen

Alle verkeersmaatregelen moeten voldoen aan het gestelde in het RVV 1990, het BABW inclusief de uitvoeringsvoorschriften inzake verkeerstekens en CROW-publicatie 96b.

 

17.2 Wegafzettingen

Alle wegafzettingen dienen te voldoen aan de voorwaarden neergelegd in CROW-publicatie 96b, de RAW 2005 (deelhoofdstuk 32 en hoofdstuk 62) en de hieronder aangegeven aanvullende voorwaarden.

 

17.3 Vermelden duur werkzaamheden

Bij grootschalige projecten dient op bebording de aanvangs- en einddatum van de werkzaamheden te worden vermeld. Indien een weg wordt afgesloten voor het rijdend verkeer dient dit twee weken tevoren op aankondigingborden ter plaatse te worden gemeld.

 

17.4 Instandhoudings- en onderhoudsplicht

De instemminghouder heeft gedurende de looptijd van de werkzaamheden de instandhoudings- en onderhoudsplicht voor de maatregelen genoemd in eerste en tweede lid.

 

17.5 Leveranties en bouwstromen

Voor het aanleveren van bouwmaterialen en voor bouwactiviteiten die de doorgang van het verkeer tijdelijk belemmeren dient altijd voorafgaand overleg met de wegbeheerder van het betreffende stadsdeel te worden gevoerd. De bouwstromen dienen door een logistiek medewerker van de instemminghouder te worden gecoördineerd.

 

17.6 Bevestigen bebording

Bebording dient op deugdelijke wijze op metalen palen of andere vaste objecten te worden bevestigd en wel zodanig dat wijziging van de stand ervan of het verwijderen ervan door derden slechts met zeer grote moeite kan geschieden.

 

17.7 Kleur tijdelijke markeringen/figuratie

De kleur van tijdelijke markeringen/figuratie is geel. Tijdelijk niet geldende bestaande markering dient indien nodig tijdelijk te worden verwijderd, afgedekt of door middel van gele kruismarkering te worden opgeheven. Dit ter beoordeling van de wegbeheerder.

 

Artikel 18 Omleidingsroutes

18.1 Vaststellen omleidingsroutes

Omleidingroutes worden, op voorstel van de instemminghouder, door ons vastgesteld. Bij één of meer omleidingen op of over interlokale routes dient dit plan mede te worden opgesteld in overleg met ons.

 

18.2 Eisen ten aanzien van omleidingsroutes

Tijdelijke omleidingsroutes zijn zo kort en logisch mogelijk. Hierbij geldt dat de routes voor het verkeer voortdurend correct en duidelijk te worden aangegeven.

 

18.3 Aanduiden omleidingsroutes

De omleidingen dienen aangeduid te worden door middel van omleidingsborden, waarbij zonodig onderscheid wordt gemaakt tussen routes voor het doorgaande en bestemmingsverkeer. Wij kunnen voorschrijven dat de bestaande bewegwijzering door de instemminghouder wordt aangepast.

 

Artikel 19 (tijdelijke) Verkeerslichtinstallaties

19.1 Aanpassen vaste verkeerslichten

Aanwezige vaste verkeerslichten worden, zonodig, op kosten van de instemminghouder, uitsluitend aangepast door de gemeente. Daartoe dient de instemminghouder minimaal vier weken voor de uitvoering van de werkzaamheden contact op te nemen met de afdeling Verkeersmanagement van de Dienst Stadsbeheer.

 

19.2 Uitgangspunt aanpassingen

Uitgangspunt moet zijn dat géén aanpassing van het verkeersregelprogramma zal plaatsvinden. Uitzondering op deze beperking zijn tijdsaanpassingen, het uitzetten van de verkeersregelinstallaties, afzetten van rijstroken en het verplaatsen van masten en detectielussen.

 

19.3 Plaatsen tijdelijke verkeersregelinstallatie

Tijdens werkzaamheden kan zo nodig een tijdelijke verkeersregelinstallatie (hierna vri) worden geplaatst, doch uitsluitend na een verzoek aan dan wel op aanwijzing en onder onze instemming.

