Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordenveld

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordenveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie
CiteertitelBeleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2022nieuwe regeling

29-03-2022

gmb-2022-155214

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie

 

 

Artikel 1 Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel te voorzien in een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociale en/of medische indicatie.

 

Artikel 2 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de Wet: de Wet kinderopvang

    • b.

      de gemeente: de gemeente Noordenveld

    • c.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld

    • d.

      het adviesorgaan: de instelling/organisatie die op verzoek van de gemeente advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang.

    • e.

      tegemoetkoming: het bedrag dat wordt uitgekeerd.

    • f.

      bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van de aanvrager(s) van toepassing zijnde bijstandsnorm ingevolge de Participatiewet

    • g.

      vermogensgrens: de op de gezinssituatie van de aanvrager(s) van toepassing zijnde vermogensgrens ingevolge de Participatiewet..

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze regeling gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

 

Artikel 3 Vaststellen noodzaak kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

  • 1.

    Het college voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie.

  • 2.

    Er is sprake van een sociaal medische indicatie in een situatie waarbij een ouder/verzorger door sociale en/of medische omstandigheden tijdelijk niet (goed) voor het kind kan zorgen en dit een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind in de weg staat. De oorzaak hiervoor kan zowel in het kind als in de ouder/verzorger gelegen zijn. De ouder kan een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangen als kinderopvang een functie kan vervullen bij het opheffen of verminderen van genoemde omstandigheden en daarom noodzakelijk is voor het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang advies vragen aan een adviesorgaan.

 

  • 4.

    Indien de noodzaak voor kinderopvang blijkt uit (andere) interne stukken of stukken van een huisarts en/of andere instelling, is er geen aanvullend advies nodig van een adviesorgaan.

  • 5.

    Het college kan een herindicatie (laten) verrichten.

 

Artikel 4 Doelgroep

  • 1.

    Deze regeling is van toepassing op een ouder(s)/verzorger(s) en/of het kind, woonachtig in de gemeente Noordenveld en aldaar ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP):

    • a.

      die voldoet/voldoen aan het gestelde in artikel 3 lid 2 van deze beleidsregels, en

    • b.

      die een inkomen heeft/hebben t/m 115% van de toepasselijke bijstandsnorm, en;

    • c.

      die een vermogen heeft/hebben dat de toepasselijke vermogensgrens niet of nauwelijks overschrijdt. Bij een overschrijding van de vermogensgrens wordt het meerdere voor 100% aangemerkt als draagkracht.

  • 2.

    Voor de vaststelling van het inkomen en het vermogen zijn de bepalingen van de Participatiewet van toepassing.

 

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum van de ouder(s)/verzorger(s);

    • b.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      bewijsstukken waaruit het netto maandinkomen van de ouder(s)/verzorger(s) blijkt;

    • d.

      bewijsstukken waaruit het vermogen van de ouder(s)/verzorger(s) blijkt;

    • e.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • f.

      de grond waarop de tegemoetkoming wordt aangevraagd

    • g.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat voor de aanvraag gebruik wordt gemaakt van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 4.

    Indien de aanvrager een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

 

Artikel 6 Aanspraak op een tegemoetkoming

Wanneer aan de voorwaarden in deze beleidsregels wordt voldaan, bestaat aanspraak op een tegemoetkoming alleen wanneer:

  • a.

    het kinderopvang betreft in een geregistreerd kindercentrum of een geregistreerde gastouderopvang;

  • b.

    De kosten van de kinderopvang feitelijk zijn gemaakt en aangetoond.

 

Artikel 7 Hoogte en duur van de tegemoetkoming

  • 1.

    Er kan een tegemoetkoming worden toegekend voor maximaal 26 uren per kind per week.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van maximaal twaalf maanden en kan daarna middels een herindicatie nog één keer worden verlengd met zes maanden.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt verleend vanaf of na de datum van ontvangst door het college van de aanvraag met ingang van de datum waarop de opvang feitelijk plaats gaat vinden.

  • 4.

    In afwijking van artikel 7 lid 2 van deze beleidsregels kan de tegemoetkoming met terugwerkende kracht worden verleend als de kinderopvang op sociaal medische indicatie al is aangevangen. De ingangsdatum ligt in dit geval maximaal drie maanden voor de datum van ontvangst door het college van de aanvraag.

  • 5.

