Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terneuzen

Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerneuzen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022
CiteertitelVerordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Verordening jeugdhulp Terneuzen 2017, Verordening maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2020, Verordening Tegenprestatie Participatiewet, Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet, Re-integratieverordening Participatiewet, Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet, Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet, Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ, Verordening Verrekening Bestuurlijke Boete bij recidive Participatiewet en de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-04-2022nieuwe regeling

16-12-2021

gmb-2022-145332

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleiding omgekeerde verordening

 

De aanleiding van deze verordening is het Beleidsplan sociaal domein Terneuzen 2022-2025. De titel is: “Iedereen aan boord”. Samengevat zegt dit: “Iedereen moet mee kunnen doen in onze gemeente. In het sociaal domein werken we aan verdere vernieuwing en aan verbetering van de samenwerking tussen organisaties. We zetten in op integraal werken volgens het principe van één gezin, één plan, één regisseur. Ondersteuning en hulp zijn zo snel, adequaat, vroeg en dichtbij mogelijk. We gaan uit van kwaliteit”.

 

De gemeenteraad stelde het Beleidsplan sociaal domein Terneuzen 2022-2025 op 16 december 2021 vast. Hierin kiest de raad voor meer samenhang tussen verschillende terreinen van het sociaal domein.

 

Dit betekent: niet meer per hulpvraag verschillende regelingen maken maar één regeling waarin uw hulpvraag centraal staat.

 

In deze nieuwe regeling leest u wat u van de gemeente kunt verwachten maar ook wat wij van u verwachten.

 

De regels gaan over de volgende onderwerpen:

  • Werken en participeren;

  • Uitkeringen;

  • Gezond en veilig opgroeien, en;

  • Wonen in een veilige en gezonde omgeving.

1.1 Waarom deze regels?

In het Beleidsplan Sociaal Domein 2022-2025 staan de doelen die we voor ogen hebben binnen het Sociaal Domein. Wij willen dat alle inwoners van Terneuzen actief kunnen deelnemen aan de samenleving, gezond en zelfredzaam zijn. We streven ernaar dat inwoners in ieder geval:

  • gezond en veilig kunnen opgroeien en zich optimaal ontwikkelen;

  • een zinvolle dagbesteding kunnen hebben (van betaald werk tot vrijwilligerswerk);

  • een inkomen kunnen hebben;

  • hun financiën op orde kunnen hebben en kunnen houden;

  • een eigen huishouding kunnen voeren en voor zichzelf kunnen zorgen;

  • een geschikte en schone woonruimte hebben, waarin zij (zo lang mogelijk) zelfstandig en veilig wonen en;

  • maatschappelijk participeren.

Het is onze taak om u daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Participatiewet (PW);

  • Jeugdwet;

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

  • Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • Inkomensvoorziening oudere arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • Burgerlijk Wetboek (BW);

  • Gemeentewet.

De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin we bepaalde zaken uitwerken. Ook dat regelen we in deze verordening. De Adviesraad Wmo en de Adviesraad Participatiewet hebben advies gegeven over deze verordening.

 

1.2 Uitgangspunten

De regels in deze verordening kennen de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    zijn bedoeld om de onder 1.1 genoemde doelen te realiseren en knelpunten van inwoners op te lossen;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden de administratieve lasten van gemeente en inwoners zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen we goed uitvoeren;

  • 6.

    zijn duidelijk voor de inwoners;

  • 7.

    zijn onderling afgestemd op elkaar;

  • 8.

    respecteren de wettelijke regels;

  • 9.

    helpen om maatwerk toe te kunnen passen.

1.3 Kernwaarden

Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houden we rekening met de doelen van de genoemde wetten. We zorgen ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. We gaan daarbij uit van de volgende kernwaarden:

  • 1.

    u bent in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de genoemde doelen te realiseren;

  • 2.

    u zet zich ervoor in om deze doelen te bereiken;

  • 3.

    wij helpen waar dat nodig is en stimuleren u om zelf oplossingen te vinden voor uw problemen;

  • 4.

    kwetsbare groepen, zoals kinderen en inwoners met een beperking, hebben extra hulp nodig om volwaardig mee te doen aan de samenleving.

1.4 Artikel en wet

Deze verordening baseren we op de wetten die bij artikel 1.1 zijn genoemd. Niet alle wetten zijn op ieder artikel van toepassing. Dat verschilt per artikel. Per artikel geven we aan welke wetten op dat artikel van toepassing zijn.

 

1.5 Nadere regels en beleidsregels

Deze verordening is een algemeen verbindend voorschrift en is voor u rechtstreeks bindend. De verschillende wetten bepalen dat gemeenten verplicht zijn om een aantal zaken in een verordening te regelen. Vaak wordt dat niet in detail in de verordening uitgewerkt. Dat kan vervolgens in nadere regelgeving.

 

Nadere regels

Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van de verordening. Een aantal artikelen van deze verordening bevatten bepalingen, die het college de bevoegdheid geven om nadere regels vast te stellen. Nadere regels kunnen rechten en plichten voor u bevatten, beleidsregels kunnen dit niet.

 

Beleidsregels

Een beleidsregel beschrijft hoe het college omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Er kunnen dus geen rechten of plichten voor u in worden vastgelegd. Wel geeft het u duidelijkheid hoe het college omgaat met uw hulpvraag en aanvraag. Het helpt onze consulenten om uw hulpvraag te beoordelen.

Hoofdstuk 2 De hulpvraag

 

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop u aan de gemeente hulp kunt vragen over één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. We beschrijven:

  • hoe u een aanvraag kunt indienen;

  • hoe de hulpverlening in zijn werk gaat;

  • wat wij van u verwachten.

Uitgangspunt is dat u alle hulpvragen in één keer kunt stellen en dat er per wet een procedure is. Dit is de standaardprocedure. Alleen bij spoed wijken we hiervan af.

 

2.1 Melding bij de gemeente

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Als u hulp nodig hebt, kunt u dit melden bij de gemeente. U kunt dit schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen.

  • 2.

    Wij bevestigen uw hulpvraag per brief of e-mail. In de bevestiging kunnen wij u uitnodigen voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging staat:

    • a.

      waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan;

    • b.

      informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen van een (onafhankelijke) cliëntondersteuner; en

    • c.

      informatie over de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen. In dit plan legt u uit hoe uw persoonlijke situatie is en wat u wilt bereiken met uw hulpvraag. In sommige situaties kunnen we afzien van een gesprek.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de hulpvraag van een maatwerkvoorziening/individuele voorziening.

2.1.2 Gegevens

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

De gemeente verzamelt alle gegevens over uw situatie die nodig zijn voor uw hulpvraag. Soms hebben we gegevens nodig die we niet zelf hebben of kunnen inzien. Dan vragen wij u, om die ontbrekende gegevens binnen een redelijke termijn bij ons aan te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek maken we duidelijk welke gegevens dat zijn en binnen welke termijn u deze gegevens moet indienen.

 

2.2 Het gesprek

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de hulpvraag, van het effect dat u wilt bereiken en van uw persoonlijke situatie.

  • 2.

    Het gesprek vindt binnen een redelijke termijn plaats na de melding voor de hulpvraag.

  • 3.

    Bij de start van het gesprek identificeert u zich met een geldig legitimatiebewijs. Wij zijn namelijk verplicht uw identiteit vast te stellen.

  • 4.

    Als u zelf een plan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek.

  • 5.

    Als u dat wilt, kunt u iemand vragen om bij dit gesprek aanwezig te zijn. Dit kan iemand uit uw sociale netwerk zijn of een onafhankelijke cliëntondersteuner.

2.2.1 Inhoud van het gesprek

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Tijdens het gesprek wil de medewerker een goed beeld krijgen van uw persoonlijke situatie. De medewerker bespreekt met u wat u wilt bereiken.

  • 2.

    In het gesprek onderzoekt de medewerker:

    • a.

      uw behoefte: wat is er nodig?

    • b.

      uw persoonlijke situatie: hoe ziet die eruit en wat betekent dit voor het gewenste doel?

    • c.

      uw eigen (on)mogelijkheden: (hoe) kunt u zelf bijdragen aan de oplossing van het probleem?

    • d.

      uw omgeving: welke hulp kan uw sociale netwerk of kunnen andere organisaties bieden?

  • 3.

    De medewerker informeert u over de mogelijkheden van de gemeente om uw persoonlijke situatie te verbeteren. Als u een hulpvraag doet voor de Wmo 2015 of Jeugdwet informeert de medewerker u ook over de mogelijkheden die er zijn om in bepaalde gevallen in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.

  • 4.

    De medewerker informeert u over het vervolg.

  • 5.

    In het kader van de hulpvraag bent u verplicht om persoonsgegevens te verstrekken;

  • 6.

    De medewerker zal u toestemming vragen om uw persoonsgegevens te verwerken.

1.3 Het verslag

Jeugdwet, Wmo 2015, Awb

  • 1.

    U krijgt een verslag van de gemeente. In dit verslag staan de uitkomsten van het onderzoek naar uw hulpvraag.

  • 2.

    Soms hebben we meer informatie nodig voor het verslag. Hierdoor kan het verslag niet altijd binnen de wettelijk gestelde onderzoekstermijn klaar zijn. Dit geldt alleen voor de Wmo 2015. U krijgt dan een brief.

  • 3.

    Uit het verslag blijkt welk doel u wilt bereiken en hoe we dit kunnen realiseren

  • 4.

    U ondertekent het verslag en stuurt dit binnen vijf werkdagen naar de gemeente. Als u het niet eens bent met het verslag, kunt u dat aangeven op het verslag. Wij kunnen dan opnieuw met u in gesprek gaan.

  • 5.

    Als u een maatwerkvoorziening (Wmo 2015) of een individuele voorziening (Jeugdwet) van de gemeente wilt ontvangen, kunt u dit aangeven op het ondertekende verslag.

2.4 Aanvraag

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

Na de melding van de hulpvraag en het gesprek met een medewerker van de gemeente, kunt u een aanvraag indienen volgens de regels die daarvoor gelden. De aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden ingediend. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp verleent en welke vorm die hulp dan heeft.

 

2.4.1 Aanvraag van een voorziening

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Vraagt u om een maatwerkvoorziening (Wmo 2015), een individuele voorziening (Jeugdwet), of een andere voorziening (PW, IOAW, IOAZ), dan kunnen we behoudens de gestelde voorwaarden en weigeringsgronden op grond van deze verordening die hulp toekennen in de volgende situatie:

    • a.

      De voorziening is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in artikel 1.1 genoemde wetten te bereiken;

    • b.

      U heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. U kunt dit effect ook niet bereiken met:

      • hulp van huisgenoten;

      • hulp vanuit uw sociale netwerk;

      • behulp van andere voorzieningen of organisaties; en

    • c.

      De voorziening past bij het door u gewenste effect en persoonlijke situatie.

  • 2.

    De voorziening is voldoende in inzet en kwaliteit, zodat u het gewenste effect kunt bereiken.

  • 3.

    Bij toekenning van een voorziening krijgt u de goedkoopste passende voorziening.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over voorzieningen die op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet beschikbaar zijn.

