Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terneuzen

Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerneuzen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2022
CiteertitelNadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-04-2022nieuwe regeling

22-02-2022

gmb-2022-145690

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

De Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022 (verder te noemen: de verordening) is op 16 december 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De datum van inwerkingtreding is 1 maart 2022. Deze verordening vormt de basis voor deze nadere regels.

 

De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en is rechtstreeks bindend voor de burger. De Participatiewet bepaalt dat de gemeente een aantal zaken in de verordening regelt. De verordening bevat een aantal hoofdregels. Een uitwerking kan in nadere regels worden vastgelegd.

 

Nadere regels

Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van de verordening. Het college heeft op grond van de verordening de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen. Nadere regels bevatten rechten en plichten voor inwoners.

 

Uitvoering

De uitvoering van de Participatiewet (PW) ligt bij de gemeente, de consulenten die hier uitvoering aan geven zijn door het college gemandateerd.

1.1 Begripsbepalingen

De begrippen in artikel 1.1 van de Participatiewet en 11.1 van de verordening zijn ook op deze nadere regels van toepassing.

Hoofdstuk 2 Participatie en inkomen

2.1 Melding bij de gemeente (art. 2.1 van de verordening)

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij de gemeente worden ingediend. Het melden kan schriftelijk, fysiek, telefonisch of digitaal plaatsvinden.

  • 2.

    Het college heeft voor het doen van een melding van een hulpvraag een meldingsformulier vastgesteld. Het meldingsformulier is digitaal in te vullen op de website van de gemeente: www.terneuzen.nl.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding. Dit is gelijk de bevestiging van de afspraak voor een brede intake. De inwoner wordt ook over de mogelijkheid van cliëntondersteuning geïnformeerd.

  • 4.

    Bij de brede intake onderzoekt het college welke problematiek er speelt op alle levensgebieden.

  • 5.

    Er wordt samen met de inwoner een analyse gemaakt van de persoonlijke situatie van de inwoner. De analyse vloeit voort uit het onderzoek op de levensgebieden.

2.2 De aanvraag

  • 1.

    Een inwoner kan binnen maximaal 10 werkdagen na de brede intake een aanvraag in het kader van de Participatiewet indienen.

  • 2.

    Als een inwoner na 10 werkdagen na de brede intake de aanvraag indient, geldt de datum dat het aanvraagformulier is ingediend als ingangsdatum voor de uitkering.

  • 3.

    Als de aanvraag binnen 10 werkdagen na de brede intake is ingediend, geldt de meldingsdatum als ingangsdatum.

  • 4.

    Als een besluit wordt genomen op een aanvraag, wordt dit vastgelegd in een beschikking. In de beschikking worden de verplichtingen waaraan moet worden voldaan vermeld.

  • 5.

    Hoofdregel is dat bijstand wordt toegekend per datum melding. Naast de uitzondering genoemd in lid 2, gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      het recht op bijstand ontstaat na de aanvraag bijzondere bijstand;

    • b.

      een aanvraag om bijstand voor een belastingaanslag die gaat over een periode van bijstand in het verleden;

    • c.

      er zijn bijzondere omstandigheden;

    • d.

      een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten die zijn gemaakt voor de datum van de melding. Dit betreft buitenwettelijk begunstigend beleid. De kosten mogen niet langer dan een jaar vóór de datum van melding zijn gemaakt.

Hoofdstuk 3 Andere voorzieningen en vergoedingen, maatwerk (artikel 3.3.17 van de verordening)

3.1 Maatwerkbudget

  • 1.

    Een voorziening kan ook in de vorm van een maatwerkbudget worden gegeven onder de hieronder genoemde voorwaarden.

  • 2.

    Voor het verstrekken van een maatwerkbudget hanteert het college een maximum bedrag van € 5.000 per kalenderjaar, voor maximaal 3 kalenderjaren.

  • 3.

    Een maatwerkbudget kan worden verleend op verzoek van een uitkeringsgerechtigde na het overleggen van een plan van aanpak;

  • 4.

    Dit plan van aanpak omvat in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop de uitkeringsgerechtigde zijn re-integratie denkt vorm te geven en een tijdspad.

  • 5.

    De consulent beoordeelt namens het college of de inhoud van het plan van aanpak tot duurzame uitstroom kan leiden;

  • 6.

    Als de onder lid 5 genoemde beoordeling leidt tot een negatief oordeel wordt het maatwerkbudget niet toegekend;

  • 7.

    Vergoeding kan plaatsvinden nadat de inwoner aan de hierboven genoemde voorwaarden heeft voldaan.

3.2 Reiskosten

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van de daadwerkelijke kosten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de reiskosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak.

    • b.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

    • c.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 5 kilometer van het huisadres.

  • 2.

    De hoogte van de reiskostenvergoeding is:

    • -

      de kosten van openbaar vervoer bij gebruik van openbaar vervoer;

    • -

      € 0,19 per kilometer bij gebruik van eigen vervoer;

    • -

      de werkelijke tunnelkosten.

3.3. Onkostenvergoeding

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject onkosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van de daadwerkelijke kosten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • b.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2.

