Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Verordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Amstel, Gooi en Vecht
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2022
CiteertitelVerordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking AGV 2022
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 79 van de Waterschapswet
  2. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-2022nieuwe regeling

10-03-2022

wsb-2022-3846

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2022

 

 

Het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht,

 

  • 1.

    gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 22-02-2022;

  • 2.

    gelet op de artikelen 73-76 en 79 van de Waterschapswet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht; 

  • 3.

    gelet op artikel 5.47 van de Omgevingswet en de artikelen 5.3 en 10.8 van het Omgevingsbesluit;

 

besluit vast te stellen:

 

Verordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2022

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adviseren: het beantwoorden van een door een bestuursorgaan geformuleerde vraag door belanghebbenden of andere daartoe benaderde personen, of het uit eigener beweging inbrengen van advies,

  • b.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het Waterschap;

  • c.

    bekendmaking:

    • a.

      de wettelijk verplichte bekendmaking voor de inwerkingtreding van besluiten die niet tot een of meer (bekende) belanghebbenden zijn gericht;

    • b.

      de wettelijk verplichte kennisgeving van ontwerpbesluiten;

    • c.

      de kennisgeving van meldingen;

    • d.

      de overige wettelijk verplichte kennisgevingen, mededelingen dan wel aankondigingen;

    • e.

      de kennisgeving van mededelingen waarvoor geen wettelijke plicht geldt.

  • d.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur tot het vaststellen van beleid, het vaststellen van een besluit van algemene strekking daaronder begrepen, met betrekking tot een aangelegenheid die behoort tot de huishouding van het waterschap;

  • e.

    besluit: een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • f.

    cocreëren: het door het Waterschap en daartoe uitgenodigde deelnemers, in gezamenlijk overleg en op basis van gelijkwaardigheid, ontwikkelen van een plan met inachtneming van vooraf meegegeven kaders;

  • g.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Waterschap;

  • h.

    elektronisch waterschapsblad: het Waterschapsblad, bedoeld in artikel 73 van de Waterschapswet, dat wordt uitgegeven door het dagelijks bestuur en voldoet aan de technische eisen uit de ministeriële regeling “Regeling elektronische publicaties”.

  • i.

    inspraak: een door of namens het dagelijks bestuur geboden gelegenheid voor ingezetenen en belanghebbenden om hun zienswijzen omtrent een bekendgemaakt beleidsvoornemen kenbaar te maken;

  • j.

    ontwerpbesluit: een besluit dat wordt voorbereid met een in de wet verplicht voorgeschreven inspraakprocedure, met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht dan wel met een andere inspraakprocedure.

  • k.

    participatie: het in een vroeg stadium en op interactieve wijze betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering en/of evaluatie van beleid en kaders.

  • l.

    raadplegen: het gelegenheid geven aan ingezetenen en belanghebbenden om ideeën, wensen en meningen naar voren te brengen of voorkeuren aan te geven die bij de beleidsvorming worden betrokken;

  • m.

    Waterschap: het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht;

 

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

Deze verordening heeft betrekking op participatie en inspraak bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid en de wijze van bekendmaking van besluiten en kennisgevingen door het waterschapbestuur in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden.

 

Artikel 1.3 Informatiepositie ingezetenen en belanghebbenden

  • 1.

    Het Waterschap stelt openbare informatie die betrekking heeft op het voorliggende beleidsvoornemen en/of kaders, binnen de grenzen van wat redelijk en billijk is, tijdig beschikbaar.

  • 2.

    Deze informatie is per participatie- of inspraaktraject —waar mogelijk via de website van het waterschap – vrij toegankelijk, uit te wisselen en te ontsluiten.

 

HOOFDSTUK 2 PARTICIPATIE

Artikel 2.1 Reikwijdte participatie

  • Dit hoofdstuk gaat over het toepassen van participatie bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid door het waterschapsbestuur in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden.

  • Voor zover het Waterschap aanvrager is van een vergunning voor waterschapswerkzaamheden zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op die aanvraag.

  • Geen participatie wordt toegepast op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van belastingverordeningen, en interne en organisatorische aangelegenheden.