    Het college verstrekt de tegemoetkoming alleen voor het aantal uren kinderopvang per kind dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor het opheffen of verminderen van de sociale en/of medische omstandigheden.

  • 6.

    De tegemoetkoming wordt berekend door het noodzakelijke aantal uren kinderopvang te vermenigvuldigen met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de Belastingdienst wordt vastgesteld.

  • 7.

    Wanneer het vermogen meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens wordt 100% van het meerdere als draagkracht aangemerkt en van de tegemoetkoming afgetrokken tot dit is ingeteerd. Pas daarna wordt tot feitelijke uitbetaling van de tegemoetkoming overgegaan.

  • 8.

    De tegemoetkoming wordt maandelijks achteraf, na inlevering van nota’s van de kinderopvang, overgemaakt aan de ouder(s)/verzorger(s) of (op diens verzoek) aan de kinderopvang of gastouder.

 

Artikel 8 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder(s)/verzorger(s) verstrekt het college onmiddellijk en uit eigen beweging alle gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de (maandelijkse) tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder(s)/verzorger(s) verstrekt desgevraagd het college, binnen de daartoe gestelde termijn, alle van belang zijnde gegevens voor het vaststellen van het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming.

 

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie in ieder geval als:

    • a.

      De aanvraag niet is gebaseerd op de genoemde gronden in deze beleidsregels;

    • b.

      Er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • c.

      De opvang niet noodzakelijk is;

    • d.

      De opvang niet feitelijk gaat plaatsvinden of heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan de tegemoetkoming weigeren als in het geval van een psychische of sociale aandoening geen professionele begeleiding wordt ingezet om de problematiek weg te nemen.

  • 3.

    Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      Een voorziening op grond van de Wet Kinderopvang (Wk);

    • b.

      Een voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

    • c.

      Een voorziening op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO);

    • d.

      Een andere adequate voorziening in zowel professionele als niet-professionele zin waarvoor een andere vergoeding mogelijk is (bijvoorbeeld vanuit de zorgverzekeraar).

 

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van dit beleid

 

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking per 1 april 2022.

  • 2.

    Vanaf 1 april 2022 zal een overgangsperiode gelden:

    Ouder(s)/verzorger(s) die al gebruik maakten van de tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie (zoals beschreven in de beleidsnotitie bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld die tot 1 april 2022 van kracht was) blijven gedurende de periode waarover al een tegemoetkoming is toegekend op grond van dit oude beleid, maar maximaal tot 1 juli 2022, dit oude recht behouden, tenzij de huidige beleidsregels voordeliger voor hen zijn.

  • 3.

    Nieuwe aanvragen worden per 1 april 2022 volgens de nieuwe beleidsregels behandeld.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie’.

 

Toelichting

 

Inleiding

De gemeente Noordenveld acht het wenselijk regels vast te stellen om een tegemoetkoming te kunnen geven in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie.

Omdat de groep die op sociaal medische redenen kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, wil het college met deze beleidsregels de lacune in de Wet kinderopvang opvullen.

De gemeente heeft de beleidsvrijheid om ervoor te kiezen in deze kosten tegemoet te willen komen. De regels hieromtrent zijn nu vastgelegd in deze beleidsregels.

 

Geschiedenis

In de gemeente Noordenveld waren nadere regels over de tegemoetkoming voornoemd vastgesteld in het bijzondere bijstandsbeleid. Daar er geen sprake is van bijzondere bijstand hoort de tegemoetkoming hier niet in thuis. Bovendien was er in dit beleid geen duidelijke inkomens- en vermogensgrens aangegeven. Het uitgangspunt was dat de aanvrager(s) niet nadeliger uit mocht zijn dan wanneer er in een vergelijkbare situatie toch recht zou bestaan op een tegemoetkoming door de Belastingdienst conform de Wet kinderopvang. Dit resulteerde er in dat een ieder, ongeacht zijn of haar inkomen en vermogen, gebruik kon maken van de regeling.

Het college is van mening dat van een inwoner van de gemeente Noordenveld mag worden verwacht dat deze in eerste aanleg zelf financiële verantwoordelijkheid draagt voor de kinderopvang voor zover het inkomen en vermogen dit toelaten

 

Karakter van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager.

