Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Begripsbepaling
- 1.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (wet) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- 2.
Daarnaast wordt in deze beleidsregels verstaan onder:
- a.
aanvraag: de aanvraag voor bijzondere bijstand;
- b.
adequaat verzekerd voor kosten van medische aard: een inwoner die een basisverzekering en daarnaast een aanvullende verzekering heeft afgesloten die naar het oordeel van het college is afgestemd op zijn medische situatie en de te verwachte kosten;
- c.
basishuur: het deel van de rekenhuur waarover geen huurtoeslag wordt toegekend en dat te allen tijde voor rekening van de huurder blijft (artikel 16 Wet op de huurtoeslag);
- d.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;
- e.
datum waarop kosten opkomen: de datum waarop de inwoner redelijkerwijs kan weten dat hij een betalingsverplichting aangaat, bijvoorbeeld de dag waarop een overeenkomst wordt gesloten. De datum waarop de kosten opkomen is dus niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de datum waarop de inwoner de rekening krijgt;
- f.
detentie: rechtens de vrijheid ontnomen, bedoeld in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de wet;
- g.
draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht wordt berekend;
- h.
gemeentelijke bijdrage collectieve aanvullende zorgverzekering, (hierna te noemen collectieve zorgverzekering): een door het college verstrekte bijdrage voor de verschuldigde premie voor de collectieve zorgverzekering en/of voor het wettelijk eigen risico, die zich vertaalt in een premiekorting;
- i.
inwoner: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (de belanghebbende);
- j.
kalenderjaar: het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december;
- k.
kosten van medische aard: medische en paramedische kosten;
- l.
maaltijdvoorziening: een bedrijf dat eten thuis bezorgt dat warm geserveerd kan worden of thuis opgewarmd dient te worden in de oven of magnetron;
- m.
rekenhuur: de kale huur vermeerderd met de servicekosten zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag (WHT);
- n.
- o.
wettelijke eigen bijdrage basisverzekering: de eigen bijdrage die vanuit de Zorgverzekeringswet opgelegd wordt;
- p.
WSNP: Schuldsanering Natuurlijke Personen, zoals bedoeld in de Faillissementswet;
- q.
WSF 2000: Wet Studiefinanciering 2000;
- r.
WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
Artikel 2 Algemene bepalingen
- 1.
Bijzondere bijstand wordt op schriftelijke aanvraag ingediend. Een beslissing kan gemotiveerd ambtshalve worden genomen.
- 2.
Bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand zijn de algemene voorwaarden voor bijstandsverlening van toepassing.
- 3.
Na toepassing van lid 2, dient (indien nodig) de aanvraag om bijzondere bijstand te worden beoordeeld aan de hand van criteria zoals bedoeld in artikel 35 van de wet:
- a.
Doen de kosten zich voor?
- b.
Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?
- c.
Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?
- d.
Kunnen de kosten worden voldaan uit de eigen draagkracht?
- 4.
In situaties waarin de inwoner de kosten niet eerst zelf kan betalen, kan de bijstand in overleg en met instemming van de inwoner rechtstreeks aan de leverancier worden betaald.
- 5.
Het college kan, zonder toestemming van de inwoner, besluiten de bijzondere bijstand uit te betalen aan de leverancier/instantie, als er naar het oordeel van het college gegronde redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat de inwoner niet tot een verantwoorde besteding van de bijzondere bijstand zal overgaan of als dit in de beleidsregel van de betreffende kostensoort is aangegeven.
- 6.
Het college sluit aan bij de normbedragen van de meest actuele prijzengids van het Nibud, tenzij de inwoner met een lager bedrag in de kosten kan voorzien of als voor een bepaalde kostensoort anders is bepaald.
- 7.
Voor een aantal kostensoorten zijn naast eerder genoemde algemene bepalingen, aanvullende bijzondere voorwaarden van toepassing. Deze zijn in de artikelen 12 tot en met 30 per kostensoort opgesomd.
Artikel 3 Voorliggende voorziening
- 1.
Het college verleent geen bijzondere bijstand als de inwoner een beroep kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening of als de voorliggende voorziening de kosten als niet noodzakelijk aanmerkt als bedoeld in artikel 15 van de wet, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald.
- 2.
