Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordenveld

Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordenveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2022nieuwe regeling

29-03-2022

gmb-2022-155188

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld

1 Algemeen

 

 

1.1 Doel van de regeling en uitgangspunten

Deze regeling heeft als doel te voorzien in een tegemoetkoming in de bijzondere noodzakelijke kosten van inwoners van de gemeente Noordenveld die daarin niet zelf kunnen voorzien.

Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om zelf hun kosten te betalen, kan de gemeente hulp bieden. Die hulp heet bijzondere bijstand en is bedoeld om inwoners te helpen onverwachte noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. Hoe en wanneer die hulp gegeven kan worden, leggen we in deze beleidsregels uit. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Dat noemen we maatwerk.

 

1.2 Begrippen

In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders. Sommige begrippen uit de wet zijn namelijk lastig te vertalen. De eerste keer dat we zo’n begrip gebruiken, geven we aan uit welke wet dat begrip komt. Dat begrip heeft in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet. Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:

  • bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van de aanvrager(s) van toepassing zijnde bijstandsnorm ingevolge de Participatiewet;

  • vermogensgrens: de op de gezinssituatie van de aanvrager(s) van toepassing zijnde vermogensgrens ingevolge de Participatiewet;

  • draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat de inwoner zelf moet bijdragen aan de kosten;

  • gemeente: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld;

  • inwoner: de aanvrager en het daarbij behorende gezin die in de gemeente Noordenveld staan ingeschreven in de BRP en die een rechtstreeks belang hebben bij een besluit van de gemeente (de belanghebbende uit art. 1:2 Awb);

  • meer-inkomen: het verschil tussen het inkomen (met vakantiegeld) en de toepasselijke bijstandsnorm (met vakantiegeld);

  • wet: Participatiewet.

Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze regeling gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

 

1.3 Voorwaarden

Een inwoner moet voldoen aan een aantal voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Die voorwaarden staan in de wet, vooral in de artikelen 15 en 35. De belangrijkste voorwaarden benoemen we hier in het kort.

 

1.3.1 Geen beroep op een andere voorziening kunnen doen

De inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als géén beroep kan worden gedaan op een andere (voorliggende) voorziening. Het gaat om een voorziening die toereikend (voldoende) en passend in de kosten van de inwoner voorziet en daarom voorgaat op bijzondere bijstand (art. 15 van de wet). Die voorziening moet de inwoner dan eerst aanvragen. Als de kosten volgens die voorziening niet noodzakelijk zijn, dan kan de inwoner voor die kosten ook geen bijzondere bijstand ontvangen.

 

1.3.2 Aanvraag vooraf indienen

De inwoner moet een aanvraag bij de gemeente in principe indienen voordat de kosten zijn gemaakt. Een aanvraag kan worden ingediend tot en met drie maanden na het kalenderjaar waarin deze kosten zijn gemaakt.

 

1.3.3. Noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden

De kosten moeten noodzakelijk zijn en het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden (art. 35 lid 1 van de wet). Of dit zo is bepaalt de gemeente per geval, maar voor sommige kosten nemen we dat altijd aan. Die kosten noemen we hieronder in hoofdstuk 4. We geven dan ook aan welke bijzondere regels daarvoor gelden.

 

1.3.4 Te weinig draagkracht

De inwoner kan pas in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als hij de kosten niet zelf kan betalen. In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd wanneer de inwoner de kosten zelf moet betalen.

 

1.3.5 Kosten niet door eigen schuld

Als de inwoner de kosten zelf heeft veroorzaakt, dan kan de gemeente besluiten om de bijzondere bijstand af te wijzen, te verlagen dan wel als lening te verstrekken. Dat wordt per situatie bepaald.

 

1.4 Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Soms zijn er meerdere mogelijkheden om in de kosten te voorzien. Uitgangspunt is dan dat de gemeente bijstand verleent voor de goedkoopste mogelijkheid. Noemt de meest actuele prijzengids van het Nibud normbedragen voor die kosten, dan sluit de gemeente daarbij aan voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand tenzij anders wordt aangegeven.

 

1.5 Vorm van de bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift). Soms kan bijzondere bijstand als lening worden verstrekt.

