Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Beleidsregels (conformering aan de Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen) voor individuele industriële bedrijven gemeente Nijmegen (2005)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels (conformering aan de Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen) voor individuele industriële bedrijven gemeente Nijmegen (2005)
CiteertitelBeleidsregels (conformering aan de Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen) voor individuele industriële bedrijven gemeente Nijmegen (2005)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpGeurbeleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-2005nieuwe regeling

31-05-2005

Gemeentebladnummer GB2005-092

Collegebesluit d.d. 31 mei 2005, nr. 1.29

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels (conformering aan de Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen) voor individuele industriële bedrijven gemeente Nijmegen (2005)

 

Vaststelling van de beleidsregels bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 31 mei 2005 (agendapuntnr. 1.29 - registratienr. 05.0014149). Gelet op het bepaalde in artikel 3:40 en volgende van de Algemene Wet Bestuursrecht is de inwerkingtreding gesteld op 7 juli 2005.

Beleidsregels (conformering aan de Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen) voor individuele industriële bedrijven gemeente Nijmegen (2005)

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht,

de artikelen 8.2, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13 en 8.22 t/m 8.26 van de Wet milieubeheer en de artikelen 5.1 en 5.6 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

 

overwegende dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen voor de wijze van beoordeling van het aspect geur, de bepaling van het acceptabel hinderniveau en het stellen van voorschriften gericht op beperking van geurbelasting, een en ander ten behoeve van besluiten over vergunningen ingevolge hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer en als uitwerking van het rijksbeleid, verwoord in de brief van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 juni 1995 (MBL.276.95004) en de bijbehorende “Herziene Nota Stankbeleid” van 30 mei 1994;

 

BESLUITEN de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

GELDERSE BELEIDSREGELS VOOR GEUR IN MILIEUVERGUNNINGEN

(gepubliceerd in Provinciaal Blad 2002/77 van 17 september 2002)

 

INHOUD:

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 2. Geuronderzoek bestaande bronnen

2.1 Geuronderzoek ten behoeve van een milieuvergunningaanvraag

2.2 Geuronderzoek ten behoeve van een ambtshalve besluit tot wijziging van een milieuvergunning

Artikel 3. Geuronderzoek nieuwe bronnen

Artikel 4. Vaststelling van het acceptabel geurhinderniveau

4.1 Mee te wegen aspecten

4.2 Toetsing van berekende geurimmissie aan toetsingswaarden

4.3 Vaststelling van het acceptabel geurhinderniveau

4.3.1 Bij bestaande bronnen

4.3.1.1 Besluit op aanvraag

4.3.1.2 Besluit ingevolge Afdeling 8.1.2 Wet milieubeheer

4.3.2 Bij nieuwe bronnen

4.3.3 Cumulatie van meerdere bronnen in één inrichting

Artikel 5. Considerans en dictum van het vergunningbesluit

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

milieuvergunning: een vergunning op grond van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer

inrichting: een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer

bron: een installatie, productie-eenheid of op- en/of overslagfaciliteit of een activiteit in een inrichting waarin geur ontstaat of waarbij geur vrijkomt

bestaande bron: een bron waarvoor een milieuvergunning geldt of een bron in een inrichting, waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer geen milieuvergunning vereist is

nieuwe bron: een bron die zal worden gerealiseerd na een daarvoor verkregen oprichtingsvergunning of veranderingsvergunning of een mede daarvoor verkregen revisievergunning of een bron die in strijd met een daarvoor geldend verbod zonder voorafgaande vergunning is gerealiseerd

NeR: Nederlandse emissie Richtlijnen (uitgave van het Informatiecentrum Milieuvergunningen)

Document Meten Publicatiereeks Lucht nr 115, uitgave van het ministerie van VROM

& Rekenen Geur: van december 1994

hedonische waarde: mate van aangenaamheid van een geur, uitgedrukt in een referentieschaal volgens de VDI 3882, Blatt 2, uitgave Verein Deutscher Ingenieure, Düsseldorf

geureenheid: maat voor de hoeveelheid geurstof in reukloze lucht: die hoeveelheid die nog juist door de helft van een geurpanel te onderscheiden is van reukvrije lucht heeft per definitie een geurconcentratie van 1

geuremissie: uitworp van geur uit een bron, uitgedrukt in aantal geureenheden per uur