Artikel 2.2 Toepassen van participatie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur beslist, bij de uitoefening van hun onderscheidenlijke taken en bevoegdheden, over het toepassen van participatie bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid, met in achtneming van de Leidraad participatie AGV.

  • 2.

    Participatie kan in ieder geval achterwege blijven:

    • a.

      bij beleid waarin het waterschapsbestuur geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • b.

      bij beleid van klaarblijkelijk ondergeschikte betekenis, zoals aanpassingen van juridisch-technische of redactionele aard;

    • c.

      als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan, met toepassing van lid 2, de gevallen aanwijzen waarin in ieder geval geen participatie wordt toegepast.

  • 4.

    Voor het toepassen van participatie stelt het bestuursorgaan een participatieplan vast.

Artikel 2.3 Oogmerk participatie 

Het oogmerk van participatie is: 

  • a.

    Het vergroten van draagvlak en/of betrokkenheid bij belanghebbenden; en/of,  

  • b.

    Het verbeteren van de voorstellen, de besluitvorming en/of de uitvoerbaarheid van besluiten; en/of,

  • c.

    Het naar voren brengen van en rekening kunnen houden met nieuwe ideeën, verschillende opvattingen en belangen.  

 

Artikel 2.4 Participatieplan

  • 1.

    Voorafgaand aan een participatieproces wordt een participatieplan vastgesteld door het betrokken bestuursorgaan. In het participatieplan wordt in ieder geval omschreven:

    • a.

      het onderwerp van het participatieproces, de schaal waarop dit aan de orde is en de randvoorwaarden;

    • b.

      het doel van het participatieproces;

    • c.

      de fase waarvoor participatie plaatsvindt: agendavorming, beleidsvorming, besluitvorming, uitvoering of evaluatie;

    • d.

      het niveau dan wel de niveaus van de participatie voor de betreffende fase van het participatieproces, waarbij een gemotiveerde keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, co-creëren of beslissen;

    • e.

      de voor het vastgestelde niveau dan wel de vastgestelde niveaus van participatie geldende kaders;

    • f.

      welke personen of groepen van personen aan het participatieproces kunnen deelnemen;

    • g.

      de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • h.

      de wijze waarop het bestuursorgaan reageert op de uitkomsten van het participatieproces;

    • i.

      de begroting van de kosten van het participatieproces.

  • 2.

    Het betrokken bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces gepaste wijze. In deze kennisgeving wordt ingegaan op de in het eerste lid bedoelde punten.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de inrichting van het participatieproces aan te passen, draagt het betrokken bestuursorgaan er zorg voor dat dit onverwijld bekend wordt gemaakt.

 

Artikel 2.5 Kennisgeving van participatie

De participatie vangt aan met een kennisgeving van participatie, overeenkomstig artikel 4.1.

Artikel 2.6 Verwerken inbreng participanten

  • 1.

    Indien de participatie uit raadplegen bestaat, betrekt het betrokken bestuursorgaan de inbreng van de participanten bij de volgende fase van het onderwerp van participatie, dan wel het besluit daarover.

  • 2.

    Indien de participatie uit adviseren bestaat, houdt het betrokken bestuursorgaan rekening met de inbreng van de participanten bij de volgende fase van het onderwerp van participatie, dan wel het besluit daarover.

  • 3.

    Indien de participatie uit co-creëren bestaat, beslist het betrokken bestuursorgaan in goed overleg met de participanten.

  • 4.

    Indien de participatie bestaat uit beslissen door de participanten, neemt het betrokken bestuursorgaan die beslissing in acht.

  •  

Artikel 2.7 Eindverslag van het participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan het participatieproces, en wat hieruit wel en niet is overgenomen en waarom;

    • c.

      een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

  • 3.

    Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat het eindverslag openbaar wordt gemaakt en wordt verspreid aan in ieder geval de betrokken participanten.

  • 4.

    Voor de beantwoording van adviezen van adviesorganen zijn de specifieke afspraken tussen het Dagelijks bestuur en het adviesorgaan van toepassing.

  •  

  •  

HOOFDSTUK 3 INSPRAAK

Artikel 3.1 Reikwijdte inspraak

  • 1.