 

2 Draagkracht

 

De gemeente onderzoekt of de kosten kunnen worden betaald uit het inkomen en het vermogen van de inwoner. Daarvoor gelden de hieronder beschreven regels. Voor de begrippen inkomen en vermogen wordt verwezen naar de artikelen in de wet die daarover gaan.

 

2.1 Moet ik zelf iets betalen van mijn inkomen?

Als de inwoner een inkomen heeft dat niet hoger is dan de bijstandsnorm, dan hoeft de inwoner uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. De inwoner heeft dan geen draagkracht.

Ligt het inkomen boven de bijstandsnorm dan moet de inwoner met (een deel van) zijn meer-inkomen bijdragen aan de kosten. Dat is de eigen bijdrage van de inwoner en wordt ook wel draagkracht genoemd.

Voor het bepalen van de draagkracht tellen alle inkomsten mee waar de inwoner over beschikt of redelijkerwijs kan / zou kunnen beschikken. Wanneer er executoriaal beslag is gelegd op het inkomen of vermogen of er gelden worden gereserveerd voor schuldeisers (omdat een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken of er een schuldregeling met de inwoner is afgesproken), worden deze bedragen toch als inkomen meegeteld.

Inkomsten die de wet vrijlaat bij algemene bijstand, laten we ook vrij bij de bijzondere bijstand. Dat betekent dat die inkomsten niet meetellen bij het bepalen van de draagkracht.

De draagkracht op grond van het inkomen hangt af van de situatie van de inwoner en de soort kosten waarvoor de inwoner bijstand aanvraagt.

De draagkracht is 100% van het meer-inkomen als de inwoner bijzondere bijstand aanvraagt voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

 

Het gaat bijvoorbeeld om de volgende kosten:

  • woonkosten;

  • verwervingskosten voor zover deze niet worden vergoed vanuit Participatiegelden;

  • duurzame gebruiksgoederen;

  • geldlening;

  • schulden.

 

De draagkracht is 35% van het meer-inkomen voor overige kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren.

 

Inkomensbepalingen

  • 1.

    Bij een regelmatig inkomen wordt de draagkracht vastgesteld aan de hand van het inkomen in de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 2.

    Bij een onregelmatig inkomen wordt uitgegaan van de meest recente gegevens over de voorgaande drie maanden of (wanneer daar aanleiding toe is) een jaar (dit kan bijvoorbeeld een boekhoudrapport zijn).

 

2.2 Moet ik zelf iets betalen uit mijn vermogen?

Als de inwoner een vermogen heeft dat niet hoger is dan de bedragen uit artikel 34 lid 3 van de wet, hoeft de inwoner uit zijn vermogen niets bij te dragen aan de kosten. Is het vermogen hoger dan die bedragen uit de wet, dan telt het vermogen boven die grens volledig mee als draagkracht.

 

Bijzondere regels voor de vaststelling van het vermogen:

  • 1.

    De waarde van een eigen woning telt niet mee, als de inwoner die woning zelf bewoont.

  • 2.

    De waarde van een auto telt niet mee, als de auto ouder is dan 10 jaar, tenzij het om een zogenoemde klassieker / oldtimer gaat.

 

2.3 Over welke periode wordt de draagkracht berekend?

De gemeente stelt de draagkracht vast voor een periode van maximaal 12 maanden. Dit is het draagkrachtjaar. De gemeente berekent dan wat de inwoner in die periode zelf kan bijdragen aan de kosten. De periode begint op de 1e dag waarop de kosten worden gemaakt en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Bij draagkracht uit meer-inkomen, wordt dit meer-inkomen in het geval van maandelijks terugkerende kosten telkens per maand op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Bij draagkracht uit meer-vermogen, wordt de eenmalige of maandelijkse bijzondere bijstand eerst met het in te teren vermogen verlaagd. Vanaf het moment dat de draagkracht volledig is benut wordt tot uitbetaling van de bijzondere bijstand over gegaan.

 

3 Hardheidsclausule

 

Als de inwoner aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet, dan kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voldoet de inwoner niet aan de voorwaarden, dan kan hij toch in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ (artikel 16 van de wet). De inwoner moet dan in een acute noodsituatie zitten die alleen met bijstand opgelost kan worden. De inwoner moet aantonen dat zo’n situatie zich voordoet. Per geval beoordeelt de gemeente of bijzondere bijstand wordt verleend.