 

19.4 Voorwaarden tijdelijke verkeersregelinstallaties

Een tijdelijke vri dient te voldoen aan de bepaling van de Regeling Verkeerslichten zoals de daarin genoemde eisen van de normen NEN 12368, NEN332 en aan het bepaalde in artikel 5.2.9 van NEN3384.

 

19.5 Mobiele verkeersregelinstallaties

Mobiele vri’s, waarbij gebruik gemaakt wordt van radiografische verbindingen en waarbij niet aan alle eisen van NEN 3384 met betrekking tot reactietijden bij optredende storingen kan worden voldaan, mogen alleen worden toegepast in de in het derde lid genoemde situaties en mits de reactietijd volgens lid 4 dan ten hoogste 1000 milliseconden bedraagt.

 

Artikel 20 Bouwstoffen

20.1 Vervangen bouwstoffen

Gebroken of beschadigde vrijgekomen bouwstoffen dienen door de instemminghouder te worden vervangen door nieuwe bouwstoffen van gelijke vorm en kwaliteit. Het is uitsluitend toegestaan om hele producten/materialen terug te plaatsen. De vorm en kleur van deze materialen dient overeen te stemmen met de verwijderde bouwstoffen.

 

20.2 Verwijderen bouwstoffen bij beëindiging werkzaamheden

De instemminghouder dient onmiddellijk na beëindiging van de werkzaamheden alle niet verwerkte bouwstoffen, uit het werk vrijkomende oude bouwstoffen welke de gemeente niet wil behouden, restmaterialen, keten, opstallen en hulpmiddelen te verwijderen.

 

Artikel 21 Herstelwerkzaamheden verhardingen

21.1 Verband terug te brengen straatwerk

Verwijderd straatwerk dient door de instemminghouder te worden teruggebracht in het oorspronkelijke verband.

 

21.2 Asfaltverhardingen

Opengebroken asfaltverharding dient door de instemminghouder te worden dichtgestraat. De asfaltverharding wordt daarna door de gemeente, op kosten van de instemminghouder, hersteld.

 

21.3 Kantopsluitingen, straat- en afstrooizand

Onder het opnemen en herstellen van verhardingen valt het verwijderen en terugplaatsen van kantopsluitingen en het leveren van straat- en afstrooizand.

 

21.4 Definitief herstel opengebroken verhardingen

Wij kunnen aanvullende voorwaarden stellen voor het definitieve herstel van de opengebroken verhardingen.

 

Artikel 22 Aanleveren revisiegegevens

22.1 Leveren revisiegegevens

De instemminghouder is, indien wij daartoe verzoeken, verplicht binnen uiterlijk drie maanden na gereedkoming van de werkzaamheden, op een door ons voorgeschreven vorm, revisiegegevens aan ons te leveren, waarin de werkelijke inrichting, maatvoering en materiaalgebruik van de aangebrachte verhardingen is weergegeven.

 

22.2 Aanleveringsvereisten

Revisiegegevens dienen minimaal als volgt aangeleverd te worden.

  • - schaal 1.500;

    - horizontaal ten opzichte van een harde begrenzing (c.q. een bouwsel of bouwwerk dat niet mobiel is, bijvoorbeeld een inspectieput);

    - verticaal ten opzichte van N.A.P.

 

  • II.

    Te bepalen dat dit besluit per 1 maart 2010 in werking treedt.

 

  • III.

    Te bepalen dat de bekendmaking plaatsvindt door middel van publicatie van dit besluit in de Posthoorn van week 9 van 2010 en zal tevens m.i.v. 4 maart 2010 terug te vinden zijn op de site http://zbs.denhaag.nl/internet onder risnummer 170884.

 

Den Haag, 23 februari 2010

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

mw. A.W.H. Bertram

 

de burgemeester,

J.J. van Aartsen