    Dit hoofdstuk gaat over het toepassen van inspraak bij de voorbereiding van beleid van het waterschapsbestuur in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden.

  • 2.

    Geen inspraak wordt toegepast op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van belastingverordeningen, en interne en organisatorische aangelegenheden van het waterschap.

Artikel 3.2 Toepassen van inspraak

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening past het waterschapsbestuur in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden inspraak toe bij voorbereiding van beleidsvoornemens, tenzij deze daar naar hun aard of belang niet voor in aanmerking komen.

  • 2.

    Tevens vallen onder de werking van de onderhavige verordening de naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor in aanmerking komende beleidsvoornemens van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Inspraak wordt in ieder geval niet toepast:

    • a.

      bij beleid waarin het waterschapsbestuur geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • b.

      bij beleid van klaarblijkelijk ondergeschikte betekenis, zoals aanpassingen van juridisch-technische of redactionele aard;

    • c.

      als inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.

  • 4.

    Bij het toepassen van inspraak worden inspraakgerechtigden gedurende een termijn van zes weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent het beleidsvoornemen mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

Artikel 3.3 Verslag van inspraak

  • 1.

    In het voorstel aan het algemeen bestuur maakt het dagelijks bestuur melding van de gehouden inspraakprocedure en de ontwerpbeantwoording van het dagelijks bestuur op de ingekomen reacties.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt, nadat het algemeen bestuur een besluit heeft genomen omtrent het beleidsvoornemen, diegenen die een schriftelijke reactie hebben ingediend op de hoogte van de beschouwingen van het algemeen bestuur omtrent de ingekomen reacties. Daarbij wordt vermeld op welke punten de zienswijze tot wijziging van het beleidsvoornemen heeft geleid, dan wel de redenen waarom de zienswijze niet tot een wijziging aanleiding heeft gegeven.

 

HOOFDSTUK 4 ELEKTRONISCHE BEKENDMAKING

Artikel 4.1 Bekendmaking

  • 1.

    Iedere bekendmaking vindt plaats in het elektronische waterschapsblad, tenzij bij wet of regelgeving een andere wijze van bekendmaking is voorgeschreven.

  • 2.

    Het elektronisch waterschapsblad is voor eenieder te raadplegen via de website van het Waterschap en de website www.overheid.nl.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten om een bekendmaking ook te plaatsen in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad.

  • 4.

    In de bekendmaking wordt vermeld hoe, wanneer en waar reacties kunnen worden ingediend.

  • 5.

    In afwijking van het eerste en het derde lid kan het dagelijks bestuur besluiten de bekendmaking van meldingen en van mededelingen waarvoor geen wettelijke plicht geldt, niet elektronisch te doen plaatsvinden, in welk geval de bekendmaking wordt geplaatst in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad of op de website van het Waterschap.

 

Artikel 4.2 Terinzagelegging

  • 1.

    De terinzagelegging van een besluit of een ontwerpbesluit en de daarbij behorende bijlage of bijlagen geschiedt op de website van AGV, tenzij bij wet of regelgeving een andere wijze van terinzagelegging is voorgeschreven.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten de stukken fysiek ter inzage te leggen.

 

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Intrekking en citeertitel

  • 1.

    De Verordening inspraak en elektronische bekendmaking AGV 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking AGV 2022”.

  •  

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Amsterdam, 10-03- 2022

Het Algemeen bestuur,

mr.drs. P.M. Smit

waarnemend dijkgraaf

drs. G. Nottelman

secretaris-directeur

 

 

 

 

 

 

Algemeen

Inleiding

De onderhavige verordening geeft uitvoering aan het (gewijzigde) artikel 79 van de Waterschapswet en de bepalingen in Omgevingswet en Omgevingsbesluit over participatie en stelt regels met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het waterschapsbestuur worden betrokken. Daarbij worden participatie en inspraak duidelijk onderscheiden van elkaar.