 

4 Veel voorkomende kosten

 

Voor een aantal veelvoorkomende kostensoorten gelden bijzondere regels:

  • a.

    levensonderhoud van 18-20 jarigen (4.1)

  • b.

    overbruggingsuitkeringen (4.2)

  • c.

    medische kosten (4.3)

  • d.

    overige kosten (4.4)

  • e.

    kosten voeding (4.4.1)

  • f.

    woonkostentoeslag bij huur (4.4.2)

  • g.

    woonkostentoeslag bij eigen woning (4.4.3)

  • h.

    doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting (4.4.4)

  • i.

    uitvaartkosten (4.4.5)

  • j.

    witgoedregeling (huishoudelijke apparaten) (4.4.6)

  • k.

    baby-uitzet (4.4.7)

  • l.

    verhuizing en woninginrichting (4.4.8)

  • m.

    rechtsbijstand (4.4.9)

  • n.

    griffierechten (44.10)

  • o.

    bewindvoering, curatele en mentorschap (4.4.11)

  • p.

    reiskosten (4.4.12)

  • q.

    Legeskosten (4.4.13)

  • r.

    Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandige (4.4.14)

  • s.

    Kosten boekhoudkundig verslag zelfstandige (4.4.15)

 

Let op: de voorwaarden voor bijzondere bijstand gelden voor al deze kostensoorten. Dat betekent dat de inwoner in aanmerking komt voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden uit hoofdstuk 1 en 2 is voldaan.

 

4.1 Levensonderhoud van 18-21-jarigen (artikel 12 Participatiewet)

Jongeren van 18 tot 21 jaar kunnen in aanmerking komen voor algemene bijstand als ze geen andere mogelijkheden hebben om rond te komen. De bijstandsnormen voor jongeren zijn laag, omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. Uitwonende jongeren kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand als de bijstandsnorm te laag is om van te leven en zij geen beroep kunnen doen op hun ouder(s).

De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal het verschil tussen de algemene bijstandsnorm voor de jongere en die voor een 21-jarige in dezelfde woon- en leefsituatie.

Let op: jongeren van 18 tot 21 jaar die in een instelling wonen hebben geen recht op algemene bijstand. Wel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook daarvoor geldt dat de gemeente eerst moet beoordelen of de ouders kunnen bijdragen in de kosten (onderhoudsplicht). De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal gelijk aan de bijstandsnormen voor 18-21-jarigen die niet in een inrichting verblijven.

De gemeente kan in beide situaties de aanvullende bijzondere bijstand op de ouders verhalen, tot de grens van hun onderhoudsplicht. Dit wordt per situatie beoordeeld.

 

4.2 Overbruggingsuitkering

Wanneer een inwoner bij aanvang van de bijstand uitkering over onvoldoende middelen (geld) beschikt om de eerste maand in het eigen levensonderhoud te voorzien, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. Dit doet zich voornamelijk voor bij mensen uit een asielzoekerscentrum en mensen die vanuit een inrichting naar zelfstandige huisvesting gaan.

De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag.

 

4.3 Medische kosten

Voor vergoeding van noodzakelijke medische en paramedische kosten kan de inwoner een beroep doen op de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Bovendien kan de inwoner deelnemen aan de collectieve zorgverzekering. Het is daarom niet nodig om voor medische kosten bijzondere bijstand te verstrekken.

De gemeente heeft, mede op grond van artikel 35 lid 3 van de Participatiewet, een collectieve zorgverzekering afgesloten bij Menzis waarbij sprake is van een extra gemeente pakket.

Iedereen met een inkomen t/m 110% van de toepasselijke bijstandsnorm en die voldoet aan de overige in dit beleid genoemde voorwaarden om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, kan deelnemen aan het collectief.

 

4.4 Overige soorten bijzondere bijstand

Hier onder volgt een lijst met soorten kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend. Daarnaast kan er als gevolg van individuele bijzondere omstandigheden sprake zijn van andere meerkosten en kan verlening van bijzondere bijstand aan de orde zijn. Wanneer de noodzaak van de kosten is aangetoond kan bijzondere bijstand worden verleend. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op de bedragen genoemd in de NIBUD-lijst, tenzij in dit beleid anders is aangegeven.