geurimmissie: geurbelasting, uitgedrukt in percentielwaarde, op leefniveau, ten gevolge van de geuremissie van een of meer bronnen

percentielwaarde: percentage van de tijd waarin een bepaalde uurgemiddelde geurconcentratie, uitgedrukt in aantallen geureenheden per kubieke meter lucht, niet wordt overschreden

snuffelploegonderzoek: veldwaarneming van geurimmissie volgens de daarvoor aangegeven methode in het Document Meten en Rekenen Geur

gebiedscategorie gebied met woningen, winkels, ziekenhuizen of internaten

‘wonen’: of gebied waarin zich accommodaties voor verblijfsrecreatie of gelijksoortige objecten bevinden

gebiedscategorie gebied waarin zich in hoofdzaak industrie, bedrijven, kantoren

‘werken’: of gelijkwaardige objecten bevinden

gebiedscategorie gebied met verspreid liggende woningen of lintbebouwing en gebied

‘buitengebied’: voor dagrecreatie of gelijkwaardige objecten

acceptabel het niveau van geurbelasting ten gevolge van een inrichting dat als

geurhinderniveau: toelaatbaar wordt beoordeeld

 

Artikel 2. Geuronderzoek bestaande bronnen

 

2.1 Geuronderzoek ten behoeve van een milieuvergunningaanvraag

In het vooroverleg over een milieuvergunningaanvraag die betrekking zal hebben op of mede betrekking zal hebben op een of meer bestaande bronnen binnen een inrichting geven Gedeputeerde Staten aan de hand van eigen wetenschap of waarneming, al dan niet in combinatie met klachten, aan of het aspect geur relevant is.

Indien Gedeputeerde Staten het geuraspect relevant achten, overlegt de indiener van de vergunningaanvraag op hun verzoek een geur-onderzoeksrapport bij zijn aanvraag.

Het geuronderzoek omvat een analyse van de geuremissie en de geurimmissie ten gevolge van die bronnen. De analyse wordt gemaakt met behulp van één van de kwantitatieve methoden, zoals beschreven in de NeR (uitgave september 2000, paragraaf 3.6.3).

Gedeputeerde Staten kunnen ten behoeve van de kwantitatieve analyse aangeven, welke deelonderzoeken daarvoor uitgevoerd worden. Daartoe kunnen behoren: emissiemetingen met verspreidingsberekening en een snuffelploegonderzoek, uitgevoerd volgens het Document Meten & Rekenen Geur, en een bepaling van de hedonische waarde van de geur door een panel.

Emissiemetingen en snuffelploegonderzoek worden uitgevoerd bij voor de jaarsituatie van de inrichting representatieve omstandigheden.

Het geur-onderzoeksrapport bevat een opsomming van de mogelijke maatregelen ter beperking van de geurimmissie, de effecten van elk van die maatregelen op de geurimmissie en de kosten van die maatregelen, en de eventuele neveneffecten van die maatregelen.

 

2.2 Geuronderzoek ten behoeve van een ambtshalve besluit tot wijziging van een milieuvergunning

Ten behoeve van een besluit over wijziging of intrekking van een milieuvergunning ingevolge Afdeling 8.1.2 van de Wet milieubeheer, welk besluit betrekking heeft of mede betrekking heeft op een of meer bestaande bronnen binnen een inrichting met relevante geuraspecten, maken Gedeputeerde Staten gebruik van de resultaten van een geur-onderzoek, dat zij uitvoeren overeenkomstig de onder het eerste lid opgenomen specificaties.

Bij besluit tot wijziging van een vergunning kunnen Gedeputeerde Staten voorschrijven dat vergunninghouder binnen een door hen te stellen termijn rapporteert over mogelijke maatregelen ter beperking van de geurimmissie, de effecten van elk van die maatregelen op de geurimmissie, de kosten van die maatregelen en de eventuele neveneffecten van de maatregelen.

Met gebruikmaking van dit rapport kunnen Gedeputeerde Staten vervolgens een tweede besluit ingevolge Afdeling 8.1.2 van de Wet milieubeheer ten aanzien van die milieuvergunning vaststellen.