Onder passende en toereikende voorliggende voorziening verstaat het college in ieder geval:
- •
de Zorgverzekeringswet, hierna te noemen Zvw;
- •
de Wet langdurige zorg, hierna te noemen Wlz;
- •
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- •
- •
een tegemoetkoming op grond van de WTOS;
- •
studiefinanciering op grond van de WSF 2000;
- •
de Verordening minimabeleid;
Artikel 4 Moment aanvragen bijzondere bijstand en duur van de bijstandsverlening
- 1.
De inwoner dient de aanvraag in voordat of uiterlijk op de datum waarop de kosten zijn opgekomen.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan het college bijzondere bijstand verlenen voor kosten die voorafgaand aan de aanvraag zijn gemaakt, als:
- a.
het college de noodzaak van deze kosten op het moment van de aanvraag nog kan vaststellen, en;
- b.
de aanvraag is ingediend binnen een termijn van één maand nadat de kosten zijn opgekomen. Bij kosten van medische aard wordt de factuurdatum gehanteerd als datum waarop de kosten opkomen.
- 3.
Het college verleent voor de volgende kosten geen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht:
- a.
vervanging en/of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen;
- b.
- c.
- d.
- 4.
Als de inwoner bij een eerste aanvraag de aanvraag binnen één maand nadat de kosten zijn opgekomen heeft ingediend, dan geldt het moment waarop de kosten zijn opgekomen als eerst mogelijke toekenningsdatum bij periodieke bijzondere bijstand.
- 5.
Voor aanvragen voor verlenging van de bijzondere bijstand voor periodieke kosten, is de ingangsdatum de dag nadat de eerder verleende periodieke bijstand is afgelopen, tenzij de aanvraag later wordt ingediend. Dan is de ingangsdatum de datum waarop de aanvraag is ingediend.
- 6.
Het college kent periodieke bijzondere bijstand toe voor de periode van maximaal 12 kalendermaanden tot en met de laatste dag van de maand van de betreffende toekenningsperiode, tenzij in de beleidsregel van de kostensoort anders is bepaald.
Artikel 5 Vorm bijzondere bijstand
- 1.
Het college verleent de bijzondere bijstand in beginsel om niet.
- 2.
In afwijking van lid 1 verleent het college de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, als:
- a.
het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51 van de wet);
- b.
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de inwoner op korte termijn over voldoende middelen kan beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48, tweede lid, onder a van de wet). Onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal 12 maanden.
- c.
de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48, tweede lid, onder b van de wet);
- d.
de aanvraag een door de inwoner te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 tweede lid, onder c van de wet).
- e.
het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48, tweede lid, onder d van de wet).
- f.
het een voorschot betreft zoals bedoeld in artikel 52, derde lid van de wet.
- 3.
In afwijking van lid 1, wordt in beginsel de bijstand in natura verstrekt als en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen ( artikel 57 van de wet).
Hoofdstuk 7 Kosten in verband met wonen
Artikel 17 Begripsbepaling
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
duurzame gebruiksgoederen: goederen die meer dan eens en gedurende langere tijd gebruikt kunnen worden, zoals een koelkast, televisie, bed, een wasmachine etc. Ook kosten van woninginrichting vallen hieronder, zoals vloerbedekking, kosten van gordijnen , beddengoed, bestek etc.
- b.
verhuiskosten: de kosten die de inwoner moet maken om zijn huishouding te kunnen verplaatsen van het ene woonadres naar het andere. Denk hierbij aan de kosten van transport en opslag, zoals een verhuisbusje en de tijdelijke opslag van huisraad. Maar ook verf en behang, de waarborgsom voor het nieuwe woonadres, de aansluitkosten voor de nieuwe woning (gas, water en elektriciteit), de kosten van de eerste huur, administratiekosten en de kosten van dubbele huur (onder aftrek van huurtoeslag) vallen hieronder.
Artikel 17.1 Algemene uitgangspunten voor vervanging en/of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, en verhuiskosten
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor vervanging en/of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, verhuiskosten en kosten die hiermee samenhangen (bijvoorbeeld aansluitkosten), als voldaan is aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand en de inwoner onvoldoende heeft kunnen reserveren voor de kosten. Het college houdt daarbij geen rekening met het ontbreken van reserveringscapaciteit door schulden.
- 2.
De noodzaak om te verhuizen staat in ieder geval vast als:
- a.
een statushouder vanuit het Centraal Orgaan opvang asielzoekers een woning toegewezen krijgt;
- b.
de verhuizing plaatsvindt met een urgentieverklaring op basis van sociale gronden.