2.4.2 Beoordelen van uw aanvraag

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Om te bepalen of wij hulp verlenen, nemen we de volgende stappen:

    • a.

      Stap 1: Wij stellen eerst vast wat uw hulpvraag is.

    • b.

      Stap 2: Wij stellen hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen u precies hebt.

    • c.

      Stap 3: Wij bepalen welke hulp, en hoeveel hulp u nodig hebt.

    • d.

      Stap 4: Wij onderzoeken wat u zelf kunt doen om uw probleem op te lossen (eigen kracht). Wij betrekken hierbij ook de eventuele hulp van huisgenoten, hulp van anderen uit uw sociale netwerk/sociale omgeving en van andere voorzieningen of organisaties. Kunnen wij uw hulpvraag oplossen door ondersteuning in te zetten die vrij toegankelijk is. Of kan er ondersteuning worden ingezet op grond van een andere wet.

    • e.

      Stap 5: Wij bepalen welke aanvullende hulp u nodig hebt om uw probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.

  • 2.

    Voor de Jeugdwet kijken we ook nog naar het woonplaatsbeginsel. Het woonplaatsbeginsel regelt welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de jeugdhulp. Soms kan dit ook een andere gemeente zijn dan de gemeente waarin u woont.

  • 3.

    Pleegouders kunnen voor ondersteuning bij de pleegzorgorganisatie terecht. Als het nodig is kan de pleegzorgorganisatie extra hulp vragen aan de gemeente.

2.4.3 Advies

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

Voor iedere stap zoals in artikel 2.4.2 is genoemd geldt, dat de gemeente de deskundigheid inzet die nodig is om die stap goed te kunnen afronden. Als wij niet de juiste kennis in huis hebben om uw aanvraag te behandelen vragen we advies van een daartoe aangewezen externe deskundige. Dit advies betrekken we bij de beoordeling van uw aanvraag. We stellen u vooraf op de hoogte welke deskundigheid we op welk moment nodig vinden en inzetten.

2.4.4 Voorwaarden en weigeringsgronden

Wmo 2015

  • 1.

    De voorziening wordt slechts verstrekt indien deze gezien uw beperkingen, veilig voor uzelf en uw omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 2.

    Geen voorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      als u de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor u dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • c.

      als u de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van ons besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      als de gevraagde voorziening al eerder aan u is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan u zijn toe te rekenen of u de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • e.

      als deze niet noodzakelijk op het individu is gericht;

    • f.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer u rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • g.

      als u een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat u daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de Wmo 2015 van toepassing is.

  • 3.

    Geen voorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt als:

    • a.

      deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • b.

      u geen ingezetene bent van de gemeente Terneuzen.

  • 4.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 3.000 kilometer op jaarbasis.

  • 5.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      als u uw hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      u woont in een vakantiewoning, hotel, pension, klooster, trekkerswoning of een tweede woning. Er kan dan wel een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten worden verstrekt;

    • d.

      u woont in een woning die specifiek gericht is op een bepaalde groep mensen waartoe u behoort bijvoorbeeld een seniorencomplex en de voorziening is bedoeld voor in een gemeenschappelijke ruimte, zoals elektrische deuropeners.

    • e.

      als het gaat om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

    • f.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • g.

      u zonder dringende reden verhuisd bent vanuit een woonruimte waar u geen problemen had bij het normale gebruik van de woning;

    • h.

      als u niet verhuisd bent naar de voor uw beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • i.

      u heeft een indicatie voor verhuizing naar een zorginstelling op grond van de Wet langdurige zorg;

    • j.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kan worden meegenomen.

2.4.5 Voorwaarden individuele voorzieningen

Jeugdwet

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • i.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • ii

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3.

    De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

2.5 Besluit

2.5.1 Inhoud van het besluit

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij stellen u per brief op de hoogte van ons besluit. Hierin staat of we u wel of geen hulp geven. Als we wel hulp geven, staat in het besluit ook in welke vorm we de hulp geven:

    • a.

      hulp in natura;

    • b.

      pgb;

    • c.

      geld.

  • 2.

    Geven we hulp in natura, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      wat de hulp inhoudt en waarvoor u de hulp krijgt;

    • b.

      wanneer de hulp ingaat en hoe lang de hulp duurt;

    • c.

      wie de hulp geeft en hoe de hulpverlener de hulp geeft;

    • d.

      welke voorwaarden en verplichtingen gelden;

    • e.

      motivatie van het besluit, en

    • f.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

  • 3.

    Geven we hulp in de vorm van een pgb, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      waarvoor u het pgb krijgt;

    • b.

      hoe hoog het pgb is;

    • c.

      wanneer het pgb ingaat en wanneer het pgb eindigt;

    • d.

      hoe u de besteding van het pgb moet verantwoorden;

    • e.

      welke voorwaarden en verplichtingen gelden;

    • f.

      motivatie van het besluit, en

    • g.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

  • 4.

    Geven we hulp in de vorm van geld, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      voor welk doel we het geld geven;

    • b.

      hoeveel geld u krijgt;

    • c.

      wanneer we het geld betalen;

    • d.

      hoe vaak we het geld betalen;

    • e.

      welke voorwaarden en verplichtingen gelden;

    • f.

      motivatie van het besluit, en

    • g.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

  • 5.

    Geven we geen hulp, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      motivatie waarom we geen ondersteuning geven, en

    • b.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

2.5.2 Verval van recht

Jeugdwet, Wmo 2015

Het recht op ondersteuning vervalt als u niet binnen drie maanden na het besluit begint met het gebruikmaken van de hulp.

2.5.3 Terugwerkende kracht

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kennen een aanvraag niet met terugwerkende kracht toe.

  • 2.

    Voor de Jeugdwet geldt de uitzondering dat in het geval het hulpverleningstraject al op het moment van uw aanvraag loopt. In dat geval onderzoeken we of de hulp nodig en passend is. Als uit het onderzoek blijkt dat dit het geval is, kennen we met terugwerkende kracht de ondersteuning toe. De ingezette hulp die de gemeente vergoedt, heeft slechts betrekking op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.

2.5.4 Spoedeisende gevallen

Jeugdwet, Wmo 2015, PW

In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente ervoor dat u hulp krijgt die nodig is, zonder dat de normale procedure wordt gevolgd.

Hoofdstuk 3. Participatie en inkomen

 

Dit hoofdstuk gaat over participatie, tegenprestatie, minimaregelingen en schuldhulpverlening. Wij vinden het belangrijk inwoners die geen werk hebben te helpen bij het vinden van werk. In dit hoofdstuk leest u voor wie dit geldt, hoe wij u hierbij kunnen helpen en wat wij van u verwachten als u een uitkering ontvangt.

 

3.1 Participatie – voor wie

PW, IOAW, IOAZ

De gemeente helpt u op weg naar werk als:

  • 1.

    u een uitkering van de gemeente krijgt en het niet lukt om zelf, met de hulp van de mensen om u heen of met hulp van uitzendbureaus en andere organisaties, werk te vinden;

  • 2.

    u geen uitkering van de gemeente krijgt en ook geen hulp krijgt van instanties zoals UWV, SVB of werkgevers. Wij beoordelen per persoon of en hoe wij u kunnen helpen;

  • 3.

    u jonger bent dan 27 jaar, geen werk hebt en geen havo-, vwo- of mbo-diploma vanaf niveau 2 of hoger hebt. Wij helpen u bij het vinden van een passende opleiding of passend werk of wij helpen u op weg naar hulpverlening of zorg.

3.2 Samenwerken

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Bij het vinden van werk of een opleiding die bij u past, werken wij samen met UWV, regiogemeenten en organisaties.

  • 2.

    Wij ondersteunen werkgevers die werk hebben voor inwoners die onder de doelgroep van de gemeente vallen.

3.3 Voorzieningen – werk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij stemmen de hulp aan u af gelet op de positie op de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Wij bieden hulp aan in de vorm van voorzieningen. Het doel daarvan is het vinden of behouden van passend werk. Voorzieningen die in ieder geval kunnen worden ingezet zijn:

    • participatieplaats

    • beschut werk

    • proefplaatsing

    • werkervaringsplaats/stage

    • detacheringsbaan

    • basisbaan

    • sociale activering

    • vrijwilligerswerk

    • diagnostische instrumenten

    • werkgeverssubsidie

    • lookostensubsidie

    • scholing, cursussen, trainingen

    • begeleiding, ondersteuning

    • jobcoaching

    • jobhunting, bemiddeling

    • nazorg

    • kinderopvang

    • andere voorzieningen en vergoedingen, maatwerk

Meer informatie over de verschillende voorzieningen vindt u in de volgende artikelen.

3.3.1 Participatieplaats

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u voor een periode van maximaal 2 jaar een participatieplaats aanbieden. U komt hiervoor in aanmerking als u een uitkering krijgt, ouder dan 27 jaar bent en de kans op werk klein is.

  • 2.

    Het doel is de kans op betaald werk te vergroten en werkervaring op te doen. Het moet gaan om werkzaamheden die passend zijn en speciaal voor u zijn bedacht.

  • 3.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

  • 4.

    Na iedere 6 maanden kunt u een premie van maximaal € 250,00 ontvangen. Een voorwaarde is dat u voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van uw kans op werk.

3.3.2 Beschut werk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij bieden u een beschutte werkplek aan, als het UWV heeft vastgesteld dat u alleen kan werken als het werk en de omgeving zijn aangepast aan uw mogelijkheden. Daarbij gelden de voorwaarden die in de Participatiewet zijn genoemd.

  • 2.

    Het doel is om u een veilige werkplek te bieden als u alleen onder aangepaste omstandigheden kan werken.

  • 3.

    Wij bieden de volgende voorzieningen aan, zodat u beschut kan werken:

    • a.

      het aanpassen van uw werkplek of de omgeving waarin u werkt;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      het aanpassen van werktempo, het aantal uren dat u werkt en de begeleiding die u krijgt;

    • d.

      jobcoaching.

  • 4.

    Als u in aanmerking komt voor beschut werk, kunnen wij helpen om de stap naar beschut werken makkelijker te maken. Wij kunnen de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      helpen bij de invulling van uw dag;

    • b.

      vrijwilligerswerk;

    • c.

      scholing;

    • d.

      schuldhulpverlening.

  • 5.

    Wij zetten ons in om iedereen die voor beschut werk in aanmerking komt te plaatsen. We streven er naar om in ieder geval het door het rijk opgelegde minimum aantal beschutte werkplekken per jaar te realiseren.

3.3.3 Proefplaatsing

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een proefplaatsing aanbieden. U gaat dan bij wijze van proef tijdelijk en met behoud van uw uitkering aan de slag bij een bedrijf om werkervaring op te doen.

  • 2.

    Het doel is dat u kennis en vaardigheden opbouwt.

  • 3.

    Tijdens deze periode kan het bedrijf een beeld krijgen om te zien of u geschikt bent voor het werk.

  • 4.

    De plaatsing duurt drie maanden maar stopt als het doel eerder duidelijk is.

  • 5.

    Het uiteindelijke doel is dat u voor minimaal zes maanden in dienst komt bij het bedrijf.