 

Artikel 3. Geuronderzoek nieuwe bronnen

 

In het vooroverleg over een milieuvergunningaanvraag die betrekking zal hebben op een of meer nieuwe bronnen binnen een inrichting geven Gedeputeerde Staten, aan de hand van bijvoorbeeld ervaringsgegevens over gelijksoortige bronnen elders of literatuurgegevens, aan of het aspect geur relevant is. Indien Gedeputeerde Staten het geuraspect relevant achten, overlegt de indiener van de vergunningaanvraag op hun verzoek bij de aanvraag een geur-onderzoeksrapport, waarin de toekomstige geurbronnen en de geurimmissie in beeld zijn gebracht, zoals die zullen zijn bij uitvoering van de inrichting conform de vergunningaanvraag, onder voor de jaarsituatie van de inrichting representatieve omstandigheden. Artikel 2.1 is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 4. Vaststelling van het acceptabel geurhinderniveau

 

4.1 Mee te wegen aspecten

Gedeputeerde Staten stellen het acceptabel geurhinderniveau vast aan de hand van:

- de geuremissie (omvang emissie en hedonische waarde van de geur);

- de berekende geurimmissie op leefniveau;

- de voor de gebiedscategorie van het met geur belaste gebied geldende toetsingswaarden;

- kosteneffectiviteit van mogelijke geurimmissie-reducerende maatregelen/voorzieningen.

 

4.2 Toetsing van berekende geurimmissie aan toetsingswaarden

Gedeputeerde Staten toetsen de overeenkomstig artikel 2 berekende geurimmissie vanwege de bron of bronnen, waarbij de daaraan toegekende hedonische waarde is betrokken, aan de in de volgende tabel gegeven geurimmissie-waarden (streef-, richt- en bovenwaarden) voor de gebiedscategorieën ‘wonen’ en ‘buitengebied’ (A) of voor de gebiedscategorie ‘werken’ (B). De getallen geven geurconcentraties weer (geureenheden per m3) en zijn aangeduid als 98-percentielwaarden.

 

 

Wonen/buitengebied (A)

 

Werken (B)

aard van de geur

streef-waarde

richt-waarde

boven-

waarde

 

streef-

waarde

richt-waarde

boven-

waarde

zeer hinderlijk

0,1

0,3

1

 

0,3

1

3

hinderlijk

0,3

1

3

 

1

3

10

minder hinderlijk

1

3

10

 

3

10

30

niet hinderlijk

3

10

30

 

10

30

100

 

 

De geur wordt daarbij als volgt beoordeeld aan de hand van de hedonische waarde:

 

wanneer proefpersonen aan een geur bij de volgende concentraties een hedonische waarde -2 toekennen (VDI 3882, Blatt 2)

wordt de geur beoordeeld als:

 

 

<3 ge/m3

zeer hinderlijk

3 - 10 ge/m3 (standaard)

hinderlijk

10 - 30 ge/m3

minder hinderlijk

>30 ge/m3

niet hinderlijk

 

 

Bij niet-continue bronnen toetsen Gedeputeerde Staten de geurimmissie aan de waarde van meerdere percentielen. De bij toetsing gebruikte waarden voor een standaard geur zijn in onderstaande tabel opgenomen voor veel gebruikte percentielen. De getallen geven geurconcentraties (geureenheden per m3) aan. De relatief hoogste waarde van enig percentiel van de berekende geurbelasting geldt als maatgevend. Dit met uitzondering van de 99,99-percentiel, die wordt altijd slechts als indicatief bij de beoordeling betrokken.

 

 

 

Wonen/buitengebied (A)

 

Werken (B)

Percentielwaarde

streef-waarde

richt-waarde

boven-

waarde

 

streef-

waarde

richt-waarde

boven-

waarde

95

0,2

0,6

2

 

0,6

2

6

98

0,3

1

3

 

1

3

10

99,5

0,6

2

6

 

2

6

20

99,9

1,2

4

12

 

4

12

40

99,99

3

10

30

 

10

30

100

 

 

4.3 Vaststelling van het acceptabel geurhinderniveau

 

4.3.1 Bij bestaande bronnen

 