Participatie

Artikel 79 van de Waterschapswet verplichtte waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op beleidsvoornemens van het algemeen bestuur. De vaststelling van deze nieuwe participatie- en inspraakverordening is nodig in verband met een op handen zijnde wijziging van artikel 79 Waterschapswet, maar kan ook zonder die wijziging al worden vastgesteld. De jongste wijziging van artikel 79 Waterschapswet, die naar verwachting in de loop van 2022 in werking treedt, vloeit voort uit de Wet ‘Versterking participatie op decentraal niveau’ waardoor het Waterschap niet alleen regels voor inspraak maar ook voor participatie in een verordening dient op te nemen.

Deze participatie- en inspraakverordening moet worden beschouwd als aanvulling op en invulling van de participatie- en inspraakregelingen en voorschriften die zijn opgenomen in wet, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening een eigen participatie- of inspraakregeling voor een specifiek besluit bevat, dient de betreffende regeling en niet deze verordening te worden toegepast.

Participatie en inspraak hebben ieder een geheel eigen plek in het besluitvormingstraject.

Inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven die meedenken, meedoen en/of meebeslissen bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de kerntaken van het waterschap: dat noemen we participatie. Meedenken, meedoen en/of meebeslissen voordat het ontwerp voor een besluit wordt vastgesteld.

Het Waterschap AGV maakt werk van participatie, omdat dat bijdraagt aan draagvlak en aan betrokkenheid van de genoemde doelgroepen. Participatie verbetert en versnelt bovendien de besluitvorming en de uitvoerbaarheid van besluiten. In de praktijk betekent dit dat het Waterschap een participatieaanpak vaststelt bij alle relevante besluiten in de fysieke leefomgeving. Vooraf denken we na over hoe we de participatie vormgeven. Na afloop laten we zien hoe we de participatie hebben uitgevoerd, waarom we dat zo hebben gedaan, en hoe de resultaten van het participatietraject zijn verwerkt. Participatie zorgt daarmee voor een gedegen motivering.

Participatie is maatwerk. Het ene project of traject leent zich er beter voor dan het andere. Soms kiezen we voor de lichtste vorm van participatie, waarmee we alleen aan de wettelijke vereisten voldoen. Maar onze ambitie is om inwoners en andere partijen optimaal te laten participeren en relevante initiatieven van derden te ondersteunen. Daarom is de Leidraad participatie vastgesteld door het waterschapsbestuur.

De bepalingen in deze verordening zijn een weerslag van die beleidsmatige leidraad. Met deze bepalingen en de uitvoering van de beleidsmatige leidraad wordt zorggedragen dat participanten tevoren weten hoe en binnen welke kaders zij worden betrokken.

Het Waterschap maakte in de praktijk al gebruik van enkele vormen van participatie: ook bij de inspraakverordening uit 2009 werd al met nadruk opgemerkt dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, voorafgaand aan de formele inspraak, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven of overleg te voeren omtrent het te nemen besluit met de meest direct betrokken belanghebbenden.

Inspraak

Inspraak is voor sommige besluiten bij wet verplicht, maar kan ook zonder die wettelijke verplichting zorgen voor een zinvol vervolg op participatie.

Voor besluiten waarvoor het dagelijks bestuur bevoegd is, is inspraak niet verplicht gesteld in de Waterschapswet. Via een afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur kan, in daartoe geëigende gevallen, toch tot toepassing van deze inspraakverordening worden besloten.

Het doel van inspraak is tweeledig. Enerzijds wordt aan ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een beleidsvoornemen van het bestuur kenbaar te maken. Anderzijds is de inspraak een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Een ander belangrijk aspect is dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien de ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming met gebruik van geëigende vormen van participatie heeft plaatsgevonden inzake het beleidsvoornemen en dat de eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

Elektronische bekendmaking en kennisgeving

Artikel 73 e.v. van de Waterschapswet bevatten onder meer de bekendmakingsvoorschriften voor besluiten van het Waterschapsbestuur.

Uitgangspunt is dat elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling van regelingen een doelmatiger en klantvriendelijker wijze van publieksvoorlichting is dan bekendmakingen in publicatiebladen en fysieke terinzagelegging van stukken. De officiële publicaties in de Staatscourant en in dagbladen en huis-aan-huisbladen bereiken steeds minder mensen. Tegelijkertijd beschikken steeds meer burgers over een internetaansluiting en dit aantal neemt nog steeds toe. Digitale bekendmaking van overheidsbesluiten is daarom al geruime tijd een logische vorm.