  • 6.

    De werkgever moet u goed begeleiden.

  • 7.

    Een voorwaarde is dat dit niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever. Ook mag het niet leiden tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

3.3.4 Werkervaringsplaats/stage

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een werkervaringsplaats aanbieden. U gaat dan bij wijze van proef tijdelijk en met behoud van uw uitkering aan de slag bij een re-integratiebedrijf om werknemersvaardigheden te leren.

  • 2.

    Tijdens deze periode willen wij een beeld krijgen van de voortgang van de doelen in het trajectplan.

  • 3.

    De plaatsing duurt drie maanden maar stopt als u de afgesproken doelen hebt gehaald.

  • 4.

    We kunnen de plaatsing na 3 maanden verlengen, maar met verlenging duurt de plaatsing maximaal 6 maanden.

  • 5.

    Het doel is de kans op betaald werk te vergroten en werkervaring op te doen. U doet tijdens deze periode werkzaamheden die bij u passen.

  • 6.

    Een voorwaarde is dat dit niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever. Ook mag het niet leiden tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties

3.3.5 Detacheringsbaan

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een detacheringsbaan aanbieden.

  • 2.

    Hierbij gaat u via een andere organisatie aan de slag bij een werkgever.

  • 3.

    Het doel is dat u uiteindelijk bij de werkgever in dienst komt.

3.3.6 Basisbaan

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een basisbaan aanbieden.

  • 2.

    Deze baan bieden we u aan als na afloop van een werkervaringsplaats blijkt dat er geen werk voor u is, terwijl u uw doelen wel hebt gehaald en

  • 3.

    Het doel is u een werkplek te bieden zodat u niet meer afhankelijk bent van een uitkering.

3.3.7 Sociale activering

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u sociale activering aanbieden. U gaat dan nuttige werkzaamheden doen die u dichter bij werk brengen.

  • 2.

    Het doel is u te helpen moeilijkheden op weg naar werk of in uw dagelijks leven te overwinnen.

3.3.8 Vrijwilligerswerk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u vrijwilligerswerk aanbieden. Vrijwilligerswerk kan u helpen om uwafstand tot werk kleiner te maken.

  • 2.

    Het doel van het vrijwilligerswerk is dat u uw kennis en vaardigheden vergroot.

3.3.9 Diagnostische instrumenten

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u testen en/of onderzoeken aanbieden. U gaat dan naar een deskundige die onderzoekt welke belemmeringen en mogelijkheden u heeft om te kunnen werken of om uw werk te kunnen houden.

  • 2.

    Het doel van testen en onderzoeken is dat u uw kans op betaald werk vergroot en dat werk of een voorziening past bij uw mogelijkheden.

3.3.10 Werkgeverssubsidie en tijdelijke loonkostensubsidie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen werkgevers een subsidie geven.

  • 2.

    Het doel is om werkgevers te stimuleren u in dienst te nemen. Maar ook om extra kosten die werkgevers maken voor uw begeleiding te vergoeden.

  • 3.

    Wij stellen vast of een werkgever een subsidie krijgt en hoe hoog de subsidie is. Dit is afhankelijk van uw situatie.

  • 4.

    Een voorwaarde is dat dit niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever. Ook mag het niet leiden tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

3.3.11 Wettelijke loonkostensubsidie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen een werkgever die u in dienst neemt een wettelijke loonkostensubsidie geven, als u wel kunt werken, maar niet het wettelijk minimumloon kunt verdienen met een fulltime baan.

  • 2.

    Het doel is om werkgevers te stimuleren inwoners met een beperking in dienst te nemen en hen een vergoeding te geven voor productieverlies.

  • 3.

    Wij stellen vast of u in staat bent om het wettelijk minimumloon te verdienen. De loonwaarde deskundige bepaalt uw loonwaarde op de manier zoals beschreven in het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet. De loonkostensubsidie stemmen we af op de loonwaarde.

3.3.12 Scholing, cursussen, trainingen

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u scholing, een cursus of een training aanbieden.

  • 2.

    De scholing is bedoeld om werk te kunnen vinden of te kunnen behouden.

  • 3.

    Wij bepalen wat voor scholing u krijgt en hoe lang dit duurt. De scholing stemmen we af op uw mogelijkheden en uw positie op de arbeidsmarkt.

  • 4.

    Wij kunnen u ondersteunen bij een leerwerktraject. Dit doen we als je

    • a.

      16 of 17 jaar bent en leerplichtig bent, of

    • b.

      18 tot 27 jaar bent en nog geen havo-, vwo- of mbo-diploma vanaf niveau 2 of hoger hebt.

3.3.13 Jobcoaching

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen voor begeleiding op uw werkplek een jobcoach inzetten.

  • 2.

    Dit doen we als u extra begeleiding nodig heeft om uw werk te behouden.

  • 3.

    We kunnen ook uw werkgever een vergoeding geven als hij een jobcoach inzet.

  • 4.

    Wij spreken met uw werkgever af hoe en hoe lang we de jobcoach inzetten.

3.3.14 Jobhunting, bemiddeling

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen een jobhunter of bemiddeling inzetten voor het vinden van werk.

  • 2.

    Een jobhunter zoekt passend werk.

3.3.15 Kinderopvang

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kunnen er voor zorgen dat er passende kinderopvang beschikbaar is als:

    • a.

      u meedoet aan een activiteit die nodig is om in te burgeren, aan het werk te gaan of om werkervaring op te doen, en

    • b.

      u zelf geen kinderopvang kunt regelen en betalen.

  • 2.

    Wij kunnen de kosten van kinderopvang die voor uw rekening blijven, vergoeden

3.3.16 Nazorg

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u ondersteunen of begeleiden als u werk gevonden heeft en uw uitkering is beëindigd.

  • 2.

    Dit doen we als dat nodig is om uw werk te kunnen doen of te kunnen behouden.

3.3.17 Andere voorzieningen en vergoedingen, maatwerk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kunnen andere voorzieningen inzetten als dat nodig is om uw kans op werk te vergroten.

  • 2.

    We kunnen kosten vergoeden die u moet maken om mee te kunnen doen aan een voorziening of om te kunnen werken.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en wat de hoogte van de vergoeding is.

3.4 Tegenprestatie

PW, IOAW, IOAZ

Op het moment dat u een uitkering van de gemeente ontvangt, kunnen wij u een verplichting opleggen om een tegenprestatie te doen. De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

3.4.1 Waarom een tegenprestatie?

PW, IOAW, IOAZ

Een tegenprestatie is een passende manier om iets terug te doen voor de samenleving. U zet zich in voor de samenleving als reactie op inspanningen van de gemeente voor u. Het doel van een tegenprestatie is het vergroten van uw zelfredzaamheid en/of het vergroten van uw kansen op werk. Zelfredzaamheid is het vermogen om voor uzelf te zorgen.

3.4.2 Voorbeelden van een tegenprestatie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    U kunt de tegenprestatie invullen door:

    • a.

      het doen van vrijwilligerswerk;

    • b.

      het leveren van mantelzorg;

    • c.

      overige maatschappelijke nuttige werkzaamheden;

    • d.

      door te werken aan persoonlijke problemen zodat u (later) in staat bent aan één van de hiervoor genoemde vormen van tegenprestatie te voldoen.

  • 2.

    De tegenprestatie mag uw stap naar werk niet in de weg staan.

  • 3.

    U mag zelf een voorstel doen hoe u de tegenprestatie wil invullen. Als dit nodig is, kunnen wij meedenken en ondersteuning bieden. Wij beoordelen uw voorstel.

  • 4.

    Het kan zijn dat u al maatschappelijk actief bent. Als u al een of meerdere van de hierboven genoemde activiteiten doet, kunnen we deze activiteiten aanmerken als tegenprestatie.

3.4.3 Wanneer doet u een tegenprestatie?

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een tegenprestatie opleggen, zolang u nog geen re-integratietraject volgt of betaald werk heeft gevonden.

  • 2.

    Bij het opleggen van een tegenprestatie houden wij rekening met uw persoonlijke situatie en omstandigheden

3.5 Minimaregelingen

Wij hebben verschillende regelingen voor inwoners met een laag inkomen. Wanneer u hier recht op heeft kunt u vergoedingen ontvangen voor verschillende kosten die u maakt. In deze paragraaf leest u er meer over.

Binnen de regelingen werken wij met uitkeringsnormen en vermogensgrenzen.

3.5.1 Bijzondere bijstand

PW

  • 1.

    U kunt bijzondere bijstand aanvragen voor extra uitgaven die noodzakelijk zijn en die u niet kunt betalen uit uw maandelijkse inkomen of ander aanwezige middelen.

  • 2.

    U kunt uw aanvraag digitaal indienen via de website van de gemeente.

  • 3.

    U kunt ook een aanvraag indienen door een aanvraagformulier bijzondere bijstand in te vullen en op te sturen.

  • 4.

    Voor de uitvoering van de bijzondere bijstand kan het college nadere regels vaststellen.

3.5.2 Collectieve zorgverzekering minima

PW

  • 1.

    Wij bieden samen met CZ een collectieve zorgverzekering aan voor mensen met een laag inkomen.

  • 2.

    Als u een inkomen heeft lager dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm kunt u gebruik maken van deze zorgverzekering voor minima.

  • 3.

    Als uw inkomen lager dan 120 procent van de bijstandsnorm is kunt u een bijdrage voor de premie van de aanvullende zorgverzekering krijgen.

3.5.3 Individuele inkomenstoeslag

PW

  • 1.

    U kunt individuele inkomenstoeslag aanvragen, als u langdurig een laag inkomen heeft. Hiermee bedoelen we in de 36 maanden voor de aanvraagdatum een inkomen had dat niet hoger is dan 110 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 2.

    U kunt uw aanvraag indienen door een formulier in te vullen. Dit formulier is door de gemeente vastgesteld.

3.5.4 Hoogte van de individuele inkomenstoeslag

PW

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag is per kalenderjaar:

    • a.

      € 350,00 als u alleenstaand bent;

    • b.

      € 450,00 als u alleenstaande ouder bent;

    • c.

      € 500,00 als u gehuwd bent.

3.5.5 Individuele studietoeslag

PW

  • 1.

    U kunt individuele studietoeslag aanvragen als u:

    • a.

      18 jaar of ouder bent;

    • b.

      een opleiding volgt;

    • c.

      een tegemoetkoming in de schoolkosten of studiefinanciering krijgt of kan krijgen;

    • d.

      door een structurele medische beperking niet in staat bent om naast uw studie bij te verdienen;

    • e.

      geen vermogen heeft, hoger dan de voor u geldende wettelijke vermogensgrens in de Participatiewet.

  • 2.

    U kunt maar één keer in de twaalf maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 3.

    U kunt uw aanvraag indienen door een formulier in te vullen. Dit formulier is door de gemeente vastgesteld.

3.5.6 Vaststellen beperking

PW

Nadat u een aanvraag heeft ingediend, onderzoekt de gemeente of uw beperking zo ernstig is dat u niet het wettelijk minimum kunt verdienen. De gemeente doet dat aan de hand van de gegevens die zij van u of van andere instanties heeft gekregen.