4.3.1.1 Besluit op aanvraag

Gedeputeerde Staten stellen het acceptabel geurhinderniveau op de richtwaarde vast, of zoveel lager als mogelijk is. Zij kunnen gemotiveerd afwijken naar boven tot ten hoogste de bovenwaarde. Zij stellen het acceptabel geurhinderniveau vast naar gelang de mate waarin geurbelasting kan worden gereduceerd met redelijkerwijs te verlangen maatregelen/voorzieningen. Indien de bestaande geurimmissie hoger is dan de bovenwaarde en niet met redelijkerwijs te verlangen maatregelen/voorzieningen is te reduceren tot ten hoogste de bovenwaarde, stellen Gedeputeerde Staten het met redelijkerwijs te verlangen maatregelen/voorzieningen best bereikbare geurhinderniveau vast. Daarnaast stellen zij een onderzoek in of en zo ja de termijn waarbinnen met verdergaande maatregelen/voorzieningen een acceptabel geurhinderniveau kan worden bereikt. Zo nodig onderzoeken zij de mogelijkheid daarvoor een vergoeding toe te kennen op de voet van artikel 15.20 Wet milieubeheer. De resultaten van het onderzoek kunnen aanleiding zijn een besluit ingevolge Afdeling 8.1.2 van de Wet milieubeheer ten aanzien van de vergunning te nemen.

 

4.3.1.2 Besluit ingevolge Afdeling 8.1.2 Wet milieubeheer

Gedeputeerde Staten stellen het acceptabel geurhinderniveau op de richtwaarde vast, of zoveel lager als mogelijk is. Zij kunnen gemotiveerd afwijken naar boven tot ten hoogste de bovenwaarde.

Indien de bestaande geurimmissie hoger is dan de bovenwaarde en niet met redelijkerwijs te verlangen maatregelen/voorzieningen is te reduceren tot de bovenwaarde, kunnen Gedeputeerde Staten een termijn aan de vergunning verbinden, waarbinnen de geurimmissie wordt gereduceerd tot ten hoogste de bovenwaarde, of waarbinnen op andere wijze sanering van de geurimmissie plaatsvindt. Zij onderzoeken de mogelijkheid om daarvoor een vergoeding toe te kennen overeenkomstig artikel 15.20 Wet milieubeheer.

 

4.3.2 Bij nieuwe bronnen

Gedeputeerde Staten stellen het acceptabel geurhinderniveau op de streefwaarde vast , of zoveel lager als mogelijk is. Zij kunnen gemotiveerd afwijken naar boven tot ten hoogste de richtwaarde.

Zij stellen het acceptabel geurhinderniveau vast naar gelang de mate waarin geurbelasting kan worden gereduceerd met redelijkerwijs te verlangen maatregelen/voorzieningen.

Gedeputeerde Staten weigeren de vergunning geheel of gedeeltelijk, indien met redelijkerwijs te verlangen maatregelen/voorzieningen geen geurhinderniveau bereikt kan worden dat gelijk is aan of lager dan de richtwaarde. In dat geval stellen zij de vergunningaanvrager in de gelegenheid, voordat zij een ontwerpbesluit vaststellen, de aanvraag te wijzigen en alsnog zodanige maatregelen/ voorzieningen aan te vragen dat positief op de aanvraag kan worden besloten.

 

4.3.3 Cumulatie van meerdere bronnen in één inrichting

Bij cumulatie van bestaande bronnen of van bestaande en nieuwe bronnen in één inrichting stellen Gedeputeerde Staten het acceptabel geurhinderniveau voor de gezamenlijke bronnen vast met overeenkomstige toepassing van artikel 4.3.1.

Zij stellen het acceptabel geurhinderniveau bij cumulatie van nieuwe bronnen binnen één inrichting voor de gezamenlijke bronnen vast met overeenkomstige toepassing van artikel 4.3.2.

 

Artikel 5. Considerans en dictum van het vergunningbesluit

Gedeputeerde Staten overwegen bij een vergunningbesluit of het geuraspect naar hun mening relevant is. Indien zij het geuraspect relevant achten geven ze dat gemotiveerd aan en delen ze gemotiveerd mee welk geurhinderniveau zij als acceptabel aanmerken.

 

Gedeputeerde Staten verbinden waar mogelijk doelvoorschriften aan het besluit. Zij formuleren de doelvoorschriften met het oog op de controleerbaarheid en handhaafbaarheid als geuremissie-voorschriften, waarbij de toegestane emissie -via verspreidingsberekeningen- is afgeleid van het door hen als acceptabel aangemerkte geurhinderniveau. Zij houden daarbij zo nodig rekening met een bijdrage aan de geurimmissie tengevolge van diffuse bronnen in dezelfde inrichting.

 

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 31 mei 2005

 

 

De gemeentesecretaris,

H. Bekkers

De burgemeester,

Dr. G ter Horst