Aanvankelijk kon door lagere overheden kon vrijelijk worden gekozen tussen papieren of elektronische bekendmaking, maar sinds 1 januari 2011 is het verplicht geconsolideerde teksten van algemeen verbindende voorschriften op internet te publiceren en beschikbaar te houden. Geconsolideerd wil in dit verband zeggen dat latere wijzigingsbesluiten verwerkt zijn in de oorspronkelijke tekst.

Sinds 1 januari 2014 is het ook verplicht om algemeen verbindende voorschriften (verordeningen) elektronisch bekend te maken. Het gaat hier dan om bekendmaking van besluiten als wettelijk vereiste voor inwerkingtreding en rechtsgeldigheid. Om mogelijke verschillen in inhoud of tijdstip van bekendmaking te voorkomen is bepaald dat de elektronische bekendmaking de enige rechtsgeldige wijze van bekendmaking is.

Bekendmaking en terinzagelegging op papier is niet verboden, maar alleen als extra service aan de burger. Bovendien kan dat gewenst zijn om een grotere attentiewaarde te behalen of om bepaalde doelgroepen beter te bereiken.

Voor burgers die niet beschikken over een internetaansluiting moet volgens een circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken op een of meer punten een internetaansluiting beschikbaar worden gesteld waarop elektronische publicaties kunnen worden geraadpleegd.

De wet heeft niet geleid tot aanpassing van het bekendmakingsvoorschrift in artikel 3.12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel regelt de bekendmaking van ontwerpbesluiten. In samenhang met artikel 2.14 Awb geldt dat bekendmaking van ontwerpbesluiten niet uitsluitend elektronisch kan geschieden, tenzij dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Zo’n wettelijk voorschrift kan ook een verordening zijn. Door het opnieuw vaststellen van dit deel van deze verordening wordt hieraan voldaan. Op basis van deze verordening kunnen ook ontwerpbesluiten uitsluitend elektronisch worden bekendgemaakt en ter inzage gelegd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bepaalde wettelijke regelingen afwijkende bekendmakingsvoorschriften kunnen bevatten.

Artikelgewijs

 

Artikel 1.1

In dit artikel wordt niet alleen het begrip “participatie” gedefinieerd, maar ook verschillende vormen waarin participatie gestalte kan krijgen: adviseren, co-creëren en raadplegen.

De omschrijving van het begrip “inspraak” was al voor een belangrijk deel ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet en het begrip “participatie” vloeit daar eveneens uit voort. In het algemeen deel van deze toelichting is op het verschil tussen participatie en inspraak, en op de doelen daarvan, al ingegaan.

Onderdeel c: de omschrijving van het begrip ‘bekendmaking’ bevat een opsomming van de verschillende soorten bekendmakingen die onder deze verordening vallen. Deze kunnen als volgt worden onderscheiden:

  • a.

    wettelijk verplichte bekendmaking voor de inwerkingtreding van een besluit

Artikel 3.40 Awb regelt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Dit geldt voor besluiten die niet tot een of meer (bekende) belanghebbenden zijn gericht, maar geen algemeen verbindend voorschrift zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan beleidsregels. Sinds de inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking geldt dat dergelijke besluiten elektronisch kunnen worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven elektronisch blad. Voor waterschappen is dit het elektronisch waterschapsblad.

  • b.

    wettelijk verplichte kennisgeving van ontwerpbesluiten

Besluiten die worden voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) worden ter inzage gelegd. Hiervan wordt verplicht een kennisgeving gepubliceerd om derden te informeren en de gelegenheid te geven zienswijzen in te dienen. Ook op grond van de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit of deze verordening van het Waterschap kan een inspraakprocedure noodzakelijk zijn.