Als die gegevens niet duidelijk genoeg zijn, vraagt de gemeente aan een deskundige om een advies te geven.

3.5.7 Hoogte en duur individuele studietoeslag

PW

  • 1.

    De individuele studietoeslag is € 300,00 per maand.

  • 2.

    Wij betalen de individuele studietoeslag maandelijks uit.

  • 3.

    U krijgt geen individuele studietoeslag als uw totale inkomen (inclusief studiefinanciering of de tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) hoger is dan het voor u geldende wettelijk minimumloon.

  • 4.

    Als u geen recht meer heeft op studiefinanciering of tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan krijgt u ook geen individuele studietoeslag meer.

  • 5.

    Als u onterecht individuele studietoeslag heeft gekregen of wanneer u een te hoog bedrag heeft gekregen kunnen wij dit van u terugvorderen.

3.5.8 Kinderopvang met sociaal medische indicatie

Gemeentewet

  • 1.

    U kunt een financiële tegemoetkoming voor kinderopvang vragen als u een sociaal medische indicatie heeft. Dit betekent dat uit het gezinsplan waaraan u medewerking dient te verlenen blijkt, dat u door medische of psychische problemen tijdelijk niet zelf of met hulp van uw omgeving een hele dag uw kinderen kunt opvangen.

  • 2.

    Het doel is u te ontlasten en/of uw kind(eren) te ondersteunen.

  • 3.

    U kunt een tegemoetkoming aanvragen als:

    • a.

      u woont in de gemeente Terneuzen;

    • b.

      uw kind 12 jaar is of jonger en het basisonderwijs of het speciaal onderwijs nog niet verlaten heeft;

    • c.

      u geen kinderopvangtoeslag kunt krijgen;

    • d.

      u statushouder bent;

    • e.

      uw kind naar een geregistreerde opvang of gastouder gaat;

    • f.

      het noodzakelijk is dat uw kind naar de opvang gaat;

    • g.

      u geen of niet toereikend een beroep kunt doen op voorliggende voorzieningen, zoals voorschoolse educatie, kinderopvangtoeslag of een oplossing binnen uw gezin of netwerk; ·

    • h.

      u meewerkt aan een gezinsplan. In het gezinsplan staat hoe u, eventueel met hulp van anderen, de structurele opvang van uw kinderen kunt regelen, of daaraan kunt werken;

    • i.

      u alle documenten en informatie geeft die nodig zijn om het recht op een sociaal medische indicatie en de hoogte ervan vast te stellen;

    • j.

      u instemt met het uitwisselen van gegevens tussen de gemeente en de uitvoeringsorganisatie van de gemeente om het recht op en de hoogte van de bijdrage vast te stellen.

  • 4.

    U kunt zich melden voor een aanvraag bij de gemeente of het gezinsteam van de uitvoeringsorganisatie van de gemeente.

3.5.9 Hoogte, duur en omvang kinderopvang met sociaal medische indicati

Gemeentewet

  • 1.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming per uur is maximaal de hoogte zoals die berekend wordt met de berekeningsmethode van de belastingdienst voor het berekenen van kinderopvangtoeslag. Bij minima bedraagt de vergoeding 100 procent van het maximale uurtarief dat de belastingdienst hanteert.

  • 2.

    Wij betalen de financiële tegemoetkoming uit aan de kinderopvangorganisatie.

  • 3.

    Als uw inkomen hoger is dan de bijstandsnorm betaalt u een eigen bijdrage.

  • 4.

    De opvang duurt maximaal 6 maanden. Wij kunnen de opvangperiode als het nodig is verlengen.

  • 5.

    Wij beslissen of een vergoeding of een verlenging nodig is. Wij beslissen over het aantal dagdelen waarover een financiële tegemoetkoming nodig is. angen?

3.5.10 Meedoenbudget

Gemeentewet

  • 1.

    Het meedoenbudget is bedoeld om inwoners met een laag inkomen mee te laten doen aan sportieve, sociale, educatieve en/of culturele activiteiten.

  • 2.

    U kunt in aanmerking komen voor het meedoenbudget als u een inkomen heeft dat lager is dan 110 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 3.

    Het meedoenbudget bedraagt € 100,00 per gezinslid per jaar.

  • 4.

    U moet bewijsstukken van de gemaakte kosten bewaren zodat wij deze achteraf kunnen opvragen.

  • 5.

    Wij betalen het meedoenbudget in één keer aan u uit.

3.5.11 Kindpakket

PW, Gemeentewet

  • 1.

    Het kindpakket is bedoeld om kinderen van ouders met een laag inkomen mee te laten doen aan sportieve, sociale, educatieve en/of culturele activiteiten.

  • 2.

    U kunt in aanmerking komen voor het kindpakket als u een inkomen heeft dat lager is dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 3.

    Het kindpakket kan worden aangevraagd bij de Stichting Leergeld of het Jeugdfonds sport en cultuur.

Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien

 

Wij willen dat kinderen en jongeren zo gezond en veilig mogelijk opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van kinderen en jongeren zelf, hun ouders en hun (sociale) netwerk. Het kan zijn dat u hierbij ondersteuning nodig hebt. Dan kunt u terecht bij de gemeente.

 

Wij bieden zo vroeg mogelijk ondersteuning aan. Hoe eerder wij erbij zijn, hoe minder groot de kans is dat we dure, gespecialiseerde hulp moeten inschakelen. Het versterken van uw eigen kracht staat centraal. In de hulpvraag nemen wij ook mee wat gezinnen zelf kunnen, en wat de sociale omgeving kan betekenen.

 

Met kinderen en jongeren bedoelen wij kinderen en jongeren tot 18 jaar. Maar ook jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 jaar oud waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen, zoals staat beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

 

In dit hoofdstuk leest u wat uw eigen verantwoordelijkheden zijn en wat de rol van de gemeente is. Ook vindt u hier informatie over voorzieningen.

 

4.1 Vrij toegankelijk hulp

Jeugdwet

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat kinderen en jongeren zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Om dit te bereiken, helpen we alle kinderen en jongeren, hun ouders en hun sociale netwerk met:

    • a.

      het versterken van de opvoed- en opgroeiomgeving, waarin gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen samenwerken en elkaar aanvullen;

    • b.

      het geven van informatie, advies en trainingen;

    • c.

      het bieden van jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      activiteiten voor jongeren die hun talenten ontwikkelen;

    • e.

      het bieden van opvoedondersteuning; en

    • f.

      een vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Deze ondersteuning is vrij toegankelijk. U hebt hiervoor geen besluit nodig van de gemeente. En ook geen verwijzing van een huisarts, medisch specialist of jeugdarts.

  • 3.

    Wij zorgen ervoor dat we signalen bij opgroei- en opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk opvangen. En dat we daar ook zo vroeg mogelijk ondersteuning bij aanbieden op vrijwillige basis.

4.2 Niet vrij toegankelijke hulp

Jeugdwet

  • 1.

    Wij kunnen u een individuele voorziening aanbieden waarbij we goed kijken welke ondersteuning op uw vraag aansluit. Wij kunnen de volgende vormen van hulp bieden:

    • a.

      ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien in de vorm van advies en cursussen;

    • b.

      een plek in een pleeggezin of verblijf in een instelling. Pleegzorg heeft hierbij de voorkeur;

    • c.

      specialistische jeugdhulp in de vorm van begeleiding, ondersteuning of behandeling;

    • d.

      persoonlijke verzorging;

    • e.

      vervoer naar en van de plaats waar u jeugdhulp krijgt.

  • 2.

    Deze hulp is niet vrij toegankelijk. U hebt hiervoor een besluit nodig van de gemeente. Of u hebt een verwijzing nodig van een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts.

4.3 Overgang van 18- naar 18+

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Wij kunnen u ook nog ondersteunen als u (jeugd)hulp nodig hebt als u 18 jaar wordt. Wij kunnen samen met u zorgen voor een toekomstplan op alle belangrijke leefgebieden. In uw toekomstplan kunnen we in ieder geval aandacht besteden aan de volgende onderwerpen:

    • a.

      wonen;

    • b.

      inkomen;

    • c.

      zorg en ondersteuning;

    • d.

      scholing, werk of participatie;

    • e.

      vrije tijd;

    • f.

      uw sociale omgeving/sociale netwerk.

  • 2.

    Als het nodig is verlengen we uw ondersteuning. Dit kan maximaal tot de dag dat u 23 jaar wordt. Deze verlenging is onderdeel van uw toekomstplan.

  • 3.

    Als sprake is van pleegzorg, dan wordt deze ingezet tot de dag dat u 21 jaar wordt. Verlengde jeugdhulp in de vorm van pleegzorg blijft mogelijk vanaf 21 jaar totdat u 23 jaar wordt.

  • 4.

    Als sprake is van verblijf in een gezinshuis, dan wordt deze ingezet tot de dag dat u 21 jaar wordt. Dit geldt tenzij:

    • a.

      u dat zelf niet wil;

    • b.

      en/of de gezinshuisouder(s) niet instemmen;

    • c.

      en/of voor alle partijen (inclusief de jongere) duidelijk is dat de jongere andere passende hulp nodig heeft, en die hulp ook beschikbaar is;

    • d.

      en/of de jongere voldoet aan de criteria van de Wet langdurige zorg.

  • 5.

    We streven naar een soepele overgang van Jeugdwet naar ondersteuning vanuit andere wetten. Dit noemen we een warme overdracht. Dit kan bijvoorbeeld de Wmo 2015, Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet zijn.

4.4 Afstemming met andere vormen van hulp

Jeugdwet

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat de ondersteuning die u krijgt, aansluit bij andere vormen van ondersteuning die u krijgt. Om dat te bereiken, maken we afspraken met huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen, hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan over:

    • procedures die gelden bij doorverwijzing naar ondersteuning;

    • communicatie met andere organisaties en de gemeente;

    • afbakening van taken en verantwoordelijkheden;

    • aansluiting tussen vrij toegankelijke hulp en individuele voorzieningen.

  • 2.

    Wij zorgen voor afstemming binnen de verschillende samenwerkingstrajecten. Hierbij houden we rekening met de privacywetgeving. Het gaat dan om afstemming met:

    • de gezondheidszorg, zoals huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en zorgverzekeraars;

    • justitie en gecertificeerde instellingen, over kinderbescherming en jeugdreclassering;

    • Veilig Thuis;

    • maatschappelijke ondersteuning, over de continuïteit van ondersteuning als u 18 jaar wordt;

    • voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht en werk en inkomen.

Hoofdstuk 5 Wonen en meedoen in een veilige en gezonde omgeving

 

Soms hebt u hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in uw eigen leefomgeving te kunnen wonen. Wij hebben de taak om u te helpen als u niet in staat bent om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten. Bijvoorbeeld in uw woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. Wij moeten ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat u met een beperking zo lang mogelijk zelfredzaam bent. Wij kijken niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de ontwikkelingen richting de toekomst. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die wij aan u kunnen bieden.

 

5.1 Zo lang mogelijk zelfredzaam zijn

Wmo 2015

  • 1.