4.4.1Kosten voeding

De kosten van voeding behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waardoor de verlening van bijzondere bijstand in principe niet aan de orde is. Alleen bij een door een deskundige vastgestelde (medische) indicatie die door belanghebbende moet worden aangetoond kunnen de meerkosten worden vergoed. Deze meerkosten kunnen bestaan uit een maaltijdvoorziening of dieetkosten.

Uitgangspunt voor de berekening van de bijzondere bijstand vormen de kosten van voeding zoals opgenomen in de NIBUD-lijst. De meerkosten boven de kosten van een ‘normale’ maaltijd of dieet komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover zij niet worden vergoed door de zorgverzekeraar.

 

4.4.2 Woonkostentoeslag bij huur

De woonkostentoeslag kan alleen worden verstrekt voor een door de inwoner zelf bewoonde woning. Voor de huur van een woning kan de inwoner in principe huurtoeslag krijgen. Bijzondere bijstand is daarom meestal niet mogelijk. In 2 situaties is dat anders. De gemeente kan bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken, als de inwoner geen huurtoeslag kan krijgen:

 

  • a.

    over de eerste maand huur; of

  • b.

    omdat de huur te hoog is.

 

4.4.2.1 Eerste maand huur

Huurtoeslag gaat in op de eerste dag van de maand, mits de inwoner op die eerste dag al op dat adres was ingeschreven. Anders gaat de huurtoeslag een maand later in. Als dat het geval is, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken ter hoogte van de niet ontvangen huurtoeslag over de gebroken eerste maand, vanaf de dag van inschrijving.

 

4.4.2.2 Te hoge huur woning

Als huurtoeslag niet mogelijk is omdat de huur te hoog is, kan de gemeente bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken.

De gemeente berekent de woonkostentoeslag als volgt:

  • De maximale huurtoeslag die hoort bij de maximale huurgrens wordt vastgesteld;

  • De te betalen huur wordt verlaagd met de maximale huurgrens ;

  • De bedragen waarop wordt uitgekomen worden bij elkaar opgeteld en als woonkostentoeslag verstrekt.

Onder ‘huur’ verstaan we de ‘kale’ huur. Dat is de huur die voor de huurtoeslag meetelt. We houden geen rekening met servicekosten.

De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:

  • a.

    actief en aantoonbaar te zoeken naar goedkopere woonruimte waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag; en

  • b.

    als woningzoekende ingeschreven te staan bij diverse woningstichtingen/corporaties, en op de particuliere woningmarkt;

Het inkomen van de inwoner boven de bijstandsnorm telt volledig mee als draagkracht. Het vermogen boven de vermogensgrens telt eveneens volledig mee als draagkracht.

 

4.4.3 Woonkostentoeslag bij eigen woning

De woonkostentoeslag kan alleen worden verstrekt voor een door de inwoner zelf bewoonde woning. Een inwoner die een eigen huis bewoont kan geen huurtoeslag krijgen. De gemeente kan toch een woonkostentoeslag verstrekken.

De gemeente berekent de woonkostentoeslag op dezelfde manier als bij een huurwoning met hoge huur, zie artikel 4.4.2.2. In plaats van huur wordt rekening gehouden met de volgende woonkosten:

 

  • a.

    de kosten van de aflossing en hypotheekrente, na aftrek van de teruggaaf Inkomstenbelasting voor die kosten, en

  • b.

    de zakelijke lasten van de woning, zijnde de gemeentelijke belastingen die alleen huiseigenaren betalen.

 

De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:

  • a.

    actief en aantoonbaar te zoeken naar goedkopere woonruimte waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag; en

  • b.

    als woningzoekende ingeschreven te staan bij diverse woningstichtingen/corporaties, en op de particuliere woningmarkt;

  • c.

    of de inwoner is verplicht om een andere koopwoning aan te schaffen waardoor er geen woonkostentoeslag meer noodzakelijk is.

 

Het inkomen van de inwoner boven de bijstandsnorm telt volledig mee als draagkracht. Het vermogen boven de vermogensgrens telt eveneens volledig mee als draagkracht.