  • c.

    kennisgeving van meldingen

Verschillende regelingen maken het mogelijk activiteiten zonder vergunning, maar middels een melding af te handelen. Deze meldingen kunnen in het elektronisch waterschapsblad worden gepubliceerd. Het dagelijks bestuur kan besluiten om de kennisgeving van meldingen niet elektronisch te publiceren. De kennisgeving wordt dan geplaatst in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad of op de website van Waternet.

  • d.

    overige wettelijk verplichte kennisgevingen, mededelingen en aankondigingen

Hieronder vallen alle andere verplichte bekendmakingen, zoals de bekendmakingen bedoeld in art. 3:18, vierde lid, Awb en art. 3:44, eerste lid, Awb, bepaalde benoemings- of aanwijzingsbesluiten, aankondiging van vergaderingen van het algemeen bestuur enzovoort. Op grond van deze verordening kunnen dit soort kennisgevingen elektronisch worden gedaan, tenzij een andere wijze van bekendmaking is voorgeschreven. Ook de aankondiging van een verkenning of een participatieproces valt hier in sommige gevallen onder, zoals bij de voorbereidingen van een projectbesluit.

  • e.

    mededelingen, aankondigingen en kennisgevingen waarvoor geen wettelijke plicht geldt

Hieronder vallen alle onverplichte bekendmakingen en servicemededelingen, zoals aankondiging van werkzaamheden, openingstijden van het kantoor en dergelijke. Dit soort informatie kan ook in het elektronische publicatieblad worden opgenomen.

Tot de categorie onverplichte mededelingen behoort ook de kennisgeving van verleende vergunningen. Dit zijn besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht. Dergelijke besluiten worden bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan de belanghebbenden, waar onder begrepen de aanvrager (art. 3:42 Awb). Toezending of uitreiking is daarvoor de verplichte wijze van bekendmaking. Algemene bekendmaking geschiedt alleen om burgers erop te attenderen dat een vergunning is verleend, waar zij eventueel bezwaar tegen kunnen maken. Dit geldt uiteraard niet voor vergunningen die tot stand komen met toepassing van de openbare uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb. Dergelijke vergunningen moeten wel algemeen bekend worden gemaakt.

Onderdeel i: De verantwoordelijkheid voor het houden van inspraak wordt bij het dagelijks bestuur van het Waterschap gelegd. Dit past in de bevoegdheidsverdeling tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur op grond van artikelen 56, 77 en 84 van de Waterschapswet. Het organiseren van inspraak betreft alleen beleidsvoorbereiding, terwijl het organiseren van het participatieproces gepaard gaat met het maken van keuzes over het niveau van participatie, de te stellen kaders en de te betrekken personen en groepen van personen. De verantwoordelijkheid voor het maken van een participatieplan wordt daarom bij het bestuursorgaan gelaten dat bevoegd is een besluit te nemen over het beleidsonderdeel waarvoor de participatie bedoeld is.

Artikel 1.3

De toegankelijkheid van informatie, kennis en het participatietraject als geheel is een randvoorwaarde. Dit bepaalt of participanten in staat zijn een inbreng te leveren. Een gelijke informatiepositie van de eigen organisatie en derden is essentieel. Dit betekent dat participanten gedurende het hele traject kunnen beschikken over alle relevante kennis en informatie, en op een laagdrempelige manier een bijdrage kunnen leveren. Voor het voornemen een verkenning uit te voeren naar een opgave in de fysieke leefomgeving waarvoor een projectbesluit kan worden vastgesteld is dit (artikel 5.3 lid 3 Omgevingsbesluit) verplicht. Met de bepalingen van dit artikel wordt deze randvoorwaarde ook ingevuld voor andere participatietrajecten.

Artikel 2.1

Lid 2: Wanneer het Waterschap het bevoegd gezag is voor eigen werkzaamheden, ligt de verantwoordelijkheid voor een participatietraject ook bij het Waterschap. Dit geldt ook voor het behandelen van aanvragen voor “vergunning eigen dienst”, zoals voor dijkverbeteringsplannen. Het Waterschap is dan, ook als vergunningaanvrager, trekker van het traject en is verantwoordelijk voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie ervan.

Lid 3: niet voor alle onderwerpen kan participatie worden toegepast. Met dit artikellid worden enkele onderwerpen op voorhand uitgesloten van participatie.