    Wij streven ernaar dat u:

    • een eigen huishouding kunt voeren:

    • zo lang mogelijk zelfstandig woont;

    • de normale dagelijkse activiteiten uitvoert;

    • een eigen huishouding voert.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

5.2 Meedoen

Wmo 2015

Om mee te kunnen doen in de maatschappij, kunnen wij u de maatwerkvoorziening ‘begeleiding’ aanbieden. De begeleiding kan een-op-een of in een groep plaatsvinden. Het betekent dat een begeleider toezicht houdt op de dagelijkse gang van zaken. En u daarbij helpt om op een goede manier met uw omgeving te communiceren. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, maar neemt de regie niet volledig over. Het gaat hier bijvoorbeeld om het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën.

 

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u ondersteuning kunt krijgen als u vanwege een beperking onvoldoende in staat bent om de dag goed in te vullen. U moet voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    Het verstrekken van deze maatwerkvoorziening houdt in dat u mee kunt doen aan begeleide groepsactiviteiten.

5.2.1 Individuele begeleiding

Wmo 2015

Begeleiding individueel gaat om het actief herstellen of behouden van regie op uw eigen leven. Dan gaat het om ondersteuning of aanleren van vaardigheden bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen.

5.2.2 Groepsbegeleiding

Bij groepsbegeleiding (dagbesteding) gaat het om het bieden van activiteiten met als doel dag structurering en voorkoming van (crisis)opnames. Begeleiding groep richt zich o.a. op:

  • een zinvolle, gestructureerde invulling van de dag;

  • voorkomen van vereenzaming;

  • het overnemen van toezicht;

  • ontlasten van de mantelzorger;

  • ondersteuning in uw dagelijks leven waar nodig.

5.3 Zelfstandig en veilig wonen

5.3.1 Geschikte woning

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u een maatwerkvoorziening krijgt als het normale gebruik van uw woning door een beperking niet mogelijk is. U moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 2.4.1.

  • 2.

    De voorziening houdt in dat wij de woning bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar laten maken.

  • 3.

    Soms kunnen wij uw woning niet of slechts tegen zeer hoge kosten aan laten passen. Dan verwachten wij van u dat u verhuist naar een geschikte(re) woning, als deze beschikbaar is. Uw huidige woning passen wij dan niet aan.

  • 4.

    Wij zorgen voor een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als u verhuist naar een geschikte(re) woning. Een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt één keer per 10 jaar gegeven. De gemiddelde verhuisbeweging in Nederland (2020) op basis van het langjarige gemiddelde is dat iemand één keer per tien jaar verhuist. U moet dan wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

5.3.2 Anti-speculatiebeding

Wmo 2015

  • 1.

    Als u eigenaar van de woning bent, waarin een Wmo-woonvoorziening is aangebracht die leidt tot waardestijging van de woning, moet u deze waardestijging aan de gemeente bij verkoop van de woning terug betalen. Als u binnen tien jaar nadat de woning is aangepast tot verkoop van de woning overgaat, dient u het college hierover schriftelijk te informeren. U bent verplicht om de meerwaarde aan de gemeente terug te betalen tot het maximale bedrag dat door de gemeente aan u is toegekend voor het aanpassen van de woning.

  • 2.

    Voor wat de hoogte van het terug te betalen bedrag gelden de volgende regels:

    • a.

      bij verkoop binnen 1 jaar na gereedmelding: 100 procent van de meerwaarde;

    • b.

      bij verkoop binnen 2 jaar na gereedmelding: 90 procent van de meerwaarde;

    • c.

      bij verkoop binnen 3 jaar na gereedmelding: 80 procent van de meerwaarde;

    • d.

      bij verkoop binnen 4 jaar na gereedmelding: 70 procent van de meerwaarde;

    • e.

      bij verkoop binnen 5 jaar na gereedmelding: 60 procent van de meerwaarde;

    • f.

      bij verkoop binnen 6 jaar na gereedmelding: 50 procent van de meerwaarde;

    • g.

      bij verkoop binnen 7 jaar na gereedmelding: 40 procent van de meerwaarde;

    • h.

      bij verkoop binnen 8 jaar na gereedmelding: 30 procent van de meerwaarde;

    • i.

      bij verkoop binnen 9 jaar na gereedmelding: 20 procent van de meerwaarde;

    • j.

      bij verkoop binnen 10 jaar na gereedmelding: 10 procent van de meerwaarde.

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen en te betalen door het college.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

5.3.3 Een schone en leefbare woning

Wmo 2015

Het doel van hulp in de huishouding is een schoon en leefbaar huis. Een schoon en leefbaar huis houdt in dat de woning opgeruimd en functioneel is. De woning moet schoon zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen, zodat een algemeen aanvaardbaar basisniveau voor een schoon en leefbaar huis wordt bereikt. Zo moet iedereen in de leefeenheid gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapkamer, keuken, douche/toilet en gang.

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u ondersteuning kunt krijgen als u als gevolg van een beperking uw woning niet schoon en leefbaar kunt houden. U moet daarbij voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 1.2.1 Wmo 2015 en artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    De ondersteuning houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en de gang(en) tussen die ruimten voor zover nodig regelmatig schoongehouden worden. Daarbij hanteren wij een geobjectiveerd normenkader.

  • De ondersteuning kan ook zijn:

    • a.

      het aanbrengen van structuur in de huishouding;

    • b.

      het doen van boodschappen;

    • c.

      het zorgen voor eten en drinken;

    • d.

      het wassen, drogen van kleding, bedden- en linnengoed.

  • 3.

    Als er in uw huishouden minderjarige kinderen zijn, dan kan de ondersteuning ook bestaan uit het overnemen van de gebruikelijke zorg voor deze kinderen. Deze hulp geven wij alleen om de periode tot er andere hulp is te overbruggen.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

5.3.4 Beschermd wonen

Wmo 2015

Als u een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen nodig heeft, gelden de regels die zijn vastgelegd in de ‘Integrale verordening Wmo en Jeugd 2021 gemeente Vlissingen’, zoals op 16 december 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Vlissingen. Dit gaat om inwoners met psychische of psychosociale problemen die problemen hebben met zelfstandig wonen. Doel van de maatwerkvoorziening is te voldoen aan de behoefte aan beschermd wonen en ervoor te zorgen dat u zo snel mogelijk weer op eigen kracht meedoet in de samenleving.

 

5.4 Meedoen aan de samenleving

5.4.1 Verplaatsen in en om de woning

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u een maatwerkvoorziening kunt krijgen als u zich vanwege een beperking niet voldoende kunt verplaatsen in en om uw woning. U moet wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening houdt in dat u een hulpmiddel kunt krijgen dat geschikt is voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen

5.4.2 Verplaatsen dichtbij huis

Wmo 2015

  • 1.

    Als u vanwege een beperking in mobiliteit onvoldoende mogelijkheden heeft om in uw omgeving contact met anderen te hebben, kunnen wij een maatwerkvoorziening geven. U moet wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    Als het nodig is helpen wij u bij het vervoer dicht bij de woning. Hierdoor kunt u meedoen met recreatieve en maatschappelijke activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen doen. Die hulp kan bestaan in het aanbieden van:

    • a.

      de mogelijkheid om te reizen met collectief taxivervoer indien u geen gebruik kunt maken van het openbaar vervoer.

    • b.

      een scootmobiel, of

    • c.

      het gebruikmaken van een ander vervoermiddel.

  • 3.

    Het moet gaan om:

    • a.

      het verplaatsen rondom de woning;

    • b.

      het verplaatsen over een langere afstand vanaf de woning; of

    • c.

      het vervoer naar de plek waar u deelneemt aan een activiteit van de gemeente om de dag in te vullen.

  • 4.

    We beschikken als gemeente over twee algemene voorzieningen te weten: collectief vraagafhankelijk vervoer en een scootmobielpool. Deze voorzieningen zijn voorliggend. Wij kijken altijd eerst naar een oplossing binnen een algemene voorziening;

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

5.5 Mantelzorg

5.5.1 Ondersteuning mantelzorger

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u, als u mantelzorg geeft in een situatie waarin steeds toezicht nodig is, een maatwerkvoorziening kunt krijgen als u niet meer in staat bent om de mantelzorg vol te houden.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening houdt in dat een professional de mantelzorg kan overnemen (art. 2.1.6 van de wet).

5.5.2 Mantelzorgwaardering

Wmo 2015

  • 1.

    Wij waarderen de inzet van u als mantelzorger voor inwoners met een beperking. Daarom stellen wij jaarlijks een vorm van mantelzorgwaardering vast. Het doel van de mantelzorgwaardering is om het belang van mantelzorgers voor de samenleving te onderstrepen.

  • 2.

    De mantelzorgwaardering kan verschillen van vorm.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

5.5.2 Voorwaarden mantelzorgwaardering

Wmo 2015

  • 1.

    Een inwoner die mantelzorg ontvangt kan een vorm van mantelzorgwaardering aanvragen. Dit zijn de voorwaarden:

    • a.

      De mantelzorger verleent de hulp minimaal acht uur per week gedurende drie maanden onafgebroken.

    • b.

      De mantelzorger is iemand die geen betaalde hulp aan de inwoner geeft.

    • c.

      Per huishouden kan maar een keer een mantelzorgwaardering worden uitgekeerd.

  • 2.

    Wij hebben een formulier waarmee u de mantelzorgwaardering kunt aanvragen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk 6. De vorm van de ondersteuning

 

Als wij u ondersteunen, kan dat in verschillende vormen. In dit hoofdstuk vindt u de regels daarvoor.

Wij kunnen ondersteuning bieden in de vorm van een dienst, zoals hulp in de huishouding of individuele begeleiding. Maar we kunnen u ook ondersteunen met behulp van een hulpmiddel, zoals bijvoorbeeld een rolstoel. Een uitkering of minimaregeling noemen wij ondersteuning in de vorm van geld.

Onder ondersteuning valt ook het persoonsgebonden budget (pgb). Dit is geld waarmee u zelf de ondersteuning inkoopt die u nodig heeft.

Ondersteuning in natura is ondersteuning die u van een instelling of professional krijgt die een contract heeft met de gemeente. Wij bieden u de ondersteuning die noodzakelijk is om uw situatie te verbeteren.

 

6.1 Ondersteuning in natura

Wmo 2015

  • 1.

    Als u ondersteuning nodig heeft, krijgt u deze ondersteuning in natura. Tenzij in de wet of in deze verordening staat dat de ondersteuning ook op een andere manier kan worden gegeven en u voldoet aan de wettelijke voorwaarden.

  • 2.

    Als u een hulpmiddel nodig heeft, dan verstrekken we dit in bruikleen of in eigendom.

  • 3.

    Wij zorgen ervoor dat de leverancier van een hulpmiddel u helpt om dit hulpmiddel goed te kunnen gebruiken.

  • 4.

    Wij zorgen ervoor dat de leverancier van een hulpmiddel de wettelijke bepalingen over de garantie nakomt.

  • 5.