 

Algemeen

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie van gemeente Noordenveld ligt bij het team Administratie en Ondersteuning. Deze beleidsregels regelen de vaststelling van de tegemoetkoming aan ouder(s)/verzorger(s) die behoren tot de groep personen als bedoeld in artikel 4 en waarvoor de Wet kinderopvang geen vergoeding kent.

De omvang van de aanspraak van ouder(s)/verzorger(s) op de tegemoetkoming van de gemeente Noordenveld wordt aan beperkingen gebonden. De wens van de ouder(s)/verzorger(s) is hier dus uitdrukkelijk niet bepalend.

De tegemoetkoming kan ingaan op de datum dat de feitelijke opvang startte, mits tijdig aangevraagd. Onder tijdig wordt een redelijke termijn verstaan waarbinnen de aanvraag moet zijn gedaan, doch uiterlijk binnen zes maanden na aanvang van de feitelijke kinderopvang.

De tegemoetkoming wordt alleen betaald als er ook feitelijk kinderopvang plaatsvindt en pas nadat dit is aangetoond.

 

De sociaal medische indicatie

Een ouder(s)/verzorger(s) kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang aanvragen als vast staat dat het om sociaal en/of medische redenen noodzakelijk is. De sociaal medische redenen kunnen zowel bij de ouder(s)/verzorger(s) als bij het kind aanwezig zijn.

 

Het adviesorgaan

Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid van de kinderopvang op grond van sociaal medische redenen, de indicatie, kan advies worden gevraagd van een adviesorgaan.

 

Aanvraag

Als de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is vastgesteld, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. In de beleidsregels is een inlichtingenplicht opgenomen, zodat kan worden verplicht alle voor de aanvraag noodzakelijke informatie te verstrekken.

Aanspraak op een tegemoetkoming bestaat alleen wanneer aan alle voorwaarden in deze beleidsregels wordt voldaan, waaronder dat de kinderopvang plaats vindt bij een geregistreerde instantie. De tegemoetkoming wordt pas uitbetaald nadat is aangetoond dat de kinderopvang daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

 

Hoogte en duur van de tegemoetkoming

Ouder(s)/verzorgers(s) met een inkomen t/m maximaal 115% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm kunnen een aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie. Daarnaast dient het vermogen de vermogensgrens zoals genoemd in de Participatiewet niet of nauwelijks te boven te gaan.

Bij een vermogen van meer dan de toepasselijke vermogensgrens wordt de inwoner geacht eerst dit vermogen, tot die grens, te gebruiken voor de betaling van de kinderopvang. Het meer-vermogen wordt volledig afgetrokken van de berekende tegemoetkoming.

 

Voorbeeldberekening:

Tegemoetkoming is vastgesteld op 26 uur x maximumuurtarief € 8,46 (tarief 2021) = € 219,96 per maand.

Het inkomen is lager dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Het vermogen is € 500,00 hoger dan de vermogensgrens.

De aanvrager overlegt elke maand de facturen van de kinderopvang waaruit blijkt dat er daadwerkelijk 26 uur gebruik van is gemaakt. Na inlevering van de facturen wordt (achteraf per maand) overgegaan tot feitelijke uitbetaling van de tegemoetkoming.

 

1e maand: Tegemoetkoming eerste maand € 219,96

Af: vermogen boven vermogensgrens: € 219,96

Uitbetaling tegemoetkoming: € 0,00

 

 

2e maand: Tegemoetkoming tweede maand € 219,96

Af: vermogen boven vermogensgrens: € 219,96

Uitbetaling tegemoetkoming: € 0,00

 

3e maand: Tegemoetkoming derde maand € 219,96

Af: vermogen boven vermogensgrens: € 60,08

Uitbetaling tegemoetkoming: € 159,88

 

 

De volgende maanden heeft het vermogen geen invloed meer op de tegemoetkoming, daar men na verrekening van het bedrag van € 500,00 weer een vermogen heeft van maximaal de vermogensgrens op grond van de Participatiewet.

Het meer-vermogen wordt zo lang van de tegemoetkoming afgetrokken als nodig is om tot het maximaal toelaatbare vermogen (de vermogensgrens) te komen. Pas nadat op het vermogen is ingeteerd bestaat recht op de volledige berekende tegemoetkoming.

De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op twaalf maanden gesteld. Daarna kan middels een herindicatie nog één keer een aanvraag worden ingediend en worden verlengd met zes maanden. In dat geval kan weer een medisch advies worden opgevraagd om de noodzaak van de opvang te kunnen bepalen. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorgers(s) om tijdig een (nieuwe) aanvraag in te dienen in verband met het al dan niet opvragen van een nieuw medisch advies.

Verder wordt een maximale uurprijsvergoeding gehanteerd voor de kinderopvang. Deze uurprijsvergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de Belastingdienst. Als de ouder(s)/verzorgers(s) kiezen voor een opvangvorm waar de kosten boven deze uurprijsvergoeding liggen, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder(s)/verzorgers(s).

Ook is er een beperking aangebracht op het aantal te vergoeden dagen kinderopvang per week. De gemeente vergoedt maximaal 26 uren per week per kind. Deze uren mogen over meerdere werkdagen verspreid worden, maar bieden ouder(s)/verzorgers(s) in ieder geval de mogelijkheid om 2,5 dagen kinderopvang af te nemen. Dit komt overeen met een halve werkweek. Als ouder(s)/verzorgers(s) kiezen voor meer dagen opvang, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder(s)/verzorgers(s).

 

Voorliggende voorziening

Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een tegemoetkoming niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming als er sprake is van een voorliggende voorziening.

Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

  • a.

    Een voorziening op grond van de Wet Kinderopvang (Wk);

  • b.

    Een voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

  • c.

    Een voorziening op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO);

  • d.

    Een andere adequate voorziening in zowel professionele als niet-professionele zin waarvoor een andere vergoeding mogelijk is (bijvoorbeeld vanuit de zorgverzekeraar).

 

a. De Wet kinderopvang (Wk)

Als de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven dit beleid. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. Mensen die een traject of uitkering hebben bij de gemeente of bij het UWV kunnen zich beroepen op een vergoeding vanuit de Wet kinderopvang.

 

b. De AWBZ

Als een beroep op de AWBZ wil slagen, dan moet er sprake zijn van een aandoening of handicap die valt binnen één of meerdere van de volgende grondslagen:

  • Somatisch aandoening/beperking;

  • Psychogeriatrische aandoening/beperking;

  • Lichamelijke handicap;

  • Verstandelijke handicap;

  • Zintuiglijke handicap;

  • Psychiatrische aandoening

 

ABWZ-zorg wordt aangevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

Verder kan voor zorg/opvang een beroep gedaan worden op bijvoorbeeld Jeugdzorg (jongeren met psychiatrische problematiek). Andere opvang/zorgvormen zijn te verkrijgen middels een PGB (zorg in natura zoals revalidatie en therapieën), bij een medisch kinderdagverblijf, kinderopvang plus of peuterspeelzaal. De eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) dienen te betalen bij de peuterspeelzaal komt niet voor vergoeding in aanmerking op basis van dit beleid.

 

c. De WMO

Mensen met lichte beperkingen die gezinsondersteuning/gespecialiseerde gezinsverzorging nodig hebben vallen qua financiering onder de WMO. Dit geldt ook voor mensen met psychosociale klachten. Gespecialiseerde gezinsverzorging kan een voorliggende voorziening zijn als de indicatie gebaseerd is op basis van de situatie van de ouder(s)/verzorger(s).

 

d. Een andere adequate voorziening.

Vanuit het aanvullende pakket bij de zorgverzekeraar kan een vergoeding worden gegeven voor kinderopvang bij ziekenhuisopname.

 

Overgangsperiode

Voor de ouder(s)/verzorgers(s) die gebruik maken van de regeling zoals deze was vastgelegd in de beleidsnotitie bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld met einddatum 1 april 2022, gaat per 1 april 2022 het één en ander (ten negatieve) veranderen. Daar waar voorheen geen inkomens- en vermogenstoets werd toegepast, wordt dit per 1 april 2022 wel gedaan. Ouder(s)/verzorgers(s) kunnen hierdoor een lagere tegemoetkoming krijgen of hun tegemoetkoming verliezen.

Daarnaast was in het bijzondere bijstandsbeleid geen sprake van een maximum aantal uren of maximum duur van de kinderopvang.

Ouder(s)/verzorgers(s) waarvoor dit nieuwe beleid negatieve gevolgen heeft, hebben een periode van maximaal drie maanden om nog gebruik te maken van de oude regeling, waarbij een volledige tegemoetkoming wordt uitgekeerd. Deze periode stelt hen in de gelegenheid eventuele maatregelen te treffen om de wijzigingen in het beleid op te vangen.