Artikel 2.2

Ten aanzien van het onderwerp van participatie kan worden opgemerkt dat artikel 79 Waterschapswet met zich meebrengt dat omschreven moet worden wat onder de werking van deze verordening valt, maar ook wat hiervan uitgesloten moet zijn.

De eerste uitzondering die in het tweede lid genoemd wordt betreft de besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit formele wetgeving van hoger gezag, waarbij er voor het Waterschap geen of nauwelijks keuze is. Het toepassen van participatie heeft dan bijzonder weinig zin. Ook bij de tweede uitzondering zou het toepassen van participatie bijzonder weinig zin hebben.

Het dagelijks bestuur zal in voorkomende gevallen wel moeten motiveren waarom voor bepaalde onderwerpen op basis van dit artikel geen participatie wordt toegepast.

Artikel 2.3

Vroegtijdige participatie kan het draagvlak voor besluiten vergroten. Maar ook kunnen belanghebbenden al in een zeer vroeg stadium kennisnemen van voornemens van het Waterschap en door het aandragen van ideeën, informatie, kennis en opvattingen er mede zorg voor dragen dat het Waterschap een beter ontwerpbesluit in de inspraak brengt.

Artikel 2.4

Het vaststellen van een participatieplan, waarin onder andere wordt omschreven wat het onderwerp is, op welke wijze participatie wordt toegepast, in welke fase van besluitvorming het onderwerp zich bevindt en wie bij het proces wordt betrokken, moet duidelijkheid bieden over wat kan worden verwacht van het participatieproces voor het betreffende onderwerp, hoeveel ruimte en invloed de participanten wordt geboden. De onder e. van dit artikel benoemde kaders zijn daarbij van groot belang: het Waterschap heeft uiteraard eigen verantwoordelijkheden die niet bij anderen kunnen worden neergelegd. Zo kan bijvoorbeeld de uitkomst van een participatieproces niet zijn dat de veiligheid van een kering lager wordt dan is voorgeschreven door de provincie. Het stellen van duidelijke kaders moet borgen dat het Waterschap de eigen verantwoordelijkheid niet uit het oog verliest en misverstanden over de deelname in besluitvorming voorkomen.

Artikel 2.5

De kennisgeving dient, wanneer het gaat om een voornemen een verkenning uit te voeren als bedoeld in artikel 5.47 Omgevingswet, te voldoen aan de eisen van artikel 5.3, eerste en tweede lid, Omgevingsbesluit. Dat schrijft voor dat de kennisgeving informatie moet bevatten over wie wordt betrokken, waarover zij worden betrokken, wanneer zij worden betrokken, wat de rol is van het bevoegd gezag (en de initiatiefnemer) en waar aanvullende informatie verkrijgbaar is.

Artikel 2.6

In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze de inbreng van participanten wordt verwerkt in de volgende fase van het besluitvormingsproces. Daarbij is de vorm en mate van participatie van belang. Hierbij worden de begrippen “betrekken bij”, “rekening houden met” en “in acht nemen” gehanteerd die ook in het stelsel van de Omgevingswet voorkomen.

Artikel 2.7

Het eindverslag omvat een verantwoording van het participatieproces en een motivering van de verwerking van de inbreng van de participanten. Een dergelijke motivering is op grond van artikel 10.8 Omgevingsbesluit verplicht bij de participatie voor programma’s zoals het Waterbeheerprogramma maar behoort bij ieder participatieproces te worden toegepast.

Artikel 3.2

De omstandigheid dat deze inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedureregelingen wordt tot uitdrukking gebracht door de zinsnede “Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening” die in het eerste lid van dit artikel is opgenomen.

In het tweede lid van dit artikel wordt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid verleend om beleidsvoornemens van dat dagelijks bestuur, waarvoor inspraak niet verplicht is, toch onder de werking van dit hoofdstuk te laten vallen.

Ten aanzien van het onderwerp van inspraak kan worden opgemerkt dat artikel 79 Waterschapswet met zich meebrengt dat omschreven moet worden wat onder de werking van deze inspraakverordening valt, maar ook wat hiervan uitgesloten moet zijn.