    De leverancier vertelt u alles wat belangrijk is om te weten over het hulpmiddel dat u krijgt.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

6.2 Persoonsgebonden budget (pgb)

6.2.1 Voorwaarden

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    In plaats van ondersteuning in natura kunt u een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen. Dat kan als het gaat om maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. U moet wel voldoen aan de voorwaarden die de Wmo 2015, de Jeugdwet en deze verordening stellen.

  • 2.

    Als u een pgb wilt, kunt u of iemand anders het budget beheren. Wij kennen een pgb alleen toe als wij vinden dat u of de budgetbeheerder in staat is uw belangen voldoende te behartigen. De budgetbeheerder moet de taken die bij het pgb horen op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren. De budgetbeheerder is verplicht om mee te werken aan de beoordeling van zijn pgb-vaardigheden als wij daar om vragen.

  • 3.

    Het pgb kan niet worden beheerd door de volgende personen of instanties:

    • a.

      de persoon die de hulp gaat bieden;

    • b.

      iemand die op hetzelfde adres woont als de persoon die de hulp gaat bieden;

    • c.

      door een administratiekantoor;

    • d.

      het gestelde onder a. en b. geldt niet voor de Jeugdwet.

  • 4.

    Met een pgb kunt u zelf ondersteuning inkopen. U mag het pgb echter niet gebruiken voor alle kosten die daarmee te maken hebben. U mag het pgb niet gebruiken voor:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering aan de hulpverlener(s);

    • e.

      reiskosten van de hulpverlener; en

    • f.

      kosten voor vervoer, als u zelf gebruik kunt maken van de regiotaxi of een andere vervoersregeling.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

6.2.2 Pgb bij ondersteuning door personen uit het sociale netwerk

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    De persoon die ondersteuning geeft mag iemand uit uw sociale netwerk zijn. Dit mag alleen als wij vinden dat deze persoon:

    • a.

      gemotiveerd heeft aangegeven dat de ondersteuning niet tot overbelasting leidt;

    • b.

      in staat is om de ondersteuning te bieden die voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor die ondersteuning op grond van de wet;

    • c.

      een originele verklaring omtrent gedrag (VOG) heeft die niet ouder is dan drie maanden.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

6.2.3 Hoogte en tarief pgb

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    U maakt een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het pgb-plan. In het pgb-plan schrijft u onder andere welke ondersteuning u met het pgb wilt betalen en wie de ondersteuning gaat geven. Wij moeten het plan goedkeuren en zullen daarna het pgb vaststellen.

  • 2.

    Wij stellen een pgb vast waarmee u veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning kunt inkopen.

  • 3.

    Nadat het pgb is toegekend, moet de budgetbeheerder met de hulpverlener een zorgovereenkomst sluiten. Deze zorgovereenkomst moet gebaseerd zijn op het besluit van de gemeente.

  • 4.

    Het pgb is niet hoger dan de volledige kostprijs van het hulpmiddel of de dienst (100 procent) en is niet hoger dan de goedkoopst passende ondersteuning. Als het bedrag dat u de hulpverlener uit het pgb gaat betalen hoger is dan het maximumbedrag van 100 procent, of hoger dan de goedkoopst passende ondersteuning, betaalt u de meerkosten zelf.

  • 5.

    Bij het bepalen van de hoogte van het pgb hanteren wij de volgende regels:

    • a.

      Als een professionele hulpverlener de hulp gaat bieden is het pgb 75 procent van de kostprijs voor hulp in natura.

    • b.

      Als iemand uit uw sociale netwerk de hulp gaat bieden, is het pgb 120 procent van het wettelijk minimumloon

      • zoals vastgesteld op 1 januari van het voorafgaande jaar,

      • voor een persoon van 21 jaar of ouder,

      • inclusief vakantiebijslag, en

      • bij een 36-urige werkweek.

  • 6.

    Als een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad de ondersteuning verleent, zien wij dit altijd als ondersteuning door iemand uit het sociale netwerk. Als een professional uit uw sociale netwerk de ondersteuning verleent, dan gelden de regels voor ondersteuning door het sociale netwerk.

  • 7.

    Gaat het om een hulpmiddel, dan houden we bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving. Maar we houden ook rekening met de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 8.

    Als u een pgb krijgt voor beschermd wonen, dan gelden de regels die zijn vastgelegd in de ‘Integrale verordening Wmo en Jeugd 2021 van de gemeente Vlissingen’. De gemeenteraad van Vlissingen heeft deze verordening vastgesteld op 16 december 2020.

  • 9.

    Voor een pgb voor woningaanpassingen stellen wij een document op waarin de eisen staan waaraan een woningaanpassing moet voldoen. Dit heet het programma van eisen. Aan de hand van dit document vraagt u twee offertes op. Wij bepalen aan de hand van deze offertes de hoogte van het pgb.

  • 10.

    Wij stellen het pgb voor hulpmiddelen als volgt vast: de hoogte van het pgb is gelijk aan de huurprijs die wij betalen voor een vergelijkbaar middel bij zorg in natura. De hoogte van het pgb is maximaal de huurprijs van 7 jaar. Tenzij de situatie verandert waardoor het hulpmiddel niet meer passend is. In deze prijs zitten ook de kosten voor onderhoud, verzekering en reparatie van het hulpmiddel.

6.2.4 Verantwoording pgb

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Wij kunnen u op elk moment vragen om duidelijk te maken hoe u het pgb heeft besteed. En wij kunnen u ook vragen welke resultaten de ondersteuning voor u heeft gehad. De budgetbeheerder zal daarom een duidelijke en volledige administratie moeten bijhouden.

  • 2.

    U mag uit het pgb alleen ondersteuning betalen die de hulpverlener ook daadwerkelijk heeft geleverd.

6.3 Ondersteuning in geld

Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    In de wetten en in deze verordening staat wanneer u ondersteuning kunt krijgen in de vorm van geld.

  • 2.

    Ondersteuning in de vorm van geld hoeft u meestal niet terug te betalen. U moet het geld wel terugbetalen:

    • a.

      als dat in de wet staat,

    • b.

      als het in deze verordening staat,

  • 3.

    Nadat wij een besluit hebben genomen over de betaling, ontvangt u het geld zo spoedig mogelijk.

  • 4.

    Wij betalen het geld via uw rekeningnummer. Maar het kan ook op het rekeningnummer van uw gemachtigde, bijvoorbeeld uw bewindvoerder. Als dit niet lukt dan kunnen wij het geld op een andere manier betalen.

  • 5.

    Wij kunnen besluiten om het geld niet te betalen, maar te verrekenen met een bedrag dat u nog moet terugbetalen aan de gemeente. Dat is een verrekening van een vordering. Wij kunnen dit alleen doen als dit volgens de wettelijke regels kan. En het moet gaan om een vordering op grond van een van de wetten waarover deze verordening gaat.

6.4 Wat is de eigen bijdrage?

Wmo 2015

  • 1.

    Wij passen de wettelijke regels van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 toe. Een bijdrage is nooit hoger dan de feitelijke kosten van de voorziening.

  • 2.

    Als u gebruik maakt van intramuraal beschermd wonen (hulp in natura) blijft u een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen.

  • 3.

    Het abonnementstarief geldt niet voor niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens. Deze groep betaalt geen eigen bijdrage.

Hoofdstuk 7. Afspraken tussen inwoner en gemeente

 

U leest in dit hoofdstuk over de afspraken tussen inwoners en gemeente. Wij zijn er voor u en u kunt dingen van ons verwachten. Andersom verwachten we ook dingen van u. In dit hoofdstuk beschrijven wij wat de gevolgen zijn als u zich niet aan uw plichten houdt.

 

7.1 De rol van de inwoner

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet, Awb

  • 1.

    U bent in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het oplossen van uw probleem. Wij vullen de mogelijkheden van u en uw sociale netwerk aan als dat nodig is. U zorgt voor het volgende:

    • a.

      U zet eerst de eigen mogelijkheden in voordat u hulp vraagt aan de gemeente.

    • b.

      Als wij hulp verlenen werkt u mee aan de oplossing van uw probleem.

    • c.

      U zorgt ervoor dat de hulp van de gemeente niet langer duurt dan nodig is.

  • 2.

    U werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier we uw probleem zo snel mogelijk kunnen oplossen. Dat betekent het volgende:

    • a.

      U informeert de gemeente zo snel en zo volledig mogelijk. Het gaat dan over alles wat belangrijk is voor het beoordelen van uw hulpvraag, uw persoonlijke situatie en uw rechten en plichten.

    • b.

      We ontvangen alle documenten en bewijsstukken die we nodig hebben zo snel mogelijk van u.

    • c.

      U brengt ons zo snel mogelijk op de hoogte van uw beperkingen, als die van belang zijn in het contact met ons.

7.2 Afspraken en verplichtingen

7.2.1 Afstemming op houding en gedrag van de inwoner

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij kunnen uw uitkering verlagen, als u zich niet aan afspraken en verplichtingen houdt.

  • 2.

    Als wij uw uitkering verlagen, laten wij u weten:

    • a.

      waarom wij uw uitkering verlagen;

    • b.

      hoelang wij uw uitkering verlagen;

    • c.

      met hoeveel procent wij uw uitkering verlagen of om welk bedrag het gaat; en

    • d.

      als dat van toepassing is, waarom wij hiervan afwijken.

  • 3.

    Als wij een beslissing nemen om uw uitkering te verlagen, houden wij rekening met:

    • a.

      hoe ernstig uw gedrag is;

    • b.

      of u er iets aan kunt doen (valt u iets te verwijten?);

    • c.

      uw persoonlijke situatie.

  • 4.

    Voordat wij uw uitkering verlagen, geven wij u de mogelijkheid om uw reactie te geven.

  • 5.

    Wij kunnen besluiten om u niet de gelegenheid te geven een reactie te geven zoals bedoeld in lid 4. Dit doen wij als:

    • a.

      er sprake is van spoed en er dus geen tijd voor is;

    • b.

      u al eerder uw reactie heeft kunnen geven en de feiten en omstandigheden sindsdien niet zijn veranderd;

    • c.

      wij uw reactie niet nodig hebben om te oordelen over uw gedrag of dat u iets te verwijten valt; of

    • d.

      u zelf aangeeft dat u geen reactie wilt geven.

7.2.2 Geen schuld en verlaging

PW, IOAW, IOAZ, Awb

Het college ziet af van verlaging als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of als er sprake is van een dringende reden.

7.2.3 Ingangsdatum en periode verlaging

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering of bijzondere bijstand over de kalendermaand nadat dit gedrag heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Wij kunnen uw uitkering ook verlagen over de kalendermaand na de maand waarop wij hierover een besluit hebben genomen. Dat kan als we de uitkering over die periode al hebben uitbetaald. Wij houden hierbij rekening met de op dat tijdstip geldende uitkeringsnorm.

  • 3.

    Wij kunnen uw uitkering ook met terugwerkende kracht verlagen over de periode waarop uw gedrag betrekking heeft gehad of heeft plaatsgevonden. Dit kan op het moment dat we lid 1 van dit artikel niet kunnen toepassen, omdat we de uitkering hebben beëindigd of ingetrokken, en zo lang wij de uitkering nog niet hebben uitbetaald.

  • 4.