- 3.
Voor de vaststelling van de reserveringscapaciteit kijkt het college naar een verantwoorde besteding van het inkomen in de afgelopen 12 maanden. Hierbij stelt het college als richtlijn dat 5% van de toepasselijke bijstandsnorm beschikbaar is als reserveringscapaciteit.
- 4.
Voor de hoogte van de maximaal te verstrekken bedragen voor duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting en verhuiskosten sluit het college aan bij de richtprijzen van het Nibud. Het college verwacht dat de inwoner goederen overneemt of op de tweedehands markt aanschaft. De bijzondere bijstand wordt beperkt tot het bedrag dat redelijkerwijs nodig is voor de aanschaf van het betreffende gebruiksgoed.
- 5.
Het college verleent geen bijzondere bijstand in de situatie waarbij een persoon vanuit het ouderlijk huis of daarmee gelijkgestelde situatie zelfstandig gaat wonen en voor het eerst geconfronteerd wordt met kosten voor duurzame gebruiksgoederen/inrichting en/of verhuizing. Tenzij er sprake is van een sociale of medische indicatie en het moment waarop de inwoner zelfstandig gaat wonen onvermijdbaar is te achten.
Artikel 17.2 Duurzame gebruiksgoederen
- 1.
Het college verstrekt de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een geldlening.
- 2.
In afwijking van lid 1 en artikel 5, lid 2 onder a van deze beleidsregels verleent het college de kosten van de aanschaf van een koelkast, wasmachine en/of fornuis en de aansluit- en/of reparatiekosten in beginsel om niet, waarbij de gebruiksgoederen door middel van een waardebon worden verstrekt.
- 3.
Het college verstrekt bijzondere bijstand voor de kosten van reparatie in plaats van de aanschaf, waaronder de eventueel bijhorende voorrijkosten en onderzoekskosten, van het duurzame gebruiksgoed als de te verwachten resterende levensduur meer bedraagt dan twee jaar en de kosten van reparatie niet meer bedragen dan 30% van de waarde van een nieuw apparaat.
Artikel 17.3 Verhuiskosten
- 1.
De hoogte van de bijzondere bijstand bij kosten van dubbele huur, bedraagt maximaal het huurbedrag van de goedkoopste woning voor één volledige maand, plus de eventuele administratiekosten.
- 2.
De hoogte van de bijzondere bijstand bij kosten van de eerste huur, bedraagt maximaal het huurbedrag voor één volledige maand, plus de eventuele administratiekosten.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van de waarborgsom is gelijk aan de waarborgsom van de nieuwe woning onder aftrek van de eventuele waarborgsom van de oude woning.
- 4.
De bijzondere bijstand voor verhuiskosten wordt verstrekt om niet met uitzondering van de kosten van de waarborgsom. Die worden verstrekt in de vorm van een lening.
Artikel 18 Woonkostentoeslag Artikel 18.1 Woonkostentoeslag bij een huurwoning
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag als de inwoner in een woning verblijft waarvoor huurtoeslag mogelijk is, maar de inwoner vanwege omstandigheden, zoals onverwachte inkomensachteruitgang, geen of niet volledig aanspraak kan maken op huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag.
- 2.
De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de Wet op de huurtoeslag onder aftrek van het toegekende bedrag aan huurtoeslag en de draagkracht. De huur boven de huurtoeslaggrens wordt volledig vergoed.
- 3.
Als de rekenhuur hoger is dan de maximale huurtoeslaggrens, dan wordt:
- a.
de bijzondere bijstand voor de duur van maximaal twaalf maanden toegekend. Deze periode kan telkens met zes maanden worden verlengd, als en zolang de inwoner er niet in is geslaagd betaalbare woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.
- b.
aan de verlening van de woonkostentoeslag op grond van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat de inwoner alles in het werk stelt om betaalbare woonruimte te vinden. Hierbij wordt van de inwoner in ieder geval verwacht dat hij ingeschreven staat als woningzoekende, reageert op betaalbare woonruimte en aangeboden passende woonruimte accepteert.
- 4.