    Het college vergoedt onkosten voor:

    • a.

      een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG);

    • b.

      werkmateriaal;

    • c.

      een computerbril of veiligheidsbril;

    • d.

      een prepaid telefoon, maximaal € 100;

    • e.

      overblijfkosten voor kinderen op de basisschool;

    • f.

      kleding, als de kleding niet beschikbaar is bij de kledingbank;

    • g.

      overige noodzakelijke kosten: in overleg met consulent/jobhunter.

3.4 Fiets

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een fiets, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 2 kilometer van het huisadres;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2.

    De fiets is in bruikleen. Bruikleen houdt in dat belanghebbende na afloop van de voorziening de fiets teruggeeft aan het college. Bij een gebruiksduur vanaf 6 maanden is er sprake van een gift.

  • 3.

    De vergoeding bedraagt maximaal € 539 incl. BTW, tenzij er een fiets voor handen is.

  • 4.

    Indien noodzakelijk wordt er vanuit het re-integratiebudget tevens een verzekering, kinderzitje, fietshelm en regenpak vergoed. Dit gebeurt via het onkostenformulier.

  • 5.

    Schade door eigen toedoen wordt niet vergoed.

3.5 Elektrische Fiets

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een elektrische fiets, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 10 kilometer van het huisadres;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2.

    De fiets is in bruikleen. Bruikleen houdt in dat belanghebbende na afloop van de voorziening de fiets teruggeeft aan het college. Bij een gebruiksduur vanaf 7 maanden is er sprake van een gift (bruikleenovereenkomst).

  • 3.

    De vergoeding bedraagt maximaal € 989 incl. BTW.

  • 4.

    Indien noodzakelijk wordt er vanuit het re-integratiebudget tevens een verzekering kinderzitje, fietshelm en regenpak vergoed. Dit gebeurt via het onkostenformulier.

  • 5.

    Schade door eigen toedoen wordt niet vergoed.

3.6 Scooter

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een scooter, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 20 kilometer van het huisadres;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2.

    De scooter is in bruikleen. Bruikleen houdt in dat belanghebbende na afloop van de voorziening de scooter teruggeeft aan het college. Bij een gebruiksduur vanaf 12 maanden is er sprake van een gift.

  • 3.

    De vergoeding bedraagt maximaal € 1.500 incl. BTW.

  • 4.

    Indien noodzakelijk wordt vanuit het re-integratiebudget het eerste jaar de WA verzekering en het onderhoud vergoed. Tevens kunnen een kinderzitje, extra slot, helm en regenpak vergoed worden. Dit gebeurt via het onkostenformulier. Voor overige reiskosten is het bepaalde in artikel 3.3 van toepassing.

  • 5.

    Schade door eigen toedoen wordt niet vergoed.

3.7 Auto

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een auto, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 20 kilometer van het huisadres;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2.

    De auto is in bruikleen. Bruikleen houdt in dat belanghebbende na afloop van de voorziening de auto teruggeeft aan het college. Bij een gebruiksduur vanaf 12 maanden is er sprake van een gift (bruikleenovereenkomst).

  • 3.

    De vergoeding bedraagt maximaal € 1.500 incl. BTW.

  • 4.

    Indien noodzakelijk wordt vanuit het re-integratiebudget het eerste jaar de WA verzekering en het onderhoud vergoed. Tevens kan een kinderzitje vergoed worden. Dit gebeurt via het onkostenformulier. Voor overige reiskosten is het bepaalde in artikel 3.3 van toepassing.

  • 5.

    Schade door eigen toedoen wordt niet vergoed.

3.8 Rijbewijs

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject rijlessen neemt, komt in aanmerking voor een vergoeding, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      een rijbewijs is noodzakelijk om te kunnen re-integreren;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak.

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed;

    • d.

      de kandidaat dient een baangarantie van (minimaal) 12 maanden aan te kunnen tonen waarbij er sprake is van volledige uitstroom en afhankelijkheid van een eigen auto. Het woon-werkverkeer dient hierbij minimaal 20 kilometer te bedragen.

    • e.

      uitzonderingen zijn mogelijk als er bijvoorbeeld sprake is van nachtdiensten, diverse locaties en/of fysieke problemen;

    • f.

      er dient beoordeeld te worden, aan de hand van een proefles, of kandidaat fysiek, verstandelijk en mentaal in staat is het rijbewijs daadwerkelijk te behalen binnen 3 maanden na aanvang van de rijlessen

  • 2.

    de vergoeding bedraagt € 1.500 of de exacte vergoeding gebeurt op basis van de offerte naar aanleiding van de proefles.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

4.1 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien, beslist het college.

  • 2.

    Het college handelt in overeenstemming met deze nadere regels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nadere regels bedoelde uitgangspunten en doelen.

4.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2022’.

4.3 Inwerkingtreding

De nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2022 treden op 1 maart 2022 in werking.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 22 februari 2022,

Burgemeester en wethouders van Terneuzen,

gemeentesecretaris,

J.G. (Jan) Princen

burgemeester,

H.J.A. (Erik) van Merrienboer