    Wij kunnen uw uitkering verlagen met ingang van de ingangsdatum van uw uitkering. Dit kan in afwijking van lid 1 van dit artikel. Dit kan op het moment dat uw gedrag heeft plaatsgevonden in de periode tussen de uitkeringsaanvraag en het besluit op die aanvraag.

7.2.4 Berekening verlaging

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    De verlaging is een percentage van de voor u geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    Als u maandelijks bijzondere bijstand ontvangt, kunnen wij deze bijstand met een percentage verlagen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

7.2.5 Niet nakomen arbeidsverplichtingen

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering voor een maand met 10 procent van de uitkeringsnorm, als u zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het UWV of u niet tijdig uw registratie heeft verlengd.

  • 2.

    Wij verlagen uw bijstandsuitkering voor een maand met 20 procent van de uitkeringsnorm als u:

    • a.

      niet voldoende meewerkt aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak;

    • b.

      de verplichtingen zoals arbeidsinschakeling, artikel 9 Participatiewet, en andere verplichtingen. artikel 55 Participatiewet niet nakomt;

    • c.

      een alleenstaande ouder bent en uit uw houding en gedrag laat blijken dat u geen gebruik wilt maken van een voorziening die de kans op werk vergroot, waardoor uw ontheffing van de arbeidsplicht, artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet, is ingetrokken;

    • d.

      niet voldoende meewerkt aan de opgelegde tegenprestatie;

    • e.

      niet of niet voldoende meewerkt aan de taaltoets, artikel 18b, tweede lid, van de Participatiewet.

  • 2.

    Wij verlagen uw uitkering voor een maand met 100 procent van de uitkeringsnorm voor het niet naar vermogen proberen werk (algemeen geaccepteerde arbeid) te krijgen en te behouden.

  • 3.

    Wij verlagen uw IOAW- of IOAZ-uitkering voor een maand met 20 procent van de bijstandsnorm als u:

    • a.

      niet of niet voldoende meewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden om aan het werk te komen;

    • b.

      niet of niet voldoende gebruik maakt van arbeidsinschakeling (artikel 36 IOAW of IOAZ) en overige verplichtingen (artikel 37 IOAW of IOAZ), voor zover dit niet heeft geleid tot het niet starten of (voortijdig) stoppen van die voorziening;

    • c.

      een alleenstaande ouder bent en uit uw houding en gedrag laat blijken dat u geen gebruik wilt maken van een voorziening die de kans op werk vergroot, waardoor uw ontheffing van de arbeidsplicht (artikel 37 IOAW of IOAZ) is ingetrokken;

    • d.

      niet voldoende meewerkt aan de opgelegde tegenprestatie.

  • 4.

    Wij verlagen uw IOAW- of IOAZ-uitkering voor een maand met 100 procent van de uitkeringsnorm, als u:

    • a.

      niet uw best doet om werk (algemeen geaccepteerde arbeid) te krijgen;

    • b.

      een baan afwijst;

    • c.

      er zelf verantwoordelijk voor bent dat u uw werk kwijtraakt;

    • d.

      niet of niet voldoende gebruik maakt van hulp door de gemeente, waardoor u sneller werk vindt (volgens de artikelen 36 en 37 IOAW of IOAZ), voor zover dit heeft geleid tot het niet starten of (voortijdig) stoppen van de voorziening.

  • 5.

    Wij verlagen uw IOAW- of IOAZ-uitkering niet, als wij deze uitkering blijvend of tijdelijk kunnen weigeren (zoals bedoeld in artikel 20 IOAW en IOAZ).

7.2.6 Te weinig besef van verantwoordelijkheid

PW, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering op het moment dat u te weinig inzet of verantwoordelijkheid toont voor uw eigen levensonderhoud. De verlaging hangt af van het bedrag dat de gemeente daardoor onterecht heeft uitbetaald. Dit noemen wij een benadelingsbedrag.

  • 2.

    De verlaging van de uitkering is:

    • a.

      10 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00;

    • b.

      20 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1.000,00 tot € 2.000,00;

    • c.

      50 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 2.000,00 tot € 4.000,00;

    • d.

      100 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 4.000,00 tot € 8.000,00;

    • e.

      100 procent voor de duur van twee maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 8.000,00 tot € 12.000,00;

    • f.

      100 procent voor de duur van drie maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 12.000,00 tot € 16.000,00;

    • g.

      100 procent voor de duur van vier maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 16.000,00 tot € 20.000,00;

    • h.

      100 procent voor de duur van vijf maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 20.000,00. Iedere overschrijding van dit bedrag met € 4.000,00 leidt tot een verlenging van de duur met één maand.

  • 3.

    Wij verlagen uw uitkering met 100 procent voor één maand als u een uitkering aanvraagt, doordat u door eigen toedoen betaalde arbeid niet heeft behouden.

  • 4.

    Als u alvorens een advocaat te raadplegen, zich niet heeft gewend tot het Juridisch Loket, is een verlaging van toepassing ter hoogte van het bedrag van de verlaging van de eigen bijdrage.

  • 5.

    Wij stemmen de verlaging, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid Participatiewet, maar anders dan lid 3 van dit artikel af op het benadelingsbedrag.

  • 6.

    Wij kunnen bijstand in de vorm van een lening verstrekken, op het moment dat u door toepassing van lid 2 van dit artikel geen of te weinig middelen heeft om de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud te betalen.

7.2.7 Onacceptabel gedrag

PW, IOAW, IOAZ, Awb

Wij verlagen uw uitkering als u zich op een onacceptabele manier gedraagt tegenover medewerkers van de gemeente en/of instanties die de Participatiewet, IOAW en IOAZ uitvoeren. Wij verlagen uw uitkering met:

  • 1.

    100 procent voor de duur van een maand bij fysiek geweld tegen de genoemde medewerkers;

  • 2.

    100 procent voor de duur van een maand bij bedreiging (mondeling of schriftelijk) tegen de genoemde medewerkers of bij fysiek geweld tegen spullen.

7.2.8 Niet nakomen van andere verplichtingen

PW, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering als u andere verplichtingen, bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet, niet nakomt.

  • 2.

    Wij verlagen uw uitkering voor een maand met:

    • a.

      50 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen over werken en arbeidsinschakeling;

    • b.

      50 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand;

    • c.

      50 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen die gericht zijn op een vermindering van de bijstand;

    • d.

      50 procent bij het niet instemmen met het financieel ontzorgen door het vanuit de uitkering betalen van vaste lasten

    • e.

      100 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen die gericht zijn op beëindiging van de uitkering.

7.2.9 Samenloop van gedragingen

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij leggen u één verlaging op, op het moment dat één gedraging schending van meerdere verplichtingen van dit hoofdstuk of artikel 18, lid 4 Participatiewet oplevert. Wij leggen u de hoogste verlaging op, inclusief de duur van de verlaging die daarbij hoort.

  • 2.

    Wij leggen u meerdere verlagingen op, op het moment dat meerdere gedragingen leiden tot het niet nakomen van één of meerdere verplichtingen. Deze verlagingen worden gelijktijdig of - als dat niet mogelijk is - na elkaar opgelegd.

  • 3.

    Wij leggen geen verlaging op, als er sprake is van één gedraging waarbij u niet voldoet aan de artikelen in dit hoofdstuk of artikel 18, lid 4 Participatiewet in combinatie met artikel 17, lid 1 Participatiewet. Dan leggen we een bestuurlijke boete op.

  • 4.

    Wij leggen u meerdere verlagingen op, als er sprake is van meerdere gedragingen waarbij u niet voldoet aan de artikelen in dit hoofdstuk of artikel 18, lid 4 Participatiewet in combinatie met artikel 17, lid 1 Participatiewet. Wij doen dit niet als dit niet verantwoord is. Wij houden hierbij rekening met de ernst van uw gedrag, de mate van verwijtbaarheid en uw persoonlijke omstandigheden.

7.2.10 Herhaling (recidive)

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij verdubbelen de hoogte van de verlaging als u zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee we een verlaging hebben toegepast, opnieuw schuldig maakt aan gedrag zoals bedoeld in artikel 7.2.6, lid 1, 2, 4 en 5, artikel 7.2.8, lid 3, artikel 7.2.9 en artikel 7.2.10.

  • 2.

    Wij verdubbelen de duur van de verlaging als u zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarin we een verlaging van 100 procent op de uitkeringsnorm hebben toegepast, opnieuw schuldig maakt aan hetzelfde gedrag.

  • 3.

    Wij verlagen uw uitkering met 100 procent gedurende twee maanden als u zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee we een verlaging hebben toegepast, opnieuw schuldig maakt aan gedrag zoals bedoeld in artikel 18, lid 4 Participatiewet.

  • 4.

    Wij verlagen uw uitkering met 100 procent gedurende twee maanden als u zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee we een verlaging hebben opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een gedraging én we hebben toepassing gegeven aan lid 1, 2 of 3 van dit artikel.

7.3 Terugvorderen uitkering en incasso

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We vorderen gemeentelijke uitkeringen terug in de gevallen die in de wet zijn beschreven. We doen dat volgens de regels van de wet en de nadere regels en de beleidsregels van het college. We vorderen niet terug als terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor u heeft.

  • 2.

    Bij de incasso zorgen we ervoor dat u een inkomen blijft houden dat past bij uw persoonlijke situatie. Dit inkomen is in ieder geval gelijk aan of hoger dan de beslagvrije voet.

7.4 Beëindigen en terugvorderen voorziening

7.4.1 Beëindiging voorziening

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kunnen het recht op een voorziening intrekken als:

    • a.

      de voorziening of het pgb niet langer passend of nodig is;

    • b.

      u zich niet houdt aan voorwaarden en verplichtingen die we aan de voorziening hebben verbonden;

    • c.

      we de voorziening of het pgb hebben verstrekt op grond van verkeerde of onvolledige gegevens door u;

    • d.

      als u onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar het recht op de voorziening of het pgb. En we hierdoor niet langer kunnen vaststellen of we een voorziening kunnen voortzetten;

    • e.

      u de voorziening voor een ander doel gebruikt dan bedoeld;

    • f.

      u binnen drie maanden geen gebruik maakt van de voorziening of van het pgb, behalve als u daar niets aan kunt doen.

  • 2.

    We kunnen de voorziening met terugwerkende kracht intrekken.

7.4.2 Terugvordering voorziening

Wmo 2015, PW, Burgerlijk Wetboek

Wij kunnen, los van de situaties die in artikel 58 van de Participatiewet staan, de voorziening/het pgb of de waarde daarvan van u terugvorderen. Dit doen wij als er sprake is van één van de redenen die we in artikel 7.4.1 hebben opgesomd. Wij kunnen Wmo-voorzieningen of – persoonsgebonden budgetten alleen bij opzet van u, of van een derde terugvorderen als we die voorzieningen hebben ingetrokken omdat u en die derde opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens aan ons heeft verstrekt.