 

Verlening woonkostentoeslag huurwoning of eigen woning

Verlenging van de woonkostentoeslag is mogelijk voor de periode van maximaal 12 maanden, indien de inwoner aan kan tonen dat men in redelijkheid geen goedkopere woonruimte heeft kunnen verkrijgen of wanneer één van de onderstaande situaties aan de orde is:

  • de woning is voor de inwoner aangepast via de WMO of een andere regeling van de overheid en

  • de kosten van een aanpassing van een andere woning wegen niet op tegen de kosten van de bijzondere bijstand;

  • de medische noodzaak van de woningaanpassing is vastgesteld via een deskundigenrapport.

 

4.4.4Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting

De inwoner die opgenomen wordt in een inrichting, kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vaste lasten van de woning die hij achterlaat, als:

  • a.

    het noodzakelijk is om die woning aan te houden, en

  • b.

    het plan is om binnen 6 maanden terug te keren naar de woning.

 

De gemeente verstrekt bijzondere bijstand in de noodzakelijke woonlasten. Dit zijn de huur, rente en aflossing (in het geval van een eigen woning) en voorschotnota’s voor gas, licht en water.

Wanneer de opname in de inrichting langer duurt dan 6 maanden en dit was vooraf niet te voorzien, dan kan de bijzondere bijstand met 6 maanden worden verlengd.

Indien de inwoner op het moment van opname in de inrichting algemene bijstand op grond van de Participatiewet ontvangt wordt in het algemeen de oorspronkelijk vastgestelde bijstandsnorm gehandhaafd tot en met de laatste dag van de tweede maand volgend op die waarin de opname in de inrichting plaatsvond. De inwoner kan uit deze bijstandsnorm zijn vaste woonlasten voldoen.

De bijzondere bijstand volgend op deze twee maanden wordt als volgt vastgesteld: (1) de van toepassing inrichtingsnorm (artikel 23 Participatiewet) wordt uitbetaald in de vorm van algemene bijstand en er wordt (2) bijzondere bijstand verstrekt in de vaste woonlasten.

4.4.5 Uitvaartkosten

De noodzakelijk te achten kosten van een begrafenis of crematie behoren voor de overledene tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen te worden betaald uit de voorliggende voorzieningen, zoals de nalatenschap, een uitvaartverzekering of een overlijdensuitkering. Wanneer deze kosten hieruit niet kunnen worden betaald, komen ze voor rekening van degene die opdracht geeft tot de begrafenis of crematie.

De eventuele erfgenamen betalen de kosten van de uitvaart uit de nalatenschap.

Wanneer er geen erfgenamen zijn of wanneer deze weigeren de begrafenis of crematie te verzorgen, dan is de gemeente op grond van de Wet op de lijkbezorging verplicht te zorgen voor de begrafenis of crematie. Deze wet wordt uitgevoerd door de afdeling Burgerzaken. Wanneer de Wet op de lijkbezorging is toegepast, is bijzondere bijstand in deze kosten niet meer mogelijk.

 

4.4.6 Witgoedregeling

Inwoners die, langer dan drie jaren, zijn aangewezen op een inkomen op bijstandsniveau kunnen vaak moeilijk sparen. Daarom is besloten om deze groep in bepaalde kosten tegemoet te komen. Onder voorwaarden kunnen deze inwoners in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de vervanging van een:

 

  • Wasmachine;

  • Koelkast / koelvriescombinatie;

  • Fornuis (gas / electrisch)

 

Naast het drie-jaars-criterium gelden de volgende voorwaarden:

  • de aanvraag dient vooraf te worden ingediend onder overlegging van een prijsopgave en;

  • er dient geen sprake te zijn van een eerste aanschaf van het goed, maar van vervanging in verband met een defect en;

  • de aanschaf dient noodzakelijk te zijn en;

  • er dient daadwerkelijk tot aanschaf te worden overgegaan en;

  • voor het te vervangen apparaat kan slechts 1 maal per 8 jaar bijzondere bijstand op grond van deze regeling om niet worden toegekend (gemiddelde levensduur);

  • genoemde 8 jaar is eveneens van toepassing wanneer er eerder witgoed is aangeschaft op grond van artikel 4.4.8.2.1 van dit beleid.