Wanneer de inwoner naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht dan wel een aanbod voor passende betaalbare woonruimte niet heeft aanvaard, dan ontvangt de inwoner een waarschuwing. Bij een herhaling van deze gedraging wordt de woonkostentoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste betaling van de woonkostentoeslag heeft plaatsgevonden. Of een aanvraag om verlenging van de woonkostentoeslag wordt afgewezen.
Artikel 18.2 Woonkostentoeslag bij een eigen woning
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand als de eigenaar van een door hemzelf bewoonde woning woonlasten heeft die hoger zijn dan de van toepassing zijnde basishuur.
- 2.
Tot de woonlasten worden gerekend:
- a.
de hypotheekrente van de door de inwoner zelf bewoonde eigen woning;
Hierbij geldt dat alleen de rente voor de woonlasten meetelt en de eventuele aflossing niet. Tevens geldt dat alleen de rente in aanmerking wordt genomen die betaald moet worden voor de lening die bestemd is voor de woning.
- b.
- c.
afvalstoffenheffing (alleen het vaste tarief);
- d.
eigenaarsgedeelte onroerende zaakbelasting (OZB);
- e.
de premie voor de opstalverzekering;
- f.
de eventuele erfpachtcanon;
- g.
waterschapslasten (alleen de “watersysteemheffing gebouwd”).
- 3.
De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de Wet op de huurtoeslag onder aftrek van het toegekende bedrag aan renteaftrek bij de aanslag Inkomstenbelasting door de Belastingdienst en de draagkracht.
- 4.
Als de totale woonlasten van de inwoner na aftrek van de belastingteruggave voor de hypotheekrenteaftrek, hoger zijn dan de op de situatie van de inwoner van toepassing zijnde huurgrens, zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, dan wordt:
- a.
de bijzondere bijstand voor de duur van maximaal twaalf maanden toegekend. Deze periode kan telkens met zes maanden worden verlengd, als en zolang de inwoner er niet in is geslaagd betaalbare woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.
- b.
aan de verlening van de woonkostentoeslag op grond van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden de woning te verkopen en aantoonbaar actief op zoek te gaan naar een huurwoning die zonder de ontvangst van woonkostentoeslag door de inwoner te betalen is. Hierbij wordt van de inwoner in ieder geval verwacht dat hij de eigen woning voor een reële vraagprijs te koop aanbiedt. Hierbij geldt de WOZ waarde als uitgangspunt.
- 5.
Wanneer de inwoner naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om de woning te verkopen dan wel op zoek te gaan naar passende betaalbare woonruimte, dan ontvangt de inwoner een waarschuwing. Bij een herhaling van deze gedraging wordt de woonkostentoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste betaling van de woonkostentoeslag heeft plaatsgevonden. Of een aanvraag voor verlenging van de woonkostentoeslag wordt afgewezen.
Artikel 19 Tuinonderhoud
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand als:
- a.
de inwoner het tuinonderhoud niet kan uitvoeren vanwege lichamelijke en/of psychische klachten, en;
- b.
de inwoner geen beroep kan doen op familie, kennissen, buren of een vrijwilligersorganisatie.
- 2.
Het college stelt de noodzaak van tuinonderhoud vast door advies in te winnen bij een hulp- en of zorgverlener, voor zover dit niet uit het dossier blijkt.
- 3.
Het college stelt de hoogte van de bijzondere bijstand voor tuinonderhoud vast op maximaal € 250,00 per kalenderjaar en verbindt daaraan de verplichting dat het tuinonderhoud wordt uitgevoerd door een hoveniersbedrijf.
Artikel 20 Babyuitzet
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet als:
- a.
de zwangerschap redelijkerwijs niet was te voorzien, en;
- b.
er sprake is van kosten die direct na de geboorte noodzakelijk zijn, en;
- c.
de inwoner geen beroep kan doen op familie, kennissen of platformen waar spullen gratis worden aangeboden, en;
- d.
de kosten niet uit het eigen inkomen voldaan kunnen worden, hetzij door reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf. Het college beschouwt reservering vanaf de 4de maand van de zwangerschap als redelijk.
- 2.
Het college verleent bijzondere bijstand voor babyuitzet vanaf de zesde maand van de zwangerschap en in de vorm van een lening.
- 3.
De hoogte van de maximaal te verstrekken bedragen voor een babyuitzet is vastgelegd in de bij deze beleidsregels behorende Bijlage 5 babyuitzet. Het college houdt bij het vaststellen van de hoogte ook rekening met het aanschaffen van babyspullen via de kringloop en het particuliere aanbod op internet.
Artikel 21 Communicatie en Signalering (Alarmering)
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de abonnementskosten en eventuele aansluitkosten van personenalarmering als er sprake is van een sociale noodzaak.
- 2.
Van een sociale noodzaak is in ieder geval sprake als de inwoner:
- a.
zich verwaarloost en maatschappelijk te gronde dreigt te gaan;
- b.
een reëel gevaar op lichamelijk letsel loopt;
- c.
in zijn veiligheid wordt bedreigd;
- d.
regieproblemen met betrekking tot het runnen van zijn huishouding heeft.
- 3.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de kosten van het abonnement tot een maximumbedrag van € 25,00 per maand en de eenmalige aansluitkosten tot een maximumbedrag van € 95,00.
Artikel 22 Vaste lasten tijdens verblijf inrichting
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor het betalen van de vaste lasten vanwege het aanhouden van de woning als:
- a.
de betrokken hulpverlening redelijkerwijs verwacht dat de inwoner terugkeert naar zijn woning, en;
- b.
de woonplaats van de inwoner niet wijzigt zoals bedoeld in artikel 40, lid 1 van de wet.
- 2.
De bijzondere bijstand gaat in vanaf het moment dat de bijstandsnorm is gewijzigd naar de norm voor verblijf in een inrichting.
- 3.
De bijzondere bijstand wordt voor maximaal 12 maanden toegekend, waarbij om de drie maanden beoordeeld wordt of nog aan de voorwaarden wordt voldaan. De periode van 12 maanden kan verlengd worden als dit noodzakelijk is.
- 4.
Onder de vaste lasten als bedoeld in het eerste lid verstaat het college de volgende kosten:
- a.
huur minus huurtoeslag/rente hypotheek;
- b.
- c.
vereniging van eigenaren;
- d.
nutsvoorzieningen ter hoogte van het leegstandstarief;
- e.
- f.
kosten internet- en/of televisieabonnement inclusief eventueel vast telefoonabonnement.
- 5.
Het college verleent geen bijzondere bijstand voor de aflossing van een hypotheek bij een eigen woning.
Artikel 23 Vaste lasten tijdens detentie
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor het betalen van de vaste lasten als:
- a.
er sprake is van een alleenstaande, en;
- b.
de detentieperiode langer duurt dan één maand, maar niet langer duurt dan 9 maanden, en;
- c.
de intentie/verwachting bestaat dat de inwoner na detentie terugkeert naar de betreffende woning/kamer.
- 2.
Onder de vaste lasten als bedoeld in het eerste lid verstaat het college de volgende kosten:
- a.
- b.
nutsvoorzieningen ter hoogte van het leegstandstarief;
- c.
- d.
bewindvoerings-, mentor-, en/of curatelekosten.
Het college zorgt voor de betaling van bovengenoemde kosten aan de desbetreffende instantie.
- 3.
Het college verleent de bijzondere bijstand voor de detentieduur als de periode van detentie vaststaat. In overige gevallen verleent het college de bijzondere bijstand voor maximaal drie maanden, waarbij deze periode telkens met drie maanden kan worden verlengd, tot een maximum van 9 maanden.
- 4.
Het college verleent:
- a.
geen bijzondere bijstand voor de vaste lasten als de inwoner de afgelopen drie jaar vaker dan twee keer gebruik heeft gemaakt van deze regeling;
- b.
geen bijzondere bijstand voor de kosten zoals beschreven onder lid 2, onder a tot en met c, als sprake is van een ‘onoplosbare’ huurschuld, die zal leiden tot woningontruiming, welke procedure niet meer opgeschort kan worden.
Hoofdstuk 8 Reiskosten
Artikel 24 Algemene uitgangspunten
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor reiskosten als voldaan is aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand en als:
- a.
de reiskosten gemaakt worden voor een afstand van meer dan 15 kilometer vanaf de woning van inwoner, en;
- b.
gebruik wordt gemaakt van de meest goedkope adequate vervoersmogelijkheid. Voor het openbaar vervoer sluit het college aan bij het tarief van de tweede klasse in het openbaar vervoer (bus of trein). Als gebruik gemaakt wordt van eigen vervoer is de verstrekking van bijzondere bijstand maximaal € 0,19 per kilometer en daarbij gaat het college uit van de kortste route volgens de Anwb-routeplanner.
- 2.
Het college betaalt de bijzondere bijstand uit na indiening van het vervoersbewijs van het openbaar vervoer of nadat inzichtelijk is gemaakt op welke datum en over welke afstand de reiskosten zijn gemaakt. Denk daarbij aan een afspraakkaart en uitdraai van de Anwb-routeplanner (kortste route).
- 3.
Onder gezinsleden worden gehuwden met hun ten laste komende kinderen verstaan.
- 4.
Tot familieleden worden de familieleden in de eerste graad (ouders van gehuwden, meerderjarige (stief,- en pleeg)kinderen) gerekend.
- 5.
Tot overige familieleden worden gerekend broers, zussen, grootouders en kleinkinderen.
- 6.
Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op artikel 24.1 tot en met artikel 24.7
Artikel 24.1 Gerechtelijke procedures
Het college verleent bijzondere bijstand voor reiskosten voor het bijwonen van een rechtszaak als er een noodzaak is tot het in persoon bijwonen van de rechtszaak.
Artikel 24.2 Bezoek aan gedetineerden
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor reiskosten voor het bezoeken van een gedetineerde als:
- a.
de gedetineerde in een gesloten inrichting verblijft en geen recht op verlof heeft, en;
- b.
de inwoner een gezinslid van de gedetineerde is.
- 2.
Het college kent voor maximaal 1 keer per maand per gezinslid bijzondere bijstand voor reiskosten voor het bezoek aan een gedetineerde toe. Er kan van deze bezoekfrequentie worden afgeweken als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
Artikel 24.3 Woon-werkverkeer (verwervingskosten)
Het college verleent bijzondere bijstand voor reiskosten voor woon-werkverkeer als:
- a.
de werkgever geen reiskosten vergoed en de betreffende cao geen reiskostenvergoeding voorschrijft, en;
- b.
de inwoner door de reiskosten onder de 120% van de toepasselijke bijstandsnorm komt, en;
- c.
de enkele reisafstand meer bedraagt dan 15 kilometer.
Artikel 24.4 Medische behandelingen/zittend ziekenvervoer
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor reiskosten vanwege medische behandelingen of zittend ziekenvervoer als:
- a.
het noodzakelijk is dat er een medische behandeling/afspraak moet plaatsvinden bij een specialist of instelling, en;
- b.
de enkele reisafstand vanaf de woning van de inwoner naar de behandeling/afspraak bij de specialist of instelling meer bedraagt dan 15 kilometer, en;
- c.
de reiskosten niet (volledig) vergoed worden vanuit de voor de inwoner geldende adequate zorgverzekering.
- 2.
De noodzaak van de afspraak/behandeling en de noodzaak van de locatie van de afspraak/behandeling stelt het college vast met een verklaring/doorverwijzing van de behandelend arts.
- 3.
Het college verleent geen bijzondere bijstand als er een beroep gedaan kan worden op de hardheidsclausule van de zorgverzekeraar.
Artikel 24.5 Bezoek zieke familieleden
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de reiskosten vanwege het bezoeken van zieke familieleden als:
- a.
de enkele reisafstand tussen de verblijfplaats van de zieke en het woonadres van het bezoekende gezins- of familielid meer bedraagt dan 15 kilometer, en;
- b.
de zieke zelf niet meer in staat is om een bezoek aan inwoner te brengen, en;
- c.
de inwoner een gezins- of familielid van de zieke is.
- 2.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de reiskosten vanwege het bezoeken van een zieke voor maximaal:
- a.
gezinsleden: twee maal per week;
- b.
familieleden in de eerste graad: eenmaal per week;
- c.
overige familieleden: eenmaal per twee weken.
- 3.
In het geval van langdurige verpleging of verzorging bepaalt het college het maximaal aantal bezoeken waarvoor bijzondere bijstand wordt verleend als volgt:
- a.
gezinsleden: eenmaal per twee weken;
- b.
familieleden in de eerste graad: eenmaal per vier weken;
- c.
overige familieleden: eenmaal per zes weken.
- 4.
Er kan van de in lid 2 en lid 3 genoemde bezoekfrequentie worden afgeweken als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
Artikel 24.6 Scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen
- 1.
Het college verleent in aanvulling op de WTOS bijzondere bijstand voor reiskosten als:
- a.
de voorliggende voorziening niet toereikend is, en;
- b.
het soort opleiding niet aantoonbaar binnen een straal van 15 kilometer enkele reisafstand gevolgd kan worden.
- 2.
Het college stelt de bijzondere bijstand vast op basis van het tarief van de tweede klasse in het openbaar vervoer voor maximaal 10 maanden per schooljaar.
Artikel 24.7 Inburgeringsexamen, inburgeringslessen of lessen Internationale Schakelklas
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor reiskosten die verbonden zijn aan het doen van een inburgeringsexamen voor de dichtstbijzijnde examen locatie.
- 2.
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand aan:
- a.
- b.
kinderen vanaf 12 jaar , met uitzondering van de eerste 6 weken om kinderen te laten wennen aan de nieuwe situatie.
Hoofdstuk 9 Juridische kosten
Artikel 25 Kosten rechtsbijstand
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, de bijkomende griffierechten en uittreksels uit de Basisregistratie, als op grond van een toevoeging rechtsbijstand is verleend.
- 2.
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand waarvoor aanspraak gemaakt kan worden op een voorliggende voorziening. Als voorliggende voorziening merkt het college aan:
- a.
de Wet op de rechtsbijstand (hierna te noemen: Wrb);
- b.
de rechtsbijstandsverzekering als de inwoner over zo’n verzekering beschikt;
- c.
de Wet griffierechten voor onvermogenden;
- d.
beroep op betalingsonmacht griffierecht.
- 3.
Het college stemt de hoogte van de bijzondere bijstand af op de werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten verminderd met de verlaging die de inwoner redelijkerwijs had kunnen krijgen door het diagnosedocument van het Juridisch Loket.
- 4.
Aan de verstrekking van bijzondere bijstand verbindt het college de verplichting dat de inwoner een afschrift van het vonnis of de beschikking inlevert.
- 5.
Het college verleent geen bijzondere bijstand voor de kosten die binnen de Wrb als niet noodzakelijk zijn aangemerkt.
Artikel 26 Kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de kosten van een door de kantonrechter ingesteld beschermingsbewind, mentorschap of onder curatelestelling.
- 2.
Het college verleent bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht verbonden aan het verzoek tot bewindvoering, mentorschap of onder curatelestelling waarbij in afwijking van artikel 4, lid 1, als tijdstip voor het opkomen van het griffierecht de datum van de uitspraak van de kantonrechter wordt genomen.
- 3.
Voor de verstrekking van de bijzondere bijstand sluit het college aan bij de beschikking van de kantonrechter. Uit de beschikking blijkt welke bewindvoerder, mentor of curator er is benoemd en voor welke werkzaamheden er kosten in rekening gebracht mogen worden
- 4.
Het college baseert de hoogte van de bijzondere bijstand op de bedragen die de bewindvoerder, mentor of curator feitelijk in rekening brengt tot een maximum bedrag zoals de kosten zijn vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
- 5.
Het college verzoekt de bewindvoerder, curator en/of mentor om bij een eerste aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en/of curatele een plan van aanpak in te leveren, welke ook bij het verzoekschrift aan de rechtbank wordt overlegd.
- 6.
Het college kent in afwijking van de genoemde bijstandsduur van 12 maanden in artikel 4 lid 6, bijzondere bijstand toe voor drie jaar voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele als:
- a.
er sprake is van vaste inkomsten en naar verwachting ook de komende drie jaar die niet hoger zijn dan 120% van de op de inwoner geldende bijstandsnorm, en;
- b.
er sprake is van een professionele bewindvoerder, mentor of curator die aangesloten is bij een branchevereniging.
- 7.
Als er sprake is van schuldenbewind kent het college bijzondere bijstand toe voor de periode dat de kantonrechter schuldenbewind heeft ingesteld tot een maximale periode van 3 jaar.
- 8.
Het college verleent in ieder geval geen bijzondere bijstand voor:
- a.
de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP;
- b.
de kosten van beheer van een pgb als de inwoner niet is aangewezen op zorg in de vorm van een pgb;
- c.
de intakekosten en kosten griffierecht als er geen noodzaak tot het wisselen van bewindvoerder, curator en/of mentor is.
Hoofdstuk 11 Overige kosten
Artikel 28 Overbruggingsuitkering
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor een overbruggingsuitkering als de inwoner naar het oordeel van het college niet kan beschikken over voldoende inkomen om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen.
- 2.
Tot de in het eerste lid genoemde doelgroep behoren in ieder geval de statushouders die rechtstreeks vanuit een asielzoekerscentrum of een aanverwante opvanglocatie komen.
- 3.
Het college verstrekt de overbruggingsuitkering voor de duur van één maand, ter overbrugging naar de uitbetaling van het nieuwe inkomen.
- 4.
Het college stelt de hoogte van de overbruggingsuitkering vast op maximaal de hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag. Als er sprake is van een kostendelerssituatie dan stelt het college de hoogte van de overbruggingsuitkering vast op de van toepassing zijnde norm voor een kostendeler exclusief vakantietoeslag.
- 5.
Het college verstrekt tevens een overbruggingsuitkering aan eventuele nareizigers, bijvoorbeeld een partner of meerderjarige kinderen. Voor de hoogte van de nog te verstrekken overbruggingsuitkering wordt het totaalbedrag voor het betreffende gezin berekend minus de reeds verstrekte overbruggingsuitkering. Het nog te verstrekken bedrag wordt verveeld onder de nareizigers.
Artikel 29 Uitvaartkosten
- 1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor uitvaartkosten als:
- a.
gebleken is dat de erflater geen (dekkende) begrafenisverzekering heeft afgesloten of anderszins een voorziening heeft getroffen, en;
- b.
de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan, en;
- c.
de inwoner erfgenaam is of als onderhoudsplichtige op grond van de Wet op de lijkbezorging is aangesproken, en;
- d.
de inwoner niet beschikt over middelen om zijn aandeel in de uitvaartkosten te voldoen, en;
- e.
het noodzakelijke kosten betreffen die voorkomen op de prijslijst uitvaartkosten van het Nibud.
- 2.
Indien noodzakelijk verstrekt het college ook voor de kosten van een verklaring van erfrecht bijzondere bijstand en de kosten niet hoger zijn dan de kosten van een verklaring van erfrecht bij de goedkoopst mogelijke notaris.
- 3.
Het college kent op de volgende wijze bijzondere bijstand toe voor een volledige uitvaart of voor één of meerdere specifieke kostensoorten:
- a.
het maximale bedrag voor een volledige crematie is € 6.000,- en voor een volledige begrafenis is dat een bedrag van € 7.000,-. (prijzen inclusief BTW, inclusief grafsteen). Bij meerdere erfgenamen, verleent het college niet meer bijzondere bijstand dan het aandeel van de inwoner in de nalatenschap.
- b.
voor de hoogte van bijzondere bijstand voor één of meerdere specifieke kostensoorten, sluit het college aan bij de richtprijzen van het Nibud. Daarbij geldt dat de bijstand nooit hoger kan zijn dan het deel van de inwoner in de nalatenschap. Tevens geldt dat het totaal aan bijstand nimmer hoger kan zijn dan de onder a genoemde bedragen voor een uitvaart. Kosten die niet op de lijst van het Nibud voorkomen, merkt het college niet aan als noodzakelijke uitvaartkosten en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
- 4.
Het college kent de bijzondere bijstand toe na indiening van een gespecificeerde factuur.
- 5.
Het college verstrekt de bijzondere bijstand in de vorm van een lening in de volgende situaties:
- a.
als blijkt dat de erflater geen verzekering of voorziening heeft getroffen voor de uitvaartkosten en ten tijde van zijn of haar overlijden gehuwd was, is er, tenzij de langstlevende echtgenoot of echtgenote aantoont dat hem of haar daar geen verwijt van kan worden gemaakt, sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
- b.
als de nalatenschap naar verwachting voldoende groot zal zijn om de uitvaartkosten te betalen, maar inwoner ten tijde van het moment dat de factuur moet worden betaald nog niet beschikt over de nalatenschap.
Artikel 30 Belastingaanslag inkomstenbelasting
- 1.
Het college verleent ambtshalve bijzondere bijstand voor een door de Belastingdienst opgelegde belastingaanslag als het college onvoldoende loonheffing heeft afgedragen over de op de bijstand gekorte inkomsten.
- 2.
Het college stemt de hoogte van de bijzondere bijstand af op het bedrag dat onvoldoende aan loonheffing is afgedragen.
- 3.
Het college verleent geen bijzondere bijstand als de inwoner in aanmerking kan komen voor kwijtschelding van de betreffende belastingaanslag.