 

7.5 Hoe controleert de gemeente?

7.5.1 Controle

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We controleren regelmatig of u recht heeft op een uitkering of maatwerkvoorziening/individuele voorziening/pgb. En of u de juiste uitkering of maatwerkvoorziening/individuele voorziening/pgb heeft aangevraagd of ontvangt. We controleren dit onder andere door:

    • a.

      huisbezoeken te doen;

    • b.

      aanbieders van hulp te bezoeken;

    • c.

      gegevens te vergelijken met andere instanties; en

    • d.

      signalen en tips uit te zoeken.

  • 2.

    Wij doen de controles ook om de kwaliteit van de maatwerkvoorziening/individuele voorziening te beoordelen en om te kijken of u de voorziening of het pgb op de juiste manier gebruikt.

  • 3.

    Bij de controle van uitkeringen en voorzieningen zorgen we ervoor dat we de regels die horen bij de opsporing van strafbare feiten naleven.

  • 4.

    Als u de uitkering of voorziening/pgb wilt stoppen, onderzoeken wij wat de reden daarvan is. Daarnaast controleren wij of we de uitkering of voorziening tot de einddatum terecht hebben verstrekt.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

7.5.2 Voorkomen van fraude

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij voeren een actief fraudepreventiebeleid. Een onderdeel hiervan is dat wij u vroegtijdig informeren over rechten en plichten die verbonden zijn aan het krijgen van een uitkering of voorziening. Ook geven wij u informatie over de gevolgen van misbruik en/of oneigenlijk gebruik.

  • 2.

    Als u een melding/verzoek of aanvraag heeft gedaan, mogen wij gebruik maken van alle benodigde gegevens die wij tot onze beschikking hebben. Hieronder vallen ook bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de daaruit voorkomende signalen.

  • 3.

    Wij onderzoeken of u recht op een uitkering of voorziening/pgb heeft. Hierbij maken wij gebruik van de onderzoeksmethoden zoals genoemd in artikel 7.5.1.

  • 4.

    Als wij hebben vastgesteld dat er sprake is van fraude en/of misbruik en/of oneigenlijk gebruik, kunnen wij uw uitkering of (de waarde) van de voorziening/pgb terugvorderen. Wij kunnen u ook een bestuurlijke boete opleggen. Deze bestuurlijke boete geldt alleen voor de Participatiewet, IOAW en IOAZ.

  • 5.

    Als het ‘Aanwijzingsbesluit sociale zekerheidsfraude’ dit voorschrijft, doen wij aangifte bij het Openbaar Ministerie. Dit is in plaats van de bestuurlijke boete en geldt alleen voor de Participatiewet, IOAW en IOAZ.

7.5.3 Privacy

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij verwerken uw gegevens volgens de regels van Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van onderzoek zorgen wij ervoor dat inbreuk op persoonlijkheidsrechten niet verder gaat dan wat noodzakelijk, passend en wettelijk toegestaan is.

7.5.4 Toezichthouders

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

Wij kunnen een of meer ambtenaren aanwijzen die de taak hebben erop toe te zien dat u de wetten en de bijbehorende regels naleeft.

 

7.6 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6 van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Hoofdstuk 8. Inspraak en cliëntenparticipatie

 

Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen.

 

8.1 Hulp van de gemeente bij inspraak

De gemeente zorgt voor een goede inspraak en doet dat op de volgende manier:

  • 1.

    Het moment waarop inspraak kan worden gegeven, geeft inwoners de mogelijkheid om invloed te hebben op plannen van de gemeente over beleid, regels of de uitvoering daarvan.

  • 2.

    De inwoners worden deskundig ondersteund, zodat de inspraak volwaardig is.

  • 3.

    De inwoners kunnen deelnemen aan overleg met de gemeente over de kernwaarden, beleid, regels en de uitvoering daarvan.

  • 4.

    De inwoners krijgen op tijd en voldoende informatie om goede inbreng te kunnen geven.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

8.2 Klachtregeling

De door de gemeente gecontracteerde aanbieder is verplicht om te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

 

8.3 Medezeggenschap

  • 1.

    De door de gemeente gecontracteerde aanbieder is verplicht te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieder en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Hoofdstuk 9 Kwaliteit

 

De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden.

 

9.1 Kwaliteit

  • 1.

    Alle diensten en producten die de gemeente in het kader van deze verordening aanbiedt, moeten van goede kwaliteit zijn.

  • 2.

    De diensten en producten:

    • a.

      passen bij de behoefte van de inwoner;

    • b.

      zijn veilig, geschikt en bruikbaar voor de inwoner;

    • c.

      voldoen aan de normen eisen die door de beroepsgroep of in het vakgebied algemeen zijn aanvaard;

    • d.

      respecteren de rechten van de inwoner;

    • e.

      worden afgestemd op andere diensten of producten die aan de inwoner worden geleverd;

    • f.

      worden geleverd volgens een bepaalde opzet die op tijd aan de inwoner wordt meegedeeld.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

9.2 Prijs en kwaliteit

Jeugdwet, Wmo 2015, Gemeentewet

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de kwaliteit van de diensten en producten in het kader van deze verordening een belangrijke rol speelt bij de inkoop en de aanbesteding.

  • 2.

    Bij inkoop en aanbesteding verwacht de gemeente van leveranciers dat zij:

    • a.

      diensten en producten leveren tegen de door hen berekende kostprijs, zonder dat de kwaliteit en de levering in gevaar komen; en

    • b.

      als zij personeel hebben, dat zij zich houden aan de regels van het arbeidsrecht.

  • 3.

    De leverancier moet aantonen dat bij de kostprijs rekening is gehouden met:

    • a.

      het soort dienst of product;

    • b.

      de omvang van het diensten- of productenpakket dat wordt geleverd;

    • c.

      de arbeidsvoorwaarden van het personeel volgens de cao die van toepassing is;

    • d.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • e.

      personeelskosten die niet direct met de dienstverlening te maken hebben, zoals kosten voor bijscholing, ziekte en verlof van personeel;

    • f.

      kosten als gevolg van verplichtingen voor leveranciers, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen;

    • g.

      Het jaarlijks aanpassen van de kostprijs in verband met stijging van de kosten.

Hoofdstuk 10. Intrekking en inwerkingtreding verordening

 

U vindt in dit hoofdstuk informatie over:

  • wanneer het college kan afwijken van deze verordening; en

  • welke oude verordeningen komen te vervallen.

10.1 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

Gemeentewet

U kunt de gemeente vragen de hardheidsclausule toe te passen. U kunt dit doen als toepassing van deze verordening voor u gevolgen heeft die niet in verhouding staan tot de doelen die we met deze verordening nastreven. Wij kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze regels zou leiden tot onredelijkheid en onbillijkheid.

 

10.2 Geen bepalingen

Gemeentewet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

 

10.3 Intrekken oude verordeningen

Gemeentewet

Wij trekken de volgende verordeningen in op de datum dat deze verordening ingaat (inwerkingtreding):

  • Verordening jeugdhulp Terneuzen 2017

  • Verordening maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2020

  • Verordening Tegenprestatie Participatiewet

  • Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet

  • Re-integratieverordening Participatiewet

  • Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet

  • Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet

  • Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ

  • Verordening Verrekening Bestuurlijke Boete bij recidive Participatiewet

  • Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet

10.4 Overgangsrecht

Gemeentewet, Awb

  • 1.

    Als u een aanvraag heeft ingediend onder de oude verordeningen en waarop het college nog niet heeft beslist bij het in werking treden van deze verordening, wordt afgehandeld op grond van deze verordening.

  • 2.

    Als u een bezwaarschrift heeft ingediend tegen een besluit dat wij hebben genomen op basis van een ingetrokken verordening, beslissen wij op uw bezwaarschrift op de toepasselijke ingetrokken verordeningen.

10.5 Ingangsdatum en naam

Gemeentewet

  • 1.

    Wij noemen deze verordening: Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2022.

Hoofdstuk 11. Begrippenlijst

 

In deze verordening gebruiken we allerlei begrippen. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening betrekking heeft.

 

11.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan maatwerkvoorziening/individuele voorziening/uitkering of voorziening. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.

  • b.

    Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.

  • c.

    Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.

  • d.

    Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.

  • e.

    Basisbaan: een basisbaan is een dienstverband dat het arbeidsintegratiebedrijf in opdracht van de gemeente kan aangaan met een bijstandsgerechtigde.

  • f.

    Benadelingsbedrag: het bedrag dat de gemeente onterecht heeft uitbetaald

  • g.

    Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.

  • h.

    Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

  • i.

    Detacheringsbaan: het arbeidsintegratiebedrijf kan in opdracht van de gemeente een detacheringsbaan aangaan met bijstandsgerechtigde. De bijstandsgerechtigde wordt door het arbeidsintegratiebedrijf uitgeleend aan andere werkgevers.

  • j.

    Doel: het resultaat.

  • k.

    Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.

  • l.

    Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.

  • m.

    Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.

  • n.

    Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen.

  • o.

    Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het doel dat hij wil bereiken bespreekt.

  • p.

    Hulp: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • q.

    Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

  • r.

    Individuele voorziening: een op de inwoner afgestemde voorziening als het gaat om een voorziening in het kader van de Jeugdwet: een voorziening die op een jongere of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.

  • s.

    Ingezetene: de inwoner die rechtsgeldig staat ingeschreven in Basisregistratie Personen (BRP)

  • t.

    Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, lid 1 van de Participatiewet.

  • u.

    Inwoner: de persoon die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Terneuzen.

  • v.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

  • w.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • x.

    Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • y.

    Jongere: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • z.

    Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.

  • aa.

    Kindpakket: een pakket van voorzieningen, meestal in natura, dat de gemeente voor gezinnen met een laag inkomen beschikbaar stelt. Het doel van het pakket is te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen aan bijvoorbeeld sport, culturele activiteiten of activiteiten van school.

  • bb.

    Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.

  • cc.

    Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.

  • dd.

    Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.

  • ee.

    Maatwerkvoorziening: een op de inwoner afgestemde voorziening zoals in de Wmo 2015 is omschreven..

  • ff.

    Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.

  • gg.

    Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.

  • hh.

    Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.

  • ii.

    Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.

  • jj.

    Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.

  • kk.

    Regiotaxi: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).

  • ll.

    Samenwonen: een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.

  • mm.

    Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).

  • nn.

    Sociale omgeving: In de Jeugdwet wordt gesproken over de sociale omgeving van de jeugdige. Dit is buiten het gezin en buiten het school de relaties in die omgeving van de jeugdige zoals vriendenkring, sportverenigingen, clubhuizen, verenigingen waarvan de jeugdige onderdeel van uitmaakt.

  • oo.

    Toekenningsbesluit: beschikking waarin de toekenning van een voorziening wordt toegelicht en welke voorwaarden gelden

  • pp.

    U: wordt verstaan de rechthebbende als bedoeld in de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet.

  • rr.

    Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.

  • ss.

    Uitkeringsnorm: de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

  • tt.

    Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

  • uu.

    Voorziening bij de arbeidsinschakeling of bijzondere bijstand: een op de inwoner afgestemde voorziening als het gaat om een voorziening in het kader van de Participatiewet:

  • vv.

    Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.

  • ww.

    Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.

  • xx.

    Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Terneuzen op 16 december 2021.

de griffier,

mr. J.H.P. (Joost) de Jong

de voorzitter,

H.J.A. (Erik) van Merrienboer