 

Voor de vaststelling van de maximale hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de prijzenlijst van NIBUD.

 

4.4.7Baby-uitzet

De kosten van een kraampakket/babyuitzet zijn in principe voor eigen rekening. De inwoner kan zich op de bevalling voorbereiden en daarvoor geld opzij leggen of een andere oplossing zoeken. In bijzondere omstandigheden is er toch bijstand mogelijk. Daarvoor geldt het volgende:

  • a.

    De gemeente stelt de hoogte van de bijzondere bijstand vast op basis van de goedkoopste passende voorziening, zoals genoemd in de actuele prijzengids van het Nibud, maximaal het bedrag van het basispakket voor babyartikelen;

  • b.

    De bijzondere bijstand is éénmalig.

 

4.4.8Verhuizing en woninginrichting

4.4.8.1 Verhuiskosten

De kosten van een verhuizing moet de inwoner in principe zelf betalen. Men wordt geacht voor dergelijke kosten te reserveren dan wel een betalingsregeling te treffen. Alleen in bijzondere individuele omstandigheden kunnen de kosten worden vergoed.

 

4.4.8.2 Woninginrichting

De kosten van het inrichten van de woning moet de inwoner in principe zelf betalen. Men wordt geacht voor dergelijke kosten te reserveren dan wel een betalingsregeling te treffen. Alleen in bijzondere individuele omstandigheden kunnen de kosten worden vergoed.

 

4.4.8.2.1 Bijzondere bepalingen woninginrichting

Wanneer bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor de eerste aanschaf van woninginrichting (meubilair, duurzame gebruiksgoederen, etc.) zal doorverwijzing naar de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) plaatsvinden voor het aangaan van een lening om deze kosten te betalen. Van een eerste aanschaf is sprake wanneer de inwoner nog niet eerder zelfstandig in een woning heeft gewoond. Hierbij kan verlening van bijzondere bijstand in de vorm van borgtocht, als genoemd in artikel 51 Participatiewet, aan de orde zijn. In bijzondere gevallen kan de gemeente de bijzondere bijstand zelf als een lening verstrekken. Dit wordt individueel bepaald.

Voor de maximale hoogte van de kosten van de eerste aanschaf wordt uitgegaan van 75% van de NIBUD-normen. In het kader van duurzaamheid verwacht de gemeente Noordenveld dat een deel van de inrichting van de woning met tweedehands artikelen wordt gedaan.

De looptijd van de geldleningen is maximaal 36 maanden. De geldlening dient gedurende de looptijd te worden afgelost met 5 % van de voor de inwoner geldende bijstandsnorm. Indien er rente over de lening is verschuldigd bedraagt de maandtermijn voor rente en aflossing samen 5 % van de voor de inwoner geldende bijstandsnorm. Voor het meerdere aan rente kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Indien er gedurende 36 maanden volledig is voldaan aan de betalingsverplichting en er sprake is van een restbedrag van de lening, wordt voor dit restbedrag kwijtschelding verleend.

 

4.4.9 Rechtsbijstand

De inwoner die een advocaat toegewezen krijgt op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt doorgaans een eigen bijdrage. Voor die eigen bijdrage is bijzondere bijstand mogelijk.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand voor rechtsbijstand

Als de inwoner eerst gratis rechtshulp vraagt aan het Juridisch loket voordat hij naar een advocaat gaat, is de eigen bijdrage in de advocaatkosten lager. Wanneer de inwoner geen gebruik maakt van de gratis rechtshulp, dan verlaagt de gemeente de bijzondere bijstand met de misgelopen verlaging van die eigen bijdrage. Gaat het om een Lichte Advies Toevoeging (LAT), dan krijgt de inwoner, ook wanneer hij eerst gratis rechtshulp vraag geen korting op de eigen bijdrage en wordt de bijzondere bijstand ook niet verlaagd.

 

4.4.10Griffierechten

De inwoner met een toegevoegde advocaat kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de griffierechten die moet worden betaald om een procedure te voeren. Heeft de inwoner geen toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand, dan beoordeelt de gemeente per situatie of de procedure noodzakelijk is. Is dat zo, dan is bijzondere bijstand mogelijk voor de griffierechten.