De eerste expliciete uitzondering die in het derde lid genoemd wordt betreft de besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit formele wetgeving van hoger gezag, waarbij er voor het Waterschap geen of nauwelijks keuze is. Inspraak heeft dan niet veel zin.

Het dagelijks bestuur zal in voorkomende gevallen moeten motiveren waarom een bepaald beleidsvoornemen niet onder de werkingssfeer van de inspraakverordening valt.

Lid 4. De termijn van terinzagelegging (zes weken) is overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3.3

In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald dat van de inspraakprocedure én van het oordeel van het dagelijks bestuur op de ingekomen reacties melding wordt gemaakt in het voorstel dat aan het algemeen bestuur wordt voorgelegd. Het is uiteraard van belang voor de doorzichtigheid in de besluitvorming dat degenen die een reactie hebben ingezonden kennis kunnen nemen van het oordeel van het algemeen bestuur over die reacties. Hiervoor is ook het tweede lid opgenomen, dat de plicht voor het dagelijks bestuur bevat om diegenen, die schriftelijk hebben gereageerd op het beleidsvoornemen daarvan op de hoogte te stellen. Er is voor gekozen om insprekers gericht en actief te informeren omtrent de gevolgen van de door hen ingezonden reacties. Door het toezenden van de overwegingen van het algemeen bestuur wordt aan de belanghebbenden getoond wat er met hun reacties is gedaan.

Artikel 4.1

Lid 1: De elektronische bekendmaking vindt plaats door de kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in het elektronisch waterschapsblad. Voor algemeen verbindende voorschriften geldt dat deze integraal in het elektronisch waterschapsblad opgenomen moeten worden. In artikel 73 Waterschapswet is niet geregeld dat volstaan kan worden met het weergeven van de zakelijke inhoud van het algemeen verbindend voorschrift. Dit in tegenstelling tot de artikelen 3.12 en 3.42 Awb.

Lid 2: Het internetadres waar het waterschapsblad van het Waterschap is te raadplegen is https://zoek.officielebekendmakingen.nl. Dit internetadres is ook te bereiken via de website van het Waterschap (www.agv.nl).

Lid 3: In bepaalde gevallen kan het gewenst zijn naast de elektronische bekendmaking tevens een advertentie in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad te plaatsen. Dat kan zijn om op een bepaald onderwerp extra de aandacht te vestigen of een bepaalde doelgroep (beter) te bereiken. De advertentie is dan slechts service aan het publiek.

In de advertentie dient te worden verwezen naar de rechtsgeldige bekendmaking in het elektronisch waterschapsblad.

Lid 5: Het dagelijks bestuur kan besluiten om af te wijken van het bepaalde in lid 1 en lid 3 als het gaat om de kennisgeving van mededelingen waarvoor geen wettelijke plicht geldt en die dan niet elektronisch te publiceren. Publicatie gebeurt dan door de plaatsing van een mededeling in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad of op de website van Waternet. Dit ziet met name op vergunningen van de afdeling Vergunningen en besluiten die door de afdeling Toezicht en Handhaving worden genomen.

Artikel 4.2

In dit artikel wordt geregeld dat de terinzagelegging van het besluit of het ontwerpbesluit met eventuele bijlagen uitsluitend elektronisch plaatsvindt in het elektronisch waterschapsblad, tenzij bij wet- of regelgeving een andere wijze van bekendmaking is voorgeschreven. Het is ook mogelijk om, in afwijking van de elektronische terinzagelegging, stukken fysiek ter inzage te leggen in het kantoor van het Waterschap of van gemeenten(n).

Hoofdstuk 5

Omdat de Verordening participatie, inspraak en elektronische bekendmaking AGV 2022 inhoudelijk niet verschilt van de ingetrokken Verordening inspraak en elektronische bekendmaking AGV 2016, maar alleen toegevoegde bepalingen over participatie bevat, is geen overgangsrecht noodzakelijk. Ook de ingetrokken Verordening inspraak en elektronische bekendmaking AGV 2016 bevatte geen overgangsrechtelijke bepalingen