Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Smallingerland 2022 |
Citeertitel | Treasurystatuut Smallingerland 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2022 | nieuwe regeling | 22-03-2022 |
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente Smallingerland vastgelegd. Het bevat het bestuurlijke kader voor de inrichting van de treasuryfunctie en kan tevens beschouwd worden als een kader voor de uitvoeringspraktijk.
De treasuryfunctie richt zich op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s.
Gelet op het hieraan verbonden financieel belang is het noodzakelijk financiële middelen adequaat en verantwoord te beheren. In dit treasurystatuut worden allereerst enkele begrippen nader aangeduid en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Vervolgens wordt dit geconcretiseerd voor de deelgebieden risicobeheer en financiering. Daarna komen de administratieve organisatie en de interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Het statuut eindigt met slotbepalingen over de hardheidsclausule en de inwerkingtreding.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Overtollige middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeenten mogen alleen in rekening courant en via deposito’s bij de (rijks)schatkist worden aangehouden. Op dit uitgangspunt van het verplicht Schatkistbankieren zijn de volgende vormen van uitzettingen van liquide middelen nog toegestaan:
In geval van projectfinanciering kan de gemeente middelen die afkomstig zijn van aangetrokken leningen voor projectfinanciering tijdelijk uitzetten bij de financiële onderneming waar de desbetreffende leningen zijn aangegaan. De wettelijke bepalingen " Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden" zijn van toepassing.
Overtollige liquide middelen boven het drempelbedrag van de gemeente mogen alleen in rekening courant of via deposito’s bij Rijksschatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden.
Het drempelbedrag, een percentage van het begrotingstotaal, wordt vastgesteld door de Rijksoverheid.
5. Administratieve organisatie en interne controle
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury activiteiten zijn op eenduidige wijze in onderstaand overzicht opgenomen:
Bevoegdheden vloeien voort uit wet- en regelgeving, alsmede gemeentelijke mandaatbesluiten. In onderstaande tabel staan de bevoegdheden voor de treasury activiteiten en de autorisatie.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
op 22 maart 2022,
secretaris
Siebren van der Berg
burgemeester,
Jan Rjpstra
In deze memorie van toelichting worden de werkwijze, bevoegdheden en de beleidsregels daar waar nodig nader toegelicht.
Sinds 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) van kracht. In deze wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. Alhoewel het geen wettelijke verplichting was beschikte de gemeente Smallingerland tot 2009 over een eigen treasurystatuut. Bij het opstellen van de Financiële verordening 2009 (ex artikel 212 Gemeentewet) zijn de beleidskaders voor treasury hierin opgenomen en is het treasurystatuut ingetrokken.
In het kader van de professionalisering van de planning en control cyclus wordt een verantwoord en adequaat beheer van de financiële middelen onderkent. In het treasurystatuut zijn de wettelijke kaders en beleid zo transparant en beheersbaar mogelijk opgenomen. Het treasurystatuut is ingekaderd door de Gemeentewet, Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido), de Regeling Uitzetting Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo), Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, wet Houdbare Overheids Financien (wet HOF) en Schatkistbankieren. De autonome gemeentelijke beleidsvrijheid is daardoor beperkt. Het vaststellen van het treasurystatuut door het college is dan voor de hand liggend.
Het treasurystatuut wordt ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad.
De Wet FIDO bepaalt aan welke voorwaarden gemeentes moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen. Uitzettingen (positief liquiditeitssaldo) mogen vanaf 1 juni 2012 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat (Wet Integraal schatkistbankieren) worden ondergebracht of onder voorwaarden worden uitgeleend aan andere overheden.
Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico. De gemeente Smallingerland maakt nog geen gebruik van derivaten. Naast de uitoefening van de publieke taak en het prudente karakter bevat de Wet FIDO normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende leningen (respectievelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm). Deze normen zijn een belangrijk kader van de Wet FIDO in het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten.
De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten), en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. De wet Hof moet ervoor zorgen dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% blijft.
Het doel van de kasgeldlimiet is een grens te stellen aan korte financiering (looptijd tot één jaar). Voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Momenteel is dat 8,5%, de limiet voor Smallingerland ligt daarmee rond de € 17 miljoen. In de Wet FIDO wordt de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen. Indien de kasgeldlimiet 3 kwartalen aaneengesloten overschreden wordt, moet door de gemeente een herstelplan opstellen en de toezichthouder inlichten.