 

4.4.11Bewindvoering, curatele en mentorschap

 

4.4.11.1 Bewindvoering

Zodra de kantonrechter de inwoner onder (beschermings)bewind stelt, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de bewindvoerder in rekening brengt. De bijzondere bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. Deze beschikking moet altijd bij de aanvraag worden ingediend.

De bijzondere bijstand wordt toegekend voor onbepaalde tijd, tenzij de bewindvoering voor een vaste periode is opgelegd. In dat geval wordt de bijzondere bijstand toegekend voor de periode waarvoor het bewind is vastgesteld.

Het recht op bijzondere bijstand kan worden gewijzigd wanneer er zich wijzigingen in de omstandigheden van de inwoner voordoen waardoor het recht op bijzondere bijstand vervalt of op een ander bedrag dient te worden vastgesteld.

De bewindvoerder is evenals de inwoner verplicht alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de bijzondere bijstand per omgaande te melden.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt jaarlijks aan het begin van een kalenderjaar opnieuw vastgesteld.

De bewindvoerder is daarom verplicht geval jaarlijks in januari door de gemeente nader te bepalen stukken in te leveren.

De uitbetaling van de bijzondere bijstand wordt jaarlijks per 1 januari opgeschort, tot het moment dat de gemeente op grond van de jaarlijks in te leveren stukken de hoogte van de bijzondere bijstand, alsmede de draagkracht van de inwoner, heeft kunnen vaststellen.

 

4.4.11.2 Curatele

Nadat de kantonrechter de inwoner onder curatele heeft gesteld, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de curator in rekening brengt. De bijzondere bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft.

De bijzondere bijstand wordt toegekend voor onbepaalde tijd, tenzij de curatele voor een vaste periode is opgelegd. In dat geval wordt de bijzondere bijstand toegekend voor de periode waarvoor de curatele is vastgesteld.

Het recht op bijzondere bijstand kan worden gewijzigd wanneer er zich wijzigingen in omstandigheden van de inwoner voordoen waardoor het recht op bijzondere bijstand vervalt of op een ander bedrag dient te worden vastgesteld

De curator is evenals de inwoner verplicht alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de bijzondere bijstand per omgaande te melden.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt jaarlijks aan het begin van een kalenderjaar opnieuw vastgesteld.

De curator is daarom verplicht geval jaarlijks in januari door de gemeente nader te bepalen stukken in te leveren.

De uitbetaling van de bijzondere bijstand wordt jaarlijks per 1 januari opgeschort, tot het moment dat de gemeente op grond van de jaarlijks in te leveren stukken de hoogte van de bijzondere bijstand, alsmede de draagkracht van de inwoner, heeft kunnen vaststellen.

 

4.4.11.3 Mentorschap

Zodra de kantonrechter een mentor voor de inwoner heeft aangesteld kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de mentor in rekening brengt. De bijzondere bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft.

De bijzondere bijstand wordt toegekend voor onbepaalde tijd, tenzij het mentorschap voor een vaste periode is opgelegd. In dat geval wordt de bijzondere bijstand toegekend voor de periode waarvoor het mentorschap is vastgesteld.

Het recht op bijzondere bijstand kan worden gewijzigd wanneer er zich wijzigingen in omstandigheden van de inwoner voordoen waardoor het recht op bijzondere bijstand vervalt of op een ander bedrag dient te worden vastgesteld.

De mentor is evenals de inwoner verplicht alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de bijzondere bijstand per omgaande te melden.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt jaarlijks aan het begin van een kalenderjaar opnieuw vastgesteld.

De mentor is daarom verplicht geval jaarlijks in januari door de gemeente nader te bepalen stukken in te leveren.

De uitbetaling van de bijzondere bijstand wordt jaarlijks per 1 januari opgeschort, tot het moment dat de gemeente op grond van de jaarlijks in te leveren stukken de hoogte van de bijzondere bijstand, alsmede de draagkracht van de inwoner, heeft kunnen vaststellen.

