Aanwijzing vergunningsvrije bouwwerken maart 2022

Op het achtererfgebied

Met uitzondering van de hieronder gestelde regels, staan wij met betrekking tot een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied niet meer toe dan vergunningsvrij is op grond van art. 2 lid 3 bijlage II van het Bor. In afwijking daarvan geldt:

• 1.

  Bij vrijstaande en twee-aan-een-geschakelde woningen mag de diepte van een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, al dan niet functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, meer dan 4 meter zijn, gemeten vanaf de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw, dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan,

• 2.

  de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² niet meer dan 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² tot een maximum van in totaal 250 m².

Op het voorerfgebied

Een dakkapel

• -

  voorzien van een plat dak;

• -

  gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;

• -

  onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;

• -

  bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok en

• -

  zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak;

• -

  niet gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

• -

  niet bij, op of aan een monument.

Erf- of perceelafscheiding

• -

  achter de voorgevel, en

• -

  hoogte maximaal 2 meter, mits

• -

  haag ondersteunende constructie zijnde een perceel-of terreinafscheiding, bestaande uit een gaaswerk aan palen en de uitsluitend is bedoeld om volledig begroeid te zijn met groenbljvende planten, en

• -

  het verkeer op de weg niet in gevaar kan worden gebracht;

• -

  niet gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

• -

  niet bij, op of aan een monument..

Het veranderen of nieuw plaatsen van een kozijn of gevelpaneel

• -

  niet gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

• -

  niet bij, op of aan een monument.

Verbinden van het hoofdgebouw met een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevel

• -

  de diepte van de ruimte tussen het bijbehorend bouwwerk en de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2,50 meter;

• -

  de breedte van het bouwwerk bedraagt ten hoogste de breedte van het bijbehorend bouwwerk;

• -

  de bouwhoogte bedraagt maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het aansluitende hoofdgebouw;

• -

  het bouwwerk dient plat te worden afgedekt;

• -

  niet gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

• -

  niet bij, op of aan een monument.

Erkers

• -

  de breedte van de erker bedraagt maximaal 65% van de gevelbreedte van het oorspronkelijke hoofdgebouw. Dit geldt ook wanneer de erker de hoek omgaat;

• -

  de erker is niet dieper dan 1,2 meter gemeten vanuit de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw;

• -

  de afstand tussen de erker en de erfgrens met niet particuliere erven moet minimaal 1 meter bedragen;

• -

  de bouwhoogte bedraagt maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het aansluitende hoofdgebouw;

• -

  niet gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

• -

  niet bij, op of aan een monument.

   

  • 1.

    Bij de toepassing van de regels over bijbehorende bouwwerken, waaronder erkers, zijn artikel 5 lid 1, 2 en 3, artikel 6 en artikel 7 lid 2 van Bijlage II van het Bor overeenkomstig van toepassing.

  • 2.

    Bij de toepassing van de regels over overige bouwwerken zijn artikel 4a en artikel 5 lid 1 en lid 2 van Bijlage II van het Bor overeenkomstig van toepassing.

Overgangsbepaling

Een omgevingsvergunning voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet vereist, indien met die activiteiten reeds was aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van de regels van de pilot tot wijziging van de pilot, en op het tijdstip van die aanvang geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c voor die activiteit was vereist.