De verplichting tot schatkistbankieren is in de wet vastgelegd. De wet verplicht de gemeenten hun kasoverschotten, boven een drempelbedrag, onder te brengen bij de rijksoverheid. Door consolidatie van de onderlinge schuldverhouding tussen de rijks- en decentrale overheden zou de EMU-schuld van de collectieve sector dalen. Gemeenten mogen hun overtollige financiën tot een bepaald bedrag buiten de schatkist van het Rijk aanhouden. Het drempelbedrag wordt als volgt bepaald: voor gemeenten met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Voor onze gemeente bedraagt de drempel ongeveer € 4 miljoen. Evenals in het verleden zal de gemeente hooguit bij uitzondering tijdelijk beschikken over een positief kassaldo. Deze regeling heeft dus geen gevolgen voor onze gemeente.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een looptijd vanaf één jaar). De renterisiconorm wordt berekend door een vast percentage van het begrotingstotaal. Momenteel is dat 20%, de drempelwaarde voor Smallingerland ligt daarmee rond de € 40 miljoen.
Het beheersen van renterisico's kan door het aanbrengen van spreiding in de looptijden, leningen met renteherziening, fixe leningen en leningen met een lineaire aflossing.
Hoeveel schulden kan de gemeente dragen, kunnen we de voorgenomen investeringen wel betalen? De belangrijkste voorwaarde hiervoor is dat de structurele lasten (rente en afschrijving) gedekt zijn binnen een sluitende begroting en een realistisch weerstandsvermogen. De netto schuldquote (verplicht kengetal) is de verhouding tussen de netto schuldenlast in verhouding tot de gemeentelijke baten. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een methode ontwikkeld voor het bepalen van de schuldenlast (saldo van schulden en geldelijke bezittingen) van gemeenten. Deze is uitgedrukt als percentage van de exploitatie. Bij een percentage van meer dan 100% adviseert de VNG behoedzaamheid als het gaat om investeren. De berekeningen van de VNG zijn niet exact te reproduceren, dat is het gevolg van een bewerkingsslag door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
In de paragraaf Financiering wordt een berekening uitgevoerd aan de hand van de cijfers uit onze eigen jaarstukken. Onze (door)leningen aan de woningbouwcorporaties hebben invloed op de uitkomst van de berekening. We presenteren daarom de cijfers met en zonder deze leningen.
Als gevolg van Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Aan dit maximale tekort van 3% hebben, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel. Hiervoor is de Wet Houdbare Overheid Financiën (wet HOF) ingevoerd. Deze wet is bedoeld voor de beheersing van de schuldenlast en het begrotingstotaal op rijksniveau en maakt de decentrale overheden hier medeverantwoordelijk voor. De normering (gemeentelijk aandeel in het EMU saldo) wordt niet individueel per gemeente vastgesteld maar voor alle gemeenten gezamenlijk. Indien de gemeenten de afgesproken norm structureel overschrijden en het niet mogelijk blijkt met het Rijk afspraken te maken om dit terug te dringen, kan het kabinet maatregelen nemen. Het EMU-tekort kan worden verlaagd door het exploitatieresultaat te verbeteren, door het investeringstempo te vertragen of door de voorraden te verlagen. De EMU-systematiek gaat uit van het kasstelsel en werkt dus op een andere manier dan het baten- en lastenstelsel dat de gemeenten hanteren. Investeringen tellen bijvoorbeeld niet mee in het stelsel van baten en lasten, daarbij wordt uitgegaan van de kapitaallasten van de investeringen. Investeringen tellen echter wel volledig mee in het EMU-saldo, maar de kapitaallasten niet.
Paragraaf Financiën (Begroting en Jaarstukken)
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is voor de paragraaf Financiering het volgende opgenomen:
De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.
Naast de hier genoemde onderwerpen zal in de paragraaf de ontwikkeling van de netto schuldquote, kasgeldlimiet, schatkistbankieren, wet HOF en EMU-saldo worden opgenomen.
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
In de gemeentelijke financiële verordening (artikel 7) is opgenomen dat:
Het college besluit niet over:
dan nadat de raad is geïnformeerd, zoals genoemd in het voorgaande lid, over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.