4.4.12 Reiskosten

Reiskosten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Normaal gesproken behoort dit tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan

Reiskosten in verband met geneeskundige behandelingen (verminderd met de eventuele vergoeding van een zorgverzekeraar) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Reiskosten in verband met bezoek aan een gezinslid die in het ziekenhuis of verpleeginrichting verblijft komen in principe voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er wordt daarbij uitgegaan van de opgave van het aantal bezoeken van belanghebbende, met een maximum van één bezoek per dag.

Reiskosten in verband met een eerste aanvraag of verlenging van een verblijfsvergunning komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

De vergoeding wordt gebaseerd op de hoogte van het bedrag dat de Belastingdienst hanteert bij het gebruik van een eigen auto voor woon-werkverkeer of de werkelijke kosten van het openbaar vervoer. Daarnaast worden noodzakelijke parkeerkosten vergoed tot maximaal € 5,00 per bezoek.

Reiskosten in verband met het volgen van voortgezet onderwijs op meer dan 10 km van de woonplaats (met name ISK) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand tot maximaal 50% van de kosten van het openbaar vervoer. Dit kan aan de orde zijn wanneer er geen recht is op een voorziening van DUO (OV).

 

4.4.13 Legeskosten

Voor legeskosten wordt geen bijzondere bijstand verleend aangezien het gaat om kosten die behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Alleen in geval van bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verleend.

Voor verlening van bijzondere bijstand komen de kosten voor een eerste aanvraag of verlenging van een verblijfsdocument wel in aanmerking. Wanneer bijzondere bijstand wordt verstrekt worden de voor een Nederlands identiteitsbewijs geldende kosten in mindering gebracht. Die kosten worden namelijk door iedere Nederlander gemaakt (algemeen gebruikelijk).

De kosten die zijn verbonden aan naturalisatie komen niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Het gaat in deze immers om kosten die gepaard gaan met een vrijwillige keuze.

 

4.4.14 Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandige

Het kan noodzakelijk zijn om een zelfstandige gedurende de periode dat hij een uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen 2004 een arbeidsongeschiktheidsverzekering te laten aanhouden. Dit mede om te voorkomen dat deze na beëindiging van die uitkering wordt geconfronteerd met acceptatieproblemen of aanmerkelijk ongunstige voorwaarden.

Voor de kosten die een zelfstandige moet maken voor deze verzekering kan bijzondere bijstand worden verleend. De bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een renteloze lening.

Voor de kosten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering is geen bijzondere bijstand mogelijk indien de zelfstandige deze verzekering nog niet had op het moment dat hij de uitkering voor levensonderhoud aanvroeg.

 

4.4.15 Kosten boekhoudkundig verslag zelfstandige

Als onderdeel van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen 2004 dient bij aanvragen en bij heronderzoeken door aanvragers een boekhoudverslag te worden ingediend. Indien de zelfstandige niet in staat is de kosten daarvoor te voldoen, kan bijzondere bijstand worden verleend. De bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een renteloze lening.

 

Bijzondere bepalingen

De als lening verstrekte bijzondere bijstand voor zelfstandigen genoemd in artikel 4.4.14 en artikel 4.4.15 wordt omgezet in een bedrag om niet indien na overlegging van het boekhoudverslag over het jaar waarvoor de bijzondere bijstand is verleend blijkt dat de zelfstandige over onvoldoende draagkracht beschikt om de gemaakte kosten zelf te dragen.

 

 

5 Slotbepalingen

 

 

5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2022. De beleidsnotitie bijzondere bijstand ISD Noordenkwartier met als ingangsdatum 1 april 2015, per 1 januari 2019 overeenkomstig van toepassing verklaard voor de gemeente Noordenveld, wordt per die datum ingetrokken.

Overgangsrecht

  • 1.

    Bijzondere bijstand die de gemeente periodiek verstrekt en die tot een datum na 1 april 2022 is toegekend, blijft ongewijzigd gecontinueerd conform het genomen besluit, maar uiterlijk tot 1 januari 2023.

  • 2.

    In het geval de nieuwe beleidsregels met ingang van 1 april 2022 gunstiger zijn, kan het onder lid 1 genoemde besluit worden herzien en in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe beleid

  • 3.

    Nieuwe aanvragen worden per 1 april 2022 volgens de nieuwe beleidsregels behandeld.

 

5.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Noordenveld.

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 29 maart 2022.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld,